Kakko
De kakko (Japans: 羯鼓of鞨 鼓) is een Japanse trommel met aan beide kanten een vel die bespeeld kan worden. Een manier waarop de kakko verschilt van de gewone taiko- trommel, is de manier waarop hij strak wordt gemaakt. Net als de Shime-Daiko en tsuzumi, wordt de huid eerst over metalen hoepels gespannen voordat ze op het klanklichaam of de ketel worden geplaatst. Dit doen ze door ze met touw (oshirabe) aan elkaar vast te binden en strak te maken. Kakko- drums worden meestal op hun zijkant op standaards gelegd, zodat het kan worden bespeeld met stokken die bachi worden genoemd. Het wordt gespeeld door een knielende muzikant, die er met twee dunne stokjes op slaat. Kakko-drums zijn gebruikt in taiko-ensembles, maar ze worden ook gebruikt in oudere Japanse hof-muziek, gagaku genaamd. Hier worden ze gebruikt om het ritme van de togaku (muziek van de eerste Tang-dynastie) te bepalen. De Kakko wordt ook gebruikt in de Japanse theatermuziek.
De kakko is afgeleid van de Chinese jiegu, een trommel die populair was in China tijdens de Tang-dynastie (618-907), net als de Koreaanse galgo.
Het klanklichaam is ongeveer 27 cm lang en heeft een doorsnede van 15 cm. De speler moet ervoor zorgen dat de huid van de drumkoppen, die een doorsnede van 22 cm hebben, zo strak mogelijk blijft. Ze zijn erg duur, wat speciale aandacht en veel onderhoud vraagt om hun goede geluidskwaliteit te behouden. Het klanklichaam of de ketel is gemaakt van hout.
Zoals je op de foto kunt zien is het instrument rijk versierd.