Troposfeer
Werk in uitvoering! Aan dit artikel wordt de komende uren of dagen nog gewerkt. Belangrijk: Laat dit sjabloon niet langer staan dan nodig is, anders ontmoedig je anderen om het artikel te verbeteren. De maximale houdbaarheid van dit sjabloon is twee weken na de laatste bewerking aan het artikel. Kijk in de geschiedenis of je het artikel kunt bewerken zonder een bewerkingsconflict te veroorzaken. |
Dit artikel is nog niet af. |
De troposfeer is het onderste deel van de atmosfeer of dampkring om de aarde. Boven de poolgebieden is de troposfeer 8 kilometer hoog. In Nederland is de troposfeer 10 kilometer hoog. In de tropen is de troposfeer 16 kilometer hoog. Het onderste deel van de troposfeer heet de planetaire grenslaag (PGL) en ook atmosferische grenslaag. Boven de PGL heb je de vrije atmosfeer. De bovenkant de van de troposfeer heeft de tropopauze. Deze vormt de grens tussen de troposfeer en de volgende laag: de stratosfeer. Kenmerk van de troposfeer is dat de temperatuur met 6,5 graden Celsius afneemt als je 1000 meter hoger komt. In de stratosfeer neemt de temperatuur juist weer toe.
Planetaire grenslaag
De planetaire grenslaag is tussen de 200 meter en 2 kilometer dik. Dat is afhankelijk van het soort aardoppervlak en het tijdstip van de dag. Kenmerk van de PGL is dat het veel invloed heeft op het weer. Dat doet het op verschillende manieren. De wind die langs het aardoppervlakte waait ondervind wrijving van het aardoppervlak. Hierdoor ontstaat turbulentie. De aarde straalt de warmte die ze krijgt van de zon weer uit in de troposfeer. Zo ontstaat ook thermiek. De zonnestralen verwarmen op die manier de lucht. Vocht dat verdampt van de bodem en planten zorgen voor vochtigheid.
Deze is verdeeld in een oppervlaktelaag en in de Ekmanlaag. Het aardoppervlakte heeft sterke invloed op het weer in de planetaire grenslaag. Boven de planetaire grenslaag ligt de vrije atmosfeer.
bodemwarmte
bodemvocht
vocht en warmte vanuit de boden beïnvloeden de temperatuur in de lucht erboven.
wrijving van het aardoppervlakte beïnvloedt de wind.
Het weer waar we mee te maken hebben speelt zich af in de troposfeer.
Feiten over de troposfeer
- 80 procent van alle luchtmassa vind je in de troposfeer;
- 99 procent van alle
planetaire grenslaag
oppervlakte laag
Ekmanlaag
indistinct in winter. The lowest part of the troposphere, where friction with the Earth's surface influences air flow, is the planetary boundary layer. This layer is typically a few hundred meters to 2 km (1.2 mi) deep depending on the landform and time of day. The border between the troposphere and stratosphere, called the tropopause, is a temperature inversion.[2]
The word troposphere derives from the Greek: tropos for "turning" or "mixing," reflecting the fact that turbulent mixing plays an important role in the troposphere's structure and behavior. Most of the phenomena we associate with day-to-day weather occur in the troposphere.[2]
The tropopause is the atmospheric boundary between the troposphere and the stratosphere. Going upward from the surface, it is the point where air ceases to cool with height, and becomes almost completely dry. More formally, it is the region of the atmosphere where the environmental lapse rate changes from positive (in the troposphere) to negative (in the stratosphere). The exact definition used by the World Meteorological Organization is:
the lowest level at which the lapse rate decreases to 2 °C/km or less, provided that the average lapse rate between this level and all higher levels within 2 km does not exceed 2 °C/km.
Due to the variation in starting height, the tropopause extremes are referred to as the equatorial tropopause and the polar tropopause.
Measuring the lapse rate through the troposphere and the stratosphere identifies the location of the tropopause. In the troposphere, the lapse rate is, on average, 6.5 °C per kilometer in the absence of inversions. In the stratosphere, however, the temperature increases with altitude. Alternatively, a dynamic definition of the tropopause is used with potential vorticity instead of vertical temperature gradient as the defining variable. There is no universally used threshold: the most common ones are: the tropopause lies at the 2 PVU or 1.5 PVU surface. PVU stands for potential vorticity unit (PVU). This threshold will be taken as a positive or negative value (e.g. 2 and −2 PVU), giving surfaces located in the northern and southern hemisphere respectively. To define a global tropopause in this way, the two surfaces arising from the positive and negative thresholds need to be joined near the equator using another type of surface such as a constant potential temperature surface.
It is also possible to define the tropopause in terms of chemical composition. For example, the lower stratosphere has much higher ozone concentrations than the upper troposphere, but much lower water vapor concentrations, so appropriate cutoffs can be used.
The tropopause is not a "hard" boundary. Vigorous thunderstorms, for example, particularly those of tropical origin, will overshoot into the lower stratosphere and undergo a brief (hour-order) low-frequency vertical oscillation. Such oscillation sets up a low-frequency atmospheric gravity wave capable of affecting both atmospheric and oceanic currents in the region.
Most commercial aircraft are flown below the tropopause or "trop" if at all possible to take advantage of the troposphere's temperature lapse rate. Jet engines are more efficient at lower temperatures.
De laag het dichtste bij de grond is de troposfeer. De troposfeer wordt gekenmerkt door het snel afnemen van de temperatuur (met ongeveer 6,5°C per km). Dit is de belangrijkste laag wat het weer betreft. De meeste bewolking blijft beperkt tot de onderste laag van de atmosfeer. Ook stormen zijn nauwelijks merkbaar boven de troposfeer. De massa in de troposfeer is ongeveer 80 % van de hele dampkring. Dit komt doordat de druk, voelbaar aan de grond, snel met de hoogte afneemt. Afhankelijk van de breedtegraad en het seizoen reikt de troposfeer 7 tot 17 km hoog. In Nederland is de hoogte van de troposfeer ongeveer 10 km. De grens tussen de troposfeer en de laag daarboven heet de tropopauze. Zweefvliegers en luchtballonnen blijven bijna altijd in de troposfeer.
(tot 10 km) dalende temperatuur tot -55°C. De aarde straalt opgenomen zonnestraling terug als warmtestraling. Deze wordt door de steeds ijlere atmosfeer op grotere hoogte steeds slechter geabsorbeerd: dalende temperatuur.
De troposfeer wordt voornamelijk vanaf het aardoppervlak verwarmd, zodat de temperatuur er naar boven toe daalt. Bij de evenaar reikt de troposfeer hoger dan op andere breedten.
De onderste laag van de atmosfeer waar vrijwel alle weersverschijnselen optreden. Boven de poolgebieden reikt de troposfeer tot ongeveer 8 kilometer hoogte, in ons land tot zo'n 10 kilometer hoogte en bij de evenaar tot 18 kilometer hoogte. In de troposfeer neemt de temperatuur af met de hoogte, gemiddeld tussen ongeveer 0,6 en 1,0 graden per 100 meter stijging. De troposfeer bevat ongeveer 80% van de totale luchtmassa van de hele atmosfeer. Aan de bovenzijde wordt de troposfeer begrensd door de dunne tropopauze die overgaat in de stratosfeer.
De troposfeer is veruit de belangrijkste laag. Vier vijfde gedeelte (dat is 80%) van alle lucht bevindt zich in de troposfeer. Dat komt door de aantrekkingskracht van de aarde. Die trekt de luchtdeeltjes zoveel mogelijk naar beneden.
Als er minder lucht in de troposfeer zou zijn, konden we geen adem meer halen. Bergbeklimmers komen soms op bergtoppen van meer dan vijf kilometer hoog. Zelfs daar is al te weinig lucht om normaal adem te kunnen halen. Alleen met speciale apparaten kan dat nog. Er is nóg een reden waarom de troposfeer zo belangrijk is. Alle weersverschijnselen vinden plaats in deze laag. Regen, wind, bewolking, alles vind je in de troposfeer. De lucht is er dan ook niet rustig. Dat kun je goed merken wanneer je 's avonds naar de sterren kijkt. De sterren fonkelen. Dat komt door de beweging van de lucht in de troposfeer. Toch is deze laag helemaal niet zo dik. Iets meer dan tien kilometer.
Vergeleken met de grootte van de aarde is dat haast niets.
Als de aarde zo klein zou zijn als een voetbal, was de troposfeer maar een fractie van een millimeter dik! Boven de troposfeer ligt de tropopauze.
Het is het overgangsgebied tussen de troposfeer en de stratosfeer.
De troposfeer is de onderste laag van de dampkring en bevat ongeveer 80% van de totale massa aan lucht. De meeste meteorologische verschijnselen vinden in dit deel van de atmosfeer plaats.
De troposfeer reikt boven tropische gebieden tot een hoogte van 16 tot 18 km. Boven de polen gaat hij na slechts 6 km via de tropopauze over in de stratosfeer.
De term troposfeer is afgeleid van het Griekse woord "tropos", dat staat voor bewegen of mengen. Deze regio, die constant in beweging is, heeft ook de hoogste dichtheid. De troposfeer bestaat voornamelijk uit stikstofgas en zuurstofgas.
Het verschil in luchttemperatuur in deze laag is groot in vergelijking met de andere lagen. Op zeeniveau ongeveer 17 °C tot -52 °C bij het begin van de tropopauze. De oorzaak van dat temperatuurverloop is het broeikaseffect. De aarde zendt aardse straling uit. Waar de inkomende zonnestraling een korte golflengte heeft, is de uitgaande aardse straling langgolfig (infrarood). Dit komt doordat de temperatuur van de aarde lager is dan die van de zon. De atmosfeer absorbeert langgolvige straling beter dan kortgolvige, zodat de opwarming van de atmosfeer vooral via het aardoppervlak plaatsvindt. Van de uitgaande straling wordt 82% geabsorbeerd door de broeikasgassen in de atmosfeer. Daardoor is de gemiddelde temperatuur op aarde geen -18ºC, maar 15ºC.
Hoe hoger in de atmosfeer, hoe minder van die straling doordringt en geabsorbeerd kan worden en dus hoe kouder. De verticale temperatuurgradiënt in de troposfeer neemt gemiddeld 6,5 °C per km af. Er komen echter tropopauzebreuken voor met een ander temperatuurverloop. Dit is het geval bij de straalstromen. In de tropopauze stijgt of daalt de temperatuur nauwelijks. Dit is de scheidslijn met de stratosfeer. Hier neemt de temperatuur toe met de hoogte. Troposfeer
In de troposfeer is er een relatief hoog waterdampgehalte. Vrijwel alle waterdamp in de atmosfeer bevindt zich in deze onderste laag. Daardoor komt vooral in deze laag bewolking en neerslag voor. Door het hoge waterdampgehalte is er veel turbulentie en door de veelvuldige instabiliteit van de troposfeer is er veel convectie. Er is daardoor een sterke menging, zodat de lucht geen kans krijgt om zich te scheiden in de zwaardere en lichtere bestanddelen. Daarmee is de troposfeer het onderste deel van de homosfeer.