Negatief getal: verschil tussen versies

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(kopje tegengestelde, optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen helemaal geschreven.)
k
(3 tussenliggende versies door 3 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
Een negatief getal is een getal onder het getal 0. Onder 0 zijn alle getallen negatief. Een positief getal is dan ook altijd groter dan een negatief getal.
+
Een '''negatief getal''' is een getal onder het getal 0. Het wordt altijd voorafgegaan door een minteken. Dus -5, -30 (spreek uit min vijf, min dertig) enzovoort zijn negatieve getallen. Positieve getallen zijn groter dan 0 en je hoeft er niets voor te zetten (mag wel, dan staat er een plusteken voor: +5, +30 (spreek uit plus vijf, plus dertig) enzovoort. Onder 0 zijn alle getallen negatief. Een positief getal is dan ook altijd groter dan een negatief getal.
   
  +
== Tegengestelde ==
== TegenTegengestelde getallen zijn bijvoorbeeld 4 & -4. Het is dus eigenlijk precies het zelfde getal, maar dan de ene positief en de andere negatief. Als er twee tegengestelde getallen bij elkaar op worden geteld komt er altijd 0 uit. ==
 
[[Bestand:Getallenlijn.png|gecentreerd|miniatuur|600x600px|Getallenlijn]]
+
[[Bestand:Getallenlijn.png|gecentreerd|miniatuur|600x600px|Getallenlijn]]Tegengestelde getallen zijn bijvoorbeeld 4 en-4. Het is dus eigenlijk precies het zelfde getal, maar dan het ene positief en het andere negatief. Als er twee tegengestelde getallen bij elkaar op worden geteld komt er altijd 0 uit.
   
 
== Optellen ==
 
== Optellen ==
Als je twee positieve getallen bij elkaar optelt krijg je altijd een groter getal dan een van de opgetelde getallen (behalve bij +0 dan is het het zelfde getal). Bij negatieve getallen komt er juist altijd een kleiner getal uit. Voorbeeld: 20+50=70 & -20+-50=-70, 70 is een groter getal dan 20 of 50 en -70 is een kleiner getal dan -20 of -50. Als je een positief getal en een negatief getal bij elkaar optelt is het getal altijd groter dan het negatieve getal (behalve bij +0 dan is het het zelfde getal). Voorbeeld -20+50=30 of -50+20=30.
+
Als je twee positieve getallen bij elkaar optelt krijg je altijd een groter getal dan een van de opgetelde getallen (behalve bij +0, dan is het hetzelfde getal). Bij negatieve getallen komt er juist altijd een kleiner getal uit. Voorbeeld: 20 + 50 =70 en -20 + -50 = -70, 70 is een groter getal dan 20 of 50 en -70 is een kleiner getal dan -20 of -50.
  +
  +
Als je een positief getal en een negatief getal bij elkaar optelt is de som altijd groter dan het negatieve getal (behalve bij +0, dan is het hetzelfde getal). Voorbeeld -20 + 50 = 30 of -50 + 20 = -30.
   
 
== Aftrekken ==
 
== Aftrekken ==
Bij positieve en negatieve getallen word het getal altijd kleiner als je aftrekt (dan het eerste getal).
+
Bij twee positieve getallen wordt de uitkomst altijd kleiner als je aftrekt (dan het eerste getal). <BR>
 
Voorbeeld: 40 - 10 = 30 (30 is kleiner dan 40).
   
  +
Bij twee negatieve getallen wordt de uitkomst altijd groter als je aftrekt (dan het eerste getal). <BR>
Voorbeeld: 2 positieve getallen: 40-10=30 (dertig is kleiner als 40)
 
 
Voorbeeld: -40 (-20) = -20 (-40 is kleiner dan -20).
   
  +
Let op: als je een negatief getal aftrekt moet je dat getal tussen haakjes zetten, dus 40 – (-20) en niet 40 - -20 met twee minnetjes achter elkaar. Je ziet ook, dat door het minteken voor de haakjes het negatieve getal tussen die haakjes positief wordt: - (-30) = + 30. Min maal min is plus, zeggen we dan.
Voorbeeld: 2 negatieve getallen: -40-20=-60 (-60 is kleiner als -40)
 
 
Een positief getal van een negatief getal afhalen is eigenlijk het zelfde als 2 negatieve getallen (-40-<u>20</u>=-60, voor de 20 staat al een min dus het al negatief, het kan dus eigenlijk niet een positief getal zijn). En als er een negatief getal van een positief getal word afhaalt is het dus ook eigenlijk ook gewoon min (40-20=20, voor de 20 staat al een min dus het is al negatief)
 
   
 
== Vermenigvuldigen ==
 
== Vermenigvuldigen ==
Als je twee positieve getallen vermenigvuldigt krijg je ook een positief getal als uitkomst. Voorbeeld: 2x3=6.
+
Als je twee positieve getallen vermenigvuldigt krijg je ook een positief getal als uitkomst. Voorbeeld: 2 x 3 = 6.
   
Als je twee negatieve getallen vermenigvuldigt krijg je een positief getal als uitkomst. Voorbeeld: -2x-3=6.
+
Als je twee negatieve getallen vermenigvuldigt krijg je een positief getal als uitkomst. Voorbeeld: -2 x -3 = 6 (Min maal min is plus!).
   
Als je een negatief getal vermenigvuldigt met een positief getal krijg je een negatief getal als uitkomst. Voorbeeld: -2x3=-6 of 2x-3=-6 (het negatieve wordt vermenigvuldigt, dus wordt meer).
+
Als je een negatief getal vermenigvuldigt met een positief getal krijg je een negatief getal als uitkomst. Voorbeeld: 2 x -3 = -6.
   
 
== Delen ==
 
== Delen ==
Als je twee positieve getallen deelt krijg je ook een positief getal als uitkomst. Voorbeeld: 10:2=5.
+
Als je twee positieve getallen deelt krijg je ook een positief getal als uitkomst. <BR>
  +
Voorbeeld: 10 : 2 = 5.
  +
  +
Als je twee negatieve getallen deelt krijg je - net als bij vermenigvuldigen - een positief getal als uitkomst. <BR>
  +
Voorbeeld: -10 : -2 = 5.
   
Als je twee negatieve getallen deelt krijg je een positief getal als uitkomst. Voorbeeld: -10:-2=5.
+
Als je een negatief getal deelt door een positief getal krijg je - net als bij vermenigvuldigen - een negatief getal als uitkomst. <BR>
  +
Voorbeeld: -10 : 2 = -5.
   
  +
[[Categorie:Wiskunde]]
Als je een negatief getal deelt met een positief getal krijg je een negatief getal als uitkomst. Voorbeeld: -10:2=-5 of 10:-2=-5.
 

Versie van 27 mrt 2018 19:27

Een negatief getal is een getal onder het getal 0. Het wordt altijd voorafgegaan door een minteken. Dus -5, -30 (spreek uit min vijf, min dertig) enzovoort zijn negatieve getallen. Positieve getallen zijn groter dan 0 en je hoeft er niets voor te zetten (mag wel, dan staat er een plusteken voor: +5, +30 (spreek uit plus vijf, plus dertig) enzovoort. Onder 0 zijn alle getallen negatief. Een positief getal is dan ook altijd groter dan een negatief getal.

Tegengestelde

Getallenlijn

Tegengestelde getallen zijn bijvoorbeeld 4 en-4. Het is dus eigenlijk precies het zelfde getal, maar dan het ene positief en het andere negatief. Als er twee tegengestelde getallen bij elkaar op worden geteld komt er altijd 0 uit.

Optellen

Als je twee positieve getallen bij elkaar optelt krijg je altijd een groter getal dan een van de opgetelde getallen (behalve bij +0, dan is het hetzelfde getal). Bij negatieve getallen komt er juist altijd een kleiner getal uit. Voorbeeld: 20 + 50 =70 en -20 + -50 = -70, 70 is een groter getal dan 20 of 50 en -70 is een kleiner getal dan -20 of -50.

Als je een positief getal en een negatief getal bij elkaar optelt is de som altijd groter dan het negatieve getal (behalve bij +0, dan is het hetzelfde getal). Voorbeeld -20 + 50 = 30 of -50 + 20 = -30.

Aftrekken

Bij twee positieve getallen wordt de uitkomst altijd kleiner als je aftrekt (dan het eerste getal).
Voorbeeld: 40 - 10 = 30 (30 is kleiner dan 40).

Bij twee negatieve getallen wordt de uitkomst altijd groter als je aftrekt (dan het eerste getal).
Voorbeeld: -40 – (-20) = -20 (-40 is kleiner dan -20).

Let op: als je een negatief getal aftrekt moet je dat getal tussen haakjes zetten, dus 40 – (-20) en niet 40 - -20 met twee minnetjes achter elkaar. Je ziet ook, dat door het minteken voor de haakjes het negatieve getal tussen die haakjes positief wordt: - (-30) = + 30. Min maal min is plus, zeggen we dan.

Vermenigvuldigen

Als je twee positieve getallen vermenigvuldigt krijg je ook een positief getal als uitkomst. Voorbeeld: 2 x 3 = 6.

Als je twee negatieve getallen vermenigvuldigt krijg je een positief getal als uitkomst. Voorbeeld: -2 x -3 = 6 (Min maal min is plus!).

Als je een negatief getal vermenigvuldigt met een positief getal krijg je een negatief getal als uitkomst. Voorbeeld: 2 x -3 = -6.

Delen

Als je twee positieve getallen deelt krijg je ook een positief getal als uitkomst.
Voorbeeld: 10 : 2 = 5.

Als je twee negatieve getallen deelt krijg je - net als bij vermenigvuldigen - een positief getal als uitkomst.
Voorbeeld: -10 : -2 = 5.

Als je een negatief getal deelt door een positief getal krijg je - net als bij vermenigvuldigen - een negatief getal als uitkomst.
Voorbeeld: -10 : 2 = -5.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Negatief_getal&oldid=510474"