Kruisvaardersstaten
De kruisvaardersstaten of Latijnse staten waren staten (grondgebieden) die in en rond het oostelijke Middellandse Zeegebied waren gesticht door grote groepen goedbewapende kruisvaarders, die in opdracht de toenmalige paus meedeeden aan de Kruistochten, met militair geweld het gebied ver- of heroverden. De Latijnse kruiswaardersstaten bestonden tussen de elfde eeuw en de vijftiende eeuw.
Bij de eerste grote militaire expeditie, de "Eerste Kruistocht", eigenden bepaalde legers zich in de Oriënt de volgende gebieden toe:
- Het graafschap Edessa, van 1098 tot 1144;
- Het vorstendom Antiochië, van 1098 tot 1268;
- Het koninkrijk Jeruzalem, van 1099 tot 1291, hierbij behoorde ook het huidige Israel, Palestina, de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook en omliggend gebied;
- Het graafschap Tripoli, van 1102 tot 1289.
Later veroverde Richard Leeuwenhart ook Cyprus op de Byzantijnen en schonk dit eiland aan Guy van Lusignan, die er een koningshuis stichtte.
- Het koninkrijk Cyprus, van 1192 tot 1489.
Nadat een leger van 250.000 man, verzameld in de Vierde Kruistocht, de meest welvarende stad van Europa, Constantinopel door een aanvalsoorlog had ingenomen, geplunderd, grotendeels verwoest en tienduizenden inwoners vermoord, werden binnen het Byzantijnse Rijk meerdere kruisvaardersstaten opgericht:
- Het Latijnse keizerrijk van Constantinopel, van 1204 tot 1261;
- Het koninkrijk Thessaloniki, van 1205 tot 1222;
- Het vorstendom Achaea, van 1205 tot 1428; en
- Het hertogdom Athene, van 1205 tot 1458;
- Het hertogdom Naxos, van 1207 tot 1579.
De nieuwe koningen en hertogen waren voortdurend in oorlog met de omringende staten, maar tegelijkertijd werd er ook handel gedreven. De nieuwe machthebbers maakten miljoenen gouden en zilveren munten na die precies leken op de munten van de Arabieren.