Lamp
Een lamp is een voorwerp dat licht geeft. Eerst (in de Oudheid al) had je de olielamp en kaarslicht. De eenheid om de hoeveelheid licht uit te drukken heet Candela, naar het Engelse woord voor kaars: Candle.
Daarna kwam de gasverlichting en de carbid lamp. Halverwege de 19de eeuw werd de elektrische gloeilamp uitgevonden door Thomas Edison. Dat wilde nog niet zeggen, dat iedereen toen gelijk elektrisch licht had, want dat werd in Nederland pas begin vorige eeuw ingevoerd. Een grote producent van elektrische lampen was Philips in Eindhoven. In Duitsland had je Osram.
Naast de gloeilamp kwam het TL licht of fluorescentielamp (Neon licht).
Door allerlei milieumaatregelen wordt de gloeilamp langzaam uitgefaseerd (mag nergens meer verkocht worden) en moeten we aan de spaarlamp. Die gaat weliswaar veel langer mee, maar is ook vele malen duurder dan de gloeilamp, hij start langzaam op (het is eigenlijk een neonbuisje zonder startertje) en de lichtopbrengst valt tegen. Beter is de ledlamp (ook een soort spaarlamp), maar die is nog vele malen duurder dan de spaarlamp. De ledlamp is wel duurzamer, dus je kan wel beter een ledlamp kopen, tenminste als je om het mileu geeft én er geld voor hebt.
De ledlamp is beter doordat er minder elektriciteit bij wordt gebruikt.
Op grote feesten gebruiken ze laser lampen. Dat zijn lampen die licht door een klein gaatje naar buiten schieten. Doordat het met een hele grote druk gebeurt, komen de lasers heel ver weg.
Lampen in theaters worden meestal schijnwerpers genoemd. Deze kunnen wijd stralen of een gerichte bundel licht geven. Lampen van een vuurtoren zijn vaak grote gloeilampen of halogeenlampen (gloeilamp waarvan de ballon gevuld is met een gas onder hoge druk) die met lensen worden versterkt.
Ook Projector lampen voor een film- of diaprojector of koplampen van een auto zijn meestal halogeenlampen. Deze geven fel licht en worden gebundeld door een reflector.