Verpleegkunde
De verpleegkunde is het vak dat verpleegkundigen uitoefenen bij de verzorging van zieken, meestal in een ziekenhuis. Florence Nightingale wordt gezien als de eerste verpleegkundige. Vroeger werd ze een verpleegster genoemd, omdat deze rol vooral door vrouwen werd gedaan.
Het vak verpleegkunde houdt in dat de patiënt de juiste zorg krijgt. De verpleegkundige kijkt wat de patiënt nodig heeft. Aan de hand van de status weet de verpleegkundige wat de patiënt mankeert en welke medicijnen er toegediend moeten worden en hoe vaak. Ook het toedienen van vloeistoffen via het infuus, daarvan weet de verpleegkundige met welke snelheid de druppels moeten gaan.
Ook de sociale contacten zijn van belang, zowel naar de patiënt en familie als met de collega's. Iedere patiënt reageert anders op de situatie waarin die zich bevindt. Van een verpleegkundige wordt verwacht daar met takt en liefdevol mee om te gaan. Een kind benader je immers anders dan een oud persoon.
Ook het vastleggen van wat er aan medicijnen e.d. is gegeven is belangrijk, zodat de informatie voor iedereen die met de patiënt te maken heeft duidelijk is. In het zorgplan wordt vastgelegd wat er allemaal moet gebeuren en wat de planning is van wat de patiënt te wachten staat.
De verpleegkundige heeft weet van de lichaamsfuncties en de veranderingen in het lichaam als gevolg van de ziekte. Daarom is ook het bijhouden van de temperatuur, de bloeddruk en tempo van de hartslagen van belang. Ook heeft de verpleegkudige weet van wat te doen bij situaties als overgeven en noodsituaties als een hartstilstand.
Ook wondverzorging en het geven van injecties behoren tot het takenpakket.