Taalbeheersing
Vrijwel iedereen beheerst (spreekt en verstaat, schrijft en leest) een taal. Sommigen zelfs meerdere talen. Maar taalbeheersing gaat verder. Namelijk het je goed kunnen uitdrukken in die taal en goed weten wat je zegt of schrijft. Maar ook het goed begrijpen wat de ander zegt of schrijft. Zeker bij de zogeheten vreemde talen (andere talen dan je moedertaal) kan dat best lastig zijn.
Om een taal goed te kunnen beheersen leer je van kinds af aan een woordenschat. Hoe heten de dingen, wat zijn de betekenissen van spreekwoorden en gezegden enzovoorts. Op latere leeftijd gebruik je die woordenschat om je eigen ideeën en meningen uit te drukken, liefst zo dat de ander je begrijpt.
Mensen die vanuit het buitenland naar Nederland of Vlaanderen komen hebben vaak moeite met het spreken en verstaan, schrijven en lezen van de Nederlandse taal. Ze beheersen het Nederlands nog niet. Nederlands is dan een tweede taal voor ze naast hun moedertaal. Dit wordt meestal afgekort als NT2. Ze moeten vaak net als jonge kinderen vaak weer helemaal van voor af aan met deze voor hun nieuwe taal beginnen. Voordeel is vaak wel dat ze veel dingen al kennen, maar ze moeten er het Nederlandse woord bij leren. Aan hun manier van spreken kun je vaak goed horen of ze nog maar kort of al langer met de nieuwe taal bezig zijn. Langzaam aan gaan ze de nieuwe taal beter beheersen.
Ook gebarentaal kun je als taal zien. In dit geval zal een doof iemand met handgebaren en liplezen een vervangende taal moeten leren beheersen om zich te kunnen uitdrukken en de ander te verstaan. Niet-doven die met ze omgaan, zullen dit dan ook moeten leren om met ze te kunnen communiceren. De gebarentaal wordt voor hun als het ware een tweede taal.