Zinsdeel

Uit Wikikids
Versie door AjejeBot (overleg | bijdragen) op 11 jan 2021 om 14:18 (fix HTML, replaced: <br> → <br /> (30))
(wijz) ← Oudere versie | toon huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

In een zin zitten verschillende zinsdelen. Dat zijn bepaalde stukken uit een zin die je niet uit elkaar kan halen als je de zin door elkaar wilt husselen. Een persoonsvorm en het onderwerp zijn altijd aparte zinsdelen.

Voordat je zinsdelen kunt benoemen, moet je de zin altijd eerst ontleden. Pas daarna kan je ze benoemen.

Om de zinsdelen te vinden en benoemen (redekundig ontleden heet dat) heb je 'formules' nodig. Dit zijn ze:

Volgorde

Persoonsvorm

De persoonsvorm is een werkwoord. De persoonsvorm zegt wat het onderwerp doet. Als je redekundig gaat ontleden, is dit het eerste wat je moet gaan doen. Om een persoonsvorm te vinden, moet je de zin vragend maken of in een andere tijd zetten. Als je de zin vragend maakt, is het eerste woord de persoonsvorm. Als je de zin in een andere tijd zet, is het woord dat veranderd persoonsvorm.
Voorbeeld:
De jongen heeft een cadeau aan zijn vriend gegeven.
Heeft de jongen een cadeau aan zijn vriend gegeven?
De jongen had een cadeau aan zijn vriend gegeven.

Toelichting: Je ziet dat in de vragende zin de persoonsvorm naar voren schuift. In de zin in de verleden tijd zie je het werkwoord geeft veranderen in had. Heeft is dus de persoonsvorm.

Zin ontleden

Om andere zinsdelen te vinden, moet je de zin eerst ontleden. Je kan dit pas doen als je de persoonsvorm weet. Alles wat voor de persoonsvorm ligt, is al een zinsdeel. Daarna moet je kijken of je andere gedeeltes van de zin voor de persoonsvorm kan zetten zonder dat de betekenis veranderd.
Voorbeeld:
De jongen heeft een cadeau aan zijn vriend gegeven.
Een cadeau heeft de jongen aan zijn vriend gegeven.
Aan zijn vriend heeft de jongen een cadeau gegeven.
Gegeven heeft de jongen een cadeau aan zijn vriend.
Je kan nu zien dat er 5 zinsdelen zijn. Je kan de zin dus zo verdelen:
De jongen | heeft | een cadeau | aan zijn vriend | gegeven.

Werkwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in de zin. Als er alleen 1 werkwoord (de persoonsvorm) in de zin zit, is dat ene werkwoord het werkwoordelijk gezegde. Soms kunnen er in een werkwoordelijk gezegde ook andere woorden terechtkomen die geen werkwoord zijn. Zoals te en aan het.
Voorbeeld:
De jongen | heeft | een cadeau | aan zijn vriend | gegeven.
Het werkwoordelijk gezegde is dan heeft gegeven.

Naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde is een koppelwerkwoord met een zelfstandig/bijvoeglijk naamwoord die weer iets zegt over het onderwerp van de zin. Om te kijken of er in een zin een naamwoordelijk gezegde voorkomt, moet het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord zijn. Als eer 1 werkwoord (persoonsvorm) in de zin staat dan is dat meteen het belangrijkste werkwoord. Als er meerder werkwoorden zijn moet je werken met een zogenaamde afstreepmethode. Je kijkt of de zin zo kan blijven als je de andere werkwoorden kan weghalen.
Apart voorbeeld:
De jongen zal beter worden.
Afstreepmethode:
De jongen zal wordt beter
Wordt is het belangrijkste werkwoord.
Wordt is een koppelwerkwoord.
Naamwoordelijk gezegde is wordt beter

Toelichting: Wordt beter is het naamwoordelijk gezegde, omdat beter iets vertelt over de jongen. Wordt koppelt de jongen en beter met elkaar.

Lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp kan je vinden door de vraag te stellen door wie of wat + gezegde + onderwerp. Het lijdend voorwerp ondergaat een handeling. Dat betekent dat er iets met het lijdend voorwerp gedaan wordt.
Voorbeeld:
De jongen | heeft | een cadeau | aan zijn vriend | gegeven.
Wie of wat heeft de jongen gegeven?
Een cadeau

Toelichting: Een cadeau is het lijdend voorwerp, omdat er iets mee gedaan wordt. Een cadeau wordt gegeven. Er gebeurt dus iets met dat cadeau.

Meewerkend voorwerp

Bijwoordelijke bepaling

Waarom is dit belangrijk?

Een zin kunnen ontleden en de zinsdelen herkennen is belangrijk. Dat komt omdat je daardoor minder fouten kan maken in de zinnen. Ook is kennis over zindelen belangrijk om sommige talen te leren. Dat komt doordat sommige zinsdelen dan een beetje veranderen. Dat noem je naamvallen. Als je dan correct een vreemde taal wilt schrijven of spreken, moet je dus weten welk zinsdeel moet veranderen.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Zinsdeel&oldid=642493"