Smaak (zintuig)
Het smaakzintuig is één van de vijf zintuigen van mensen. Het smaakzintuig en het reukzintuig werken samen om ervoor te zorgen dat jij eten en drinken kan proeven en ruiken. Deze zintuigen zorgen er ook voor dat wij precies weten wat we wel en niet kunnen eten en zorgen er dus voor dat je niks eet wat over de datum is.
Ontwikkeling van de smaak
De smaakontwikkeling begint al in de baarmoeder. Wanneer een foetus, een ongeboren kind, twaalf weken oud is heeft het smaakpapillen. Wat de moeder van de foetus eet wordt de smaak van het vruchtwater bepaald. Wanneer een moeder veel verschillende smaken eet raakt een baby daaraan gewend.
Als de baby geboren is heeft het wel duizenden smaakpapillen. Dit is vier keer zoveel als volwassenen, zij hebben ongeveer 250 smaakpapillen. Het is daarom ook begrijpelijk dat volwassenen daarom pittig eten beter kunnen verdragen, zij proeven minder.
Een baby proeft met alle zintuigen. Dat betekent dat een baby niet alleen iets proeft door middel van de smaak en reuk maar ook bijvoorbeeld met het gehoor. Soms raken de zintuigen hierdoor in de war. Dat noem je synesthesie. Dit verklaart ook waarom baby's soms heel heftig reageren wanneer ze iets nieuws proeven. De kleur van een wortel kan zo overweldigend zijn dat ze het daarom weggooien of beginnen te huilen. Of het geluid dat een stukje broccoli maakt wanneer je het eet. De hersenen maken zo verbindingen, gelukkig worden deze verbindingen deels afgebroken van baby naar peuter.
De werking van het smaakzintuig
Onze tong is het smaakzintuig. Onze tong bevat duizenden smaakpapillen. Dit zijn kleine deukjes in je tong met een grote hoeveelheid geculsterde smaakcellen. Op onze tong zitten vier soorten smaakpapillen: bladvormige papillen (papillae foliatae) die zich op de achterzijkant van de tong bevinden, papillen in de vorm van een kolfje (papillae vallatae) die zich op de achterkant van je tong bevinden, paddenstoelvormige papillen (papillae fungiformes) en draadvormige papillen (papillae filiformes) die beide verspreid zitten bovenop de tong. De smaakpapillen zijn samengesteld uit meerdere smaakknoppen. We hebben er ongeveer 10.000 op de tong, op het gehemelte, de strotklep en op het bovenste deel van je slokdarm. Elke smaakknop bevat weer 50 tot 100 smaakcellen. Elk van deze cellen is gevoelig voor een specifieke smaak en heeft specifieke receptoren om deze smaak te kunnen waarnemen. Iedere 7 tot 10 dagen worden onze smaakpapillen vernieuwd, want je smaakpapillen kunnen beschadigingen oplopen als jij bijvoorbeeld te hete soep gaat eten. In onze mond zitten ook andere cellen die de textuur en temperatuur van het voedsel waarnemen. Wanneer er voedsel terecht komt op een smaakknop, wordt er een prikkel gestuurd naar je hersenen. Je hersenen zetten deze prikkel om in een smaak en zo proef je of je iets lekker of niet lekker vindt. De smaakknoppen zijn normaal gesproken omgeven door speeksel. Wanneer je weinig speeksel in je mond hebt, kan het zijn dat je minder proeft.
Speeksel zorgt er ook voor dat je het voedsel door kunt slikken. Veel voedsel is hard en speeksel zorgt er dan voor dat het wat soepeler wordt en het makkelijker doorgeslikt kan worden. Het soepel maken van het voedsel zorgt er ook voor dat de smaak vrijkomt en beter geproefd kan worden. Als je dus weinig speeksel in je mond hebt, dan wordt het slikken moeilijker en verandert je smaak.
In veel schoolboeken en ook in de filmpjes van het klokhuis wordt verteld dat de tong meerdere smaakgebieden bevat. Voorop de tong zou je bijvoorbeeld zoet beter proeven en achterop de tong zou je bitter beter proeven. Dit blijkt helemaal niet waar te zijn. Binnen de smaakknoppen zitten dus smaakcellen. Elke smaakcel neemt één hoofdsmaak waar, dus: zoet, zout, zuur, bitter of umami. Maar elke smaakknop bevat verschillende smaakcellen met verschillende hoofdsmaken. Door de verspreiding hiervan kun je dus de smaken over je hele tong proeven, behalve op het midden van je tong omdat daar geen smaakknoppen zitten. Wanneer het voedsel wordt opgelost op de tong door speeksel of een andere vloeistof, wordt er een signaal naar de hersenen gestuurd die er dan voor zorgen dat je de smaak proeft.
De smaakknoppen zitten bij dieren soms op hele andere plekken. Sommige vissen hebben smaakknoppen op hun lippen of kop. Meervallen hebben ze op hun hele lichaam. De octopus heeft ze op zijn tentakels en veel insecten hebben ze op hun antennes, poten of haartjes. Dieren proeven ook niet altijd dezelfde smaken als wij. Katten kunnen bijvoorbeeld geen zoet proeven en muizen hebben speciale smaakknoppen voor kalk en vetzuren.
Je smaak kun je wel voor de gek houden. Zelf heb je verschillende associaties bij kleuren en hoe iets zal smaken. Zo zal iets wat rood is vaak als zoet smaken, geel zal zuur smaken en blauw wordt vaak gezien als niet eetbaar. Als je in twee glazen iets te drinken doet, maar de glazen zijn bijvoorbeeld rood en blauw. Dan zul je het drinken in het rode glas lekkerder vinden dan het drinken in het blauwe glas, terwijl het eigenlijk hetzelfde is.
Smaaksoorten
Er bestaan vijf verschillende soorten smaken:
De onderverdeling van deze smaken heeft te maken met de smaakcellen binnen de smaakpapillen. De smaakcellen reageren alleen op die vijf smaken. Toch lijkt het alsof we veel meer dan die vijf smaken proeven. Onze hersenen vormen de verschillende prikkels tot één smaak. Bij zoet denk je natuurlijk aan snoep en koek, zout is meer de smaak van chips, bij zuur kun je denken aan augurken en bij bitter kun je denken aan spruitjes, witlof en koffie. De smaak umami is pas net ontdekt en dit is eigenlijk een moeilijk woord voor hartig, eiwitrijk eten. Voorbeelden zijn vlees en sojasaus. De verschillende smaken geven vaak ook een boodschap af aan de hersenen. Een zure smaak geeft aan dat iets nog niet rijp is, een bittere smaak geeft aan dat iets bedorven of giftig is, een zoete smaak geeft aan dat er veel energie in het eten zit en umami geeft aan dat het voedsel eiwitrijk is. De meeste mensen houden wel van zoet en umami en van zuur en zout met mate. Een bittere smaak wordt vaak niet lekker gevonden. Dit komt omdat giftige stoffen vaak bitter zijn. Wanneer je dus iets bitters eet waarschuwt je lichaam je dus voor iets giftigs. Wanneer je iets vaker eet kan het zijn dat je dit lekkerder gaat vinden.
Naast smaak speelt ook de structuur en temperatuur van het voedsel een belangrijke rol. Knapperige, warme patat smaakt natuurlijk lekkerder dan koude, slappe patat. Daarnaast schijnt ook kleur van invloed te zijn op wat je wel en niet lekker vindt. Als je bijvoorbeeld aan limonade denkt, denk je eerder aan rode dan aan blauwe limonade. Je vindt dan waarschijnlijk de rode limonade ook lekkerder dan de blauwe, terwijl ze allebei hetzelfde smaken. Bij kinderen van 2,5 – 4 jaar is dat weer anders. Voor hun maakt het weinig uit wat voor kleur het is, als de structuur maar zacht is. De meeste peuters zullen sneller blauwe vla proeven dan dat ze normale roze frambozenvla met stukjes moeten eten.
Reukzin
Het reukzintuig speelt een hele belangrijke rol bij het waarnemen van smaak. Dit komt doordat wanneer je kauwt de geur met het uitademen door je neusholte worden gevoerd. Hierdoor komt de geur bij je reukcellen. Daarom kan iets anders proeven wanneer je verkouden bent. De reukcellen worden dan afgesloten door een slijmlaag waardoor alleen nog proeft met je tong.
Probeer maar eens een stuk appel en een stuk ui te eten met je neus dicht, je proeft het verschil pas wanneer je je neus weer open doet! Ook wanneer je erg verkouden bent proef je veel minder. Bepaalde smaken kunnen er ook voor zorgen dat iets wat eerst heel lekker smaakte dan opeens heel anders smaakt. Wanneer je je tanden net hebt gepoetst, kan zoet minder goed herkend worden en krijg je een meer zure en bittere smaak in je mond. Probeer maar eens sinaasappelsap te drinken na het tandenpoetsen. Het zal niet hetzelfde smaken. Mensen die niet kunnen proeven hebben vaak een aandoening in de neus waardoor ze niet goed of helemaal niet kunnen ruiken.
Bronnen
- Bots, C. (2013, 19 juli). Speeksel: de stille kracht. Geraadpleegd op 5 oktober 2016, van http://link.springer.com.www.dbproxy.hu.nl/article/10.1007%2Fs12496-013-0078-1
- BUYTENDIJK, F. (1964). SMAAK. Tijdschrift Voor Filosofie, 26(4), 591-606. Retrieved from http://www.jstor.org/stable/40881123
- Didactisch dossier Prikkels! (2 september 2012). Geraadpleegd op 20 oktober 2016, van https://www.naturalsciences.be/sites/default/files/prikkels_didac_dossier.pdf
- Encyclopedie. Geraadpleegd op 16 oktober 2016, van http://www.encyclo.nl/begrip/smaak
- Galileo. (6 oktober 2016). Geraadpleegd op 31 oktober 2016, van https://www.youtube.com/watch?v=RlrKZSm7DVk
- Henning, G. J. (1971). REUK EN SMAAK, DE HERKENNING VAN CHEMISCHE SIGNALEN. Geraadpleegd op 25 januari 2018, van http://natuurwetenschappen-diligentia.nl/wp-content/uploads/2016/05/Diligentia_jaarboek_50.pdf#page=91
- Kersbergen, C. & Haarhuis, A. (2011). Natuuronderwijs Inzichtelijk. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
- Kinderen worden beïnvloed door de textuur van voeding. (31 oktober 2014). Geraadpleegd op 20 oktober 2015, van https://www.mumc.nl/actueel/nieuws/kinderen-worden-beinvloed-door-de-textuur-van-voeding
- Klokhuis. (3 januari 2013). Geraadpleegd op 31 oktober 2016, van https://www.youtube.com/watch?v=jmUAp84tRFE
- NTR. (2013, 24 juni). Smaak, één van je zintuigen. Geraadpleegd op 25 januari 2018, van https://www.schooltv.nl/video/smaak-een-van-je-zintuigen/
- Oudersvannu.nl. (z.j.). smaakontwikkeling van je baby. Geraadpleegd op 25 januari 2018, van https://www.oudersvannu.nl/baby/ontwikkeling/smaakontwikkeling/
- Umans, S. (2012, 24 oktober). De smaakzin. Geraadpleegd op 8 oktober 2016, van http://link.springer.com.www.dbproxy.hu.nl/article/10.1007%2Fs12503-012-0065-2
- Voorlichting op het gebied van Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied. Geraadpleegd op 20 oktober 2016, van http://www.kno.nl/index.php/patienten-informatie/keel/smaak/