Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Portret van Hendrik Casimir II, vorst van Nassau-Dietz (1657-1696)

Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz (Den Haag , 18 januari 1657 – Leeuwarden , 25 maart 1696) was stadhouder van Friesland en Groningen van 1664 tot 1696.

Leven

Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz was de oudste zoon van Willem Frederik van Nassau-Dietz en gravin Albertine Agnes van Nassau, dochter van Frederik Hendrik, Prins van Oranje, stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelre en Overijssel. Toen zijn vader, een lid van de Friese tak van Nassau-Dietz, in 1664 stierf, werd hij stadhouder van Friesland en Groningen (onder voogdij van zijn moeder Albertine Agnes van Nassau en oma Sophia Hedwig van Brunswijk-Lüneburg aangezien hij toen zeven jaar oud was). In 1675 stemde Friesland om het stadhouderschap erfelijk te maken in het huis van Nassau-Dietz. Hendrik Casimir II was daarmee de eerste erfelijke Friese stadhouder. De andere provincies van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden onder aanvoering van Johan de Witt hadden na de dood van Willem II besloten geen stadhouder meer te benoemen. Het zogeheten Eerste Stadhouderloze tijdperk (1650-1675).

In 1683 kreeg Henriette Amalia bezoek van haar neef Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz. Deze was gestuurd door zijn moeder (en zus van haar moeder), Albertine Agnes, omdat deze een bruid zocht voor haar zoon. Henriette Amalia leek vanwege haar intelligentie en kordaatheid een geschikte kandidate en de kennismaking verliep voorspoedig: Henriette Amalia en Hendrik Casimir voelden zich tot elkaar aangetrokken. In 1683 trouwde hij met zijn nicht Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau, dochter van John George II, Prins van Anhalt-Dessau. De zeventienjarige bruid ging niet direct mee naar Friesland. Zij kwam daar in de zomer van 1684 aan en werd in augustus plechtig ingehaald in Leeuwarden. Het huwelijk was kinderrijk. Henriette Amalia en Hendrik Casimir kregen in elf jaar negen kinderen: twee zoons, van wie er een jong stierf, en zeven dochters.

Net als zijn voorgangers werd hij officier in het leger van de Republiek. Bij zijn deelname aan de slag bij Seneffe in 1674 raakt hij door een val van zijn paard ernstig gewond met een chronische borstkwaal als gevolg. Met zijn neef en opperbevelhebber Willem III van Oranje kon hij niet erg opschieten. In 1674 ging hij zelfs over naar de Fransen. Hij zou in 1688 terugkeren tijdens de Negenjarige Oorlog en in 1689 werd hij benoemd tot derde veldmaarschalk in het staatsleger. Toen hij na de dood van Waldeck, de eerste veldmaarschalk, in 1692 zijn functie niet kreeg, voelde hij zich gepasseerd en nam in 1693 ontslag. In deze Negenjarige Oorlog (1688-1697) stonden de Fransen onder Lodewijk XIV tegenover een coalitie (samenwerking) van de Republiek, Engeland, het Duitse Kijzerrijk, Spanje en Brandenburg, onder leiding van koning-stadhouder Willem III. Hierbij kwamen de Zuidelijke Nederlanden weer onder het Spaans gezag. De oorlog was erop gericht om de dreigende overheersing van de Fransen in Europa tegen te gaan. Omdat het vooral een landoorlog was, koste dat de Republiek veel geld. De schatkist raakte leeg. Doordat Engeland de grote zeevarende natie was geworden, zorgde voor een achteruitgang van de Nederlandse economie die het vooral moest hebben van handel over zee en visserij. Vooral de West-Indische Compagnie had hier last van, en daarmee ook de slavenhandel.

Vroege dood

Zijn vroege dood in 1696 is mede het gevolg van de oorlogskwetsuur die hij in 1674 opliep.

Hendrik Casimir werd als stadhouder in Frieland en Groningen opgevolgd door zijn zoon Johan Willem Friso van Oranje-Nassau. Na de dood van Hendrik Casimir werd Henriette Amalia regentes (waarnemend bestuurder) namens haar dan nog minderjarige zoon (7 jaar). Het is Johan Willem Friso die zich na de dood van Willem III in 1702 'Prins van Oranje' mag noemen. Willem III had Johan Willem Friso, een nazaat van Jan de Oude (de broer van Willem van Oranje) aangesteld als erfprins. Zijn overgrootvader Frederik Hendrik had bepaald dat zijn fortuin bij geen mannelijke erfopvolger zou overgaan op de familie van zijn oudste dochter Henriëtte. Na 30 jaren kibbelen werd de erfenis uiteindelijk verdeeld, want ook Koning Frederik I van Pruisen had zich tot prins van Oranje uitgeroepen. In 1747 werd Willem IV van Oranje-Nassau, de kleinzoon van Hendrik Casimir II en zoon van Johan Willem Friso als eerste als erfstadhouder van de Republiek der Verenigde Provinciën aangesteld.

Paleis stadhouderlijk hof te Leeuwarden, nu een hotel

Kinderen

Uit zijn huwelijk met Henriëtta Amalia had Henry Casimir II de volgende kinderen:

  • Willem George Friso (1685-1686), Erfprins van Nassau-Dietz
  • Henriette Albertine (1686-1754), prinses van Nassau-Dietz
  • Johan Willem Friso van Oranje-Nassau (1687-1711), stadhouder in Friesland en Groningen
  • Maria Amalia (1689-1771) Prinses van Nassau-Dietz
  • Sofia Hedwig (1690-1734), trouwde in 1708 met hertog Karel Leopold van Mecklenburg (1678-1747), zoon van Frederik, hertog van Mecklenburg-Grabow
  • Isabelle Charlotte (1692-1757), trouwde in 1725 Prins Christian, Prins van Nassau-Dillenburg (1688-1739), zoon van Hendrik, Prins van Nassau-Dillenburg
  • Johanna Agnes (1693-1765), prinses van Nassau-Dietz
  • Louise Leopoldina (1695-1758), prinses van Nassau-Dietz
  • Henriette Casimira (1696-1738), prinses van Nassau-Dietz

Wapen

Wapen van Hendrik Casimir II
Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Hendrik_Casimir_II_van_Nassau-Dietz&oldid=685090"