Glucoseregeling: verschil tussen versies
(Informatie) |
|||
Regel 1: | Regel 1: | ||
+ | {{opmaak}} |
||
'''Glucoseregeling''' is de regeling van lichaam om glucosegehalte op peil te houden. |
'''Glucoseregeling''' is de regeling van lichaam om glucosegehalte op peil te houden. |
||
Versie van 28 nov 2022 12:33
Glucoseregeling is de regeling van lichaam om glucosegehalte op peil te houden.
Glucose en koolhydraten
Koolhydraten komen in de levende natuur heel veel voor. Het zijn chemische stoffen waarin alleen koolstof ('kool'), waterstof ('hydraat') en zuurstof verwerkt zit en geen stikstof, zwavel of fosfor en andere stoffen. Als een koolhydraat in destofwisseling wordt afgebroken komt er ook alleen maar CO2 en H2O vrij. Dat maakt koolhydraten tot een schone brandstof. Er zijn 3 van dit soort
suikers voor de mens 'in omloop':
- glucose = dextrose = druivensuiker
- fructose = vruchtensuiker
- galactose, heeft geen Nederlandse
naam.In het bloed vinden we alleen maar
deze drie. Ze lijken heel erg op
elkaar, maar verschillen net genoeg
om voor de stofwisseling een andere betekenis te hebben. In het bloed vinden we glucose in
ruime mate, fructose en galactose in heel kleine hoeveelheden, want de lever zal alle fructose en
galactose veranderen in glucose. Alles draait om glucose- dat is DE brandstof. Alles moet
glucose worden. In de natuur vind je nergens pure glucose, wel andere koolhydraten.Tweevoudige suikers zijn gemaakt van een 'koppeltje' enkelvoudige suikers. Twee deeltjes glucose aan elkaar heet maltose, moutsuiker; belangrijk bij de bereiding van bier ('malt'); Een deeltje glucose met fructose samen heet sacharose, 'tafelsuiker', 'bietsuiker', 'rietsuiker' en is zeer zoet;Een deeltje glucose met galactose samen heet lactose, 'melksuiker'.Tweevoudige suikers vindt men niet in het bloed. Ze moeten eerst gesplitst worden door een enzym in de dunne darm. Dan zijn er enkelvoudige suikers over en die komen in het bloed. Dit splitsen gebeurt heel snel, zeker als deze suikers goed opgelost zijn in water (denk aan
sportdrank).Meervoudige suikers (polysachariden) in de natuur bestaan uit kettingen van duizenden tot wel
miljoenen glucosedeeltjes aan elkaar. De belangrijkste zijn zetmeel, plantaardig; belangrijkste kenmerken: verteerbaar en een grote bron van energie; vezels; onverteerbaar, denk aan cellulose.Bronnen van plantaardig zetmeel zijn granen, graanproducten, rijst, bonen, aardappelen etc. Dierlijk zetmeel (glycogeen) komt vooral uit lever.
Hoe worden ze verteerd
Koolhydraten worden verteerd door enzymen in speeksel, alvleeskliersap en darmsap.In speeksel zit amylase, dat breekt zetmeel af tot glucose-kettingen van verschillende lengte. Amylase zit ook in het sap dat uit de alvleesklier komt. Door de inwerking van dat enzym blijft een tweevoudige suiker over in het darmsap. Daarin zit ook maltase en dat maakt de vertering af, zodat er glucose overblijft. De vertering van zetmeel bestaat dus uit een aantal stappen en vergt tijd.
Hoe komen ze in het bloed
Als de vertering klaar is zal de glucose door het darmslijmvlies worden opgenomen in het bloed. Daar is verder geen hormoon bij nodig.
Wat is een reserves van koolhydraten
De lever kan glucose uit het bloed halen en van die glucose weer een ketting van glucosedeeltjes maken. Die vorm van zetmeel noemen we glycogeen. De lever heeft een glycogeenreserve, dat betekent dus een reserve aan brandstof.
Waarom geen glucose in urine
Alles wat in de bloedvloeistof opgelost is en niet te groot is, kan in principe in de urine terechtkomen. Glucose hoort daar ook bij. Maar dat gebeurt niet, want de nieren zijn erop gemaakt om alle glucose die in de urine terecht dreigt te komen, terug te sturen naar het bloed. Alleen als de glucosespiegel in het bloed sterk gestegen is, kunnen de nieren dat niet meer aan. Ze moeten wat glucose doorlaten.
Na de maaltijden
Na een maaltijd met koolhydraten stijgt de glucosespiegel in het bloed. Die stijging mag niet te lang duren. Glucose moet ook weer snel uit het bloed weg, het moet de cellen in. Daar is het nodig, voor de verbranding. Insuline moet ervoor zorgen dat glucose de cel in kan.Koolhydraten die een lange vertering nodig hebben voordat ze afgebroken zijn tot glucose, vinden we in brood, pasta, aardappelen en granen. Deze bestanddelen zorgen voor een geleidelijk stijging van de glucosespiegel in het bloed.'Snelle suikers' zijn koolhydraten die geen enkele vertering nodig hebben (kant en klare glucose, dextrose) of maar één stap: 'kristalsuiker' (sacharose, een tweevoudige suiker). Het nuttigen van deze suikers leidt tot een snelle piek in de bloedglucosespiegel.
Eilandjes van Lange hands
De alvleesklier maakt alvleeskliersap voor de vertering en stuurt dat sap via een buis naar de darm.In de alvleesklier liggen ongeveer 1 miljoen aparte klompjes cellen die hormonen maken. Dat zijn de eilandjes van Langerhans.Bij een verhoging van de bloedsuikerspiegel reagerende eilandjes meteen. Ze hebben al insuline klaar liggenen sturen dat meteen het bloedin. Tegelijkertijd gaan ze nieuwe insuline aanmaken.Insuline zelf is gemaakt alseen eiwit.
Insuline
Insuline is een hormoon. Het helpt de cellen in allerlei weefsels en organen om glucose in zich op te nemen. Zonder insuline in de buurt kan glucose de cellen niet in. De kanaaltjes die glucose door kunnen laten, gaan alleen maar open als er insuline in de buurt is. Zonder insuline moeten de cellen andere brandstof verbranden. Die andere brandstof is bijvoorbeeld vet of eiwit. Vet en eiwit hebben bij verbranding een groot nadeel: ze laten vies afval achter. Eiwit is als bouwstof eigenlijk veel te kostbaar, bijvoorbeeld voor in de spieren.Met insuline nemen de cellen de glucose uit het bloed graag op. De levercellen doen met de opgenomen glucose nog iets meer: ze leggen de glucose vast in stapels glucose. Deze stapel glucose in de cel heet zetmeel, een veel gebruikte naam is glycogeen. Het is een mooie reserve. Ook dat is een taak van insuline. Tenslotte remt insuline al in kleine hoeveelheden de aanmaak van glucose uit eiwitten en vet in de lever.Deze acties van insuline zorgen er samen voor dat het bloedglucosegehalte snel daalt als het hoger is geworden na een maaltijd.
Hormonen met tegenstelling werking
Andere hormonen kunnen een te laag bloedglucosegehalte 'opkrikken'. Dat zijn:
● adrenaline uit het bijniermerg
● glucagon uit de eilandjes van Langerhans
● cortisol uit de bijnierschors (prednison is synthetisch bijnierschorshormoon)
Dat zijn de belangrijkste, er zijn er nog meer: zwangerschapshormoon en groeihormoon. Al deze hormonen werken insuline tegen en zorgen er vooral voor dat de lever heel snel glucose maakt uit de reserve aan glycogeen en uit aminozuren.
Glucosestofwisseling
Glucose is een van de belangrijkste energie bron van je lichaam.
Per 24 uur minimaal 150 gram glucose hiervan willen jou hersenen 120 gram van hebben.
Het menselijk lichaam kan via verschillende chemische reacties en dus hormonen de glucoseregeling op peil houden.
Voor en nadelen van glucose
- Voordeel van glucose:
- het is de schoonste brandstof: alleen CO2 en H2O als afval, schoner bestaat niet Nadeel van glucose:
- Cellen kunnen glucose niet zomaar uit het bloed opnemen
- Alleen als er insuline in de buurt is
- Alleen als de celmembraan de instructies van insuline (‘open jezelf om glucose door te laten’) op kan volgen.
- Daarvoor is een goed werkende insulinereceptor nodig
Welke hormonen
Je hebt twee hormonen uit de alvleesklier nodig :
- insuline
- Glucagon
- Coritisol uit de bijnieren
Insuline
insuline is een hormoon :
- Is nodig om glucose op te nemen in de cel.
- Zorgt dat bloedsuiker daalt.
- In de lever en spiercellen bevordert insuline de opslag van reserves
- Glucose wordt omgezet in glucogeen /zetmeel
hoe werkt insuline
- De aangemaakte insuline gaat, via bloed van de poortader naar de lever.
- In de lever komt tegelijk met insuline ook de glucose uit voedsel aan.
- In ieder weefsel verandert insuline de transportkanalen voor glucose (in de celmembraan), zodat glucose opgenomen kan worden
- Spier- en vetweefsel reageren snel, waardoor snel glucose opgenomen wordt
- Hersencellen en netvliescellen hebben GEEN insuline nodig om glucose op te kunnen nemen (hebben vanzelf al voldoende transportkanalen open)
- In de lever en spiercellen bevordert insuline de opslag van reserves suikers (glucose) (glucose wordt met hulp van insuline omgezet in ->glycogeen)
Wat doet insuline nog meer
- Insuline bevordert omzetten van vetzuren in vetten. (reserves opbouwen)
- Insuline remt in de lever de productie van glucose uit vetten en eiwitten
- Insuline remt afbraak van vetzuren. Worden in principe altijd geremd, als insuline volledig ontbreekt ontstaan er ketonen. En deze zijn schadelijk –> als dat niet stopt -> coma/dood
glucagon en adrenaline
- Glucagon:
- Als bloedglucosespiegel daalt omdat lange tijd niet is gegeten komt dit hormoon gemaakt door de α-cellen vrij
- In de lever zal het glucagon ervoor zorgen dat:
- Glycogeen (dat gemaakt is door in de lever en opgeslagen ligt in de lever en spiercellen) omgezet wordt naar glucose
- Deze omzetting in glucose, zorgt via bloed voor een stijging in glucosegehalte en een hypo wordt gecorrigeerd
- Glucagon stimuleert werking van hartspier (sneller en krachtiger)
- Glucagon vertraagt de peristaltiek van maagdarmkanaal
- Adrenaline, vlucht, schrik (autonome zenuwstelsel geregeld)
Glucagon
Glucagon is een hormoon:
- Als de bloedsuiker daalt omdat er een langer tijd niet is gegeten komt dit hormoon vrij.
- Glycogeen ( opgeslagen in spiercellen ) wordt omgezet in glucose
- Zorgt dat de bloedsuiker stijgt.
coritisol
Cortisol is een hormoon:
- Coritisol verhoogt glucosegehalte , doordat het in de lever eiwitten , vetten en suikers omzet in glucose.
- Als Cortisol glucose maakt uit vet of eiwitten dan komen er ketonen vrij die maken het bloed te zuur
- Dit kan leiden tot een keto acidose waardoor iemand in coma kan komen.
- Cortisol verhoogt glucose gehalte, doordat het in de lever eiwitten, vetten en suikers omzet in glucose
- Aminozuren (eiwitten) en vetreserves uit lichaam zullen naar lever worden gestuurd om omgezet te worden
- De verbranding geeft…..
- AFVALSTOFFEN
eenvoudig uitgelegd werking van glucoseregeling
- Cellen willen glucose als brandstof hebben.
- Dat halen ze uit het bloed.
- De glucose komt in het bloed op verschillende manieren:
- de dunne darm neemt het op uit de voeding
- de levercellen hebben glucose gemaakt uit hun glycogeen-reserve
- de levercellen hebben glucose gemaakt uit fructose, lactose, vet of eiwit