Gebruiker:PieterReg/Project/Woordenschatportaal-Groep3Lijst1: verschil tussen versies
Regel 2: | Regel 2: | ||
== Bestuur en gezag{{bezig}} == |
== Bestuur en gezag{{bezig}} == |
||
− | [[Aanval|De aanval]], [[Beloning|de beloning]], [[Bescherming|de bescherming]], [[Bommen|de bom]], [[Cel (gevangenis)|de cel (gevangenis)]], [[Gevangene|de gevangene]], [[Kazerne|de kazerne]], de moed, de moord, de oorlog, de redding, de rover, de schuilplaats, de schuld de strijd, de tralie, de veiligheid, de vrede, de vijand, de vrijheid, het gevecht, het geweld, het leger, het schot, het wapen, aanvallen - viel aan - aangevallen, bevrijden - bevrijdde - bevrijd, doodmaken - maakte dood - doodgemaakt, ontploffen - ontplofte - ontploft, opsluiten - sloot op - opgesloten, richten - richtte - gericht, roven - roofde - geroofd, schuilen - schuilde of school - geschuild of gescholen, straffen - strafte - gestraft, verdedigen - verdedigde - verdedigd, vermoorden - vermoordde - vermoord, vluchten - vluchtte - gevlucht, moedig, onschuldig, schuldig, iemand te pakken hebben, iemand te pakken nemen. |
+ | [[Aanval|De aanval]], [[Beloning|de beloning]], [[Bescherming|de bescherming]], [[Bommen|de bom]], [[Cel (gevangenis)|de cel (gevangenis)]], [[Gevangene|de gevangene]], [[Kazerne|de kazerne]], [[Moedig|de moed]], de moord, de oorlog, de redding, de rover, de schuilplaats, de schuld de strijd, de tralie, de veiligheid, de vrede, de vijand, de vrijheid, het gevecht, het geweld, het leger, het schot, het wapen, aanvallen - viel aan - aangevallen, bevrijden - bevrijdde - bevrijd, doodmaken - maakte dood - doodgemaakt, ontploffen - ontplofte - ontploft, opsluiten - sloot op - opgesloten, richten - richtte - gericht, roven - roofde - geroofd, schuilen - schuilde of school - geschuild of gescholen, straffen - strafte - gestraft, verdedigen - verdedigde - verdedigd, vermoorden - vermoordde - vermoord, vluchten - vluchtte - gevlucht, moedig, onschuldig, schuldig, iemand te pakken hebben, iemand te pakken nemen. |
== Bewegen, sport en spel == |
== Bewegen, sport en spel == |
Huidige versie van 9 jun 2015 om 16:21
Dit is(wordt) de lijst van de gewenste artikelen voor het Portaal:Woordenschat, van de artikelen van groep 3.
Bestuur en gezag Mee bezig
De aanval, de beloning, de bescherming, de bom, de cel (gevangenis), de gevangene, de kazerne, de moed, de moord, de oorlog, de redding, de rover, de schuilplaats, de schuld de strijd, de tralie, de veiligheid, de vrede, de vijand, de vrijheid, het gevecht, het geweld, het leger, het schot, het wapen, aanvallen - viel aan - aangevallen, bevrijden - bevrijdde - bevrijd, doodmaken - maakte dood - doodgemaakt, ontploffen - ontplofte - ontploft, opsluiten - sloot op - opgesloten, richten - richtte - gericht, roven - roofde - geroofd, schuilen - schuilde of school - geschuild of gescholen, straffen - strafte - gestraft, verdedigen - verdedigde - verdedigd, vermoorden - vermoordde - vermoord, vluchten - vluchtte - gevlucht, moedig, onschuldig, schuldig, iemand te pakken hebben, iemand te pakken nemen.
Bewegen, sport en spel
De acrobaat - acrobate, de bingo, de dobbelsteen, de dompteur, de dreun, de gymzaal, de hobby, de hoepel, de jongleur, de kegels, de krukken, de pas (stap), de pion, de rolschaats, de ronde (wedstrijd), de ruiter, de salto, de scheidsrechter, de schop (trap), de skeelers, de snelheid, de speelplaats, de speeltoestellen, de speler, de spelregel, de sportclub, de stomp, de stoot, de tegenstander, de trainer, de trap (schop), de trapeze, de truc, de vlieger, de voetbalclub, de voetballer, de voetbalploeg, de voetbalwedstrijd, de wandeling, de winnaar, de zweep, het buurthuis, het circus, het clubhuis, het doel, het doolhof, het elftal, het ganzenbord, het hobbelpaard, het karate, het klimrek, het kunstje, het kwartetspel, het speelbord, het speelveld, het sportveld, het team, het turnen, het voetbal, het voetbalveld, keihard (snel), lenig, pijlsnel, raak, razendsnel, sloom, sportief, stijf, afzetten - zette af - afgezet, beklimmen - beklom - beklommen, bibberen - bibberde - heeft gebibberd, bukken - bukte - gebukt, dalen - daalde - is gedaald, hobbelen - hobbelde - gehobbeld, indelen - deelde in - ingedeeld, klunen - kluunde - gekluund, knielen - knielde - geknield, meelopen - liep mee - meegelopen, mikken - mikte - gemikt, opgeven - gaf op - opgegeven, opspringen - sprong op - opgesprongen, opvangen - ving op - opgevangen, paardrijden - reed paard - paardgereden, plaatsvinden - vond plaats - plaatsgevonden, schommelen - schommelde - geschommeld, schuifelen - schuifelde - geschuifeld, sjouwen - sjouwde - gesjouwd, slenteren - slenterde - geslenterd, slepen - sleepte - gesleept, sleuren - sleurde - gesleurd, sloffen - slofte - gesloft, sporten - sportte - gesport, strekken - strekte - gestrekt, teruggaan - ging terug - teruggegaan, trainen - trainde - getraind, uitstrekken - strekte uit - uitgestrekt, vastpakken - pakte vast - vastgepakt, verplaatsen - verplaatste - verplaatst, volhouden - hield vol - volgehouden, wandelen - wandelde - heeft gewandeld, weghalen - haalde weg - weggehaald, wegrennen - rende weg - weggerend, wegzetten - zette weg - weggezet, worstelen - worstelde - geworsteld, zich haasten - haastte - gehaast.
Boerderij
de geit, de koe, de kruiwagen, de moestuin, de molen, aarde, schoffelde, schuur, de tarwe, de tractor, de voorraad, het kiemplantje, het kluitje, het koren, het platteland, het vee, het zaadje, melken - molk/melkte - gemolken, schoffelen - schoffelde - geschoffeld.
Dieren
de aap, de albatros, de bever, de cavia, de chimpansee, de das, de dierenarts, de dierendag, de dierentemmer, de dierenwinkel, de dinosaurus, de draf, de drinkbak, de duif, de eend, de ekster, de eland, de galop, de gans, de garnaal, de giraf, de gorilla, de goudvis, de haas, de hagedis, de halsband, de hoef, de hondenriem, de hoornde inktvis, de jacht, de kalkoen, de kever, de kikker, de klauw, de kooi, de koolmees, de krekel, de krokodil, de kruisspin, de larve, de leeuwentemmer, de lik, de mand, de manen (paard), de marmot, de mier, de mol, de mug, de mus, de ooievaar, de otter, de pad, de panter, de parkiet, de pauw, de pinguïn, de pop (rups), de prooi, de ree, - reeën, de rugvin, de rup, de schildpad, de school, de schub, de soort, de sprinkhaan, de stal, de stier, de stijgbeugel, de struisvogel, de teugelde torde uier, de uil, de vacht, de val, de veldmuis, de vin, de vink, de vleermuis, de vlo, de vlooienband, de voederbak, de wolf, de zeeleeuw, de zwaan, het aquarium - aquaria, het hert, het hoefijzer, het kattenvoer, het kippenhok, het konijn, het nijlpaard, het palmblad, het roodborstje, het spinnenweb, het voer, het wild, het zadel, het zwijn, blaffen - blafte - geblaft (hond), blazen - blies - geblazen (kat), broeden - broedde - gebroed (vogel), kronkelen - kronkelde - gekronkeld, kwispelen - kwispelde - gekwispeld, lokken - lokte - gelokt, slingeren - slingerde - geslingerd, sluipen - sloop - is geslopen, spinnen - spinde - gespind (kat), temmen - temde - getemd, uitkomen - kwam uit - uitgekomen (ei), uitlaten - liet uit - uitgelaten, voeden - voedde - gevoed, voeren - voerde - gevoerd, wegjagen - jaagde weg/joeg weg - weggejaagd, zwiepen - zwiepte - gezwiept (staart), giftig, harig, tam, wild, zeldzaam.
Eten en drinken
de andijvie, de bakkerij, de bende (rommel), de bloemkool, de boon, de boterham, de broccoli, de chips, de chocomel, de drinkyoghurt, de eetstokjes, de erwt, de fles, de frisdrank, de geur, de ham, de ijskast, de ketel, de kippenpoot, de komkommer, de kool, de kwark, de lucht (geur), de maïs, de magnetron, de meloen, de moes, de noten, de oven, de peper, de pit, de rijst, de room, de schaal, de smaak, de spinazie, de stank, de stroop, de vitamine, de vruchten, de vuilnisbak, de vuilnisbelt, de vuilnisman, de waterkoker, de wijn, de zaden, het aanrecht, het afval, het appelsap, het beleg, het bestek, het borrelhapje, het deeg, het dienblad, het drinkwater, het kruid, het meel, het plakje kaas, het schoteltje, het servet, het spek, het vet, het vuilnis, afkoelen - koelde af - afgekoeld, bederven - bedierf - bedorven, doorslikken - slikte door - doorgeslikt, drinken - dronk - gedronken, eten - at - gegeten, inschenken - schonk in - ingeschonken, inslikken - slikte in - ingeslikt, koffiezetten - zette koffie - koffiegezet, malen - maalde - gemaald, ontbijten - ontbeet - ontbeten, opscheppen - schepte op - opgeschept, opslokken - slokte op - opgeslokt, pellen - pelde - gepeld, persen - perste - geperst, schenken - schonk - geschonken, schillen - schilde - geschild, slikken - slikte - geslikt, smeren - smeerde - gesmeerd, smikkelen - smikkelde - gesmikkeld, theezetten - zette thee - theegezet, verslikken - verslikte - verslikt, verwarmen - verwarmde - verwarmd, volproppen - propte vol - volgepropt, vreten - vrat - gevreten, het plakje, propvol, rauw, sneetje, met je handen eten, met mes en vork eten, trek hebben.