Telefoonkabel
Een telefoonkabel is vanouds een soort stroomkabel waardoor telefoonsignalen worden getransporteerd, zoals uitgevonden door Alexander Graham Bell. Tegenwoordig wordt dit netwerk ook gebruikt voor dataverbindingen zoals ISDN en DSL (digital subscriber line, dit is een digitale datacommunicatietechniek voor snelle verbindingen zoals ADSL, ADSL2 en ADSL2+).
Het telefoonnetwerk bestond oorspronkelijk uit kabels van vele draden (aders) met een koper kern. De groepen aders hebben in Nederland dezelfde kleuren als de Nederlandse vlag plus wimpel plus een blanke aardedraad. Elke huisaansluiting kreeg tenminste 1 zo'n groep.
Aansluiting | Kleur | Opmerking |
---|---|---|
1A | rood |
Paar 1 |
1B | blauw | |
blank koper |
Aarding | |
2A | oranje |
Paar 2 |
2B | wit |
Op paar 1 (rood/blauw) kan een telefoon worden aangesloten en op paar 2 (oranje/wit) een tweede telefoon of fax apparaat (hoewel die niet meer worden gebruikt). Internetkabels zijn vergelijkbaar.
Via telefooncentrales in verschillende steden en regio's (telefoondistricten) konden en kunnen (vaste) telefoons met elkaar in contact worden gebracht. Elke stad of regio heeft een eigen kengetal of netnummer. Bijvoorbeeld Amsterdam 020, Rotterdam 010, Utrecht 030 en Den Haag 070. Elk land heeft ook een eigen landnummer. Nederland heeft bijvoorbeeld 31 en België heeft 32 als landnummer.
Het voormalige Nederlandse staatsbedrijf PTT (post, telegraaf en telefoon) was de eigenaar. Nu is dat KPN. Tegenwoordig wordt er ook gebruik gemaakt van glasvezel kabels. Voor verbindingen over zee (bijvoorbeeld van Europa naar Amerika) zijn er zeekabels gelegd. Ook wordt er gebruik gemaakt van satellieten.
Van veldtelefoon tot glasvezelnetwerk
Militairen gebruikten vroeger simpele tweeaderige draden om veldtelefoons met elkaar te verbinden. Deze draden zaten op haspels en werden simpelweg over de grond uitgerold. Uiteraard was zo'n systeem kwetsbaar. Later kreeg de Krijgsmacht een eigen telefonie en communicatie systeem (Automatic switched communication network, kortweg ASCON) en sinds 1996 het Netherlands Armed Forces Integrated Network, kortweg NAFIN, dat grotendeels uit glasvezel bestaat. Tegenwoordig worden nog ingewikkeldere systemen gebruikt waarbij berichten versleuteld over en weer worden verzonden, zodat de vijand ze niet kan onderscheppen en meeluisteren. Het was de Koninklijke Luchtmacht die als een van de eersten begon met het mede ontwikkelen van het internet en een glasvezel-netwerk.