Paardenspoorweg

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Paardenspoorweg

Een paardenspoorweg (in het Engels Wagonway), ook bekend als door paarden getrokken spoorweg bestond uit de paarden, uitrusting en sporen die werden gebruikt voor het vervoeren van wagens. Dit ging vooraf aan spoorwegen met stoommachines. De termen plaatweg, tramweg, werden hiervoor ook wel gebruikt. Het voordeel van paardenspoorwegen was dat veel grotere ladingen met dezelfde kracht (aantal paarden) vervoerd konden worden, simpelweg omdat de karren op de rails lichter (soepeler) reden.

Geschiedenis

Diolkos, met groefspoor in de kalksteen

Het vroegste bewijs is van de 6 tot 8,5 km lange Diolkos geplaveide spoorbaan, die rond 600 v. Chr. boten over de landengte van Korinthe in het Oude Griekenland vervoerde. Wielvoertuigen getrokken door mensen en dieren liepen in groeven gemaakt in kalksteen, die zo het spoorelement vormden, waardoor de wagons niet uit deze route konden lopen. De Diolkos was meer dan 650 jaar in gebruik, tot ten minste de 1e eeuw na Christus. Verharde spoorbanen werden later ook gebouwd door de Romeinen in het Oude Egypte.

Houten sporen

"Hondenkar" met midden geleider

Later werden in 1556 in Duitsland houten planken gebruikt als spoor bij een mijn. Deze lijn gebruikte "Hund"-karren met wielen zonder flens die op de houten planken liepen en een verticale pen op de wagen die in de opening tussen de planken paste om de wagen op de goede weg te houden. De mijnwerkers noemden de wagens Hunde ("honden") vanwege het klapperende lawaai dat ze op de sporen maakten.

Houten wagon op houten spoor

In 1604 voltooide Huntingdon Beaumont de Wollaton paardenspoorweg, gebouwd om steenkool te transporteren van de mijnen in Strelley naar Wollaton Lane End, net ten westen van Nottingham, Engeland. Paardenspoorwegen zijn ook ontdekt tussen Broseley en Jackfield in Shropshire uit 1605, gebruikt door James Clifford om steenkool te vervoeren van zijn mijnen in Broseley naar de rivier de Severn. Mogelijk dat deze iets ouder zijn dan die bij Wollaton.

De Middleton Railway in Leeds, die in 1758 als een paardenspoorweg werd gebouwd, werd later 's werelds eerste echt werkende spoorweg (anders dan kabelbanen), in een verbeterde vorm. In 1764 werd de eerste spoorlijn in Amerika gebouwd in Lewiston, New York als een paardenspoorweg.

Paardenspoorwegen verbeterden het kolentransport doordat één paard 10 tot 13 ton (1 ton = 1000 kg) steenkool per run kon afleveren - een geschatte viervoudige toename. Paardenspoorwegen waren meestal ontworpen om de volgeladen wagons bergafwaarts naar een kanaal of aanlegsteiger te vervoeren en de lege wagons vervolgens terug naar de mijn te brengen.

Metalen sporen

Tot het begin van de Industriële Revolutie werden rails gemaakt van hout, waren ze enkele centimeters breed en werden ze van begin tot eind vastgemaakt op houten blokken of "dwarsliggers", kruiselings geplaatst met tussenpozen van ongeveer een meter. Na verloop van tijd werd het gebruikelijk om ze te bedekken met een dunne platte omhulling of "beplating" van ijzer, om de levensduur te verlengen  en wrijving te verminderen. Dit veroorzaakte meer slijtage aan de houten rollen van de wagons en leidde tegen het midden van de 18e eeuw tot de introductie van ijzeren wielen. De ijzeren bekleding was echter niet sterk genoeg om knikken bij de doorgang van de beladen wagons te weerstaan, dus werden er volledig ijzeren rails uitgevonden.

In 1760 begonnen de Coalbrookdale Iron Works hun houten spoor te versterken met ijzeren staven waarbij werd vastgesteld dat ze de doorgang vergemakkelijken en de kosten verlagen. Als gevolg hiervan begonnen ze in 1767 gietijzeren rails te maken. Deze waren waarschijnlijk 1,83 m lang, met vier uitstekende oren of nokken van 7,5 cm bij 9,5 cm om ze aan de houten dwarsliggers te kunnen bevestigen. De rails was 9,5 cm breed en 3 cm dik.

Plaatweg

Nagebouwd model van een plaatweg wagon

Een later systeem omvatte "L" -vormige ijzeren rails of platen, elk 91,5 cm lang en 10 cm breed, met aan de binnenzijde een opstaande richel of flens, 7,5 cm hoog aan de midden en taps toelopend tot 5 cm aan de uiteinden, om de platte wielen op de baan te houden.  Er werden nog steeds houten dwarsliggers gebruikt - de rails werden vastgezet met spijkers die door de uiteinden liepen - maar rond 1793 begonnen ze ook stenen blokken te gebruiken. Dit type spoorlijn stond bekend als de plaatrail, tramplaat of wegplaat, namen die bewaard zijn gebleven in de moderne term "plaatlegger" die wordt toegepast op de arbeiders die de permanente weg leggen en onderhouden. De wielen van flenswagons waren eenvoudig, maar ze konden niet werken op gewone wegen omdat de smalle randen in het oppervlak zouden graven.

Een vergelijkbare rail was de 'Edge-rail' Deze flensrails kon tussen de bestrating worden gelegd, vergelijkbaar met de groefrails die je ziet bij de huidige tram-rails in de steden. De wielen van een 'Edge-rail' hebben flenzen (uitstekende rand aan de binnenzijde van het wiel), zoals moderne spoorwegen en trams. Begin 19e eeuw zou de paardenspoorweg langzaam verdrongen worden door spoorwegen met stoomlocomotieven zoals die van George Stephenson.

Lees verder bij spoorweg.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Paardenspoorweg&oldid=713274"