Hemlockspar
Hemlockspar Tsuga | |
---|---|
Leefgebied | 4 soorten in Noord-Amerika en 4 tot 6 in Oost-Azië. |
Leefomgeving | bossen |
Behoort tot de | Coniferen |
Portaal Biologie |
De Hemlockspar (Tsuga - uit het Japans 栂(ツガ) is een geslacht van coniferen in de onderfamilie Abietoideae van de dennenfamilie (Pinaceae). De algemene naam hemlock is afgeleid van een Hemlockplant met dezelfde geur van zijn geplette bladeren die giftig is. In tegenstelling tot die plant zijn Tsuga-soorten niet giftig.
Het geslacht omvat acht tot tien soorten, waarvan vier soorten voorkomen in Noord-Amerika en vier tot zes in Oost-Azië.
Het zijn middelgrote tot grote groenblijvende bomen , variërend van 10-60 meter hoog. Ze hebben een kegelachtige tot onregelmatige kroon, de laatste komt vooral voor bij sommige Aziatische soorten. De schors is geschubd en vaak diep gegroefd, met een kleur variërend van grijs tot bruin. De takken komen horizontaal uit de stam en zijn meestal gerangschikt in afgeplatte takken die naar beneden buigen naar hun uiteinden. De bladeren (naalden) zijn afgeplat tot licht hoekig en variëren van 5 tot 35 millimeter lang en 1-3 mm breed. Ze hebben bruine of paarse vrouwelijle kegels ('dennenappels').
De soorten zijn allemaal aangepast aan (en zijn beperkt tot) relatief vochtige, koele gematigde gebieden met veel regenval, koele zomers. Ze zijn ook aangepast om zware tot zeer zware wintersneeuwval het hoofd te bieden en tolereren ijsstormen beter dan de meeste andere bomen. Hemlock-bomen verdragen beter zware schaduw dan andere coniferen; ze zijn echter gevoeliger voor droogte.
De twee oostelijke Noord-Amerikaanse soorten, T. canadensis en T. caroliniana , worden ernstig bedreigd door het sapzuigende insect Adelges tsugae ( hemlock wollige adelgid ).
Het hout dat wordt verkregen uit hemlocks is belangrijk in de houtindustrie, vooral voor gebruik als houtpulp.