Sondevoeding
Sondevoeding is voeding toedienen door middel van een slangetje. Dit slangetje gaat vaak via de neus. In dat geval spreekt men van een neussonde. Daarnaast is het mogelijk om sondevoeding via de buikwand te geven (een buiksonde).
Reden
Redenen voor en maagsonde via de neus zijn op de eerste plaats aandoeningen die het slikmechanisme verstoren. Denk daarbij aan ziektes zoals CVA, ALS, ziekte van Parkinson, MS, cerebral palsy (aangeboren verlamming door hersenbeschadiging die is ontstaan rondom de geboorte). Deze kunnen het hele slikmechanisme verstoren, slikken en verslikken. Het verslikken gebeurt bij eten en drinken maar ook het speeksel en slijm in de keel kunnen aanleiding zijn tot verslikken. Ook na een ingreep in de keel, mond en hals zijn er vaak slikproblemen.
Soms is een sonde nodig om maaginhoud te hevelen: af te zuigen en weg te laten lopen. Situaties die hevelen nodig maken:
- (Dreigende) ileus
- Vergiftigingen
- Diagnoses stellen (dat is meestal in het ziekenhuis)
Wanneer?
Sondevoeding wordt toegediend als:
- De patiënt met een slechte voedingstoestand met onvoldoende voedselinname gedurende 5 dagen of langer.
- De patiënt met een goede voedingstoestand die gedurende 7 tot 10 dagen slechts de helft of minder van de energiebehoefte kan innemen, doordat hij/zij:
- niet voldoende kan eten/drinken.
- niet mag eten/drinken.
- niet wil eten/drinken.
- De patiënt bij wie vaststaat dat de voedsel/vochtinname gedurende langere tijd onvoldoende of onmogelijk is. Alle mensen met een gewicht dat meer dan 20% boven of onder het voor hun ideale gewicht ligt, lopen eveneens een verhoogd risico op tekort aan belangrijke voedingsstoffen. Dat heet depletie. Behalve de neurologische aandoeningen die hierboven staan, kun je ook denken aan aandoeningen die zorgvragers veel pijn bezorgen in de mond en/of keel of ernstig benauwd maken (hartfalen, COPD).
Risico's
Complicaties van sondevoeding en aanwezigheid van een sonde. Er zijn op de eerste plaats complicaties door druk en verstopping. Denk aan irritatie van de slijmvliezen in de neus-en keelholte wondjes en drukplekken. In extreme gevallen is ook zelfs een gat in het neustussenschot mogelijk. Het bevestigen van de sonde via een 'veter' en pleister kan dit risico verminderen. Ook het kiezen van de dunst mogelijke sonde kan helpen. De sonde kan bij daarvoor gevoelige personen de afvloed van slijm uit de kaakholte zo belemmeren dat klachten van een sinusitis ontstaan.
Irritatie van de mond
De verminderde speekselproductie leidt tot toegenomen aantasting van het tandglazuur en toegenomen kans op stomatitis. Zeker als er tegelijkertijd een verminderde afweer is door de depletie, kan een vervelende en de gezondheid bedreigende ontsteking ontstaan van het tandvlees (parodontitis). Een bijzonder risico is het ontstaan van een etterige speekselklierontsteking met abcesvorming. Door de gebrekkige speekselproductie dikt het speeksel te veel in, er ontstaan zelfs speekselsteentjes. Via de afvoergang van de speekselklier kunnen bacteriën het klierweefsel infecteren.
Klachten
Maagretentie is het achterblijven van voeding in de maag: als er tussendoor meer dan 100 ml maaginhoud achterblijft. Een veel voorkomende oorzaak is de autonome neuropathie als gevolg van lang bestaande diabetes. Door de diabetes gaan allerlei zenuwen kapot, onder andere ook die zenuwen in de wand van inwendige organen die moeten zorgen voor peristaltiek en sapafscheiding.
Een andere oorzaak van retentie kan zijn dat de maagportier geen maaginhoud meer doorlaat. Soms wordt er dan voor gekozen om de katheter op te laten schuiven (door een arts) tot voorbij de maagportier. Als de toestand blijvend is, is dat een reden voor een voedingsfistel op het begin van de dunne darm (het jejunum).Men spreekt van aspiratie als maaginhoud in de longen terecht komt. Dat kan door verslikken; maar het kan even goed komen door het terugstromen van maaginhoud langs een sonde omhoog. Zeker als daarbij ook het normale slikmechanisme verstoord is, kunnen kleine druppels zuur in de longen terecht komen.
Bij aspiratie moet meteen een arts worden gewaarschuwd en het voeden worden gestaakt. Het kan gaan om aspiratie van
- slijm uit de keel;
- maaginhoud langs de sonde omhoog, bij verstoorde functie van de sluitspier op de overgang van slokdarm naar maag, de cardia. Een tracheo-oesofageale fistel is een bijzondere situatie, wel zeldzaam. Als iemand bijvoorbeeld een kwaadaardig gezwel heeft of heeft gehad in de slokdarm, of als er uitgebreid bestraald is, dan kan er een fistel zijn tussen slokdarm en luchtpijp. Alles wat iemand slikt en alles wat langs een sonde omhoog stroomt kan geaspireerd worden.