Begrotingsoverschot
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Een begrotingsoverschot is wanneer de overheid meer inkomsten dan uitgaven heeft. In de begroting blijft dus geld over. De overheid mag echter geen winst maken. Daarom moet men iets met dat overgebleven geld doen.
In het geval van een begrotingsoverschot kan de overheid het volgende beslissen:
- De staatsschuld aflossen: bijna alle overheden hebben schulden. Over die schulden moet rente worden betaald. Het geld van het begrotingsoverschot kan gebruikt worden om de staatsschuld gedeeltelijk af te lossen. Op die manier hoeft de overheid in de toekomst minder rente te betalen. Het is ook een voorbereiding op een eventuele economische crisis, waarin de overheid kan besluiten om toch geld te lenen.
- Belastingen verlagen: de overheid kan besluiten om bepaalde belastingen te verlagen. Hierdoor hoeven burgers en/of bedrijven minder van hun geld af te staan aan de overheid.
- Investeren in publieke diensten zoals onderwijs, gezondheidszorg, infrastructuur, openbaar vervoer, defensie, politie, natuurbehoud, maatregelen tegen klimaatverandering, etc.
Vaak wordt er gekozen voor een combinatie van die drie dingen.
Het tegenovergestelde van een begrotingsoverschot is een begrotingstekort. Dan heeft de overheid juist minder inkomsten dan uitgaven.