Vlaamse friet
Vlaamse friet zijn dikke frieten die lang zijn. De repen zijn vaak wat grof gesneden (tot zo'n 14 mm dik). Na het snijden wordt de friet in koud water gewassen en b.v. in een schone theedoek of keukenpapier gedroogd. Het bakken gaat hetzelfde als bij andere friet in bijvoorbeeld zonnebloemolie, arachideolie of ossenwit. Eerst wordt de verse friet op zo'n 150-160 °C 4 à 5 minuten voorgebakken (soort voorgaren of voorkoken) en dit laat je uitlekken en afkoelen. Daarna bak je de friet nog eens 2 à 3 minuten, op een hogere temperatuur van zo'n 170-180 °C.
De eerste Nederlandse friet zou in 1905 in Bergen op Zoom zijn gebakken. Meestal wordt de aardappelsoort 'bintje' gebruikt. Andere rassen waarmee je lekkere frieten kunt maken zijn Agria, Désirée, Première en Santé. De kleur van de friet is afhankelijk van het seizoen. Nieuwe aardappelen bevatten namelijk veel zetmeel en weinig suiker. Later verandert een deel van het zetmeel in suiker en bakken de frieten wat bruiner.
Diepvries patat frites verliest vaak z'n smaak en is daardoor minder lekker.
Wie de friet heeft uitgevonden of hoe de friet daadwerkelijk is ontstaan is niet bekend. Mogelijk is de Vlaamse of Belgische friet per ongeluk ontstaan. Het verhaal ging dat (arme) inwoners van Namen, Huy, Dinant en Andenne al langer kleine visjes in olie frituurden. Dit gebeurde al vanaf 1680. In de winter waren die visjes slechter of niet te vangen. Iemand moet bedacht hebben om in plaats van de visjes reepjes aardappel in diezelfde olie te gooien.