Het neefje van de tovenaar

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het Neefje van de tovenaar is een boek van C.S. Lewis. Dit is het eerste deel van de zeven Kronieken van Narnia (het werd wel na het tweede deel geschreven). Het gaat over een meisje (Polly) en een jongetje (Digory) die het kamertje van Digory's oom vinden. Hij geeft ze ringen, ieder een gele en een groene, met de gele kom je in een andere wereld en met de groene kom je terug. Als ze een gele omdoen, komen ze in een woud (Het woud tussen de werelden in) met heel veel meertjes en bomen. Dan springen ze in een van de meertjes en komen in een andere wereld.Daar gaan ze een gebouw binnen en zien allemaal hoffelijke mensen. Aan het einde van de zaal staat een lessenaar, daaraan hangt een bel een een hamer. Er staat iets op de lessenaar geschreven. Digory slaat met de hamer op de bel en dan wordt een koningin wakker, die heeft een niet al te vriendelijk gezicht. Het is Jadis, later ook de Witte Heks genoemd. Ze gaan met z'n drieën terug naar Londen, en gaan daarna naar Narnia met oom Andreas, Jadis, Frank, Helena en Strobloem, later Wiek genoemd. Daar komen ze Aslan tegen. Hij schept Narnia en alle pratende dieren komen tevoorschijn. Digory neemt een appel uit de tuin mee voor zijn zieke moeder. In de tuin komt hij Jadis tegen, met een heel erg wit gezicht. Zij heeft een appel gegeten. Hier mee bedoelt Lewis zeer waarschijnlijk de zondeval uit de Bijbel. Ze keren allemaal terug naar Londen, behalve de Narniaan Aslan en de wrede Jadis. Het blijt dat er geen tijd voorbijgegaan is terwijl ze weg waren

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Het_neefje_van_de_tovenaar&oldid=659301"