Uiterwaard: verschil tussen versies
k (→top: clean up, replaced: [[Afbeelding: → [[Bestand:) |
|||
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | [[ |
+ | [[Bestand:Uiterwaard002.jpg|thumb|300px|Uiterwaard]]De rivieren stromen van hoog naar laag, van de bergen naar de zee. Hoe dichter bij de zee, hoe breder de rivier. Er moet steeds meer water doorheen stromen. In de zomer zijn de rivieren meestal laag, in de winter en het voorjaar stroomt het meeste water door de rivieren. Als je daar niets aan doet overstromen de rivieren. Mensen hebben daarom dijken aangelegd. Door de tijd heen hebben mensen geleerd dat de rivier bij hoog water veel ruimte nodig heeft en bij laag water minder. Ook de schepen moeten door de rivier kunnen blijven varen. Daarom hebben de mensen de dijken zo aangelegd dat er een lage dijk is om in de zomer het water door het landschap te laten stromen. In de winter heeft de rivier meer ruimte nodig en daarvoor zijn hogere dijken aangelegd met een gebied daartussen om het water op te vangen. Het gebied tussen de winterdijk en de zomerdijk heet de uiterwaarden. In de winter staat dit hele gebied vaak onder water. Er is ook hoog water als het in Zwitserland/Duitsland veel heeft geregend. In de zomer is het droog land, dat veel wordt gebruikt als weiland voor schapen en koeien. Die dieren zorgen er voor dat het gras in de uiterwaarden kort blijft. |
Doordat de uiterwaarden overstromen, blijft er op veel plaatsen water achter in de uiterwaarden. Die plassen heten killen. Ook is er in het verleden wel eens ergens een dijk doorgebroken. Bij die doorgebroken plaats ontstaat dan vaak een diepe put. Als het water weer was gezakt kon de dijk alleen maar hersteld worden om die put heen. Zo’n put heet een wiel. |
Doordat de uiterwaarden overstromen, blijft er op veel plaatsen water achter in de uiterwaarden. Die plassen heten killen. Ook is er in het verleden wel eens ergens een dijk doorgebroken. Bij die doorgebroken plaats ontstaat dan vaak een diepe put. Als het water weer was gezakt kon de dijk alleen maar hersteld worden om die put heen. Zo’n put heet een wiel. |
||
Versie van 16 feb 2021 09:35
De rivieren stromen van hoog naar laag, van de bergen naar de zee. Hoe dichter bij de zee, hoe breder de rivier. Er moet steeds meer water doorheen stromen. In de zomer zijn de rivieren meestal laag, in de winter en het voorjaar stroomt het meeste water door de rivieren. Als je daar niets aan doet overstromen de rivieren. Mensen hebben daarom dijken aangelegd. Door de tijd heen hebben mensen geleerd dat de rivier bij hoog water veel ruimte nodig heeft en bij laag water minder. Ook de schepen moeten door de rivier kunnen blijven varen. Daarom hebben de mensen de dijken zo aangelegd dat er een lage dijk is om in de zomer het water door het landschap te laten stromen. In de winter heeft de rivier meer ruimte nodig en daarvoor zijn hogere dijken aangelegd met een gebied daartussen om het water op te vangen. Het gebied tussen de winterdijk en de zomerdijk heet de uiterwaarden. In de winter staat dit hele gebied vaak onder water. Er is ook hoog water als het in Zwitserland/Duitsland veel heeft geregend. In de zomer is het droog land, dat veel wordt gebruikt als weiland voor schapen en koeien. Die dieren zorgen er voor dat het gras in de uiterwaarden kort blijft.
Doordat de uiterwaarden overstromen, blijft er op veel plaatsen water achter in de uiterwaarden. Die plassen heten killen. Ook is er in het verleden wel eens ergens een dijk doorgebroken. Bij die doorgebroken plaats ontstaat dan vaak een diepe put. Als het water weer was gezakt kon de dijk alleen maar hersteld worden om die put heen. Zo’n put heet een wiel.
In de uiterwaarden is veel ruimte voor de natuur. Op de plassen, heggen en struiken komen veel vogels op af, vooral weidevogels en zwanen.