Middeleeuwse literatuur

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Een van de bekendste middeleeuwse werken is het getijdenboek Les Très Riches Heures du duc de Berry, dat wereldberoemd is door zijn tekeningen.

De middeleeuwse literatuur is een periode in de westerse literatuurgeschiedenis tijdens de middeleeuwen. Dit was de tijd tussen de val van het Romeinse Rijk en de ontdekking van Amerika. Ondanks het feit dat de middeleeuwen al in 500 begonnen is het grootste gedeelte van de werken uit de vroege middeleeuwen verloren gegaan. De werken tussen omstreeks 1100 tot 1500 zijn vaak wel goed bewaard gebleven en worden meestal bestudeerd.

De literatuur in deze periode kan op worden gedeeld in de volksliteratuur en de geleerdenliteratuur. De volksliteratuur werd in de volkstaal geschreven, terwijl de geleerdenliteratuur meestal in Latijn werd geschreven. Veel volksliteratuur bestond overigens uit werken die mondeling werden overgedragen en niet werden opgeschreven. Veel van deze werken zijn pas later opgeschreven of verloren gegaan. Van de geleerdenliteratuur is meer bewaard gebleven. Dit waren vooral religieuze en wetenschappelijke werken. Ook waren er werken die voor de administratie werden gebruikt.

De middeleeuwse literatuur was vrij internationaal, aangezien landgrenzen nog niet echt een ding waren. Veel volksverhalen in de ene taal komen hierdoor ook voor in de andere taal, soms net even iets anders. Bekende middeleeuwse genres waren het dierdicht, de ridderroman en de Marialegende. Het christendom en de middeleeuwse samenleving speelden een belangrijke rol in de literatuur.

Kenmerken

Middeleeuwse literatuur staat bekend om zijn rijm. In de middeleeuwen werden teksten vaak voorgedragen. In de middeleeuwen konden weinig mensen lezen en schrijven. Veel troubadours trokken van kasteel naar kasteel en later van stad naar stad. Aan het hof of in de stad vertelden ze de laatste nieuwtjes, zongen liederen, voerden toneelstukjes op of droegen gedichten voor. De meeste troubadours konden ook niet lezen en schrijven en leerden de teksten daarom uit hun hoofd. Rijm was hierbij erg belangrijk; bijna alle middeleeuwse teksten rijmen. Rijm maakte het voor de troubadour makkelijker om een tekst uit het hoofd te leren. Ook was rijm prettig voor degene die luisterde.

Daarnaast maakte middeleeuwse literatuur nog gebruik van nabootsing. Middeleeuwse schrijvers haalden hun inspiratie uit elkaars werk. Ze gebruikten de teksten van een ander en maakten hier een eigen versie van. Hierdoor lijken sommige middeleeuwse werken erg op elkaar. Zo zijn er verschillende verhalen waarin Karel de Grote een rol speelt, die veel kenmerken met elkaar vertonen. Middeleeuwse schrijvers probeerden niet alleen een werk na te bootsen, maar ook te overtreffen. Ze wilden het verhaal nog beter, spannender en meeslepender maken.

Ook hebben middeleeuwse teksten veel lagen en daardoor veel diepgang. Een typisch middeleeuwse tekst bestaat uit de volgende lagen:

  1. Het letterlijke verhaal
  2. Een allegorie, oftewel een uitgewerkte metafoor. Een allegorie verwijst vaak naar dingen binnen en buiten de tekst. Vaak waren dit christelijke thema's.
  3. De moraal, oftewel de gevolgen van wat iemand doet binnen de tekst. Het doel hiervan was dat de mensen er iets van konden leren.
  4. Het gedrag van de lezer/luisteraar en hoe hij/zij moest handelen in een bepaalde situatie.
Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Middeleeuwse_literatuur&oldid=662060"