Pruikentijd
De Pruikentijd is niet zo bekend als de 17e eeuw. In die Gouden Eeuw was Amsterdam'het centrum van de Europese handel. De stad groeide daardoor steeds meer. Aan de grachten werden door Amsterdamse kooplieden prachtige huizen gebouwd. Hieraan kun je nu nog zien dat ze erg rijk waren. In de pruikentijd werd dat wat minder. Hamburg,en Londen bijvoorbeeld werden ook belangrijke handelssteden. Maar Amsterdam bleef een belangrijke stad, want hier was het geld te leen dat de andere landen soms erg hard nodig hadden. En geld betekende ook macht. De pruikentijd heette zo omdat in die tijd de regenten en de belangrijke mensen pruiken droegen.
Veel mensen vonden dat de standen moesten verdwijnen. Alle mensen moesten gelijk zijn. Een boer moest gelijk zijn aan een edelman, want een edelman heeft geen grotere maag dan een boer. De meester heeft geen grotere en sterkere armen dan zijn knecht. Dus waarom zou hij meer waard zijn dan de armen. Mensen vonden het oneerlijk dat alleen de Derde Stand belasting moest betalen. Ze vonden het ook oneerlijk dat de Derde Stand 10% van het loon aan de Kerk moest afstaan. Ze vonden het oneerlijk dat alleen zij moesten betalen en dat zij eigenlijk amper rechten hadden. Boeren moesten bijvoorbeeld gratis een deel van hun tijd op het land van de edelman werken. Omdat zij belasting betaalden en loonheffing aan de Kerk moesten geven, wilde de Derde Stand ook kunnen meepraten en meebesturen in de regering.