Chromosoom
Chromosomen zijn stukjes DNA. Elke menselijke cel (met uitzondering van geslachtscellen) heeft 23 paar chromosomen, dus 46 chromosomen in totaal. Andere dieren hebben andere hoeveelheden chromosomen. Elke menselijke cel bevat twee meter DNA: dus om dat allemaal in zo'n kleine ruimte te passen moet het heel erg dicht opgerold zijn. Kinderen met het Downsyndroom hebben 1 chromosoom 21 extra. Waardoor er drie chromosomen zijn inplaats van twee. Er is 1 vorm die heel vaak voorkomt. Dat is het trisomie 21. Hierbij is er een derde chromosoom 21 aanwezig. Chromosomen dragen je eigenschappen. Ze bepalen welke kleur huid je hebt enz. Mensen met het down sindroom hebben 1 chromosoom meer, die hebben er 47. Er is dan in het 21ste chromosomenpaar één chromosoom teveel, ook wel trisomie 21.
Wanneer de eicel van jouw moeder wordt bevrucht door de eicel van jouw vader, smelten de twee cellen samen. Jij ontstaat. Jij hebt 23 chromosomen van je moeder en 23 chromosomen van je vader gekregen. Die 46 chromosomen bij elkaar vormen jou. Een uniek mens.
Mitose
Chromosomen spelen een belangrijke rol bij celdeling, oftewel mitose. Bij de mitose verdubbelen de chromosomen zich zodat er een X vorm ontstaat van twee chromatiden verbonden bij het centromeer. Deze twee chromatiden worden uiteindelijk uit elkaar getrokken zodat allebei de nieuwe cellen die ontstaan van elk chromosoom één exemplaar hebben.
X en Y chromosomen
Belangrijke chromosomen zijn de X en Y chromosomen. Deze bepalen namelijk het geslacht. Vrouwen hebben twee X chromosomen, maar mannen hebben een X en Y chromosoom. Maar er zijn ook uitzonderingen. Verder verschillen mannen en vrouwen niet wat betreft DNA.
Karyogrammen
Tijdens een bepaald deel van de celdeling (de zogenaamde metafase) zijn chromosomen het best zichtbaar. Dan kan je foto's maken van chromosomen. Men maakt een aparte foto van elke chromosoom. De foto's van de chromosomen worden daarna (met een computer) 'uitgeknipt' en twee aan twee ((bijna) elk chromosoom heb je 2 keer) opgeplakt.