Romeinse Rijk: verschil tussen versies
k (→Bestuurders) |
|||
Regel 185: | Regel 185: | ||
Het Romeinse Rijk werd door veel verschillende mensen bestuurd. Deze hadden allemaal andere taken. De belangrijkste bestuurders waren: |
Het Romeinse Rijk werd door veel verschillende mensen bestuurd. Deze hadden allemaal andere taken. De belangrijkste bestuurders waren: |
||
− | ==== |
+ | ==== Koningen ==== |
− | Tijdens het Romeinse Koninkrijk (753 v.Chr. - 509 v.Chr.) had Rome zeven koningen. Deze koningen regeerden alleen en hadden alle macht. Ze hadden wel een senaat om ze te helpen, maar hoefden niet te luisteren naar deze senaat. |
+ | Tijdens het Romeinse Koninkrijk (753 v.Chr. - 509 v.Chr.) had Rome zeven koningen. Deze koningen regeerden alleen en hadden alle macht. Ze hadden wel een senaat om ze te helpen, maar hoefden niet te luisteren naar deze senaat. |
==== '''Consuls''' ==== |
==== '''Consuls''' ==== |
Versie van 8 okt 2021 20:14
Voor meer informatie over de Romeinen en het Romeinse Rijk, kijk ook eens op Portaal:Romeinse_Oudheid
Geschiedenis van het Romeinse Rijk |
|
Romeins Koninkrijk ca. 750 - 509 v.Chr. |
Romeinse Republiek ca. 509 - 27 v.Chr. |
Romeinse Keizerrijk |
Principaat 27 v.Chr. - 284 n.Chr. |
Dominaat 284 - 395 n.Chr. |
West-Romeinse Rijk (val) 395 - 476 |
Oost-Romeinse Keizerrijk (val) 395 - 1453 |
Portaal: Geschiedenis |
---|
Portaal: Romeinse Oudheid |
Het Romeinse Rijk was het rijk van de Romeinen. Het was één van de grootste rijken van de Oudheid. De Romeinen hadden een enorme invloed op de cultuur van Europa. De hoofdstad van het Romeinse Rijk was Rome. Het Romeinse Rijk werd eerst geregeerd door koningen (het Romeinse Koninkrijk), daarna werd het geregeerd door de senaat en consuls (de Romeinse Republiek) en tot slot waren de keizers de baas (het Romeinse Keizerrijk). Het Romeinse Rijk bestond van 753 voor Christus tot 476 na Christus. Het viel in 285 na Christus uit elkaar in het West- en Oost-Romeinse Rijk. Het West-Romeinse Rijk werd veroverd door een hoop Germaanse stammen, maar het Oost-Romeinse Rijk bestond onder de naam het Byzantijnse Rijk nog tot 1453. De hoofdstad was sinds 330 na Christus Constantinopel. Op zijn hoogtepunt besloeg het Romeinse Rijk een gebied dat van Schotland tot Iran liep en van Midden-Duitsland tot Zuid-Egypte.
Bevolking
De bevolking van het Romeinse Rijk bestond uit vier groepen:
- Patriciërs (een groep rijke, adelijke families uit Rome, de meeste senatoren en consuls waren patriciërs)
- Plebejers (de normale burgers van Rome en Italië, zowel rijken als armen)
- Slaven (slaven werden uit veroverde gebieden gehaald en moesten hard werken)
- Buitenlanders (mensen die in veroverde gebieden woonden, ze hadden geen burgerrechten)
Geschiedenis
De geschiedenis van het Romeinse Rijk bestond uit drie delen:
- 753 v.Chr. tot 509 v.Chr. - Het Romeinse Koninkrijk
- 509 v.Chr. tot 27 v.Chr. - De Romeinse Republiek
- 27 v.Chr. tot 476 n.Chr. - Het Romeinse Keizerrijk
Rome en Egypte waren 2 landen die in vrede met elkaar leefden. Dat kwam doordat Cleopatra en Julius Caesar op elkaar verliefd waren. Eigenlijk moest Cleopatra trouwen met haar broer, omdat dat een traditionele gewoonte was in Egypte. Cleopatra daarentegen wilde trouwen met Julius Caesar, dus kon ze maar een ding doen: haar broer vermoorden in de Nijl.
Stichting van Rome
De Romeinen hadden een heel mooi verhaal over het ontstaan van hun stad. Dit begint in ongeveer 1000 v. Chr, als de legendarische held Aeneas vlucht uit Troje, een oude stad in wat nu Turkije is, en na jaren rondzwerven op de Middellandse Zee gaat wonen in het gebied rondom Rome. Hij verslaat de koning en wordt koning van de stad Alba Longa. 250 jaar lang zijn de zoons en kleinzoons van Aeneas de leider van de stad Alba Longa. Dan wordt Numitor koning. Zijn broer Amulius is jaloers en zet Numitor af. Hij doodt Numitor's zoons en kleinzoons zodat niemand wraak neemt op hem. Hij wil ook Romulus en Remus laten doden, twee kleinzoons van Numitor, ook al zijn zij nog maar baby's.
De soldaten die de opdracht hebben om Romulus en Remus te doden vinden het zielig, en zetten de tweeling stiekem in een mandje op de rivier. Het mandje wordt gevonden door een wolvin, die Romulus en Remus zoogt alsof zij haar eigen jongen zijn. Een herder vindt de tweeling na een aantal maanden en voedt ze op als herdersjongens. Als ze oud genoeg zijn vertelt de herder aan Romulus en Remus dat ze eigenlijk kleinzoons zijn van Numitor. Romulus en Remus gaan naar Alba Longa en doden koning Amulius, waardoor Numitor weer op de troon komt.
Daarna vertrekken Romulus en Remus terug naar de rivier waar zij gevonden zijn. Ze vinden het niet fijn in Alba Longa. Ze zien dat bij de rivier zeven mooie heuvels vol vruchtbare grond zijn, en ze besluiten om een stad te bouwen. Met wat vrienden bouwen ze muren om een aantal van de heuvels heen. Dit is in het jaar 753 voor Christus. Romulus en Remus krijgen echter ruzie om wie koning mag worden, en Romulus vermoordt Remus. Zo wordt Romulus de eerste koning van Rome.
Maar dit verhaal is niet waar. De Romeinen hebben het bedacht, om een mooi verhaal te kunnen vertellen waar ze trots op kunnen zijn. Het is dus een legende.
In werkelijkheid ontstond Rome zoals veel andere steden; boeren uit Longa Alba hadden een klein dorpje met vruchtbare grond aan een rivier. Zij bouwden versterkte muren om hun landen te beschermen (1176 v.Chr.). Grond en een rivier zijn namelijk belangrijk om voedsel te kunnen verbouwen. Ruim driehonderd jaar later, in 800 v.Chr, waren alle heuvels bewoond en verdedigd met muren. Zeker is dat in 600 v.Chr. Rome een grote stad was, hoogstwaarschijnlijk met een koning. De Romeinen stonden onder invloed van de Etrusken, een ontwikkeld volk in het noorden van Italië. Waarschijnlijk hebben de Romeinen voor hun cultuur veel dingen van de Etrusken overgenomen.
Het Romeinse Koninkrijk
Het Romeinse Koninkrijk was de tijd waarin Rome bestuurd werd door een koning. Het liep van 753 voor Christus (wat dus niet zeker is, maar volgens de legende) tot 509 voor Christus (wat een stuk zekerder is, omdat er meer betrouwbare bronnen zijn uit die tijd). Zeker was dat Rome een koning had, en dat deze, vooral de laatste 120 jaar, een Etrusk was. De Romeinen hebben mooie verhalen over de koningstijd. Deze hebben een kern van waarheid, maar er zijn ook delen verzonnen. In totaal waren er zeven koningen. De eerste koning, Romulus, was mythisch (niet echt), maar de zes koningen die hem opvolgden bestonden wel.
Toen Rome net werd gesticht waren er heel veel mannen, maar heel weinig vrouwen. Er konden dus geen kinderen worden gebaard voor de volgende generaties. Koning Romulus bedacht toen het plan om vrouwen te stelen bij de Sabijnen, die dichtbij woonden. Dit werd bekend als de Sabijnse Maagdenroof. De Sabijnen waren woedend en begonnen een oorlog met Rome, die ze na lange tijd wonnen. De Sabijnen wilden Rome verwoesten en alle inwoners doden, maar de vrouwen, die van hun Romeinse mannen waren gaan houden, smeekten om vrede. In dit vredesverdrag stond dat de Sabijnen ook in de stad Rome mochten gaan wonen, en dat de koning van Rome afwisselend een Latijn (oorspronkelijke inwoner van Rome) en een Sabijn moest zijn. Onder koning Romulus werd ook de senaat ingevoerd.
Toen Romulus stierf (en volgens de legende een god werd, genaamd Quirinius), werd dus een Sabijn koning, Numa Pompilius. Numa besteedde veel aandacht aan de Romeinse godsdienst en liet veel tempels bouwen. Na Numa werd de Latijn Tullus Hostilius koning. Hij voerde veel oorlogen, en veroverde bijvoorbeeld de stad Alba Longa, waar Romulus en Remus vandaan kwamen. Volgens de legende waren de goden boos op Tullus Hostilius omdat hij de tempels van de vorige koning Numa verwaarloosde. Zij doodden hem met een bliksemschicht en stuurden de pest op Rome af.
De volgende koning was weer een Sabijn, Ancus Marcius. Hij breidde Rome uit met een achtste heuvel, en stichtte een havenplaatsje, Ostia, zodat Rome beter handel kon drijven. In deze tijd werden de Etruskers zeer machtig en kregen zeer veel invloed. De Etruskische adviseur van Ancus Marcius, Tarquinius Priscus, werd zelfs de volgende koning. Hij liet zeer veel belangrijke gebouwen bouwen, zoals het Circus Maximus, een plek waar wagenrennen werden gehouden, het Cloaca Maxima, het eerste Romeinse riool, en het Forum Romanum, een gigantisch plein waaraan een hoop belangrijke gebouwen waren bevestigd. In het paleis van Tarquinius Priscus woonde een slavenjongen, Servius Tullius. Tarquinius Priscus kreeg een voorteken van de goden dat Servius belangrijk zou zijn, en Tarquinius Priscus benoemde Servius tot zijn opvolger.
Servius Tullius was een goede koning: hij richtte de volksvergadering op en herbouwde de stadsmuur. Maar de zonen van Tarquinius Priscus waren woedend dat Servius koning was in plaats van dat zij hun vader opvolgden. Vooral de zoon Tarquinius Superbus was woedend. Hij hitste de mensen en de Senaat op tegen Servius, waardoor zij Servius doodden.
Tarquinius Superbus werd de volgende koning, en ook de laatste koning van Rome. Tarquinius Superbus zette de Senaat vol met zijn medestanders. De zoon van Tarquinius Superbus verkrachtte de vrouw Lucretia, en de bevolking was woedend. Als de zoon van de koning zich zo zou gedragen, zou de koning vast niet beter zijn! Onder leiding van Lucius Junius Brutus, familie van Lucretia, werd de koning de stad uit gezet. Hij kwam nog terug met het leger van een andere Etruskische koning, maar die konden de stad niet innemen door het optreden van legendarische helden zoals Horatius en Gaius Mucius. Het Romeinse Koninkrijk was voorbij, de tijd van de consuls begon.
Vanaf de 2e eeuw dreigde er een tekort aan soldaten, omdat er steeds minder mensen in het Romeinse Rijk waren die een wapenuitrusting konden betalen. Vooral de boeren waren in grote problemen gekomen. Generaal Marius loste dit probleem op door van het Romeinse leger een beroepsleger te maken. Soldaten werden betaald met belasting geld en hoefden niet meer eigenwapenuitrusting te betalen. Arme soldaten konden nu ook rijk worden via een oorloogsbuit. Er ontstond dus een hechte band tussen soldaat en generaal.
De Romeinse Republiek
De Romeinen wilden geen koning meer, en besloten dat Lucius Junius Brutus een nieuwe regering moest bedenken. Hij bedacht het syteem waarbij twee consuls de baas waren, en de Senaat de consuls hielp met beslissingen. Elk jaar werden er twee nieuwe consuls gekozen. Dit systeem was gemaakt zodat er niemand meer was die heel veel macht had, zoals een koning, en het begon in 509 voor Christus.
De plebejers (mensen die niet van adel zijn, zie kopje Bevolking) waren echter boos dat alle consuls en senatoren patriciërs (rijke mensen van adel) waren. De plebejers dreigden allemaal de stad te verlaten. Dit wilden de patriciërs natuurlijk niet, want dan had de stad bijvoorbeeld ook geen soldaten meer. Daarom werden de tribunen aangesteld, een soort van consuls voor de plebejers. Bovendien mochten de plebejers nu hun eigen wetten maken op hun eigen vergaderingen. In deze tijd werden ook de wetten van de Twaalf Tafelen geschreven, wetten die geschreven waren door een team van vijf patriciërs en vijf plebejers. In die wetten stonden onder andere welke rechten een Romeins burger had. Het waren de eerste geschreven wetten van Rome.
De Romeinen wilden ook hun macht uitbreiden in Italië. In een reeks oorlogen met de Etrusken en drie beroemde oorlogen met de Samnieten veroverden zij heel Italië ten zuiden van de rivier de Po. Alleen een aantal Griekse kolonies in het zuiden bleven onafhankelijk. De Romeinen hadden veel respect voor de Grieken, en uit de Griekse cultuur namen zijn veel dingen over.
De Punische Oorlogen
Het jaartal is intussen 264 voor Christus. De Romeinse Republiek bestaat al meer dan 200 jaar, en in die tijd is heel Italië veroverd. Daardoor kwamen de Romeinen ook in aanraking met de Carthagers, mensen uit de grote stad Carthago die erg goed waren in handelen en de scheepsvaart en in de hele Middellandse Zee kolonies hadden. Tussen Rome en Carthago brak in 264 v.Chr. de Eerste Punische Oorlog uit. Deze werd vooral gevochten op zee. Eerst verloor Rome veel, doordat de Carthagers veel meer ervaring hadden met boten, maar toen Rome een goede vloot bouwde wisten ze te winnen en veroverden ze de eilanden Sardinië en Sicilië. Dit werden de eerste provincies van Rome; gebieden die niet in Italië waren, maar toch door Rome bestuurd werden. Enkele jaren later kreeg Rome ook een provincie in Noord-Italie, bij de Alpen. Rome kreeg ook invloed in een paar steden in Spanje, maar het veroverde deze niet: het was te moeilijk om deze steden te besturen als ze zo ver van Rome vandaan lagen, en er ook nog eens vijanden (de Carthagers) in de buurt waren.
Carthago had echter ook invloed in Spanje. Daardoor ontstond de Tweede Punische Oorlog in 218 voor Christus. De stad Saguntum was Romeins bondgenoot, maar Carthago zei dat Saguntum bij hen hoorde. Daarom nam Carthago, onder leiding van generaal Hannibal, de stad in. Vervolgens ging Hannibal met een gigantisch leger op pad naar Italië om de Romeinen daar te verslaan. Beroemd werd Hannibal vooral doordat hij met dit leger, waarbij ook enkele olifanten waren, de Alpen over stak. Vervolgens bracht hij de Romeinen veel nederlagen toe. Tienduizenden Romeinse soldaten kwamen om. De Romeinen zagen dat ze Hannibal nooit konden verslaan in een rechtstreeks gevecht. Ze besloten daarom Hannibal in te sluiten, zodat hij geen versterkingen kon krijgen, en veroverden ondertussen de Carthaagse steden in Spanje.
Toen de Romeinen ook in Afrika, dicht bij Hannibal's stad Carthago, begonnen te vechten, ging Hannibal gauw naar huis met zijn leger om zijn stad te redden. Dit kon hij echter niet. Zijn leger was nog moe van de overtocht van Italië naar Afrika en werd verslagen in de Slag bij Zama door de Romeinse generaal Scipio, die de bijnaam Africanus kreeg omdat hij Noord-Afrika had veroverd. Spanje en Carthago werden provincies van de Romeinse Republiek.
De Derde Punische Oorlog begon in 149 voor Christus, aangespoord door de senator Cato. Rome steunde het volk van de Numidiërs, en toen Carthago een oorlog begon met de Numidiërs wilde Rome eens en voor altijd met Carthago afrekenen. De stad Carthago werd volledig afgebrand en verwoest, en alle inwoners werden slaven. Zo kwam er na meer dan honderd jaar een einde aan de oorlogen tussen Rome en Carthago.
Ondertussen voerde Rome ook oorlog met het koninkrijk Macedonië, in Zuidoost-Europa, wat erg machtig was geworden door Alexander de Grote die honderd jaar eerder had geleefd. Macedonië viel steden in Griekenland aan, maar omdat de Romeinen en Grieken bondgenoten waren viel Rome Macedonië aan. Er waren liefst vier oorlogen nodig voordat Rome heel Macedonië als provincie had veroverd in 148 voor Christus.
Populares en Optimates
De tegenstellingen tussen rijk en arm werden in Rome alsmaar groter. Ook in de senaat ontstond een tegenstelling: die tussen de populares en de optimates. De populares wilden meer macht en aandacht voor het volk, terwijl de optimates meer macht wilden voor de senaat. De meeste senatoren waren optimates, natuurlijk. Maar er waren toch enkele populares, bijvoorbeeld de broers Tiberius en Gaius Gracchus. Zij wilden ervoor zorgen dat senatoren met heel veel land een beetje moesten geven aan arme boeren, zodat zij ook genoeg te eten hadden. De optimates lieten de broers Gracchus vermoorden, waardoor het volk heel boos werd. De populares stonden immers aan hun kant. Er was dus veel spanning in Rome.
Ondertussen waren twee succesvolle generaals bezig meer gebied te veroveren voor Rome: Marius (de oom van Julius Caesar) en Lucius Cornelius Sulla. Samen versloegen ze de Mauritaniërs en Teutonen. Bovendien versloeg Marius de Cimbren, en versloeg Sulla de opstandige Italiaanse steden die vonden dat Rome ze slecht behandelde. Marius was mateloos populair en werd verkozen tot consul, maarliefst zes keer, terwijl Sulla een beetje werd vergeten. Sulla werd dus jaloers. Bovendien werd Marius meer en meer een populares, terwijl Sulla een optimates werd. Toen de Romeinen dan ook nog eens Marius kozen om een belangrijke oorlog tegen het land Pontus te voeren, was Sulla het al helemaal zat. Hij nam met soldaten die hem trouw waren de stad in en benoemde zichzelf tot dictator.
Dit is echter een hele ander soort dictator dan wij nu kennen. Wij denken bij een dictator aan iemand die alle macht heeft in het land en het volk onderdrukt. In de Romeinse tijd was een dictator echter iemand die werd aangesteld om in oorlogstijd goede en snelle beslissingen te kunnen nemen zonder te hoeven discussiëren met de senaat, consuls, en tribunen. Een dictator had maar zes maanden de macht, waarna de consuls weer de baas werden, maar Sulla zorgde ervoor dat hij maarliefst twee jaar de macht hield, in 81 en 80 v.Chr. In die tijd liet hij heel veel mensen doden: 90 senatoren (meestal populares), en 26.000 plebejers. Veel van hen werden vermoord omdat Sulla hun geld wilde hebben. Ook liet hij Marius verbannen naar Afrika.
Na Sulla's dood in 78 v.Chr. werden zijn vertrouwelingen (en dus ook optimates) Pompeius en Crassus de machtigste mannen van Rome. Ze werden allebei consul en wisten belangrijke slagen te winnen. Crassus onderdrukte de slavenopstand onder Spartacus en Pompeius veroverde de provincies Syrië en Judea. In deze tijd begon Julius Caesar (geboren ca. 100 v Chr.), een bekende populares, zijn politieke carrière. Caesar zou uiteindelijk de macht in Rome overnemen en een einde maken aan de Republiek, maar hier ging een hele reeks gebeurtenissen aan vooraf.
Burgeroorlogen en Julius Caesar
In 60 voor Christus sloten Caesar, Crassus, en Pompeius een verbond, bekend als het Eerste Triumviraat, oftewel driemanschap. Ze zouden elkaar helpen om zo veel mogelijk macht te krijgen. Om het verbond officieel te maken liet Caesar zijn dochter trouwen met Pompeius. Caesar werd in 59 voor Christus met behulp van Pompeius en Crassus consul. Tijdens die tijd zorgde hij ervoor dat hij het jaar erna een oorlog kon voeren, en dat deed hij. In 58 v.Chr. werd Caesar baas (praetor) van de Romeinse provincie in het zuiden van Frankrijk. Toen begon Julius Caesar de Gallische Oorlog. Binnen vier jaar had hij het gebied wat nu Frankrijk, België, en Zuid-Nederland is veroverd (zie Romeinen in België en Nederland). Maar veel Gallische stammen waren boos, en de komende jaren was hij druk met het neerslaan van opstanden. Het kwam in 52 v.Chr. tot een beslissende slag bij de stad Alesia, waar de laatste opstandige Galliërs onder leiding van Vercingetorix waren. Caesar won de slag nadat hij de stad maandenlang had belegerd, en zo werd heel Gallië deel van het Romeinse Rijk. Caesar werd hierdoor mateloos populair, en er werd zelfs twintig dagen lang feest gevierd ter ere van hem.
Het Eerste Triumviraat was inmiddels uit elkaar gevallen doordat Crassus in 53 v.Chr. omkwam bij een veldslag in het Midden-Oosten. Er ontstond veel jaloezie tussen de overgebleven mannen, Caesar en Pompeius. Dit had drie oorzaken: Caesar was populair bij het volk, en Pompeius niet. Caesar had ook een groter leger dan Pompeius, en bovendien was Caesar een populares en Pompeius een optimates. Toen Caesars termijn als praetor afgelopen was beval de senaat, aangespoord door Pompeius, hem om naar Rome terug te keren en zijn leger te geven aan de volgende praetor van Gallië. Caesar was echter bang dat de senaat hem zou oppakken omdat ze bang voor hem waren. Caesar stak dus met een legioen de rivier Rubicon over, die de grens was tussen Caesars gebied en Pompeius' gebied. Toen hij dit deed werd Caesar uitgeroepen tot vijand van de staat en werd Pompeius dictator, om Rome te beschermen. Zo begon de Burgeroorlog tussen Pompeius en Caesar in 49 voor Christus.
Caesar marcheerde met zijn leger richting Rome, en tot verbazing van de senaat liepen bijna alle steden in Noord-Italië gelijk over naar Caesars kant. De steden die niet overliepen werden ingenomen, en de senaat werd bang. Ze vluchtten, met Pompeius en enkele legioenen, naar Griekenland. Ondertussen nam Caesar heel Italië over en stelde in Rome zijn vrienden Marcus Antonius en Lepidus aan als heersers. Bovendien zette hij de senaat vol met zijn medestanders. Daarna ging Caesar naar Spanje, waar hij een groot gebied innam en nog meer soldaten, waaronder een legioen van Pompeius dat in Spanje was gevestigd, bij zijn leger voegde. Vervolgens trok hij naar Griekenland om tegen Pompeius te vechten. Hij verloor echter de eerste slag, de Slag bij Dyrrachium, door een verrassingsaanval van Pompeius. Maar daarna kwam de Slag bij Pharsalus. Caesar won en bijna heel Pompeius' leger werd vernietigd. Pompeius wist te ontkomen en vluchtte naar Egypte. De koning van Egypte was Ptolemaus XIII. Hij was getrouwd met de beroemde Cleopatra, maar had ruzie met haar, waardoor Cleopatra weggestuurd was uit het paleis.
Ptolemaus XIII wilde bevriend raken met Caesar, en toen Pompeius aankwam in zijn paleis liet Ptolemaus hem gelijk onthoofden. Caesar was niet blij dat Ptolemaus zich met de oorlog ging bemoeien. Bovendien had Caesar Cleopatra al ontmoet. Ze waren verliefd geworden, en Caesar wilde Cleopatra helpen met het terugkrijgen van haar macht. Daarom begon Caesar een oorlog tegen Ptolemaus. Hij won deze uiteindelijk met behulp van versterkingen uit Syrië. Ptolemaus XIII stierf, en Cleopatra werd de nieuwe Farao.
Maar ondanks de dood van Pompeius, was de oorlog nog niet afgelopen. Pompeius had nog veel aanhangers. Caesar won daarna veldslagen in Pontus (nu Turkije) en Noord-Afrika. De beslissende slag vond plaats in 45 voor Christus, bij de Spaanse plaats Munda. Daar stonden twee legers van wel vijftigduizend soldaten tegenover elkaar. Caesar won de slag. Al Pompeius' generaals en ook een van zijn zoons kwamen om. Caesar ging terug naar Rome, als machthebber van het gehele Romeinse Rijk. Hij benoemde zichzelf tot consul en liet de senaat hem uitroepen tot 'Dictator voor het Leven'.
Caesar maakte enkele veranderingen aan het Romeinse Rijk. De maand Quintilius werd hernoemd tot Juli, naar Julius Caesar, en Caesar veranderde de kalender naar de Juliaanse Kalender. Deze leek heel erg op de kalender die wij nu hebben, met 365 dagen in 12 maanden, en met elke vier jaar een schrikkeldag. Caesar liet de steden Carthago en Korinthe, die allebei verwoest waren, herbouwen. Hij had ook plannen voor de verovering van de Parthen, Scythen, en de Daciërs. En om het rijk uit te breiden, wilde hij gigantische tempels, theaters, en bibliotheken laten bouwen. Maar dit kon allemaal niet doorgaan. Op 15 maart, in het jaar 44 voor Christus, werd Julius Caesar vermoord door een groep boze oud-senators onder leiding van Brutus en Cassius. Zij vonden dat Caesar zich gedroeg als een koning, en waren boos dat zij geen macht meer hadden. Toen Caesar de senaat inliep voor een vergadering staken ze hem 23 keer, en Caesar stierf.
Het volk was woedend dat Caesar was vermoord en brandde de huizen van Brutus en Cassius plat. Zijn vriend Marcus Antonius greep de macht. Caesar had in zijn testament echter gezegd dat Caesars achterneef Octavianus de volgende machthebber moest zijn. Dit leidde tot een nieuwe burgeroorlog, die van 44 tot 31 voor Christus duurde.
De Romeinen in België en Nederland
Caesar was een goed legerleider. Dat weten we dankzij de geschiedschrijver Publius Cornelius Tacitus. Door zijn slimme tactieken versloeg Caesar heel Gallië. Hij zette namelijk de volken tegen elkaar op en viel ze aan wanneer ze zwak waren. Door deze tactiek bereikte Caesar rond 58 voor Christus de Lage Landen, wat nu België (Belgica) en het deel van Nederland wat we nu kennen als de Betuwe is Batavii. De Bataven waren vanaf 12 voor Christus onderdanen van Romeinen en zaten vaak als ruiters in het leger. De veroveringen in de lage landen waren lastig. Na zes jaar vechten trok het leger van Caesar zich terug uit Nederland. Toch gaat de opvolger van Julius Caesar het nog eens proberen. De opvolger van Julius Caesar is Keizer Gaius Julius Caesar Octavianus (Augustus). In 12 voor Christus verovert Keizer Augustus bijna heel het land. Onder keizer Augustus (de opvolger van Julius Caesar) probeerden de Romeinen ook de Germaanse stammen in het westen van Duitsland te verslaan. Dit mislukte. De Romeinse soldaten werden in het Teutoburgerwoud (vlak over de Nederlands/Duitse grens) verslagen onder leiding van Arminius. Toen besloot keizer Augustus dat de Rijn de noordelijke grens van het Romeinse Rijk moest vormen. Nederland werd in tweeën gedeeld. Noord-Nederland was vrij en Zuid-Nederland werd door de Romeinen bestuurd. Rond 16 na Chr. koos de veldheer Drusus het land van de Bataven als uitvalsbasis tegen de Germanen. Germanicus, de zoon van Drusus bouwde ten zuidoosten van Utrecht (Trajectum) een groot castellum met een aanlegplaats voor de Romeinse vloot. Ook de Frisii (Friezen) waren inmiddels onderworpen en moesten runderhuiden als belasting betalen.
De grens van het Romeinse Rijk wordt de Rijn. Dit is een natuurlijke grens. Het zuiden van Nederland behoort nu tot het Romeinse Rijk. Het gebied ten noorden van de Maas behoort nog tot het gebied Germania Inferior met Keulen (Colonia Claudia Ara Agrippinensium) als hoofdstad. De grens van het Romeinse Rijk wordt (tegenwoordig) ook wel de Limes genoemd. Deze Limes liep van Katwijk aan Zee, langs de Oude Rijn naar Arnhem en zo door naar Duitsland. Omdat in Duitsland ook de Rijn de grens van het Romeinse Rijk was, werd de Rijn ook wel de Nedergermaanse Limes genoemd. Het gebied ten zuid-westen van de Maas heette Gallia Belgica en had Trier (Augusta Treverorum) als hoofdstad. De toen aanwezige volken pasten zich aan het Romeinse aan. Inheemse goden werden gekoppeld aan die van de Romeinen. De gewoontes vermengde zich.
Om deze natuurlijke grens te bewaken werden er forten (castella of castra) gebouwd. Nederland had er hier ongeveer 18 van. In zo'n Castella pasten wel een cohort (ongeveer 500 man). Ook werden er legerplaatsen (castra) gebouwd. In Nederland was er hier één van. In zo’n castra was plaats voor een heel legioen (= 4800 man). In Nederland lag deze plaats dichtbij Nijmegen. Deze legerplaats heette de: Castra Batavodorum. Langs de grens waren wachttorens waar soldaten dag in, dag uit woonden en de grens bewaakten. De soldaten aten en sliepen in de wachttorens. De torens stonden op gehoorafstand, dit was voor het geval er gevaar dreigde. De forten en wachttorens werden met elkaar verbonden door een kaarsrechte verharde wegen. Zo konden de soldaten zich gemakkelijk verplaatsen over een goede ondergrond. Sommige forten en legerplaatsen groeiden uit tot steden. Buiten de forten ontstonden nederzettingen (canabae) voor gewone burgers. Ook deze nederzettingen groeiden soms uit tot grote steden (nummers en letters zie kaart). Zo zijn steden als Nijmegen (C. Noviomagus), Maastricht (P. Mosa Trajectum), Heerlen (E. Coriovallum), Berlicum (Blariaco), Woerden (mogelijk 7. Laurium), Utrecht (9. Traiectum), Leiden (4. Matilo), Katwijk (2. Lugdunum Batavorum), Alphen aan de Rijn (5. castellum Albaniana) Valkenburg bij Den Haag (3. Praetorium Agrippinae) en Voorburg (A. Forum Hadriani) ontstaan. Veel van deze steden zijn terug te vinden op een oude Romeinse kaart uit de 3e of 4e eeuw die door de eeuwen heen verschillende keren is nagetekend: de Tabula Peutingeriana, ofwel de Peutinger kaart. De Tabula Peutingeriana is een perkament rol, oorspronkelijk samengesteld uit 12 bladen van ongeveer 38 cm hoog, elk 59 tot 65 cm lang, met een totale lengte van 6,82 m. Het eerste blad, met daarop het Iberisch Schiereiland en de Groot-Brittannië en Ierland is kwijt geraakt, waardoor er nog maar 11 bladen over zijn. De kaart is niet oppervlakte-getrouw, maar als het ware uitgerekt. Het is eerder een wegen- of routekaart (links is min of meer het Noorden) met de etappeplaatsen in het Romeinse Rijk. Nederland en België staan op het tweede blad. Veel romeinse plaatsnamen zijn niet met zekerheid teruggevonden. Vaak ontbreekt er voldoende archeologisch bewijs. Hierdoor is het ook niet zeker of de hiervoor genoemde Nederlandse plaatsen ook daadwerkelijk de Romeinse plaatsen waren, hoewel er in die plaatsen wel bodemvondsten zijn gevonden die erop wijzen dat er Romeinen daar hebben geleefd. Er zal dus nog veel meer onderzoek moeten plaatsvinden. Zo hebben er in 2016 en 2017 opgravingen plaatsgevonden in de buurt van Tiel (Medel) waarbij sporen uit de ijzertijd zijn gevonden maar ook sporen van de aanwezigheid van Romeinen.
De Romeinen waren in Nederland vanaf 58 voor Christus tot 476 toen het West-Romeinse Rijk instortte. Hierna namen de Franken een groot deel van de Romeins bezette gebieden over.
Veranderingen in de Lage Landen
Voordat de Romeinen kwamen, leefde de mensen in de Lage Landen in kleine stammen. De mensen verbouwden voedsel en hielden dieren zoals koeien, schapen en paarden. De mensen leefde in houten huizen met lemen 'muren' en een rieten dak. Toen de Romeinen in Nederland kwamen, ontstonden er nederzettingen (dorp of stad). Hier gingen veel mensen wonen. De kleine stammen en houten huizen verdwenen hierdoor. De Romeinen leerden vanaf ca. 200 na Chr. de Batavieren (en ook Friezen of Frisii) hoe zij huizen moesten bouwen van steen en met een dak van dakpannen. Ook leerden de Romeinen hen hoe zij vloerverwarming moesten aanleggen. De bewoners van de Lage Landen waren wel onder de indruk van de Romeinen.
Omdat de stammen in de Lage Landen van die tijd op keken tegen de Romeinen, wilde zij ook graag een van hen worden. Dit konden zij worden door dienst te nemen in de hulptroepen. Dit was alleen voor mannen. De mannen namen 25 jaar dienst in de hulptroepen. Na deze 25 jaar kregen de mannen en hun gezinnen het Romeinse burgerrecht. De mannen en hun gezinnen hadden nu dezelfde echten als een Romein. De mannen leefden tijdens hun diensttijd vooral in grensforten om de grens te bewaken (zie ook burgerrechten).
De Romeinen zorgde in de Lage Landen voor goede wegen. Ook bouwden de Romeinen bruggen door middel van de boogconstructie. In de Lage Landen waren de wegen meestal verharde grindpaden met sloten aan de zijkanten of zogeheten knuppelpaden van stammetjes. Langs de wegen stonden palen waarop stond hoelang het duurde tot je bij de dichtst bijzijnde stad was. Ook stond de naam van de keizer die de weg had aangelegd of had vernieuwd op de palen. Langs de wegen naar de steden werden herbergen gebouwd. Hier konden mensen overnachten en van paard wisselen tijdens zijn reis.
Goederen werden vaak met platte vaartuigen over de rivieren vervoerd. Zo zouden de goederen minder snel breken en het was een stuk goedkoper dan over het land vervoeren. Hierdoor werden rivieren goed beveiligd. Er kwamen ook havens. Bij wat nu Zwammerdam heet lag het castellum Nigrum Pullum (F. op de kaart). Bij opgravingen zijn er negen platte schepen gevonden van zo'n 30 meter lang en 4,5 meter breed. Hier zijn ook sporen gevonden van een leerlooierij en een werkplaats voor metaal-bewerking.
Ook werd de economie in de landbouw beter. Toen de Romeinen net in 'Nederland' waren, maakten de boeren alleen eten voor zichzelf. De boeren hadden niet genoeg eten om anderen eten te geven. De Romeinen wilde wel anderen eten geven (waaronder de soldaten). De Romeinen bouwden een grote boerderij (Villae Rusticae). De meeste grote boerderijen stonden in Brabant en Limburg. De Villae Rusticae werd gebouwd met steen en dakpannen. Ook was er vloerverwarming. In deze grote boerderijen konden veel boeren samenwerken. Door veel samen te werken kwam er veel eten dat de boeren konden gaan verkopen. De boeren verdienden zo geld.
De mensen in 'Nederland' kochten spullen door ze te ruilen. De Romeinen vonden dit niet handig. De Romeinen vonden het geld uit. Het ruilen ging later na het vertrek van de Romeinen niet helemaal weg. Op het platteland werd nog veel geruild. Spullen verkopen werd gedaan op een markt. Op de markt kon je ook spullen uit andere Romeinse landen kopen zoals wijn.
Veel Romeinse munten zijn teruggevonden bij archeologische opgravingen. Ook ten noorden van de Limes (Noord Nederland) zijn er munten gevonden. Dit wijst erop dat de Romeinen zeer waarschijnlijk ook handelden met bijvoorbeeld de Frisii (Friezen). Er zijn veel spullen bewaard gebleven uit de Romeinse tijd. Je kunt deze spullen bekijken in het Archeon. dat is een superleuk park waar je allemaal leuke dingen kunt doen uit de Romeinse tijd zoals boogschieten, armbandjes maken en zelfs kano varen. Heel leuk, leren door te spelen.
Het Romeinse Keizerrijk
Na Julius Caesar hebben de senaat en de consuls nooit meer de macht gehad in het Romeinse Rijk. Er begon een korte oorlog die Octavianus uiteindelijk zou winnen. Hij werd de eerste keizer van het Romeinse Rijk.
Augustus en zijn opvolgers
Cassius en Brutus, de moordenaars van Caesar, waren ondertussen gevlucht naar Griekenland en hadden in Oost-Europa een groot leger en een groot stuk land verkregen. Marcus Antonius en Octavianus vormden samen met Lepidus het Tweede Triumviraat (Driemanschap). Het Tweede Triumviraat versloeg Cassius en Brutus in twee veldslagen bij Philippi in 42 voor Christus. Daarna verdeelden ze de provincies van het rijk onder elkaar.
- Octavianus kreeg het westen (Hispanje (Spanje), Gallië (Frankrijk), en Italië)
- Marcus Antonius kreeg het oosten (Syrië, Egypte, Asia (Turkije), Griekenland, en Illyrië)
- Lepidus kreeg één provincie: Africa, wat bestond uit delen van Noord-Afrika
Maar er bestond nog steeds veel jaloezie tussen de drie mannen. Lepidus werd uiteindelijk uit het Triumviraat gezet door Octavianus, die hem in de weg vond lopen.
Doordat Octavianus veel in Rome was werd hij populair daar. Marcus Antonius wilde meer macht, omdat hij bang was voor een aanval van Octavianus. Daarom kreeg hij een relatie met Cleopatra, zodat hij de steun had van Egypte. Samen kregen ze maar liefst drie kinderen. Ondertussen wilde Octavianus Marcus Antonius uitschakelen om alleenheerser te worden. Hij stal daarom het testament van Marcus Antonius en las dit voor aan het volk. Hierin stond dat Marcus Antonius heel veel geld achterliet aan zijn kinderen en Cleopatra. Hij gaf helemaal niks aan Rome! De senaat en het volk waren woedend. Octavianus begon met hun steun een oorlog tegen Marcus Antonius die hij won bij de Slag bij Actium. Marcus Antonius en Cleopatra pleegden zelfmoord, en Octavianus werd alleenheerser.
Octavianus veranderde zijn naam in Augustus (wat de Verhevene betekent), kreeg de titel princeps (eerste burger) en werd de eerste keizer van het Romeinse Rijk. Hij had alle macht: hij kon besluiten van de senaat ongedaan maken en werd opperbevelhebber van het leger. Hij stuurde alle legioenen naar de grenzen van het rijk om grenzen te bewaken. In Rome stelde hij de Praetoriaanse Garde in, de lijfwachten van de Keizer. De Praetoriaanse Garde werd heel machtig. Het kwam later vaak voor dat de Praetoriaanse Garde de keizer vermoordde, en dat iemand van de Praetoriaanse Garde daarna keizer werd.
Augustus wilde de Germanen nog veroveren, en de rivier de Elbe de grens maken in plaats van de Rijn. Maar dit lukte niet. Bij de beroemde Slag in het Teutoburgerwoud werden drie legioenen (15.000 soldaten) volledig vernietigd. De grens werd toch weer de Rijn. Augustus wilde zich nu concentreren op het behouden van de vrede. Zo begon hij in 29 voor Christus de Pax Romana, een tijd van wel tweehonderd jaar vrede in het Romeinse Rijk.
Augustus stierf in het jaar 14 na Christus (hij was dus keizer ten tijde van de geboorte van Jezus Christus). Hij werd opgevolgd door zijn stiefzoon, Tiberius. Tiberius bemoeide zich weinig met de politiek in Rome en stierf in 37 na Christus. Hij werd opgevolgd door Caligula, een kleinzoon van zowel Augustus als Marcus Antonius. Caligula is de geschiedenis ingegaan als een gekke keizer. Zo liet hij zijn leger een keer schelpen rapen op het strand en benoemde hij zijn favoriete paard tot consul. Caligula werd na slechts vier jaar vermoord door de Praetoriaanse Garde, die Claudius tot de nieuwe keizer benoemden. Claudius werd vooral beroemd doordat hij Britannia (nu Engeland) toevoegde aan het rijk. Claudius werd vermoord door zijn vrouw Agrippina, die haar zoon Nero op de troon wilde zetten. Claudius werd dus opgevolgd door zijn stiefzoon Nero. Nero staat ook niet bekend als een slim of aardig iemand. Hij liet zijn broer en moeder Agrippina vermoorden, en toen een deel van de stad afbrandde in de Grote Brand van 64 na Christus liet hij een groot paleis bouwen op de plek van de afgebrande huizen. Nero gaf overigens de Christenen (volgelingen van Christus) in Rome de schuld van de brand, en liet veel Christenen vermoorden. Hiermee begon de regelmatig voorkomende christenvervolging.
Na de dood van Nero raakte de Bataven op een gegeven moment ook betrokken bij de opstanden. Zij behoorden tot het leger van Vitellius, die de troepen naar Rome wilde sturen. De Bataven en Cananefaten (bewoners van wat nu de provincie Zeeland is) hadden hier weinig zin in. Het zou ook ten koste gaan van een zekere vrijheid die ze hadden. Veel legerplaatsen langs de Limes gingen in vlammen op. Ook de Frisii sloten zich bij de opstand aan. De romeinen vluchtten naar Xanten (net over de grens in Duitsland). De grens stortte in en zou later onder Civilis weer worden hersteld.
De Keizers van Rome
Na Nero kwam het beroemde Vierkeizerjaar. De bazen van de provincies waren boos over hoe de keizer regeerde. Ze stelden de baas van Hispanje aan als keizer, Galba. Galba werd echter vermoord door zijn vriend Otho, die de volgende keizer werd. De legioenen die bij de Rijn waren vonden Otho geen goede keizer. Zij riepen hun leider Vitellius uit tot keizer. Toen Otho zelfmoord pleegde werd Vitellius de derde keizer van het jaar. De legioenen in het oosten van het rijk riepen tegelijkertijd Vespasianus uit tot keizer. In een veldslag tussen Vitellius en Vespasianus won Vespasianus. Hij werd de vierde keizer van het Vierkeizerjaar en regeerde uiteindelijk tien jaar lang. Vooral beroemd werd hij doordat hij het paleis van Nero liet afbreken en daar het Colosseum liet bouwen. Vespasianus stierf in 79 na Christus en werd opgevolgd door zijn zoon, Titus.
In het jaar dat Titus keizer werd barstte de Vesuvius uit en werden de Italiaanse dorpen Pompeï en Herculaneum volledig verwoest. Duizenden mensen kwamen om. Titus gaf veel geld aan de mensen uit Pompeï, omdat ze alles kwijt waren geraakt. Titus werd in korte tijd heel populair bij het Romeinse volk. Toen hij na slechts twee jaar werd vermoord door zijn broer Domitianus, die de macht wilde, was het volk in diepe rouw. Domitianus werd gehaat bij de senaat, maar was populair bij de soldaten. Hij veroverde een deel van Germanië. In 96 na Christus werd Domitianus vermoord door de Praetoriaanse Garde, die werden gesteund door de senaat.
Na de dood van Domitianus stelde de senaat een nieuwe keizer aan, Nerva. Nerva wordt soms ook wel de eerste van de Vijf Goede Keizers genoemd, omdat hij en zijn opvolgers goed konden regeren, voor rust binnen het rijk zorgden, nieuwe provincies veroverden, en wegen en tempels verbeterden. Nerva begon ook een traditie die heel succesvol bleek te zijn: in plaats van dat zijn zoon automatisch de volgende keizer werd, adopteerde hij iemand van wie hij dacht, dat het een goede keizer zou zijn. Nerva adopteerde Trajanus.
Trajanus werd bekend als de keizer onder wie het Romeinse Rijk het grootst zou zijn. Hij veroverde de provinices Dacië (Nu Roemenië), Arabia Petraea (Nu in Jordanie) en Mesopotamië (Nu in Irak). Hij gaf ook verschillende steden stadsrechten, zoals de Colonia Ulpia Traiana, wat nu bij de Duitse plaats Xanten ligt, en waarvan veel opgravingen zijn gedaan. Trajanus had een goede relatie met de senaat. De senaat gaf hem zelfs de titel 'optimus', wat letterlijk 'de beste' betekent. Trajanus adopteerde Hadrianus. Toen Trajanus in het jaar 117 stierf, werd Hadrianus de nieuwe keizer. Hadrianus zag in dat het heel moeilijk zou zijn om de nieuwe provincies van Trajanus te behouden. Hij deed dus afstand van de provincies Mesopotamië en Arabia Petraea. Hadrianus werd beroemd doordat hij alle provincies van het Romeinse Rijk bezocht, wat geen enkele keizer ooit had gedaan. Hij liet ook in het noorden van Engeland de Muur van Hadrianus bouwen tegen de Picten die ten noorden daarvan woonden. Delen van de Muur van Hadrianus bestaan vandaag de dag nog steeds. Na Hadrianus kwam Antoninus Pius aan de macht, gevolgd door Marcus Aurelius. Zij waren de laatste van de Vijf Goede Keizers, en met de dood van Marcus Aurelius kwam ook een einde aan de Pax Romana. De beste dagen van Rome waren geweest. Toch zijn ook in deze periode soms christenen vervolgd. Een voorbeeld is Polycarpus van Smyrna, die op de brandstapel werd gegooid. Vanaf die tijd (tweede helft van de tweede eeuw) begonnen de eerste aanvallen van de Germanen. De Chauken hielden rond 172 plundertochten. De Romeinen versterkten de limes in de hoop ze tegen te houden. Veel dan nog houten castella langs de Limes werden verbouwd tot stenen forten.
Commodus werd keizer (180-193). Hij hield zich vooral bezig met gladiatorengevechten, en niet met besturen. Hij koos ervoor om enkele grensvolken tegen betaling een buffer te laten vormen tegen de oprukkende volken uit het noorden. Dit zou verkeerd uitpakken. Franken en Saksen hadden door dat de Romeinen verzwakt raakten. Hij was zelfs zo arrogant dat hij Rome een nieuwe naam gaf: Colonia Commodiana, letterlijk 'De stad van Commodus'. Het was dus ook niet verrassend dat Commodus werd vermoord door de Praetoriaanse Garde. Daarna volgde een bloedige burgeroorlog: zowel Septimus Severus, Pescenius Niger, als Clodius Albinus benoemden zichzelf tot keizer. Uiteindelijk versloeg Severus de andere twee en werd kezier. De keizers die na hem kwamen regeerden allen niet lang, en vaak werden ze vermoord door de Praetoriaanse Garde.
In 235 brak het tijdperk van de Soldatenkeizers aan, ook wel bekend als de Crisis van de Derde Eeuw. In 50 jaar had Rome 25 keizers, vaak ook nog eens meerdere tegelijk. Deze keizers heetten soldatenkeizers omdat het generaals waren die door hun soldaten tot keizer waren benoemd. Het kwam dus ook voor dat meerdere generaals tot keizer werden benoemd, en meestal volgde er een oorlog tussen deze meerdere 'keizers'. Al de soldaten die vochten in deze oorlogen moesten betaald worden, en dat leidde tot hogere belastingen. Het Romeinse Rijk verzwakte, en hier maakten volken zoals de Marcomannen, Quadi, Allemannen, Daciërs, Sassaniden, Goten, Sarmaten, Franken, Vandalen, en Bourgondiërs gebruik van. Ze vielen allemaal het rijk binnen of kwamen in opstand, maar Rome wist ze te verslaan. Er werd aan de buitengrenzen van het Romeinse Rijk steeds meer land veroverd door wat zij de barbaren noemden. Vooral onder keizer Decius namen de christenvervolgingen toe. paus Fabianus en zijn opvolger paus Cornelius werden respectievelijk vermoord of naar het werkkamp gestuurd. Ook Agatha van Sicilië is rond deze tijd vermoord vanwege haar geloof. Het was keizer Diocletianus die in 285 doorhad dat er echt wat moest veranderen, wilde het Romeinse Rijk blijven bestaan. Onder zijn bewind zouden de laatste grote christenvervolgingen plaatsvinden. Ook gingen steeds meer burgers verhuizen uit Rome in de richting van het latere Constantinopel, want daar was het politieke klimaat wat rustiger. Het zou ertoe leiden dat het oostelijk deel van het Romeinse Rijk zich beter ging ontwikkelen dan het westelijk deel.
De Tetrarchie
Eerst hadden keizers de titel princeps, oftewel 'eerste burger'. Deze tijd heet het principaat. Diocletianus veranderde deze titel echter in dominus, wat letterlijk 'heer en meester' betekent. De tijd van Diocletianus en daarna heet ook wel het dominaat.
Diocletianus vond dat de meeste problemen bij het besturen van het rijk kwamen doordat het rijk te groot was. Hij benoemde zijn vriend Maximianus in 286 n. Chr. tot medekeizer, om het rijk samen te besturen. Diocletianus bestuurde het oosten van het Rijk, samen met zijn onderkeizer Galerius, en Maximianus kreeg het westen van het rijk, samen met zijn onderkeizer Constantinus I Chlorus. Er kwamen nieuwe hoofdsteden in plaats van Rome: Diocletianus maakte Nicomedia in Noord-Turkije zijn hoofdstad, Maximinius koos de stad Mediolanum (Nu Milaan). Het rijk had dus vier keizers die allemaal een deel bestuurden. Daarom heet deze manier van besturen ook wel de Tetrachie, van de Griekse woorden voor 'vier' en 'besturen'. De vier keizers werkten goed samen.|
Na twintig jaar, in 305, traden Diocletianus en Maximianus af. Maximinus II werd de nieuwe onderkeizer in het oosten (met Galerius, die keizer werd) en Severus II werd de nieuwe onderkeizer in het westen (met Constantinus I Chlorus, die keizer werd). Toen Constantinus I Chlorus stierf, kwam er een plek als onderkeizer vrij. Maxentius (de zoon van Maximianus, die samen met Diocletianus keizer was) en Constantijn (de zoon van Constantinus I Chlorus, de latere Constantijn de Grote) wilden deze positie allebei. Maxentius doodde de keizer van het westen, Severus II, waardoor hij deze titel overnam, maar Constantijn wilde de titel ook.
Om de verwarring op te heffen organiseerde Diocletianus een vergadering waarin hij verklaarde dat Galerius en Maximinus II in het oosten keizers werden, en Licinius en Constantijn in het westen. Constantijn en Maximinus II waren hier niet tevreden mee, en Maxentius ook niet, en door veel oorlogen te voeren hadden Maxentius en Constantijn allebei na een jaar een helft van het rijk onder hun bestuur. Het kwam tot een beslissende slag, de Slag bij de Milvische Brug. Voor de strijd had Constantijn een visioen gehad, waarin hem een teken verscheen: het Chi-Ro teken, de eerste twee Griekse letters van de naam Christus, van Jezus Christus. Een stem zei tegen hem: 'In dit teken zult u overwinnen'. Constantijn was onder de indruk en liet al zijn soldaten het Chi-Ro teken op hun schilden tekenen, en daarna won Constantijn de Slag bij de Milvische Brug. Hij werd weer heerser over het hele rijk, en hij dankte de God van de christenen voor de overwinning. Constantijn maakte daarna het Edict van Milaan, waarin hij zei dat elke godsdienst toegestaan was in het rijk. De christenen waren nu ook veilig, want hiervoor was hun godsdienst altijd niet toegestaan. Constantijn liet ook een nieuwe hoofdstad bouwen voor het Romeinse Rijk: Roma Nova, dit betekent in het Latijn 'Nieuw Rome'. Deze stad is ook wel bekend als Constantinopel (wat nu Istanbul is). Om deze stad bouwde hij vestingmuren. Na de plundering van Rome in 410 werden er dubbele en op sommige plekken zelfs drievoudige muren om de stad heen gebouwd.
De Tetrarchie was dus na twintig jaar alweer afgelopen. Na Constantijn kwamen nog enkele keizers die de controle hadden over het hele rijk.
Splitsing en Einde van het Rijk
In 364 splitste keizer Valentinianus het rijk in twee en gaf het Oost-Romeinse Rijk aan zijn broer, Valens. Dit ging enkele jaren goed, totdat Valentinianus van de troon werd gezet door Magnus Maximus. De opvolger van Valens, Theodosius I, verdreef Magnus Maximus, en zo kreeg hij het hele Romeinse Rijk weer onder controle. Ook maakte Theodosius I, die ook wel Theodosius de Grote werd genoemd, het christendom de staatsgodsdienst. Hij schafte subsidies op erediensten voor Heidenen af en gaf geld aan de bouw van kerken. Theodosius deed ook minder goede dingen: hij gaf geen subsidies voor de Olympische Spelen vanwege hun heidense karakter. Omdat er onvoldoende mensen waren die de Spelen wel wilden betalen, waren daarmee de Spelen beëindigd. Hij heeft geprobeerd om de gevechten van de Gladiatoren te beëindigen, maar dat is pas na zijn dood in 399 gelukt. Ook liet hij het volk de Visigoten in het Romeinse Rijk wonen. Ze zouden het Rijk verdedigen, maar na de dood van Theodosius werden ze een bedreiging voor Rome. Theodosius wordt wel genoemd als de laatste goede, machtige, en verstandige keizer. Hij stond onder grote invloed van Ambrosius, de bisschop van Milaan.
Na Theodosius' dood werd het rijk weer gesplitst. Zijn twee zoons kregen allebei een helft. Veel Romeinen waren boos omdat er zo veel buitenlanders, ook in Italië waren, die de Romeinse cultuur niet volgden. Daarom vond er in 408 een gigantische moordpartij plaats. Veel buitenlanders werden gedood, met name Germanen. De Visigoten waren hier heel boos over en vielen Rome aan. Ze plunderden de stad en sloopten veel gebouwen, en vluchtten voordat het Romeinse leger ze kon pakken.
De keizer in het westen zag dat het moeilijk zou zijn om het rijk bij elkaar te houden. Hij stond de provincie Brittannië (Engeland) af en liet alle legioenen de grenzen bewaken. Maar het had weinig zin meer. De provincies Africa, Hispanje, en bijna heel Gallë werden veroverd door stammen als de Vandalen (het volk) en Sueven. Andere stammen trokken plunderend door het land. De laatste slag die het West-Romeinse Rijk won was er een tegen de Hunnen, onder leiding van Attila de Hun.
In 432 veroverde de Koning van de Vandalen, Geiserik, Noord-Afrika. Dit was voor de Romeinen een grote tegenslag, omdat dit een rijk gebied was waar zij veel belasting konden heffen en een groot deel van hun graan vandaag haalden. Doordat de Romeinen hier nu geen belasting meer konden heffen, hadden ze niet genoeg geld om hun hele leger te betalen en moesten ze 40.000 man ontslaan.
In de laatste 25 jaar van het rijk volgde zwakke keizers elkaar snel op. Vaak waren deze keizers leiders van het leger en hadden ze geen verstand van politiek. Elk regeerde maar een jaar of drie. In 455 plunderden de Vandalen Rome en slooslooptenpten vrijwel alles. Daar komt ons woord 'vandaal' ook vandaan. De laatste keizer van het West-Romeinse Rijk was de 14 jarige Romulus Augustulus. Tijdens zijn heerschappij veroverde de Germaan Odoaker in 476 heel Italië en riep zichzelf uit tot koning. Het West-Romeinse Rijk hield op te bestaan.
Het Oost-Romeinse Rijk was echter nog sterk en machtig, al heette het niet meer het Oost-Romeinse Rijk: het heette nu het Byzantijnse Rijk. Het had een goede economie en een goed leger. In zijn hoofdstad Constantinopel werden prachtige kerken en paleizen gebouwd. Het Byzantijnse Rijk bleef nog tot 1453 bestaand, toen het werd veroverd door de Ottomanen onder Mehmet II.
Andere verklaringen voor de val van het West-Romeinse rijk waren dat de voedselprijzen stegen door problemen met de economie als gevolg van de oorlogen. Deze en andere moeilijkheden verzwakten het West-Romeinse rijk. Er is ook een theorie waarbij loodvergiftiging een oorzaak zou zijn van de ondergang van het Romeinse rijk. Dames van stand wilden zich met een blanke huid onderscheiden van de armen en poederden zich met lood-wit. Dit poeder zorgde voor een langzame vergiftiging met uitval van de haren en tanden en uiteindelijk leidde het tot de dood.
Bestuur
Bestuurders
Het Romeinse Rijk werd door veel verschillende mensen bestuurd. Deze hadden allemaal andere taken. De belangrijkste bestuurders waren:
Koningen
Tijdens het Romeinse Koninkrijk (753 v.Chr. - 509 v.Chr.) had Rome zeven koningen. Deze koningen regeerden alleen en hadden alle macht. Ze hadden wel een senaat om ze te helpen, maar hoefden niet te luisteren naar deze senaat.
Consuls
Tijdens de Romeinse Republiek (509 v.Chr. - 27 v.Chr.) waren de consuls de baas in Rome. Het waren twee mannen, een patriciër en een plebejer (zie kopje Bevolking). De senaat koos elk jaar twee nieuwe consuls. Meestal waren dit senators, maar soms werden legerleiders of rijke burgers gekozen om consul te worden. De consuls hadden maar één jaar de macht en waren met zijn tweeën, omdat de mensen zo wilden voorkomen dat één consul heel veel macht kon krijgen. Ze hadden namelijk gezien hoe een koning kon doen als ze alle macht hadden, en dit wilden ze zeker niet weer hebben. De consuls moesten het allebei eens zijn met de besluiten die ze maakten. Als slechts één consul voor het plan was ging het plan niet door. Een voorbeeld van een consul is Gaius Marius. Tijdens het Romeinse Keizerrijk ( 27 v.Chr. - 476 n.Chr.) waren er nog consuls, maar die hadden geen echte macht meer. De keizer mocht dan zelf kiezen wie hij als consul wilde hebben.
Enkele taken van de consuls waren het praten met leiders van andere landen, het zorgen voor de veiligheid in de stad, en het leiden van de vergaderingen van de senaat. De consuls konden in oorlogstijd ook de leiding van het leger overnemen van de generaals en zelf het leger besturen.
De Senaat
De Senaat was een groep van honderd tot negenhonderd (de hoeveelheid senatoren kon verschillen) oude, rijke mannen die de baas van het rijk adviseerde. De Senaat heeft bestaan tijdens het Romeinse Koninkrijk, Republiek, en Keizerrijk en heeft dus meer dan duizend jaar bestaan en zowel de koningen, consuls, als keizers geadviseerd. De Senaat was democratisch: er werd gestemd op beslissingen, en iedereen had één stem. De adviezen van de Senaat werden vaak opgevolgd, omdat de koning, consuls, of keizer vaak geen tijd hadden om het hele rijk zelf te besturen. Je kunt de senaat vergelijken met ons parlement.
Tribunen
Toen de Romeinse Republiek net begonnen was, waren de plebejers boos dat alle leiders patriciërs waren. Toen ze dreigden de stad te verlaten, stonden de patriciërs toe dat er Tribunen werden aangesteld. De Tribunen waren de plebeïsche versie van de consuls. Tribunen moesten er voor zorgen dat de plebejers niet benadeeld werden door de beslissingen van de senaat. Ze hadden heel veel macht: ze mochten zelfs beslissingen van de senaat en de consuls ongedaan maken!
Keizers
De Keizers van het Romeinse Rijk regeerden tussen 27 voor Christus en 476 na Christus. De eerste keizer, Augustus, wist dat het volk het niet leuk zou vinden als de keizer alle macht had. Dat zou immers lijken op de gehate koningen van vijf eeuwen daarvoor. Hij had daarvoor een plan bedacht: hij gaf zichzelf langzaamaan een hoop titels. Eerst werd hij de princeps senatus, waarmee hij mocht bepalen wie er in de senaat zat, wanneer de senaat vergaderde, en waarover de senaat vergaderde. Daarna benoemde hij zichzelf tot pontifex maximus, hogepriester, waarmee hij de leider werd van de tempels en godsdienstige ceremonies. Augustus gaf hemzelf ook de tribunicia potestas, de macht van de tribunen. Hij kon nu besluiten van de consuls ongedaan maken, en zelf wetten maken. Daarna kreeg Augustus de titel imperium maius. Hiermee kreeg hij de macht van een consul, de leiding over het leger, en de leiding over de praetors (die de baas waren in de provincies). In feite had de keizer dus alle macht, en dit bleef zo voor de komende vijf eeuwen. Constantijn de Grote was een van de bekendste keizers van het Oost-Romeinse rijk.
Burgerrechten
Tijdens de Romeinse Republiek waren er volksvergaderingen. Hierin mochten alle Romeinse burgers stemmen over besluiten van de senaat en consuls. Maar lang niet iedereen mocht stemmen: alleen als je een Romeins burger was mocht je dit. Om een volwaardig Romeins burger te worden moest je een man zijn, geen slaaf zijn, en geboren zijn en wonen in Italië. Deze Romeinse burgers mochten stemmen, verkozen worden tot senator, trouwen, en huizen bezitten. Romeinse vrouwen mochten niet stemmen of verkozen worden, maar voor de rest waren het Romeins burgers.
Mannen die buiten Italië woonden, maar in het Romeinse Rijk, hadden het Latijns Recht. Mannen met dit recht mochten trouwen, verhuizen, en handelen met anderen. Ze mochten dus niet stemmen in de volksvergaderingen. De vrouwen buiten Italië kregen niet het Latijns Recht.
Er waren ook mensen zonder rechten: slaven. Slaven werden niet gezien als burgers, maar als bezit. Ze hadden geen rechten, en hun bazen mochten doen met ze wat ze wilden. Een slaaf kon zich vrijkopen als hij genoeg geld had gespaard: het was echter vrij moeilijk voor hem om daarna het Latijns Recht te verkrijgen.
Het was echter toch mogelijk voor vrijgekochte slaven en mannen met het Latijnse Recht om Romeins burger te worden. Als ze 25 jaar in het leger dienden, werden ze een Romeins veteraan en werden zij en hun zoons Romeinse burgers, met stemrecht dus.
Dagelijks Leven
De cultuur
De Romeinen leerde veel van de Grieken en de Etrusken. Omdat de Romeinen zo geïnspireerd waren door de Griekse kunst, wilde zij hier steeds meer van. De Romeinen gingen hierdoor de Griekse kunst namaken. Ook namen de Romeinen de Griekse architectuur over. Doordat het lastig was om alles precies na te maken, kwam er al gauw een eigen stijl. Zo ontdekten de Romeinen de boogstructuur die veel sterker was dan de Griekse zuilen die dicht bij elkaar moesten staan voor de stevigheid van het gebouw. Door de boogstructuur konden de zuilen verder uit elkaar worden geplaatst. Er werden niet alleen huizen en tempels gebouwd, maar ook aquaducten en er kwamen verharde wegen in het Romeinse Rijk.
De Romeinen vonden gezondheid belangrijk. Zij zagen dat schoon water een belangrijk middel is voor een goede gezondheid. Men bouwde hierdoor dorpen een steden naast schone waterbronnen. Uiteindelijk werden de steden te groot. Dit was een rede om waterleidingen te bouwen. Het water dat uit de bron kwam, werd via grote buizen vervoerd. Wanneer een waterleiding een vallei moest overbruggen, kwam er een aquaduct tot stand. Het bracht vers water vanuit de bergen naar het centrum van de stad. Soms werd dit ondergronds opgeslagen zodat er ook water beschikbaar was in de droge maanden. Bijna elk huis was aangesloten op een waterleidingnet. Bij Mérida in Spanje is een dergelijk aquaduct nog te bezoeken. Ook is daar nog een amfitheater. De Romeinen gingen graag naar de theaters. Veel Griekse slaven werden gebruikt als acteurs. De Romeinen hadden alleen nog nooit gehoord van vrouwelijke acteurs. Mannen speelden gewoon de rol van een vrouw. Dat kon makkelijk, want alle acteurs hadden een masker op. Meestal waren de theaters vol, want dit was altijd gratis.
Door de liefde voor schoon water ontstonden er badhuizen. Hier kwam een gemiddelde bewoner van het Romeinse Rijk, bijna vijf keer per week. Dit was omdat er thuis geen bad of douche was, alleen de rijke Romeinen hadden een eigen douche of bad. In de badhuizen konden de mensen samen in warme en koude baden zitten, maar ook samen naar openbare toiletten. Ook was er een plaats in het badhuis waar de mensen zich konden laten masseren. In de badhuizen kon je gezellig samen praten maar ook serieuze afspraken bespreken. Veelal waren deze badhuizen in tweeën gedeeld: een deel voor de mannen en een deel voor de vrouwen. In het badhuis hadden ze verwarmd water. Onder het bad kon een vuurt worden gestookt, een soort vloerverwarming dus. Doordat er openbare toiletten waren, ontstond er ook een riolering. De toiletten werden na gebruik schoon gespoeld met schoon stromend water.
Onderwijs
De Romeinen spraken en schreven in het Latijns. Om dit te leren kregen veel kinderen vanaf ongeveer hun zevende jaar les in de taal. Dit gebeurde veel thuis. Een slaaf gaf de kinderen les tot zij ongeveer twaalf jaar waren. De slaaf was meestal afkomstig vanuit Griekenland. De kinderen kregen les in lezen, rekenen en schrijven in Latijn en Grieks. Na hun twaalfde jaar kregen de kinderen les in lezen, muziek, wiskunde en het houden van toespraken. Ook werd er veel gesport. Hier was een speciale school voor: het Gymnasium. Hier gingen veel jongens heen waar zij sterk en handig werden. Dit was belangrijk voor het leger waar zij later in zouden gaan dienen.
Op wat we nu het basisonderwijs noemen, kregen jongens les; geen meisjes, die moesten hun moeder helpen. De meester waar de jongens les van kregen heet een magister. Je werd in die tijd geen meester want, je verdiende heel weinig geld. In één klas zaten 20 tot 30 kinderen van alle leeftijden door elkaar. De meester moest iedereen dus apart aan het werk zetten. Straffen waren met de roede tikken geven op de blote hand of op je rug maar er mocht wel een trui onder zitten, er waren verder geen straffen die de meester kon geven.
De jongens leerden lezen, rekenen en schrijven. Ze schreven op wasbordjes dat waren houten bordjes met een dun laagje was eroverheen. Er was toen nog geen pen maar ze schreven toen nog met een stylus, dat was een scherpe schrijfstift. Het handige van die wasbordjes was dat je ze steeds opnieuw kon gebruiken als je er een dun laagje was er weer overheen deed en goed uitsmeert kon je hem weer gebruiken. Dit was niet de enige manier om te schrijven maar er waren ook nog andere manieren zoals met inkt op een papyrus (soort papier van plantmateriaal) en met inkt op perkament (dun dierenhuid, vergelijkbaar met een trommelvel).
Op de 'middelbare school' kregen jongens les van een grammaticus. Die gaf les in Latijn en Grieks. Voor Grieks begonnen ze met de verhalen de Ilias, en de Odyssee van Homerus. Vakken zoals aardrijkskunde en geschiedenis deden ze ook wel, maar alleen als de teksten uit het literatuuronderwijs daar aanleiding voor gaven. Op deze manier werden de leerlingen bekend in de Griekse wereld, en leerden ze veel over de Romeinse geschiedenis.
Taal en schrift
In die tijd was Latijn de meest gesproken taal en daarmee dus een wereldtaal. Het Latijnse alfabet lijkt op dat van ons, maar zonder de W en de Y, de I en de J werden allebei als I geschreven en de U en de V als V. Nu wordt het een zogeheten dode taal genoemd die nog veel in de wetenschap wordt gebruikt, denk maar aan medische termen, planten - en dierennamen en voorzetsels. De Romeinen graveerden hun teksten in plankjes of zachte stenen. Hier enkele voorzetsels: mega - zeer groot (denk aan mega-cool), bio - leven (denk aan bio-energie), tele - op afstand (denk aan telefoon, televisie). En een paar woorden: hallo - salve of ave, ik - ego, vandaag - hodie, huis - domus, boek - liber.
Verder kennen we nog de romeinse cijfers. Vaak kom je die nog tegen op klokken.
Romeinse stad
De Romeinen woonden bij elkaar. Zo'n woonplaats lag bijna altijd bij een legerplaats. In een legerplaats leefden ongeveer 4800 mannen tijdens hun diensttijd. Vrouwen en kinderen gingen in een plaats dichtbij een legerplaats wonen. Een legerplaats en woonplaats werden met elkaar verbonden door wegen. Een woonplaats werd het liefst bij een schone waterbron gebouwd. Voor de Romeinen was schoon water erg belangrijk. Er waren altijd een aantal gebouwen en een plein dat centraal in een woonplaats lagen. In het midden van de woonplaats stonden het marktplein, het bestuursgebouw, de rechtbank en een badhuis. Badhuizen waren erg populair in het dagelijks leven van de Romeinen. Rijke mensen gingen er soms elke dag heen! In badhuizen had je warmwaterbaden, lauwwaterbaden, koudwaterbaden, kon je gemasseerd worden en had je zweetkamers. Die noemen we nu sauna's. In de badhuizen kon je ook vrienden ontmoeten en zakendoen, zelfs in bad. Het was helemaal niet gek om samen in bad te gaan! Rondom deze gebouwen werden huizen gebouwd waar de mensen in konden gaan wonen.
De Romeinen woonden in huizen gemaakt van steen met een dak van dakpannen. Er was veel verschil in huizen. Zo waren er huizen voor arme mensen maar ook voor rijke mensen (villa of domus). Ieder mens had zo zijn eigen soort huis. Veel mensen woonden in een soort flatgebouw. Een flat noemden de Romeinen een insula (eiland). Een appartement heet een cenaulum of cenoculum. Een insula wordt in een vierkant gebouwd. In het midden is een binnenplaats. Op de begane grond zijn vaak winkels en restaurants. In de insula was geen verwarming of riool.
De rijke Romeinen woonden vaak in een stadsvilla: de Villa Urbana. In een Villa Urbana was vaak vloerverwarming, een bad of douche, geschilderde muren en een grote tuin.
Buiten de stad woonden sommige mensen in een boerenbedrijf: een Villa Rusticae. Dit is een grote boerderij waar veel grond bij lag.
Slavernij
In Rome was ongeveer de helft van de bevolking slaaf. Je kon slaaf worden omdat je ouders slaaf waren, of omdat je bij een veldslag een gevangen genomen vijand was, of als je geen geld had om je schulden te betalen. Dan moest je jezelf verkopen, of je vrouw of je kinderen. Als je slaaf was kon je geluk hebben terecht te komen bij goede meesters, maar het kon ook helemaal fout gaan. Je meester kon namelijk alles over je beslissen. Hij kon dus ook bepalen of je een partner en kinderen mocht hebben. Deed je dingen verkeerd, dan kon hij ook ervoor zorgen dat je de doodstraf kreeg. Hij had er geen rechter voor nodig.
De secretarissen van de Keizer waren eigenlijk zijn voormalige slaven, en ze hadden best veel macht.
Doodstraf als vermaak
Een bekend gezegde uit de Romeinse tijd is: "Het volk wilt brood en spelen". Er werden hierdoor sportwedstrijden georganiseerd voor het volk en er werd ervoor gezorgd dat iedereen te eten kreeg. Om het eten te krijgen moest er gewerkt worden. Door dit harde werken ontstonden er prachtige bouwwerken en nieuwe uitvindingen. Zo ontstond het Colosseum waar veel gevechten werden gehouden. Iedere man in het Romeinse Rijk werd opgeroepen om minstens zeven jaar in het leger te dienen. Op deze manier ontstond er een enorm leger dat het Romeinse Rijk nog verder kon gaan uitbreiden.
Het Colosseum werd gebouwd nadat in Jeruzalem de tempel werd geplunderd en al haar schatten werden geroofd. Ook werden vele tienduizenden Joden meegenomen als slaaf. Zij moesten vaak meebouwen aan het Colosseum. Het was klaar in 81 na Christus. Het Colosseum was een kolossale arena. Later zouden er nog ongeveer 10 kleinere arena's worden gebouwd in andere delen van het Romeinse Rijk. In de arena zijn honderdduizenden mensen gedood en minimaal een miljoen vaak exotische dieren omgebracht. De Romeinen vonden het allemaal prachtig. Het mooiste van alles vonden ze de gladiatorenspelen. Daarin streden getrainde mannen om leven en dood, met wapens als de drietand en het net, het zwaard en een schild. Saaier vond men de executies van criminelen. Dat was vaak snel gedaan. Het is niet voor niets dat de Romeinen als ergste doodstraf de kruisiging hadden. Op die manier moest een ter dood veroordeelde lang lijden. In de ochtend waren er vaak gevechten tussen exotische dieren. Daarbij was niets te gek: leeuwen, neushoorns, panters en ga zo maar door.
Ook toneelstukken werden opgevoerd. Dat ging anders dan bij toneelstukken zoals we die nu kennen. Als iemand dood moest gaan in het toneelstuk, dan ging die ook echt dood. Een voorbeeld is de mythe van Icarus. In het verhaal van de mythe vloog hij te hoog, waardoor zijn vleugels van was begonnen te smelten en hij zo in zee stortte. In de arena werd dan iemand, bijvoorbeeld een slaaf, dan de lucht in geschoten. Dat leidde dan tot veel gejoel en gejuich, vooral op het moment dat het slachtoffer dood op de grond viel. Omdat de grond vol van bloed was, moest het zand regelmatig worden ververst. In de vierde eeuw probeerden de christelijke keizers om de spelen in de arena te beëindigen, maar de bevolking wilde dat niet. Pas in 404 na Christus kwam een einde aan het bloedige spektakel. In de nieuwe hoofdstad Constantinopel werd geen arena meer gebouwd. Men ging kerken bouwen.
Eten en Drinken
De Romeinen stonden altijd vroeg op, ongeacht hun stand. Na een karig ontbijt gingen ze aan het werk. De gezondheid was erg belangrijk voor de Romeinen. Zij aten dan ook over het algemeen gezond voedsel. Overal waar zij kwamen, namen de Romeinen hun voedsel mee. De Romeinen aten veel graansoorten, groenten en fruit. Wanneer je ziek werd, kon je naar een arts toe. Deze artsen hadden veel geleerd en geërfd van de Grieken.
De Romeinen aten, net als wij, drie keer op een dag. Het ontbijt bestond uit brood en olijven, met daarbij wat water. De arme mensen aten vaak puls, dit is pap van granen die eerst geroosterd werd en daarna in melk werd gekookt. Tijdens de lunch aten de mensen brood met eieren of geitenkaas, eventueel aangevuld met wat vlees, vis en fruit. De rijke Romeinen aten 's middags hapjes in een badhuis. Het belangrijkste maal van de dag was het avondeten. Rijke Romeinen nodigden 's avonds dikwijls vrienden uit. Bij zo 'n diner werd er liggend gegeten en was het ideale aantal gasten 9. Bijna alles werd geserveerd met sterk smakende sauzen omdat veel van het voedsel bijna bedorven was. Dit kwam omdat in de stad weinig vers voedsel te krijgen was, zeker in de winter. Ze maakten een feest van het avondeten, dit avondeten heette een banket. Vaak werden vrienden en familie uitgenodigd voor een maaltijd. Iedereen lag dan op speciale banken aan tafel en at met zijn handen.
De stad Rome had 1,2 miljoen inwoners waardoor alle mensen dicht op elkaar woonden in krottenhuizen. Omdat het gevaar op brand heel hoog was, hadden de mensen geen keuken in hun huis. De meeste mensen gingen daarom naar een straattentje waar warm eten en drinken te koop was, zo'n straattentje heette een thermopolium. De rijke Romeinen aten niet bij straattentjes, maar thuis. Zij hadden een eigen kok (dit was een slaaf) die uitgebreide gerechten voor de rijke Romeinse familie kookte.
Er waren heel veel gerechten die de normale Romein niet kon betalen, zoals melk, honing, kaas, varkensvlees of rundvlees, en soorten fruit zoals kersen of abrikozen. Door voedsel kon je ook laten zie hoe rijk je was: sommige keizers aten zelfs dolfijn, pauw, en flamingo om te laten zien hoe rijk en machtig ze wel niet waren: zij konden dat immers gewoon betalen!
De meeste gerechten in het Oude Rome werden gegeten met een bepaalde vissaus: garum. Garum werd gemaakt door vis te mengen met wijn en azijn en het mengsel te laten rotten. Deze rottende vissaus werd dan op brood gedaan. De Romeinen vingen ook vis, deze vis haalden zij uit de rivier de Tiber en uit de Tyrreense Zee. De vis uit de rivier de Tiber was vervuild en daarom goedkoop, de arme Romeinen aten deze vis vaak. Bij de maaltijd aten de rijke mensen brood, ze gebruikten het brood ook om hun handen aan af te vegen. Na het avondeten kregen de slaven van de rijke Romeinse familie dit brood.
Aan de Romeinse recepten werd een pittige saus van kruiden en specerijen toegevoegd. Deze saus werd soms verdund met azijn of wijn. Kruiden en specerijen die veel gebruikt worden, zijn komijn, koriander, kaneel en peper. Ook honing is een belangrijk ingrediënt. Toen het Romeinse Rijk uitbreidde ontdekten de Romeinen ook veel meer voedsel in andere landen. Zo kwamen ze aan oesters uit België, vijgen uit Afrika, en aubergine uit Syrië. Aubergine wordt vandaag de dag nog steeds veel gebruikt in de Italiaanse keuken: dat hebben ze dus aan de Romeinen te danken!
Uit Egypte kwam veel graan om alle inwoners van Rome te kunnen voeden. Toen de Romeinen het Midden-Oosten veroverden, leerden zij ander voedsel kennen. In het Oosten werden ingewikkelde schotels met vlees en vis gemaakt, dit wilden de Romeinen ook en daarom lieten zij het voedsel naar Rome vervoeren. Voor het vervoeren en bewaren van vloeistoffen gebruikten men amforen, dit zijn aardewerken flessen.
De Romeinen dronken vooral water en wijn. Wijn was goed te betalen, maar echte goede wijn was heel duur en alleen voor de rijken. Ook melk was duur, omdat het moeilijk was een koe te onderhouden, en er niet zo heel veel koeien waren in Italië. De Romeinen dronken geen bier: dat vonden ze iets voor de barbaren: beneden hun stand dus.
Als je om je heen kijkt, zie je dingen die de Romeinen ook hadden en deden. De straattentjes waar je warm eten kon halen, kennen wij ook. Ook eten wij drie keer op een dag; ontbijt, lunch en avondeten. De Romeinen aten met hun handen, de mensen in het Midden-Oosten en in Noord-Afrika doen dit nog steeds.
De Romeinen hadden weeginstrumenten als de unster en ze kenden een gewichten en inhoudsmaten systeem waarmee hoeveelheden granen en wijn gemeten konden worden.
Kleding
De kleding van de Romeinen was vaak simpel: een toga voor de mannen en een stola voor de vrouwen. Een toga is een wit kleed dat over het lichaam wordt geslagen en vastgehouden wordt met spelden. De toga werd vaak gebruikt bij speciale gelegenheden zoals salutatio, toespraken plechtigheden, grote feesten en belangrijk bezoek. Ze dragen hem niet in het dagelijks leven want dat beweegt niet makkelijk. De toga is een grote een grote witte wollen doek in trapeziumvorm. Het is in een hele ingewikkelde vorm omheen geslagen. Jongens tot 16 jaar droegen een toga met een purperen rand. Dat heette een toga praetexsta. Ook senatoren, leden van de senaat, de regering van het Romeinse rijk , droegen de preatexsta toga. Jongens kregen op hun 16de verjaardag een toga virilis, een onversierde kale toga.
De tunica werd door de paletariërs, winkeliers, bouwvakkers enz. de hele dag gedragen, omdat je, je in dat makkelijk kon bewegen, je hoefde niet op de plooien hoefde te letten en het is een stuk luchtiger. De tunica werd ook onder een toga gedragen. De tunica was een simpel lang hemd met primitieve mouwen. Het hemd werd opgebonden met een riem. Mannen en vrouwen in het Romeinse rijk droegen een tunica. Bij mannen hing de tunica tot op hun knie. Bij vrouwen was dit niet het geval. De tunica die vrouwen droegen werd ook wel stola genoemd. Het was makkelijk te zien tot welke klasse de Romeinen hoorde. Dit kon je zien aan de kleding.
Een stola is een lange jurk. Onder de toga of stola werd een tunica gedragen: een combinatie van een hemd en een onderbroek die een beetje los over hit lichaam hing; een soort ondergoed dus. Doeken en kledingstukken werden bij elkaar gehouden met een soord speld. De fibula. Vaak waren deze fraai versierd.
Net als bij eten was er ook bij kleding een verschil tussen arm en rijk. De armen en slaven droegen alleen een tunica: zij hadden geen geld voor toga's of stola's. De gewone Romein droeg een simpele witte toga of stola van wol, met als versiering misschien een riem. De echte rijken konden hun kleding laten maken van zijde, dat helemaal uit China moest komen, en hadden vaak toga's in schitterende kleuren van kleurstoffen die uit het Midden-Oosten kwamen. Maar er was één kleur die zo uniek en duur was dat alleen de keizer hem mocht dragen: paars. De kleurstof voor paarse kleding moest namelijk gemaakt worden van bepaalde slakken die alleen in de zee leefden. Paars was dus de kleur van de keizer.
De Romeinse soldaat droeg ook een tunica met daarbij de uitrusting. Hij had precies alles wat hij nodig had. Niks te veel, niks te weinig. Daardoor waren de Romeinen in die tijd bijna onoverwinnelijk! Het bestond uit: 1. De helm, deze was alleen om het hoofd te beschermen! 2. Wapens: 2 lansen (speren), een ijzeren zwaard en dolken. 3. Borstharnas: deze beschermde het hart! Hij was gemaakt van metalen platen met scharnieren 4. Schouderplaten: deze beschermden de schouders. Het was gemaakt van het zelfde materiaal als het borstharnas. 5.Het schild: dit woog ongeveer 6 kilo. Het was bijna zo groot als een deur. Een soldaat werd er helemaal door beschermt. Alles bij elkaar woog de uitrusting wel 30 kilo samen.
Godsdienst
De Romeinen geloofden niet in één enkele god, maar in verschillende goden. Het moet erg verwarrend geweest zijn, er waren veel goden en elke god had zijn eigen feestdag. Zo had je officiële staatsgoden, beschermgodinnen en daarnaast had elk huishouden ook nog eens zijn eigen huisgoden. De mensen baden en offerden in de tempels. Er werd onder andere geld, voedsel en drank geofferd, maar ook dieren! Veel van hun goden hadden een eigen tempel, de bouwstijl was sterk geïnspireerd door de Griekse tempels. Sommige van de goden zijn ook overgenomen van de Grieken, alleen kregen ze een andere naam.
Enkele van de belangrijkste Romeinse goden (tussen haakjes de Griekse tegenhanger):
- Jupiter: de koning van de goden ofwel de oppergod (Zeus)
- Juno: de koningin van de goden, Godin van de huwelijken en oppergodin (Hera)
- Diana: godin van de maan en de jacht (Artemis)
- Neptunus of Neptune: god van de zee (Poseidon)
- Mars: god van de oorlog (Ares)
- Pluto: God van de onderwereld (Hades)
Bronnen
Ariès, P. (1987). Geschiedenis van het persoonlijk leven. Romeinse Rijk en late oudheid. Amsterdam: Agon BV.
Born, W. (1989). Eten door de eeuwen. De geschiedenis van de culinaire cultuur. Baarn: Uitgeverij Bosch & Keuning
Burke, P. (2009). Wat is cultuurgeschiedenis? Utrecht: Bijleveld
Planken,C. (2007). Rome aan tafel, Ideaal en praktijk van het Romeinse diner. Deventer: Uitgeverij Scriptio
Smit, E. (2014). Romeinen rondom het Domplein. Utrecht: Op avontuur met geschiedenis
Veen, M. van. ‘When Is Food a Luxury?’ World Archaeology. 34:3 (2003), 405-427
Wikipedia (Engels en Nederlands) o.a. voor afbeeldingen
(Video)links
- Het Colosseum met de dood als vermaak
- Keizer Nero en zijn wreedheden
- Vervolging van de christenen onder keizer Nero
- Keizer Constantijn de Grote zorgt voor een nieuw tijdperk in de geschiedenis
- Keizer Diocletianus en de grote christenvervolging
- Constantijn de Grote en zijn greep naar de macht
- Webpad Romeinen (weetjes- en opdrachtenpagina)
- Dieven in de tijd (Spelletje)