Pruikentijd
De pruikentijd was een periode in de achttiende eeuw waarin het mode was in de deftige kringen om een pruik te dragen. Zowel mannen als vrouwen kleedden zich zeer opzichtig met veel make-up, maar ook met kleding met kant, gouddraad, gespen en strikken; ook was het dragen van schoeisel met hoge hakken zeer populair.
De vrouwenmode werd gekenmerkt door hoog opgemaakte kapsels, slanke bovenlichamen met een diep decolleté en een hoepelrok (crinoline).
Historisch begrip[bewerken]
Koning George II van Groot-Brittannië
Het begrip pruikentijd werd in Nederland vermoedelijk geïntroduceerd door de negentiende eeuwse criticus Conrad Busken Huet, als vertaling van de Duitse woorden Perückenzeit en Zopfzeit (Zopf=staartpruik). Het stond al snel voor een periode van culturele en economische stagnatie, waarin geteerd werd op de glorie van de Gouden Eeuw.
In discussies over de toekomst van de hedendaagse economie sprak men soms van een nieuwe pruikentijd. Men bedoelt dan dat de maatschappij zich niet vernieuwt, maar teert op de opbrengsten van voorgaande generaties.
In Engeland staat de pruikentijd vrijwel synoniem met het begrip Georgian Era, waarin vier koningen genaamd George (George I, George II, George III, George IV) van het Huis Hannover over het Koninkrijk Groot-Brittannië en later het Verenigd Koninkrijk regeerden.
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, ook de Verenigde Provinciën genoemd, was tussen 1588 en 1795 een confederatie met federale aspecten en besloeg grotendeels het grondgebied van het huidige Nederland. Zij verwierf in de 17e eeuw grote politieke en economische macht en speelde geruime tijd een hoofdrol op het wereldtoneel. Het einde kwam met de inval van Frankrijk in 1793-1795, al was de neergang eerder ingezet.
De Republiek bestond uit acht soevereine provincies, waarvan zeven gezamenlijk de gebieden bestuurden die daar buiten vielen, maar nog steeds tot het grondgebied van de confederatie behoorden. Deze zogenaamde generaliteitslanden bevonden zich grotendeels in wat nu Zeeuws-Vlaanderen is, de huidige Nederlandse provincies Noord-Brabant en Limburg, evenals in het zuidoosten van de huidige provincie Groningen.
Opmerkelijk in de kleine republiek van maximaal 2,5 miljoen inwoners was het succes van de Nederlandse wereldhandel via de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) en West-Indische Compagnie (WIC) en die op de Oostzee, de grote militaire successen tegenover ogenschijnlijk veel sterkere landen als Spanje en Engeland, de enorme vloot - met 2000 schepen groter dan die van Engeland en Frankrijk samen - en de bloei van kunsten (Rembrandt en vele anderen) en wetenschappen (onder andere Hugo de Groot), gepaard gaande met voor die tijd relatief grote geestelijke vrijheid