Blazer
Een blazer is zeg maar de grote uitvoering van een botter en deze is meer zeewaardig. Het is kleiner dan bijvoorbeeld een Lemsteraak. Een blazer werd gebruikt voor zwaardere visserswerkzaamheden. Het kwam in de 19e eeuw tot ontwikkeling. Aan de voorzijde is de blazer hoger dan aan de achterzijde. Het heeft één mast. Wieringer blazers hadden een lengte van circa 12 meter, die van Texel rond de 14 meter. De blazers van Paesens en Moddergat waren nog langer en vaak uitgerust met twee masten.
Net als bij de botter is er voor de mast een dek, met daaronder ruimte voor een bemanningsverblijf (ook wel vooronder genoemd). In het midden bevindt zich de zogeheten bun, een bewaarplaats voor de vis zoals schol, kabeljauw en schelvis.
Er wordt meestal gezeild met een grootzeil tussen een giek en een gaffel, een fok en een kluiver, die boven de uitschuifbare 'boegspriet' of kluiverboom wordt bevestigd. Voor de stabiliteit en om afdrijven te voorkomen kan een zwaard worden neergelaten.
Ze kwamen vooral voor op de Waddenzee en het noordelijk deel van de Zuiderzee. Ze werden gebouwd op werven in Makkum, Workum en Hindeloopen.
Er bestaan nog drie varende blazers: Op Hoop van Zegen, TX11 en TX33.