Anthony Christiaan Winand Staring

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
A.C.W. Staring (Naar een gravure van J.H. Renneveld)

Anthony Christiaan Winand Staring (1767-1840) was een van de populairste Nederlandse dichters uit de 19de eeuw. Het grootste deel van zijn leven bracht hij door op zijn voorvaderlijke landgoed De Wildenborch bij Lochem (Gelderland). Met het beheer daarvan voorzag hij in zijn onderhoud, maar hij had nog genoeg tijd over om zich te wijden aan de dichtkunst. En dat deed hij dan ook volop. De 19de eeuw was trouwens toch een periode in de Nederlandse literatuur, die rijk was aan dichterlijk talent.

Staring bezocht het gymnasium in Gouda, en studeerde rechten, in welk vak hij in 1787 promoveerde. Als toekomstig grootgrondbezitter bekwaamde hij zich daarna in Göttingen (Duitsland) in de landbouwwetenschappen.

Puntdichten

Hij is vooral bekend van zijn epigrammen of, zoals men vroeger, in de tijd van Staring meestal zei, puntdichten. Volgens Van Dale is dat een "Gedicht dat op een korte, geestige en vaak scherpe manier een waarheid ten beste geeft". Puntig betekent trouwens ook raak of geestig.

Hier zijn er twee van Staring. Omdat ze natuurlijk zijn geschreven in het Nederlands van die tijd, kun je zien welke ontwikkeling sommige woorden hebben doorgemaakt. Of soms geheel in onbruik zijn geraakt!

Het vroege kievitsei (1820-1827)
Piet Smul trad in de Schuit van Leyden op den Haag,
En toefde bij het roer, terwijl een Maartsche vlaag
Verkeerde in zonneschijn; daar kwam een Knaap geloopen:
"Een Kievitsei! wie wil 't voor twee zesthalven koopen !
""'t Is vroeg zei' Smul ""ik neem 't - voor één zesthalf."" "Zeg twee,
Mijn Heer; ik geef u 't Ei in 't Mandje meê !"
De koop lukt, en de Schuit wordt van den wal gestooten;
Met roept de Knaap: "Mijn Heer, haast was mij iets ontschoten;
Het vuur dient voor uw Ei niet al te hard gestookt;
Ons Grootje heeft het al verleden jaar gekookt."
Het sterrenschieten (1820-1827)
Hein Simpel zag d' Oudstuurman Zweêr,
Op zeekren avend, met een Sextant in de weêr.
Hij vroeg hem wat hij deed: "Ik was aan 't Sterrenschieten."
""Hoe? met dat koopren ding?"" "Ja; kijk; hier loert men door."
Hein - 't oog aan 't glas! Een ster verschoot er voor,
En hij borst uit: ', "Mag dat geen kaerlswerk hieten?
Gij, die 't verstaat, troft nietmetal! en IK
Schiet raak met de eerste mik!"

Het Kameleon

Een van zijn bekendste gedichten is "Het Kameleon" (1827). Je zou eens kunnen nagaan, wat de huidige betekenis is van al die ouderwetse woorden, die erin voorkomen. Misschien ken je wel de spreuk, waarmee dit gedicht afsluit, en die een waardevol advies bevat. Namelijk dat je iemand niet direct moet veroordelen, als zijn mening afwijkt van die van jou.

Het Kameleon
Een Vreemdling wandelde aan de kust,
Waar de asch van 't groot Carthago rust:
Daar kwam een Tweede hem te moet,
Als landsman kenlijk, bij zijn groet.
Met zet zich neer, en 't lijdt niet lang,
Of 't reisverhaal is drok te gang:
Elk brengt wilvaardig voor den dag,
Wat raars of schoons hij zwervend zag.
Tot A. begin: "Het koddigst Dier,
Mij ooit bejegent, huisvest hier:
Van maaksel schier een hagedis;
Zijn staart - lang tien duim, naar ik gis;
Zijn tong voor mug en vlieg te gaauw;
En nu de kleur? denk! hemelsblaauw!"
""Blaauw! blaauw!"" smuilt B. "'k herken uw Beest;
Maar, Vriend, dat is nooit blaauw geweest.
Met hiet het een Kameleon.
Ik vond het schuilend voor de zon
In 't lommer van een dadelsbosch;
Daar kroop het, net zo groen als 't mos!""
"Noch boom, noch struik, een mijl in 't rond,
Waar ik het MIJNE kruipen vond:
Ginds; aan dien naakte puinhooptop.
Het volle daglicht scheen er op;
Geen mooglijkheid tot oogbedrog;
En 't Beest was blaauw; dat zeg ik nòg!"
""Groen! groen! geloof mij!"" "'k zeg u blaauw!"
""Groen!"" "Blaauw!" Zoo gaat het; snaauw op snaauw.
Men stampvoet, blikoogt, vloekt en zweert:
De vriendschap was in grim verkeerd!
Als, zie, een Derde Wandlaar kwam,
Die reeds van ver hun twist vernam!
Zijn woord is: "Heeren, kiest in mij
Uw scheidsman! 'k Hoor tot geen partij.
Bij 't lamplicht, ving ik, heden nacht,
Het Dier, dat u aan 't kijven bragt,
En draag 't in dit servet geknoopt,
Naar Tunis, of 't er iemand koopt.
Ik weet naauwkeurig wat ik ving:
Zwart! gitzwart is het leelijk Ding!
Is 't blaauw, of groen, dan sta ik klaar,
En eet het op, met huid en haar!"
Hier slaakt hij 't, en, voor zwart als git,
Vertoont zich 't arme schepsel WIT! -
Géén sprak er, dan 't Kameleon;
Juist van een ras, dat spreken kòn'.
Het sprak: "Goe Luidjes, hoort hoe 't is:
Elk had gelijk, en elk had mis!
De kleur, bij dieren van mijn slag,
Verwisselt zesmaal op een dag.
Doch laat mij nu in vrede gaan!
'k Bied u een raad, als losgeld, aan:
Schijnt andren wat u krom scheen regt,
Heet niemand daadlijk dom of slecht."
Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Anthony_Christiaan_Winand_Staring&oldid=685928"