Waarneming
Om dingen waar te nemen, heb je je zintuigen nodig. Met ieder zintuig kun je iets anders waarnemen. Met je ogen kun je beeld waarnemen, met je oren kun je geluid waarnemen, met je neus kun je geur waarnemen, met je tong kun je smaak waarnemen en met je huid kun je voelen. Wanneer je iets waarneemt, wordt er een elektrisch signaaltje gestuurd naar je hersenen. De hele dag door vindt er samenwerking plaats tussen je zintuigen, je hersenen en je spieren.
Samenwerking
Wanneer je zintuigen iets waarnemen, wordt er via de zenuwen in je zenuwstelsel een elektrisch signaal gestuurd naar de hersenen. Je hersenen bedenken dan wat voor actie er moet komen en sturen een signaal naar een bepaalde spier om deze actie uit te voeren. Een voorbeeld hiervan is: je pakt een beker thee en je voelt dat die eigenlijk nog te heet is om vast te houden, dan nemen de warmtezintuigen in je huid dit waar. Zij sturen een signaal naar de hersenen en die zetten dit om in het signaal om de beker zo snel mogelijk ergens neer te zetten. Dit laatste signaal wordt dus gestuurd naar de spieren.
Zenuwstelsel
De samenwerking tussen zintuigen, hersenen en spieren verloopt via het zenuwstelsel. De zenuwen zijn als het ware de 'bedrading' van je lichaam. de zintuigen, hersenen en spieren praten met elkaar via deze bedrading, zo zijn zij altijd met elkaar verbonden. Er zijn twee soorten zintuigen:
- Zintuigzenuwen: hierdoor lopen de elektrische signaaltjes van de zintuigen naar de hersenen
- Bewegingszintuigen: hierdoor lopen de elektrische signaaltjes van de hersenen naar de spieren.
Op de afbeelding hiernaast zie je het centrale zenuwstelsel. Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. De rest zenuwen zijn onderdeel van het perifere zenuwstelsel.