Allergie: verschil tussen versies

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
k
Regel 133: Regel 133:
 
Bij uitbreiding wordt de term "allergisch" ook wel gebruikt om aan te duiden dat iemand een flinke hekel aan iets heeft, er grote afkeer van heeft, bijvoorbeeld: "Hij is allergisch voor Frans." Dat wil dan zeggen dat de Franse taal hem weerzin inboezemt, hij er niets van moet hebben, enz.
 
Bij uitbreiding wordt de term "allergisch" ook wel gebruikt om aan te duiden dat iemand een flinke hekel aan iets heeft, er grote afkeer van heeft, bijvoorbeeld: "Hij is allergisch voor Frans." Dat wil dan zeggen dat de Franse taal hem weerzin inboezemt, hij er niets van moet hebben, enz.
   
== ReferentiesReferenties: ==
+
== Referenties ==
 
↑ Pelsser LM, Buitelaar JK. Gunstige invloed van een standaardeliminatiedieet op het gedrag van jonge kinderen met aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD), een verkennend onderzoek. 2002. Ned Tijdschr Geneeskd 146:2543-2547. PMID 12532668
 
↑ Pelsser LM, Buitelaar JK. Gunstige invloed van een standaardeliminatiedieet op het gedrag van jonge kinderen met aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD), een verkennend onderzoek. 2002. Ned Tijdschr Geneeskd 146:2543-2547. PMID 12532668

Versie van 8 apr 2007 22:35

Allergie is het gevolg van een reactie van het immuunsysteem. Dit systeem reageert op één of meerdere stoffen, allergenen genaamd. Voorbeelden van deze stoffen zijn stuifmeelkorrels, huidschilfers van dieren, uitwerpselen van huisstofmijt, schimmelsporen of voedselbestanddelen. Het lichaam reageert met het aanmaken van afweerstoffen. Deze reactie veroorzaakt klachten zoals een lopende neus, tranende ogen, jeuk of benauwdheid.

Indeling naar het mechanisme van de allergische reactie

We onderscheiden 4 types allergische reacties:

Type I: IgE-allergie, waarvan Anafylaxis een extreem voorbeeld is. Type II: IgG-antistofgemedieerde allergische reactie Type III: allergische reactie die zich richt naar oppervlakte antigenen op weefsels Type IV: celgemedieerde allergische reactie

Type I: IgE-gemedieerde reactie

Hierbij spelen de mestcellen (zie ook: witte bloedcellen) een rol. Deze bevatten onder andere histamineblaasjes. Een tweede hoofdrolspeler is het immunoglobuline E, een antistof dat normaal een functie heeft bij parasitaire infecties. Wanneer een allergeen (zoals latex) zich 2 maal bindt aan een IgE op de celmembraan van een mestcel, zal deze mestcel zijn inhoud uitstorten en deze vasoactieve aminen (onder andere histamine, serotonine en prostaglandine) zullen een aantal veranderingen veroorzaken in het lichaam.

vaatverwijding (vasodilatatie van de bloedvaten in de huid) vernauwing van de bronchiën van de longen afname van de hartactiviteit Dit geeft tot gevolg:

neusklachten: loopneus, niezen, gezwollen neusslijmvlies moeilijke ademhaling: piepende ademhaling rode ogen: conjunctivitis huidveranderingen: roder worden, warmte afgeven, jeuk in ernstige gevallen bloeddrukdaling en shock, in extreme gevallen zelfs hartstilstand De therapie bij een hevige acute allergische reactie (anafylactische reactie) bestaat uit het toedienen van adrenaline door middel van een auto-adrenaline injector (bijv. Epipen). Hierdoor gaan de bronchiën zich weer verwijden, de bloedvaten in de huid vernauwen (vasoconstrictie) en wordt de activiteit van het hart gestimuleerd. Andere geneesmiddelen zoals calcium blijken minder of niet effectief. Corticosteroïden hebben een snelle werking, maar door negatieve bijwerkingen worden deze medicijnen pas voorgeschreven wanneer duidelijk is dat er geen alternatief meer voor handen is.

Bijna altijd is een allergische reactie niet levensbedreigend: de meeste mensen die een type I-reactie doormaken, hebben hooikoorts. Effectieve middelen tegen deze reacties zijn de antihistaminica die het effect van histamine tegengaan; verder kunnen preventief onder andere mestceldegranulatieremmers (zoals cromoglicaat), en corticosteroïden worden gebruikt.

Een verschil tussen een anafylactische reactie en een anafylactoide reactie is dat men in het eerste geval gesensibiliseerd moet zijn voor het antigeen, men moet m.a.w. antilichamen (IgE) aanmaken vooraleer de reactie kan plaats hebben. Men zal dus nooit bij het allereerste contact met een allergeen (bijvoorbeeld latex) een reactie vertonen. Bij anafylactoide reacties is deze sensibilisatie niet nodig: de allergenen hebben zelf een vasoactieve werking, wat histamine simuleert, zoals bijvoorbeeld bijengif bij een bijensteek.


Type II

Deze vorm van allergie, ook cytotoxische reactie genoemd, ontstaat wanneer antilichamen zich gaan richten naar het oppervlak van cellen en weefsels, op de aldaar aanwezige antigenen. Zo start een reeks reacties die uiteindelijk de afbraak van cellen of weefsel veroorzaakt. Een typisch voorbeeld is een bloedtransfusie tussen personen met een niet-verenigbare bloedgroep. Dit leidt tot agglutinatie van rode bloedcellen en in ernstige gevallen zelfs tot de dood (zie ook transfusee-transfuseur-syndroom). Drugs kunnen geen type II-reactie veroorzaken.

Deze reactie betreft ook vaak een allergische reactie op een geneesmiddel. Het allergeen bindt aan een lichaamscel en verandert de eiwitsamenstelling van het membraan. Hierdoor wordt de lichaamscel als lichaamsvreemd herkend en wordt deze aangevallen door het eigen immuunsysteem. Het betreft hierbij een direct cytotoxische reactie door IgG of IgM (antilichamen). Schade wordt veroorzaakt door neutrofiele granulocyten en natural-killer cellen. De neutrofiele granulocyten laten proteolytische enzymen vrij die een ontstekingsreactie veroorzaken. Natural-killer-cellen laten granules vrij die ervoor zorgen dat de cel lyseert (stukgaat).


Type III

Deze vorm van allergie ontstaat wanneer antigeen-antistofcomplexen neerslaan en onder andere neutrofielen aantrekken en het complementsysteem activeren en zo weefselschade veroorzaken. Een voorbeeld is de Arthus reactie.


Type IV

Deze allergie ontstaat door activatie van T-helper/inducer cellen(T-lymfocyten), die via de productie van diverse cytokinen het betreffende antigeen elimineert, maar tevens weefselschade veroorzaakt.

Deze gemedieerde immuunreactie is voornamelijk gericht tegen lichaamsvreemde cellen, zoals cellen die door een virus zijn geïnfecteerd of cellen van een transplantaat. Bij deze vorm spelen zowel de T-helpercel (Th-cel) als de cytotoxische T-cel (Tc-cel) een rol. Afhankelijk van de route kunnen twee reacties worden onderscheiden.

T-celcytotoxie (bij bijvoorbeeld bloed transfusie) Een binding van CD4+-T-helper/inducercellen aan het antigeen (samen met het HLA-klasse-II-molecuul), zal via de productie van IL-1 en IL-2 leiden tot het ontstaan van CD8+-Tc-cellen die de doelwitcellen een extracellulair mechanisme kunnen doden. Deze reactie treed het meest op bij virus geïnfecteerde cellen zoals bij hepatitis B. Deze behoort niet tot de allergische reacties. Maar het tweede mechanisme hoort wel tot de allergische reacties: Vertraagd-type-overgevoeligheid Deze reactie wordt gemedieerd door lymfocyten en macrofagen. Wanneer een helpercel bindt aan een antigeen zal deze lymfocyt worden gestimuleerd tot het uitscheiden van chemokinen en cytokinen. Dit gebeurt waarschijnlijk door een aparte populatie van T-helpercellen. De chemokinen kunnen lymfocyten, monocyten en andere ontstekingscellen aantrekken en activeren. De belangrijkste ontstekingscel is de geactiveerde macrofaag welke op zijn plek wordt gehouden door macrofagen-migratie-inhibitiefactor (MIF). Deze macrofaag kan met mediatoren weefselschade veroorzaken en gefagocyteerd materiaal verteren. De doelwitcel wordt gedood, maar gaat gepaard met weefselbeschadiging en een ontstekingsreactie. De meest voorkomende type-IV-vertraagd-overgevoeligheidsreactie is de huidreactie die dan gepaard gaat met een eczeem, rode en geïriteerde huid. Deze kan bijvoorbeeld door een overgevoeligheid van latex komen (handschoenen/condooms).

Indeling naar de toedieningsweg

Allergische reacties ontstaan vaak door stoffen die worden ingeademd, opgegeten of die met de huid in contact komen.

Inhalatie Hierbij komt het allergeen op de slijmvliezen terecht via de lucht. In de longen kan het tot astma-verschijnselen leiden. Bekenden allergenen in deze categorie zijn schimmelsporen, pollen van planten (het bekende hooikoorts) en huidschilfers en haren van (huis)dieren zoals honden, katten en paarden. Het gaat meestal om allergische reacties van het type I. Andere mechanismen zijn mogelijk. Voedsel Bij voedselallergie gaat het meestal om type I, bijvoorbeeld meteen jeukbulten (urticaria) en rode vlekjes of een tragere reactie. Ook de reacties op geneesmiddelen vallen hieronder. Andere mechanismen zijn mogelijk. Bij voedselallergie van het type IV, kan het - analoog aan parfumallergie - gaan om allergische reacties op sterk aromatisch voedsel. Koffie, chocola, vanille, kruidnagel, gerookt voedsel, citrusfruit, prei, overige aroma's zoals cassis. Misselijkheid, maagdarmklachten, diarree en hoofdpijn zijn mogelijke symptomen. Contact Uiten zich vaak als vormen van eczeem. Veel voorkomend is allergie voor een aantal metalen, vooral nikkel en chroom. Meestal niet type I, maar type IV. Veel cosmetica en parfums (ook bestanddelen van zepen en waspoeders) kunnen reacties veroorzaken, evenals de lijm in pleisters. Overig Behalve door de mond kunnen allergenen ook op andere wijzen (insectensteek, medisch handelen) in het lichaam terecht komen. De reactiemechanismen blijven dezelfde.

Niet-allergische overgevoeligheden: intoleranties

Vaak eten mensen om andere redenen bepaalde dingen niet. Bijvoorbeeld: van kool worden ze winderig, van melkproducten krijgen ze diarree, de geur van parfums maakt hen onwel, kleurstoffen en suiker in voedsel zou kinderen drukker maken. In de meeste van deze gevallen is er geen sprake van een echte allergie volgens één van de bovengenoemde mechanismen, hetgeen niet wegneemt dat de klachten reëel kunnen zijn. Betreffende voedingskleurstoffen en suiker die kinderen druk zouden maken, heeft nog geen enkel wetenschappelijk onderzoek deze stelling kunnen bevestigen.


Diagnose

Doorgaans zal iemand contact met zijn of haar huisarts opnemen bij eerder genoemde klachten. De huisarts kan hierop beslissen om een bloedtest af te nemen. Afgaande op de resultaten van de bloedtest kan de huisarts de patiënt advies geven, medicatie voorschrijven of doorverwijzen naar een allergoloog.


Type-1 allergie

Bloedanalyse Bij de patiënt wordt bloed afgenomen wat wordt onderzocht op de aanwezigheid van allergische antistoffen (IgE) tegen bepaalde allergenen. Huidpriktest Ook wel krasjestest. Hierbij wordt een druppel allergeen houdende vloeistof op de huid aangebracht en doorprikt met een lancet. Na een kwartier kan een eventuele reactie worden afgelezen. Intracutane huidtest Door middel van injecties wordt allergeen houdende vloeistof in (meestal) de rug geïnjecteerd. Na een 15 tot 30 minuten kan een reactie worden afgelezen. 6 Uur na de test dient de 'late reactie' te worden afgelezen. Neusprovocatie Neusprovocatie dient om een indruk te verkrijgen van de hevigheid van de allergische reactie. Bij deze test wordt een allergeen houdende vloeistof in de neus gespoten. Tijdens de inwerkingsperiode van 5 tot 10 minuten kunnen bij de patiënt allergische reacties ontstaan (zoals niezen). Zijn deze niet erg hevig, dan wordt overgegaan op een hogere concentratie allergeen houdende vloeistof. Hierna volgt weer een inwerkingsperiode. Zo kan bepaald worden hoe gevoelig de patiënt is. 6 Uur na de test dient de 'late reactie' te worden bepaald. Als de patiënt neussprays gebruikt dient het gebruik hiervan 1 tot 3 weken van tevoren worden gestaakt. Eliminatiedieet In geval van een voedselallergie horen de klachten te verdwijnen tijdens een eliminatiedieet. Als de klachten inderdaad verdwijnen, kunnen de stoffen waarvoor een allergie bestaat, geïdentificeerd worden door deze stapsgewijs weer te introduceren in de voeding. In relatie tot ADHD zijn op deze manier hoopgevende resultaten geboekt[1].

Type-4 allergie

Patchtest Ook wel plakproef. Bij de patiënt worden een aantal pleisters met allergenen aangebracht, meestal wordt getest met de Europese standaardreeks, bestaande uit de meest voorkomende allergenen. Deze pleisters moeten 48 uur blijven zitten, waarna ze verwijderd worden en de voorlopige resultaten worden afgelezen. 24 Uur later moeten de resultaten nog een keer worden afgelezen om tot een conclusie te kunnen komen. Bepaalde reacties ontstaan pas na contact met lucht, sporadisch ontstaat een reactie na 7 dagen. Bij de plakproef, huidtest, prikproef en neusprovocatie mag een aantal uur voor de test (doorgaans 36 tot 72 uur) en tijdens de test geen gebruik worden gemaakt van antihistaminicum aangezien de allergische reactie anders onderdrukt wordt.


Behandeling

Type-1 allergie (zoals hooikoorts, huisstofmijtallergie, dierenallergie): vermijding van het desbetreffende allergeen medicatie Een behandeling kan bestaan uit symptoombestrijding met bijvoorbeeld antihistaminicum, lokale ontstekingsremmende corticosteroïden (neussprays) of mestceldegranulatieremmers. Behandeling met antihistaminicum is de meest gebruikte methode aangezien dit doorgaans afdoende werkt en veel patiënten alleen last hebben van hooikoorts (hiervoor hoeft de patiënt maar enkele weken tot maanden een antihistaminicum te nemen). desensibilisatie Dit is een behandeling welke de oorzaak van de allergie aanpakt door de patiënt immuun te maken voor de allergenen. Deze behandeling wordt tegenwoordig steeds vaker toegepast voor patiënten met diverse allergieën en bijbehorende klachten. Type-4 allergie (zoals allergisch contacteczeem): vermijding van het desbetreffende allergeen medicatie Crèmes of zalven met corticosteroiden genezen de ontstoken huid sneller. Ook zijn er alternatieve behandelingen welke niet wetenschappelijk bewezen zijn, hieronder vallen onder andere:

Acupunctuur Bioresonantie Emotional Freedom Techniques( EFT) Nambudripad's Allergy Elimination Techniques (NAET) Tapas Acupressure Technique (TAT)

Preventie

Hoewel een aanleg voor allergieën erfelijk en aangeboren kan zijn, kunnen allergieën ook voorkomen worden. Let op; preventie is zeker niet altijd mogelijk maar onderstaande maatregelen kunnen wel bijdragen.

Bewezen eventuele preventieve werking:

Niet roken tijdens en na de zwangerschap, rook bevordert de aanmaak van allergische antistoffen Borstvoeding geven, liefst zes maanden Geen bijvoeding voor kinderen met aanleg voor allergieën de eerste zes maanden Vermoeden eventuele preventieve werking:

Bekende voedselallergenen (zoals pinda, ei, soja, melk, tarwe, noten) het eerste jaar vermijden Als een moeder al een kind heeft met een allergie, kan ze een hypoallergeen dieet volgen bij een volgende zwangerschap Zwangere en/of borstvoedende vrouw kan beter pinda's vermijden Geen huisdieren Beperking van expositie door huisstofmijt

Externe Links

Compleet dossier over allergieën op gezondheidsplein.nl

Nationale Allergiesite

Overig

De allergenendatabank houdt bij welke voedselproducten zonder problemen gebruikt kunnen worden door personen met een bepaalde voedselallergie of voedselintolerantie.

Bij uitbreiding wordt de term "allergisch" ook wel gebruikt om aan te duiden dat iemand een flinke hekel aan iets heeft, er grote afkeer van heeft, bijvoorbeeld: "Hij is allergisch voor Frans." Dat wil dan zeggen dat de Franse taal hem weerzin inboezemt, hij er niets van moet hebben, enz.

Referenties

↑ Pelsser LM, Buitelaar JK. Gunstige invloed van een standaardeliminatiedieet op het gedrag van jonge kinderen met aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD), een verkennend onderzoek. 2002. Ned Tijdschr Geneeskd 146:2543-2547. PMID 12532668

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Allergie&oldid=24937"