Leven in de Gouden Eeuw: verschil tussen versies

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
k (Mike1023 heeft pagina Leven Gouden Eeuw hernoemd naar Leven in de Gouden Eeuw)
Regel 10: Regel 10:
 
Kooplieden (mensen die handel kopen en verkopen) sloegen een groot deel van hun handel op zodat zij een voorraad hadden. Als er veel aanbod was voor peper, dan konden zij de peper alleen voor een lage prijs verkopen. Want er waren misschien nog wel duizenden andere kooplieden die peper verkochten. Kooplieden bleven dan wachten tot er veel vraag en weinig aanbod was voor peper, dan konden ze de peper weer voor een duurdere prijs verkopen. Hierdoor maakten zij veel winst en werden zij erg rijk. Doordat de kooplieden ontzettend rijk werden door de handel, konden zij mooie grachtenpanden laten bouwen.
 
Kooplieden (mensen die handel kopen en verkopen) sloegen een groot deel van hun handel op zodat zij een voorraad hadden. Als er veel aanbod was voor peper, dan konden zij de peper alleen voor een lage prijs verkopen. Want er waren misschien nog wel duizenden andere kooplieden die peper verkochten. Kooplieden bleven dan wachten tot er veel vraag en weinig aanbod was voor peper, dan konden ze de peper weer voor een duurdere prijs verkopen. Hierdoor maakten zij veel winst en werden zij erg rijk. Doordat de kooplieden ontzettend rijk werden door de handel, konden zij mooie grachtenpanden laten bouwen.
 
[[Bestand:Herengracht446-Amsterdam.jpg|links|miniatuur|Dit is een grachtenpand met een mooi versierde gevel.]]
 
[[Bestand:Herengracht446-Amsterdam.jpg|links|miniatuur|Dit is een grachtenpand met een mooi versierde gevel.]]
Grachtenpanden waren enorm groot zodat men de handel kon opslaan. De buitenkant was vaak versierd met een mooie gevel. Een rijk versierde gevel liet zien dat je rijk was. Ook was de woonkamer vaak mooi versierd met dure meubels en schilderijen. De woonkamer vond je gelijk vaak bij binnenkomst. Door de woonkamer mooi te versieren, konden de gasten dus zien dat je rijk was. Op zolder lag vaak het handelswaar. Verder zat er ook een kantoor in zo'n grachtenpand. Dit
+
Grachtenpanden waren enorm groot zodat men de handel kon opslaan. De buitenkant was vaak versierd met een mooie gevel. Een rijk versierde gevel liet zien dat je rijk was. Ook was de woonkamer vaak mooi versierd met dure meubels en schilderijen. De woonkamer vond je gelijk vaak bij binnenkomst. Door de woonkamer mooi te versieren, konden de gasten dus zien dat je rijk was. Op zolder lag vaak het handelswaar. Verder zat er ook een kantoor in zo'n grachtenpand. Dit was nodig zodat alles goed bijgehouden kon worden. Ze wisten zo precies hoeveel specerijen er waren gekocht en hoeveel specerijen er waren verkocht.
was nodig zodat alles goed bijgehouden kon worden. Ze wisten zo precies hoeveel specerijen er waren gekocht en hoeveel specerijen er waren verkocht.
 
   
 
Grachtenpanden kan je vandaag de dag nog steeds vinden in Amsterdam. Amsterdam was de stad van de handel, rijke kooplieden lieten daarom grachtenpanden bouwen in Amsterdam, zodat zij dichtbij de handel woonden. Rijke mensen woonden dus in het westen van het land, in Amsterdam bijvoorbeeld. Arme mensen woonden verder van de handel af, zij woonden vaak in het midden of het oosten van het land.
 
Grachtenpanden kan je vandaag de dag nog steeds vinden in Amsterdam. Amsterdam was de stad van de handel, rijke kooplieden lieten daarom grachtenpanden bouwen in Amsterdam, zodat zij dichtbij de handel woonden. Rijke mensen woonden dus in het westen van het land, in Amsterdam bijvoorbeeld. Arme mensen woonden verder van de handel af, zij woonden vaak in het midden of het oosten van het land.
Regel 26: Regel 25:
 
* De derde laag waren de gewone burgers.
 
* De derde laag waren de gewone burgers.
 
Zij hadden niet veel geld, maar verdienden genoeg geld om te kunnen leven. Dit waren bijvoorbeeld de soldaten, de matrozen en de arbeiders.
 
Zij hadden niet veel geld, maar verdienden genoeg geld om te kunnen leven. Dit waren bijvoorbeeld de soldaten, de matrozen en de arbeiders.
  +
[[File:Catharina gasthuis met kapel Oosthaven Gouda.jpg|thumb| Een Gasthuis met een [[kapel]] in Gouda (gerestaureerd)]]
 
 
* De vierde laag waren de armen mensen zonder werk.
 
* De vierde laag waren de armen mensen zonder werk.
 
Zij werden ook wel paupers genoemd. Zij hadden niet genoeg geld om te leven, daarom gingen zij bedelen of zelfs stelen.
 
Zij werden ook wel paupers genoemd. Zij hadden niet genoeg geld om te leven, daarom gingen zij bedelen of zelfs stelen.
   
 
Armen mensen moesten vaak hard werken voor weinig geld. Ze werkten 6 of soms wel 7 dagen per week, vaak verdienden ze dan nog steeds niet genoeg. Daarom werkten de kinderen vanaf 6 jaar ook, zij gingen dus niet naar school.
 
Armen mensen moesten vaak hard werken voor weinig geld. Ze werkten 6 of soms wel 7 dagen per week, vaak verdienden ze dan nog steeds niet genoeg. Daarom werkten de kinderen vanaf 6 jaar ook, zij gingen dus niet naar school.
Ook was er bepaald dat er alleen gewerkt mocht worden als er licht was. In de zomer kon men dus veel uur werken. In de winter kon er minder uur gewerkt worden, de mensen verdienden in de winter dus ook minder. Terwijl zij juist meer geld nodig hadden in de winter voor de brandstoffen. Brandstoffen waren nodig om hun huis warm te houden.
+
Ook was er bepaald dat er alleen gewerkt mocht worden als er licht was. In de zomer kon men dus veel uur werken. In de winter kon er minder uur gewerkt worden, de mensen verdienden in de winter dus ook minder. Terwijl zij juist meer geld nodig hadden in de winter voor de brandstoffen. Brandstoffen waren nodig om hun huis warm te houden. In die tijd werden er vanuit de [[kerk]]en veel armenhuizen opgezet en huizen voor weduwen (hofjes) en wezen. Voor de daklozen waren er [[Gasthuizen]].
   
 
[[Bestand:Rembrandt van Rijn - Self-Portrait - Google Art Project.jpg|miniatuur|Dit is Rembrandt van Rijn. Een bekende schilder uit de Gouden Eeuw.]]
 
[[Bestand:Rembrandt van Rijn - Self-Portrait - Google Art Project.jpg|miniatuur|Dit is Rembrandt van Rijn. Een bekende schilder uit de Gouden Eeuw.]]

Versie van 22 dec 2020 20:36

In de Gouden Eeuw ging het heel goed met Nederland, het was zelfs het rijkste en machtigste land ter wereld. De VOC had hier een groot aandeel in, de VOC zorgde ervoor dat Nederland erg rijk bleef. Zij brachten namelijk kruiden en specerijen mee naar Amsterdam en deze specerijen werden opgeslagen in grachtenpanden. Hierdoor hadden zij heel veel voorraad en kon er veel worden verhandeld. Dit noem je stapelmarkt. Producten van over de hele wereld werden namelijk naar Amsterdam vervoerd, opgeslagen en verhandeld. Kooplieden vanuit heel Europa kwamen naar Amsterdam om daar de kruiden en specerijen te kopen.


Dit zijn specerijen. Een soort kruiden van een plant.

Specerijen

Portugal handelde eerst al in specerijen. Specerijen zijn eigenlijk een soort kruiden. Voorbeelden van specerijen en kruiden zijn: peper, nootmuskaat, foelie, koffie, thee en cacao. Deze specerijen waren bijna niet te verkrijgen in Europa en deze werden daarom gehaald uit Indië. Op een gegeven moment werd de vraag naar specerijen zo groot, dat Portugal niet meer in staat was om iedereen van specerijen te kunnen voorzien. De Nederlanders zagen hun kans schoon en gingen ook naar Azië om specerijen en kruiden naar Europa te halen om het zo te kunnen verhandelen. Dit was een slimme zet, de vraag naar specerijen was namelijk enorm groot. De Nederlanders konden bijvoorbeeld peper voor ontzettend veel geld verkopen, want kruiden waren erg gewild. Peper werd dus echt peperduur. Door slim in te spelen op vraag en aanbod is Nederland ontzettend rijk geworden.

Grachtenpanden

Kooplieden (mensen die handel kopen en verkopen) sloegen een groot deel van hun handel op zodat zij een voorraad hadden. Als er veel aanbod was voor peper, dan konden zij de peper alleen voor een lage prijs verkopen. Want er waren misschien nog wel duizenden andere kooplieden die peper verkochten. Kooplieden bleven dan wachten tot er veel vraag en weinig aanbod was voor peper, dan konden ze de peper weer voor een duurdere prijs verkopen. Hierdoor maakten zij veel winst en werden zij erg rijk. Doordat de kooplieden ontzettend rijk werden door de handel, konden zij mooie grachtenpanden laten bouwen.

Dit is een grachtenpand met een mooi versierde gevel.

Grachtenpanden waren enorm groot zodat men de handel kon opslaan. De buitenkant was vaak versierd met een mooie gevel. Een rijk versierde gevel liet zien dat je rijk was. Ook was de woonkamer vaak mooi versierd met dure meubels en schilderijen. De woonkamer vond je gelijk vaak bij binnenkomst. Door de woonkamer mooi te versieren, konden de gasten dus zien dat je rijk was. Op zolder lag vaak het handelswaar. Verder zat er ook een kantoor in zo'n grachtenpand. Dit was nodig zodat alles goed bijgehouden kon worden. Ze wisten zo precies hoeveel specerijen er waren gekocht en hoeveel specerijen er waren verkocht.

Grachtenpanden kan je vandaag de dag nog steeds vinden in Amsterdam. Amsterdam was de stad van de handel, rijke kooplieden lieten daarom grachtenpanden bouwen in Amsterdam, zodat zij dichtbij de handel woonden. Rijke mensen woonden dus in het westen van het land, in Amsterdam bijvoorbeeld. Arme mensen woonden verder van de handel af, zij woonden vaak in het midden of het oosten van het land.

Rangen en standen

Niet iedereen had het even goed in de Gouden Eeuw. Eigenlijk was er maar een klein gedeelte van de bevolking erg rijk. Eigenlijk alleen de mensen van adel, de kooplieden en de handelaren waren rijk en konden veel mooie en dure spullen kopen. De rest van de bevolking had net genoeg geld om te kunnen leven, of had helemaal geen geld om te kunnen leven In de tijd van de Gouden Eeuw was er sprake van een gelaagde samenleving. Dit betekent dat mensen op verschillende niveaus werden ingedeeld.

  • De eerste laag was de adel

Van adel kon je niet worden. Je werd namelijk als van adel geboren. Van adel betekent dat je een titel als: koning, keizer of baron had.

  • De tweede laag was de rijke burgerij.

Dit waren kooplieden, de handelaren en boeren die veel grond bezaten.

  • De derde laag waren de gewone burgers.

Zij hadden niet veel geld, maar verdienden genoeg geld om te kunnen leven. Dit waren bijvoorbeeld de soldaten, de matrozen en de arbeiders.

Een Gasthuis met een kapel in Gouda (gerestaureerd)
  • De vierde laag waren de armen mensen zonder werk.

Zij werden ook wel paupers genoemd. Zij hadden niet genoeg geld om te leven, daarom gingen zij bedelen of zelfs stelen.

Armen mensen moesten vaak hard werken voor weinig geld. Ze werkten 6 of soms wel 7 dagen per week, vaak verdienden ze dan nog steeds niet genoeg. Daarom werkten de kinderen vanaf 6 jaar ook, zij gingen dus niet naar school. Ook was er bepaald dat er alleen gewerkt mocht worden als er licht was. In de zomer kon men dus veel uur werken. In de winter kon er minder uur gewerkt worden, de mensen verdienden in de winter dus ook minder. Terwijl zij juist meer geld nodig hadden in de winter voor de brandstoffen. Brandstoffen waren nodig om hun huis warm te houden. In die tijd werden er vanuit de kerken veel armenhuizen opgezet en huizen voor weduwen (hofjes) en wezen. Voor de daklozen waren er Gasthuizen.

Dit is Rembrandt van Rijn. Een bekende schilder uit de Gouden Eeuw.

Kleding

Rijke mensen droegen voornamelijk zwarte kleding. Zwarte kleding straalde zelfverzekerdheid uit. Ook waren de witte kragen in de 17e eeuw in de mode. Alleen rijke mensen konden meegaan met de mode, omdat zij daar genoeg geld voor hadden. De witte kragen waren alleen niet heel handig, het haar moest kort zijn anders zat het vast in de kraag. Ook zorgde zo'n kraag ervoor dat je je niet goed kon bewegen.

Schilderkunst

De rijke bevolking kreeg steeds meer interesse in de kunst. Vandaar dat er ook een bloei kwam in de kunst van Nederlandse schilders. Ook waren er vroeger natuurlijk geen fotocamera's aanwezig. Om toch afbeeldingen van zichzelf te hebben, lieten mensen een portret van zichzelf maken door schilders. Zo'n portret maken duurde lang en was erg kostbaar. Alleen rijke mensen hadden hier geld voor. Zo'n portret werd in huis opgehangen om te laten zien dat je rijk was. Je had namelijk genoeg geld om een portret van jezelf te laten maken. Sommige schilders schilderde ook arme mensen, omdat het schilderen van portretten van rijke mensen vaak saai was. Arme mensen die bezig waren met hun dagelijkse activiteit was voor sommige schilders veel interessanter.

Veel beroemde schilders kwamen uit Nederland. Zij werden ook wel de Hollandse Meesters genoemd. Door veel vraag naar schilderijen, kwamen er steeds meer schilders. Er was dus veel concurrentie, dit betekent dat er veel strijd was tussen verschillende schilders. Om op te vallen kozen de schilders vaak een genre waar ze goed in waren en maakten zij dus alleen dat soort type schilderijen. Voorbeelden van genres zijn portretten of landschappen.

Niet alle schilders waren even goed. Maar door naar de bevolking te luisteren en te schilderen wat zij wilden, konden ze toch nog genoeg geld verdienen. Zij maakten bijvoorbeeld dure bekende schilderijen na, zodat mensen met wat minder geld dit ook konden kopen. Door veel schilderijen na te maken, kon het goedkoper verkocht worden. Zo konden meer mensen schilderijen kopen.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Leven_in_de_Gouden_Eeuw&oldid=638601"