Zinsdeel: verschil tussen versies
k |
|||
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | In een zin zitten verschillende zinsdelen |
+ | In een [[zin]] zitten verschillende zinsdelen. Dat zijn bepaalde stukken uit een zin die je niet uit elkaar kan halen als je de zin door elkaar wilt husselen. Een [[persoonsvorm]] en [[onderwerp]] zijn altijd aparte zinsdelen. |
− | + | Om de zinsdelen te vinden en benoemen ([[ontleden (taalkundig)|redekundig ontleden]] heet dat) heb je 'formules' nodig. Dit zijn ze: |
|
− | + | [[Persoonsvorm]] (pv) - de zin in de verleden tijd zetten of de zin vragend maken, het 1e ww uit de zin is de pv. |
|
− | + | [[Gezegde (taalkundig)|Werkwoordelijk gezegde]] (wg) - alle werkwoorden uit de zin. |
|
− | + | [[Onderwerp]] (ow) - wie/wat + gezegde. |
|
− | + | [[Lijdend voorwerp]] (lv) - wie/wat + gezegde + onderwerp. |
|
− | + | [[Meewerkend voorwerp]] (mv) - aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp. |
|
− | + | [[Gezegde (taalkundig)|Naamwoordelijk gezegde]] (ng) - alle werkwoorden incl. [[koppelwerkwoord]]en + alle naamwoorden uit de zin (er zit ALTIJD een koppelwerkwoord in). |
|
− | + | [[Bijwoordelijke bepaling]] (bwb) - antwoord op de vragen : waarom, wanneer, waarmee, waardoor, hoelang, hoeveel en hoe. |
|
+ | [[Categorie: Meer over taal]] |
||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | door Julienne op 30-6-2013 |
Versie van 30 jun 2013 18:12
In een zin zitten verschillende zinsdelen. Dat zijn bepaalde stukken uit een zin die je niet uit elkaar kan halen als je de zin door elkaar wilt husselen. Een persoonsvorm en onderwerp zijn altijd aparte zinsdelen.
Om de zinsdelen te vinden en benoemen (redekundig ontleden heet dat) heb je 'formules' nodig. Dit zijn ze:
Persoonsvorm (pv) - de zin in de verleden tijd zetten of de zin vragend maken, het 1e ww uit de zin is de pv.
Werkwoordelijk gezegde (wg) - alle werkwoorden uit de zin.
Onderwerp (ow) - wie/wat + gezegde.
Lijdend voorwerp (lv) - wie/wat + gezegde + onderwerp.
Meewerkend voorwerp (mv) - aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp.
Naamwoordelijk gezegde (ng) - alle werkwoorden incl. koppelwerkwoorden + alle naamwoorden uit de zin (er zit ALTIJD een koppelwerkwoord in).
Bijwoordelijke bepaling (bwb) - antwoord op de vragen : waarom, wanneer, waarmee, waardoor, hoelang, hoeveel en hoe.