Telefoon
Een telefoon wordt gebruikt om mee te bellen (Telefoneren). Het is een apparaat wat al meer dan honderd jaar bestaat. Alexander Graham Bell kreeg als eerste een patent als uitvinder van de telefoon.
Inleiding
Het woord telefoon bestaat uit twee delen. Uit het woord 'tele' en het woord 'foon'. Het woord 'tele' betekent in het Grieks 'ver' en het woord 'foon' betekent in het Grieks 'geluid'. Als je telefoneert betekent dat dat je via de kabel of door de lucht via zendmasten met iemand spreekt. De telefoon is in de 19de eeuw uitgevonden en is nog steeds erg handig. Bijna iedereen ter wereld gebruikt de telefoon.
De uitvinding van de telefoon
Charles Bourseul is als eerste op het idee gekomen van de telefoon. Dat was in 1854. Alexander Graham Bell wordt vaak genoemd als de uitvinder van de telefoon, maar dat is niet helemaal waar, want de echte uitvinder is Antonio Meucci.
In 1860 was het de Duitse natuurkundeleraar Philipp Reis die het voor het eerst voor elkaar kreeg om te praten via een telefoon. Het was een houten apparaat dat bestond uit een opnemer en een weergever, deze waren met elkaar verbonden door middel van twee draden. Hij heeft ook de naam bedacht. Doordat de toestellen die hij maakte niet makkelijk in gebruik waren, sloeg zijn uitvinding niet aan en overleed hij zonder dat hij bekend werd. In 1871 slaagde Antonio Meucci, er ook in om een telefoonverbinding tot stand te brengen. Hij had alleen niet genoeg geld om patent aan te vragen op zijn uitvinding. Een patent is een blaadje waarop staat dat niemand jouw uitvinding mag namaken zonder jouw toestemming.
Daardoor kon Alexander Graham Bell patent aanvragen. Hij was het degene die officieel zijn naam verbonden heeft aan de uitvinding die wij nu telefoon noemen. Het werkwoord "bellen" is afgeleid van zijn naam.
Eerder had Meucci zijn ontwerp gegeven aan het telegrafiebedrijf Western Union. Toen ze geen interesse hadden had Meucci zijn ontwerp teruggevraagd, maar het was zoekgeraakt. Helaas! Maar die tijd werkte er bij Western Union ene Alexander Graham Bell. Zou dit een ander zijn of niet?! In 1878 vond Edison een koolmicrofoon uit. Daarmee kon je naar verdere steden bellen. In datzelfde jaar werd ook de eerste telefooncentrale in Amerika geopend. Toen konden 27 mensen bellen. In 1884 kon je van Boston naar New York bellen. Dat is meer dan 300 kilometer. In Nederland werd in 1881 de eerste openbare telefooncentrale in Amsterdam geopend. In 1895 konden de Nederlanders naar België bellen. En in 1897 werd de eerste automatische telefooncentrale geopend.
Hoe werkt de telefoon?
Een telefoon bestaat uit twee delen. Uit het mondstuk waardoor je praat en het oorstuk waarmee je hoort. De eerste telefoon had een microfoon die op het toestel zelf zat en waardoor je kon praten. Je had ook nog een soort losse hoorn waarmee je de ander kon horen. Later werden die microfoon en het losse oorstuk als één hoorn gemaakt.
Wat gebeurt er als je belt ? Doordat je praat in de hoorn, zet de telefoon je stem over in een soort elektrisch signaal. Dit signaal wordt door telefoonlijn naar degene gestuurd met wie je belt. In het toestel van de andere wordt het elektrische signaal weer over gezet in je stem. Alle telefoons zijn verbonden met een telefooncentrale in de buurt. Als je het nummer van iemand intoetst, stuur je signalen via de telefoonlijn naar de centrale. Dan word je doorverbonden via de centrale in de buurt van degene die je wilt bellen. Dat gebeurt via kabels. Maar als je in een ander land zit, gaat je gesprek via een communicatiesatelliet. Een communicatiesatelliet is een soort grote spiegel in de ruimte die ervoor zorgt dat je naar de andere kant van de wereld kunt bellen. Eerst gaat het gesprek via de telefoonlijn en de centrale naar een grote zender. Een grote zender op de aarde stuurt het gesprek naar een satelliet in de ruimte. Als je vanuit Nederland belt, wordt het gesprek via een Nederlandse zender naar de satelliet gestuurd. Als het gesprek naar de satelliet is gestuurd, is het signaal zwakker. Dus de satelliet versterkt het gesprek en stuurt het weer door naar een andere grote zender. Daarna gaat het naar een centrale en dan komt het gesprek bij degene aan die je wilt bellen.
De telefoonlijn kan ook gebruikt worden voor het internet, maar als je hem gebruikt voor internet kun je er niet mee bellen.
De geschiedenis van de mobiele telefoon
Voor 1995 hadden maar weinig mensen een mobiele telefoon. De mobiele telefoons waren meestal te zwaar en ze werkten niet altijd goed. Toch werden er al eerder mobiele telefoons gebruikt. Namelijk in het leger aan het einde van de Tweede Wereldoorlog door de Amerikanen en de Engelsen. De eerste mobiele telefoon werd in 1946 verkocht door telefoonbedrijven aan de Zweedse politie. Maar die telefoons waren niet goed. Want als je zes keer had gebeld, waren de batterijen leeg. En in elk land was er een ander systeem, dus je kon niet naar het buitenland bellen. Bij de eerste mobiele telefoons kon je niet praten en luisteren tegelijker tijd. Dus je moest wachten tot de ander was uitgepraat voordat jij iets kon zeggen. En je kon niet over je geheimen praten, want je kon de mobiele telefoon op de radio afluisteren.
Precies 50 jaar geleden verscheen de eerste automatische telefoon in Zweden. Maar die mobiele telefoons waren nog groot en zwaar. Je had ook zogenaamde 'auto-telefoons'. Alleen die waren ook groot en zwaar. En ze namen veel ruimte in beslag in de achterbak. Pas negen jaar later kwam er voor die tijd een draagbare telefoon. Alleen die woog nog negen kilo. In 1973 verscheen het eerste voorbeeld van een echte mobiele telefoon. Die was zo groot als een baksteen en had een enorme antenne. Een soort showmodel dus. Tien jaar zijn deze toestellen te koop geweest. In 1992 verscheen in Nederland de mobiele telefoon zoals we hem nu kennen. Er zijn op de hele wereld wel meer dan twee miljard telefoonaansluitingen. Maar dat betekent dat er wel meer telefoons zijn, alleen ze werken niet allemaal.
Hoe werken mobieltjes
Als je belt gaat het signaal van je mobiele telefoon naar een mast in de buurt. Overal in het land staan masten die signalen kunnen ontvangen en kunnen uitzenden. Het gesprek gaat van de mast via een kabel naar de telefooncentrale. In die telefooncentrale staat een hele grote computer die veel gesprekken tergelijkertijd kan ontvangen. Die computer stuurt het weer naar een mast in de buurt van degene die je wilt bellen. En die mast stuurt het weer door naar die mobiele telefoon. Bel je naar iemand met een vaste telefoon (dus met een huistelefoon), dan gaat het vanaf de centrale via de kabel naar de vaste telefoon.
Als je bijvoorbeeld in de woenstijn of midden op de oceaan zit, dan kan je niet met een mobiele telefoon bellen. Dat komt omdat er dan geen zendmasten en kabels in de buurt zijn. Met een satelliet telefoon kan dat wel. Dat komt dan omdat je verbinding krijgt met een satelliet die duizenden kilometers boven de aarde zweeft. Een mobieltje kan maar een paar kilometer bereiken en een satelliettelefoon wel duizenden.
Weetjes
Elisha Gray heeft twee uur na Bell ook een aanvraag gedaan voor de uitvinding van de telefoon. Dus waarschijnlijk hebben Bell en Gray tegelijkertijd de telefoon uitgevonden.
Op 1 juni 1881 opende de Nederlandse Bell Telefoon Maatschappij op de hoek van de Kalverstraat en de Dam, in Amsterdam, een bedrijf. Toen konden 49 mensen bellen.