Leenstelsel
Het leenstelsel, ook bekend als het feodale stelsel/systeem of feodaliteit en feodalisme, was een manier van besturen. waarbij de koning het dagelijks bestuur van bepaalde gebieden overliet aan leenmannen, bijvoorbeeld een hertog, graaf of heer. Deze leenmannen konden deze stukken dan weer lenen aan achterleenmannen, bijvoorbeeld een ridder of baron. Het leenstelsel werd vooral in de vroege en hoge middeleeuwen gebruikt, daarna namen steden de macht van de edelen over. In theorie heeft het leenstelsel echter nog lang bestaan. Ook de Kassieten, de Romeinen (vanaf ~250), de Ottomanen, de Japanners, de Indiërs en de Perzen hebben een leenstelsel gekend.
Het woord feodaliteit is verbonden met twee andere moeilijke woorden: suzerein en vazal. De opperste suzerein of leenheer is de koning of de keizer. Wanneer die niet langer in staat is om in te staan voor de verdediging en de organisatie van zijn grondgebied, doet hij een beroep op een vazal of leenman. Aan zo'n vazal staat de koning een bepaald gebied of leen af waarover de vazal de heerschappij krijgt. In dat gebied stelt de vazal dan de wetten, int hij belastingen en is hij verantwoordelijk voor de openbare orde en de verdediging tegen indringers en buitenaf. De overeenkomst tussen suzerein en vazal berust op een plechtige belofte van de vazal om zijn suzerein trouw te zijn en hem zo nodig hulp te snellen. Dit hele systeem wordt dus feodaliteit of leenstelsel genoemd.
In het feodale systeem kon een vazal of leenman op zijn beurt optreden als suzerein of leenheer, wanneer hij een deel van zijn gebied ook weer afstond aan een leenman. Alle combinaties waren mogelijk. Men kon niet alleen tegelijk leenheer en leenman zijn, maar ook leenman van twee of meer lenen.