Aarde (grond)
Aarde is de bodemlaag waarin planten groeien. Onze bodem bestaat uit verschillende soorten grond.
De belangrijkste grondsoorten zijn klei (zeeklei of rivierklei), zand, löss, leem (ook wel silt genoemd) en zavel. Hierin zitten vooral mineralen. Dat zijn zeg maar héél klein verbrokkelde stenen. Steen kán zo klein worden door bevriezen van water in een spleet in de steen die dan barst. De hitte van de zon kan voor afbladderen zorgen. Dit heet verwering. Het afschuren of afslijpen van stenen in een gletsjer, of door de wind en water (regenwater, rivierwater) zorgen ervoor dat stenen steeds kleiner worden. Dat proces heet erosie.
Veen en humus zijn ook grondsoorten, maar daar zitten vooral dode plantjes en poep (mest) in van dieren die over de grond lopen, maar ook poep van bijvoorbeeld wormen. Vooral humus lijkt op tuingrond wat je in zakken kunt kopen. Dat wordt ook wel compost of teelaarde genoemd.
Onderzoekers van grond kijken hoe grondlagen zijn opgebouwd (bodemprofiel). Ook onderzoeken ze wat er in die grondlagen zit. Dat is belangrijk voor boeren en tuinders. Zandgrond is niet erg vruchtbaar, maar laat wel makkelijk water door. Klei is wel vruchtbaar, maar kan makkelijk water tegenhouden. In de grond kunnen goede en verkeerde stoffen zitten. Plantensoorten groeien op de ene grond beter dan op de andere.
Ook wordt er voor huizenbouwers gekeken of de grond wel of niet stevig is. Als klei of veen uitdroogt, dan wordt de laag steeds dunner (dit heet inklinken). Dat probleem heb je bijvoorbeeld bij Amsterdam en Gouda. Daar moeten de bouwers altijd lange palen in de grond heien totdat ze op een stevige zandlaag komen.
Ook kun je naar die laagjes kijken om iets te ontdekken over de geschiedenis van die grond. Zo'n opgraving wordt dan gedaan door archeologen. Die stellen zichzelf vragen als: Hoe zag het landschap er eerst uit? Welke planten, dieren en mensen leefden er? Kan ik daar resten van vinden? Zijn de bruine vlekken in het witte zand resten van hele oude houten huizen?