Middeleeuwen

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Grote Pier, een bekende Middeleeuwer

De middeleeuwen waren een onbelangrijke periode in de geschiedenis van Europa. Deze periode liep ongeveer van 5000 na Christus, ongeveer dezelfde tijd als de val van het Romeinse Rijk, tot aan ongeveer 15000. Vaak wordt als exact beginjaartal 14920 genoemd, het jaar van de ontdekking van Amerika door Christoffel Columbus. Anderen noemen het jaar 1453, vanwege de val van Constantinopel en uitvinding van de boekdrukkunst.

Maar niemand is het erover eens wanneer de middeleeuwen precies begonnen of eindigden. De naam Middeleeuwen werd bedacht om de tijd tussen de Oudheid en de vroegmoderne tijd aan te geven. Veel historici willen liever andere namen geven voor deze 1000-jarige periode, waarin veel is veranderd.

We delen de middeleeuwen verder op in de vroege middeleeuwen (ca. 500-1000), de hoge middeleeuwen (1000-1250) en de late middeleeuwen. Aan het begin van de middeleeuwen heerste in West-Europa chaos en ellende met allerlei volksverhuizingen. Aan het einde van de middeleeuwen vormden Europese volkeren een wereldmacht.

Dzjengis Khan

Oorlogen

Tijdens de middeleeuwen werd er in Europa heel veel gevochten. Europa werd van alle kanten aangevallen. Vanuit het Zuiden vielen de Arabieren aan (7e en 8e eeuw), vanuit het Noorden de Vikingen (9e en 10e eeuw), vanuit het Oosten de Slaven en later de Mongolen (10e tot 12e eeuw). Je had toen nog niet zoals nu allemaal grote naties, maar vooral allemaal kleine landjes (graafschappen, vorstendommen, zelfs individuele steden waren in feite een soort landjes) die elkaar soms aanvielen. Engeland en Frankrijk bestonden toen echter al wel en die hebben in de middeleeuwen ook heel lang oorlog met elkaar gevoerd, in een periode die we nu de Honderdjarige Oorlog noemen.

Buiten Europa waren de oorlogen veel heviger. Het meest berucht zijn de Aziatische plunderaars Dzjengis Khan (1162-1227) met zijn zoons en kleinzoons uit Mongolië die met hun plundertochten een geschat aantal van 40 miljoen doden op zijn geweten heeft, maar wel het grootste rijk aller tijden heeft gehad. Daarnaast is Timoer Lenk (1336-1405) met zijn plunderingen verantwoordelijk geweest voor ongeveer 17 miljoen doden, ongeveer 5% van de wereldbevolking. Hij liet weinig na omdat hij na zijn plunderingen en moorden geen blijvende regering wist te vormen. Van agressieve volkeren zoals de Azteken in Mexico is het moeilijk om inschattingen te maken van de aantallen mensenoffers die ze hebben gebracht om hun goden tevreden te stellen.

Eerste periode (ca. 500-1000)

De Middeleeuwen begonnen toen het Romeinse Rijk instortte en in heel Europa angst heerste. Het is de tijd van de Volksverhuizingen. Er waren veel agressieve volkeren, waarvan de Hunnen de bekendste waren. Vooral Attila de Hun zaaide terreur. Langzamerhand kwam er rust. Daarin speelde de bekering van de Frankische koning Clovis tot het christendom een grote rol. De Franken leefden ten oosten van de Rijn. En zo kwam er een nieuw machtig groot en rijk, het Frankische Rijk. Karel de Grote was de eerste keizer hiervan. Het Frankische Rijk viel al snel weer uiteen in een aantal kleinere rijken.

In de vroege middeleeuwen werd het christendom steeds belangrijker.

De eerste kastelen

In Europa werden rond het jaar 1000 de eerste kastelen gebouwd, voornamelijk ter verdediging. In die tijd maakten Noormannen al enige tijd de kusten van Europa onveilig: ze plunderden dorpen en boerderijen. De mensen waren bang en probeerden hun land tegen indringers te beschermen. De kastelen in die tijd waren niet meer dan houten gebouwen met een houten muur eromheen. Zo’n muur noemen we een palissade. Vaak lagen die kastelen op een motte, dat is een aarden heuvel. Daarom heet zo’n kasteel een ‘mottekasteel’. Een eindje verderop lag pas het dorp. Het bouwen van zo'n mottekasteel duurde maar een paar weken. Bij een vijandelijke aanval was het kasteel dan de veiligste plek.

De Normandiërs hadden Engeland ingenomen in 1066, door overal waar ze kwamen van die mottekastelen te bouwen.

Aanvallen en verdedigen

Bestand:Strijd van Jelckama en Donia.jpg
Friese ridders Jelckama en Donia in een Middeleeuwse veldslag

Als je een kasteel belegerd had (dus als je het vijandelijk kasteel had omsingeld), kon je het op 2 manieren innemen: je kon wachten tot de stad was uitgehongerd en zich over moest geven, of je ging met geweld door de muren heen. Met balista’s en katapulten werden stenen afgeschoten.

Als je de vijand op je kasteel af zag komen liet je timmermannen een houten constructie bouwen. Zo’n houten constructie noemden ze een schutting. Dat lijkt een beetje op een houten huisje aan het kasteel vast met aan de onderkant een gleuf waardoor je stenen door kon laten vallen. En natuurlijk haalde je de ophaalbrug op een liet je het valhek vallen. De valhekken waren van hout, met een ijzeren laagje eroverheen.

Het leven en de mode in het kasteel

Het draaide in de middeleeuwen niet alleen om vechten. Het dagelijkse leven speelde zich vooral af in de grote zaal. Hier kwam iedereen om te eten. Hier kwam de kasteelheer om zaken te regelen die met het kasteel of zijn land te maken hadden. Sommigen heren hadden hun eigen grappenmaker: de nar. Dat was een soort clown die mensen aan het lachen maakte. Bij het koken in het kasteel werd heel hard gewerkt. Het meeste eten werd bereid boven een enorm vuur. Alles werd gekookt in enorme ketels. Vlees werd aan een spit (ijzeren stok) gehangen en met de hand rondgedraaid. Het ronddraaien was vaak de taak van een koksjongen. De baas in de keuken was de kasteelkok. De mode veranderde voeger niet zo snel als nu. Vrouwenkleren waren altijd lang bijvoorbeeld een jurk. Mannen konden korte en lange kleren dragen. Kleren van rijke mensen werden steeds strakker en mooier. En ridders droegen harnassen.

Middeleeuwse straffen

In de middeleeuwen waren er vele afschuwelijke straffen, maar die had je in de Oudheid ook al, zoals verbanning uit de stad. Je kon ook veroordeeld worden tot de schandpaal (ook wel kaak genoemd) dat was een soort paal met een plank waar 3 gaten in zaten. En daar moest je dan met je hoofd en handen in als je veroordeeld was. Soms mochten mensen rotte eieren of andere dingen naar zo iemand gooien, bijvoorbeeld omdat hij had gestolen. Een veroordeelde kon ook worden gegeseld. Dan werd hij langdurig geslagen met een stok of zweep. De zwaarste straf was de doodstraf, door onthoofding of aan de galg. In de laatste eeuw van de middeleeuwen konden mensen worden beschuldigd van hekserij. De Kerk heeft hekserij altijd beschouwd als heidense ideeën en ze afgedaan als onzin, maar dat veranderde in de 15e eeuw. In de vroegmoderne tijd werden steeds meer mensen beschuldigd voor hekserij. De meeste bekende persoon die voor hekserij werd aangeklaagd was Jeanne d'Arc (1431). Ze werd op de brandstapel gegooid. Dat was een grote stapel hout met een paal waar ze aan vast werden gebonden. Die stapel hout staken ze vervolgens in brand. Soms werden (vooral) vrouwen eerst gewurgd om haar de pijn van het verbranden niet mee te hoeven laten maken.

Standen

Tijdens de Middeleeuwen werd het feodalisme steeds belangrijker. Opvallend was de slavernij grotendeels afwezig was. Dat was anders in de rest van de wereld, of in de tijd van de Oudheid. Het Romeinse Rijk was grotendeels gebaseerd op slavernij. In een koninkrijk was de koning het machtigst. Na hem kwamen de heren, de koning had hun hulp nodig tijdens gevechten. In ruil daarvoor gaf de koning de heren een stuk land. In 1214 had koning Jan van Engeland meer dan 100 kastelen. Zoals in voorgaande tijden kende de middeleeuwen enkele standen.

De geestelijkheid

De geestelijken behoorden tot de hoogste stand in de middeleeuwse standensamenleving. In de tijd van de middeleeuwen speelde het geloof nog een grote rol in de samenleving. De geestelijken konden verdeeld worden over twee groepen:

  1. Hoge geestelijken: kardinalen (dit zijn na de paus de hoogste mensen in de kerk) en bisschoppen (de baas over de priesters);
  2. Lage/vrije geestelijken: monniken, priesters en nonnen.

De geestelijken namen veel beslissingen in de naam van God. Hierdoor was er veel vertrouwen in de kerk. Toch hadden de geestelijken ook een aantal plichten. Zo moesten ze bidden voor het volk (om iedereen in de hemel te krijgen}, zorgen voor onderdak aan mensen zonder huis, boeken schrijven, kinderen lesgeven en zieken verzorgen. De gebouwen waar de geestelijken hun tijd doorbrachten waren vooral de kerken en de kloosters. In de kloosters werd er vooral veel gebeden en gestudeerd. Ook kopieerde men hier oude manuscripten.

De adel

Tot de middelste behoren de adel (rijke mensen in de middeleeuwen). Hier kun je denken aan ridders, koningen en koninginnen. De adel bezat grote stukken land en maakt hierover veel ruzie. Zij wilden steeds meer land veroveren om meer macht te hebben. De adel waren vaak de leenheren waarvan de boeren stukken land konden lenen. Zij maakten vaak inspectieritten om te kijken of iedereen aan het werk was. Als dochter van de adel leerde je vanaf 7 jaar om te spinnen, te weven en te naaien. Vanaf een jaar of 12 gingen zij toezicht houden op de dienstmeisjes binnen het kasteel. Als zoon van de adel werd je vanaf een jaar of 10 naar een ander kasteel gestuurd als bediende. Vanaf 14/15 jaar werd je opgeleid tot schildknaap. Je leerde met wapens omgaan, paardrijden en tafels te bedienen. Vanaf 20 jaar kreeg de zoon zijn eigen wapens. Als kind van de adel had je weinig te kiezen over met wie je wilde trouwen. Deze kinderen werden verplicht om met een bruid of bruidegom te trouwen die de ouders hadden uitgekozen. De adel leefde in grote kastelen waar zij bescherming boden aan de boeren die zij in dienst hadden. Ook werd er geleefd in huizen van steen. Hier komt ook de uitdrukking 'steenrijk' vandaan.

De boeren

En bij de laatste stand horen de boeren/burgers/poorters/horigen. Zij stonden onderaan in de standensamenleving. Toch bestond deze groep uit de meeste mensen. Als boer had je het zwaar. Je moest hard werken op het land van de adel. De gewassen die de boeren verbouwden moesten zij voor het grootste gedeelte afstaan aan de adel. Een klein gedeelte mochten zij zelf houden om van te leven. Zowel de mannen als de vrouwen moesten werken op het land. Dit was de enige manier om genoeg eten te verdienen. Het enige voordeel dat de boeren hadden, was dat zij bij gevaar bescherming kregen in het kasteel. De gezinnen van boeren waren vaak klein. Een kind was namelijk weer een extra mond om te voeden, terwijl er al weinig eten was. Hierdoor waren de boerengezinnen vaak klein. Wanneer boeren wel kinderen hadden, werkten deze kinderen mee op het land. Deze kinderen konden nog niet naar school want die bestond toen nog niet. De boerenkinderen hadden wel het geluk dat zij zelf mochten weten met wie zij wilden trouwen. Dit waren wel kinderen uit een ander boerengezin. Boeren moesten het doen met een klein houten huis. In dit huis was maar één kamer waarin het gehele gezin woonde. In deze kamer werd er gekookt, gegeten en geslapen. De boeren sliepen op stro, omdat zij zich geen bed konden veroorloven.

Toernooien

Ridders hielden vaak toernooien om te oefenen voor als het weer echt oorlog was. Toernooien bestonden uit verschillende onderdelen.
Zoals:

  • Het steekspel - Bij het steekspel rijden 2 ridders op een paard tegen elkaar in en proberen met een lans elkaar van het paard te duwen.
  • Het schijngevecht - Het schijngevecht is de oudste vorm van het toernooi. Een groep wordt in 2 groepen verdeeld. De ene groep moest de andere groep proberen te verslaan.
  • Pas d’ armes is dat een groep ridders een andere groep uitdaagt om aan te vallen of te verdedigen.Bijv: op een brug of een berg.
  • Ringsteken - Niet alle onderdelen in een toernooi waren gevechten zoals het ringsteken. Het ringsteken ging om kleinen ringen van een paal te steken in galop.
Kathedraal van Chartres, gebouwd in de 12e eeuw

Wetenschap

Monniken in de middeleeuwen geloofden dat niet alleen de Bijbel het woord van God was, maar dat de natuur, hemel en aarde net zo goed geschapen waren door God. Aanvankelijk leerden jongens om te lezen en te schrijven in een klooster, maar gaandeweg begon men zich steeds meer te interesseren voor de natuur. Er ontstonden kathedraalscholen. Er werden lessen gegeven in een kathedraal, niet alleen godsdienst, maar ook logica, retorica, wiskunde en sterrenkunde. In de 11e en de latere eeuwen werden steeds meer universiteiten opgericht, met goedkeuring van de paus. De eerste universiteit was de universiteit van Bologna (Italië). Ook andere universiteiten, zoals die van Prijs of Cambridge stammen uit die tijd. Men stond erg open voor uitvindingen in de Byzantijnse, Arabische en de Chinese wereld, die al snel werden overgenomen en verbeterd.

Het geloof

In de middeleeuwen was in Europa vrijwel iedereen christelijk. Nadat tijdens het Oosters Schisma (1054) de Christelijke Kerk in tweeën was gesplitst in de Rooms-Katholieke Kerk en in de Oosters-orthodoxe Kerk werden de meeste mensen in West-Europa katholiek en in Oost-Europa orthodox. Daarnaast was er nog een andere grote godsdienst, de islam. De moslims namen veel land in, vooral van de orthodoxen en het kwam zelfs zo ver dat ze Jeruzalem veroverden! Jeruzalem was een heilige stad voor de christenen. Dat lieten de christenen niet op zich zitten en de tijd van de kruistochten was aangebroken. Na veel bloedige gevechten verloren de kruisvaarders in 1291 hun laatste stad, Akko.

In het middeleeuwse Europa stonden honderden abdijen en kloosters. Soms midden in de drukke stad, soms midden in een verlaten streek. Daar werkten de monniken aan boeken, ze bewerkten het land en ze baden tot God. Aan het einde van de middeleeuwen gingen de monniken zich steeds verwaander gedragen en geld over de bank gooien. Wie hen geen geld gaf, ging naar hel. Zo ging het ongeveer. Dan waren er natuurlijk ook veel goede monniken, die medelijden hadden met het hardwerkende volk maar de verwaande papzak-monniken werden toch steeds meer in aantal. Naar deze monniken haalden Erasmus, Johannes Hus (en later tijdens de reformatie ook Maarten Luther en dergelijke) hard uit. De Kerk liet prachtige kathedralen bouwen en veel mensen bleven trouw katholiek, maar de basis voor een fikse godsdienstruzie was gelegd.

Hoe dachten de mensen over de dood?

Bijna iedereen geloofde in een leven na de dood. In het leven na de dood (het hiernamaals) was er de hemel en de hel. Nu kon een mens het dan slecht hebben (arm, ziek, honger), maar straks in de hemel zou alles beter zijn dan op aarde. In de hel kwamen alleen mensen die slecht waren of die niet naar de kerk wilden luisteren. De meeste mensen waren dan ook erg bang om naar de hel te gaan. Vaak ging een familielid in een klooster om te bidden dat ze niet naar de hel zouden hoeven gaan. Want door goed te leven kwam je in de hemel, en door slecht te leven in de hel. De kerk gaf uitleg over wat er goed en slecht in het leven was, daarom hadden de mensen veel respect voor de kerk!

Ridders

De ridders waren van een leger de strijdkrachten. Die vochten voor hun land. Ridder worden konden alleen mannen van adel. Die moesten een opleiding volgen van soms wel 15 jaar. Meestal begon je met de opleiding als je 6/7 jaar oud was, dan was je een 'page' (ridder in opleiding). Op je 14e werd je schildknaap van een ridder, en als je ongeveer 21 werd, dan werd je een ridder.

  • Schildknaap: Je ging mee naar alle veldslagen en droeg altijd zijn schild daarom het woord schildknaap. Als je ridder werd kreeg je een slag van de koning met zijn zwaard dan werd je benoemd tot ridder.
  • Als je ridder werd had je veel bepantsering, dat zijn ijzeren platen om je te beschermen tegen zwaardslagen en pijlen. Het harnas was in totaal meer dan 10 kilo zwaar. Elke ridder had een wapen, zoals: een bijl, een dolk, een knots met scherpe punten.

Veel ridders werden beroemd om hun heldendaden. Dit zijn een paar beroemde ridders:

  • Godfried van Bouillon, een Frankisch ridder, was een van de eerste ridders die in een kruistocht vocht. In 2005 eindigde hij op plaats 17 in de Franstalige versie van Grootste Belg.
  • Bertand du Guesclin, een Franse ridder die met zijn leger Frankrijk terug van Engeland veroverde.
  • Prins Edward (De zwarte prins), hij was een Engelse ridder. Hij werd zo genoemd omdat hij altijd een zwart harnas droeg.

Weetjes en feiten

  1. Tijdens de aanval schoot een katapult rottende en dode dieren en bijenkorven.
  2. In de buitenmuren van een kasteel zitten smalle ramen en gaten. Dat was heel handig, want de vijand kon de mensen achter het raam zo niet goed raken, terwijl de mensen achter het raam wel makkelijk de vijand konden raken.
  3. Het aankleden van een ridder duurde soms wel 1 uur zelfs als iemand hielp.
  4. De afwas werd schoongemaakt met zand of kruiden.
  5. Vrouwen droegen vroeger ook make-up, echter was deze van kool

Einde van de middeleeuwen

Toen de renaissance zich in de 15e en 16e eeuw vanuit Italië over een groot deel van Europa verspreidde, waren de middeleeuwen definitief afgelopen. In plaats van dat iedereen bezig was met de kerk en het hiernamaals, kwam nu de mens steeds meer centraal te staan.

Externe links

Spelletje

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Middeleeuwen&oldid=551443"