Wikikids:Index basiswoordenlijst groep 3

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

N.B. Typische encyclopediewoorden zijn in het volgende niet uitgewerkt.

A

(iemand) aankijken; (n)iets hebben aan; (n)iets mee te maken hebben; aan boord gaan; aanbellen; aanbieden; aanbieding; aangeven; aankleden; aankloppen; aankruisen; aanraken; aanrecht; aansteken; aanstoten; aanval; aanvallen; aanvallen; aap; aarde; achter elkaar; achtergrond; achterhoofd; achterin; achterop; achtertuin; achterwerk; acrobaat; acteur; afbeelding; afbranden; afbreken; afdeling; afkoelen; afnemen; afrekenen; afstand; afstandsbediening; afstappen; aftrekken; afval; afvallen; afzetten; afzwemmen; akelig; albatros; alfabet; allergrootst; ambulance; andijvie; anker; apparaat; appelsap; applaudisseren; applaus; aquarium; armleuning; artiest; as; avontuur

B

babysitter; badkamer; badmeester; bakkerij; ballet; balletpakje; balletschoen; bank; bank; Barmhartig; barst; barsten; basisschool; bed opmaken; bederven; bedrag; beeldenmuseum; beeldhouwkunst; begrafenis; begroeten; behang; bekijken; beklimmen; beleg; beloning; bende (rommel); bericht; beroven; beschadigen; bescherming; beschilderen; bespreken; bestek; besturen; betalen; beterschap; beven; bever; bevrijden; bewaken; bewaker; bewaking; bewonderen; bewonen; bewoner; bewoond; bewusteloos; bezeren; bezoeken; bezoeker; bezorgd; bibberen; bidden; bijzonder; bingo; binnenkort; bladzijde; Blaffen; blazen; blinde; bloeden; bloemkool; blokfluit; blozen; bodem; boei; boenen; boerderij; boeren; boffen; bollen; bom; bonken; bons; bont (stof); boodschap (mededeling); boomschors; boon; boos; borrelen; borrelhapje; borstelen; borstzak; bosbrand; boskabouter; bot; boterham; botten; botten; bovenkant; box (bergplaats); braaf; breed; breien; briefje; broccoli; broeden; broekspijp; broekzak; broodtrommel; brug; bruidegom; bruiloft; beugel; buggy; bui; buigen; buiging; buitenkant; buitenkraan; bukken; bulldozer; bult; bureau; bus; buschauffeur; buurt; buurthuis

C

camping; cape; capuchon; caravan; carnavalsvakantie; cavia; cel (gevangenis); chimpansee; chips; chocomel; circus; circusdirecteur; circustent; clown; clubhuis; compleet; compliment; conciërge; conducteur; contrabas

D

daarachter; daarboven; daarna; daarnaast; daaronder; daarover; dadelijk; dag; dagenlang; dak; dal; dalen; dank; dankbaar; danken; das; datum; deeg; dek; deken; deksel; deugd; deuk; deurknop; deurkruk; deuropening; deurpost; dicht (nauw); dictee; diefstal; dienblad; dierenarts; dierendag; dierentemmer; dierenwinkel; dinosaurus; direct; dobbelsteen; dobberen; dochter; dode; doel; dolgelukkig; dompteur; donkergrijs; dood; doodmaken; doodsbang; doolhof; doorlezen; doorrijden; doorslikken; doorstrepen; doorzichtig; doos; dop; dorp; douche; draagzak; draak; draf; drempel; dreun; driewieler; driftig; drijfnat; drinkbeker; drinken; drinkwater; drinkyoghurt; droevig; dromen; drukte; drumstel; duif; duikbril; duikplank; duim; duur; dwarrelen; dwerg; dwingen

E

echt; echtgenoot; eczeem; eekhoorntjesbrood; een gezicht trekken; handvol; een kijkje nemen; een lijn trekken; een streep trekken; een zootje; eend; eenzaam; eergisteren; eerste; eetstokje; eigenaar; eiland; eindigen; ekster; eland; elektriciteit; elf; elfenbankje; elfjes; elftal; elleboog; enkel; enthousiast; entreekaartje; er achter komen; er tegen kunnen; erboven; ergens thuishoren; erheen; ernaast; ernstig; erop uit gaan; ertussen; erwt; etalage; eten; euro; evenveel; ezel; ezel (schilder)

F

familielid; fantasie; fantasiedier; fee; feestelijk; feestmaal; fel; fietser; fietstocht; fietszitje; figuur (afbeelding); fijn (gemalen); file; filmster; fles; fluweel; föhn; frisdrank; fronsen; fruit

G

galop; gans; ganzenbord; gapen; garnaal; gas; gast; gat; gebroken; gedeelte; gedicht; gedrag; geen sprake van; geheel; geheimtaal; geit; geloof; geloven; gelovig; geluid; genezen; gerommel; gerust; geschenk; gesloten; gespikkeld; gestreept; geur; gevaarlijk; gevangene; gevecht; gevlekt; geweld; gewond; gewonde; gewoonte; gezelschap; gezondheid; gezondheid; gieter; giftig; gips; giraf; gisteren; gistermiddag; gitaar; gleuf; glibberig; God; golven; goochelaar; goochelen; goocheltruc; goot; gootsteen; gorilla; goudstukken; goudvis; grasgroen; grasmaaien; grasmaaier; grasspriet; grasveld; gratis; griep; griezel; grinniken; groei; groepje; groet; groeten; grootouders; grot; gul; gymnastiek; gymzaal

H

haak; haak; haakje; haarband; haas; hagedis; halen; hals; halsband; ham; handdoek; hang; hang; harig; hark; harken; haten; haven; heden; heel; heenweg; heg; heks; helaas; helm; hemel; herfstvakantie; herinnering; hersenen; hert; hetzelfde; heuvel; hierbij; hierboven; hierdoor; hierheen; hierin; hieronder; hierover; hieruit; hijsen; hijsen; hik; hobbelen; hobbelpaard; hobby; hoef; hoefijzer; hoekhuis; hoelang; hoepel; hoesten; hok; hol; hondenriem; hoofdrekenen; hoog; hoop; hoorn; houthakken; huisarts; huisdier; huishouden; huiskamer; huiswerk; humeur; hut

I

ijskast; incompleet; indelen; informatie; informatieboek; ingang; inkt; inktvis; inleveren; inpakken; inrichting; inschenken; inslikken; instrument; intelligent; interessant

J

jaargetijde; jaartal; jacht; jack; jaloers; jaloezie; jarenlang; jaszak; jeugdjournaal; jeuk; jokken; jongeman; jongleur; juf; jurk

K

kalkoen; kamp; kamperen; kantlijn; kapitein; kapiteinshut; karate; karretje; karton; kassa; kasteelpoort; kattenvoer; kazerne; kegel; keihard; keldertrap; kennismaken; keren; kerstvakantie; ketel; keukenstoel; keukentafel; keuze; kever; kiemplantje; kier; kiezelsteen; kikker; kin; kinderachtig; kind; kinderstoel; kinderwagen; kinderzitje; kippenhok; kippenpoot; klagen; klant; klap; klas; klasgenoot; klaslokaal; klauteren; klauw; klaver; kleden; klemmen; kleurig; kleurpotlood; kleuter; kleven; klieren; klimrek; klittenband; kluit; klunen; knal; knalgeel; knap; knappen; knie; knielen; knipperen; knol; knoop; knopen; koe; koffiezetten; kok; kombuis; komkommer; kompas; konijn; kooi; kool; koolmees; koor; koorddanser; koper (klant); koppig; koren; korrel; korting; kraag; kraaiennest; kras; krekel; kreunen; kriebel; krijt; krokodil; kronkelen; kruid; kruisspin; kruiwagen; kruk; kuchen; kuip; kunstenaar; kunst; kwark; kwartetspel; kweekkas; kwispelen

L

laatste; larve; lat; leeftijd; leegstromen; leer; leerkracht; leerling; leeshoek; leeuwentemmer; leger; lenen aan; lenig; leraar; lesgeven; lessen; letterdoos; leugen; licht / donker; liefde; ligbad; liggen aan; lijken; lijm; lijmen; lijmkwastje; lijmpot; lik; liniaal; linkerhand; linkerkant; linkervoet; linksaf; loeren; loket; lokken; lucht; lucht (geur); lucifer; luiden; luidspreker; luier; luis; lus

M

maan; maandenlang; maanlicht; maat; maatje; machinist; madelief; magnetron; maïs; malen; mand; manen (paard); mantel; marmot; mast; materiaal; matras; mededeling; medelijden; medicijn; meel; meelopen; meer; melken; meloen; menen; met je handen eten; met mes en vork eten; meubel; microfoon; middagpauze; middel (taille); middelste; middelvinger; mier; mijn oren toeteren; mikken; min; minder; modder; moed; moed houden; moedig; moeilijk; moes; moestuin; mol; molenaar; moord; mopperen; morgen; morgenmiddag; mouw; mp3; mug; munt; muntstuk; mus; museum; muur

N

naaien; naar; naar je zin hebben; naast; nacht; nachtkastje; nadeel; namaken; natuurmuseum; nauw; nemen; neusgaten; nietwaar; nieuw in de klas; nieuwsgierig; nieuwtje; nijdig; nijlpaard; niks bijzonders; nood; noten; nu en dan; nummer (muziek)

O

ochtendjas; ochtendpauze; om en om; omgeving; omhelzen; omroepen; omspoelen; omverlopen; onbewoond; ondankbaar; onderbeen; onderkant; ondersteboven; onderstrepen; onderweg; onderwerp; onderwijs; onderwijzer; ondeugd; ondeugend; onecht; ongelofelijk; ongelovig; ongerust; ongewoon; onkruid; onmiddellijk; onmogelijk; onschuldig; ontbijten; ontploffen; onzelfstandig; onzichtbaar; ooievaar; oordopje; oorlog; op alles voorbereid zijn; op tijd komen; op weg gaan; op zijn kop; opbergen; open; open (oningevuld); opengaan; opening; opgeven; opgroeien; opklaren; opknappen; oplezen; opluchten; opmerking; oppas; opscheppen; opsloken; opsluiten; opspringen; opstijgen; optellen; optreden; opvangen; opvouwen; opzoeken; otter; ouderavond; oven; overboord; overgaan; overhemd; overleggen; overmorgen; overvallen; overvaller

P

paardrijden; pad; pagina; pak; pak slaag; palmblad; panter; pantoffel; paperclip; pardon; parel; park; parkeergarage; parkiet; pas (stap); passagier; pauw; pellen; pen; peper; percussie; perfect; persen; piepklein; pijlsnel; pijnlijk; pikdonker; pikken; pikzwart; piloot; pinguïn; pink; pion; piraat; pit; plaatsvinden; plak; plakje; plakje kaas; plakken; plaksel; plakselpot; plank; planten; plantenstekers; plas; plattegrond; platteland; pleister; plint; plonzen; pluizig; plus; pols; pomp; pompen; pop (rups); poppenhuis; portie; portier; potlood; prentenboek; prijs; prinses; proef; professor; programma; programmaboekje; prooi; propvol; publiek; puinhoop; puntmuts; put

R

raadsel; raak; raam; rails; rammelen; rapport; rauw; razend; razendsnel; rechtdoor; rechterhand; rechterkant; rechtervoet; rechtsaf; reclame; redding; reddingsboei; reddingsvest; ree; regelmatig; regendruppel; regenpijp; regenton; reis; reiziger; rekenboek; rekenen; rekening; rekening houden met; rekenmachine; rekenschrift; rekentaak; rekenwerk; rekwisieten; rem; repareren; reus; rib; richten; rijk alleen hebben; rijmpje; rijst; rijtuig; rimpel; ring; ringvinger; ritme; rits; roer; rollator; rolschaats; rommelen; ronde (wedstrijd); roodborstje; roofdieren; room; roven; rover; rug; rug van een boek; rugvin; ruimte (heelal); ruisen; ruiter; ruitjespapier; rups

S

salto; samenwerken; schaal; schade; schamen; schatkaart; scheenbeen; scheerapparaat; scheermes; scheiden; scheiding; scheidsrechter; schel; schenken; schep; scheren; scheur; schijf; schilderkunst; schildpad; schillen; schitterend; schoenmaker; schoffel; schoffelen; schommelen; schommelstoel; school; schooldag; schoolfotograaf; schoolgebouw; schooltas; schooltijd; schoonmaak; schop (trap); schor; schot; schoteltje; schouder; schransen; schreeuw; schrijfpotlood; schrijven; schrijver; schroeven; schub; schuifelen; schuilen; schuilplaats; schuldig; schuren; schurk; schutting; schuur; sein (trein); serieus; servet; simpel; sip; sjorren; sjouwen; skeelers; skelet; slaapkamer; slaapzak; slaperig; slenteren; slepen; sleuren; sliert; slierten; slijm; slikken; slingeren; sloffen; sloom; sluier; sluipen; sluiten; smaak; smal; smartbord; smeren; smikkelen; smoesje; snee; snee (brood); sneetje; sneeuwwit; snel / langzaam; snelheid; snelweg; snoer; snot; snuiten; soort; spaarpot; spaarrekening; spaarzegel; spannend; sparen; spartelen; speelbord; speelgoedmuseum; speelkwartier; speelplaats; speeltoestellen; speelveld; speen; spek; speld; speler; spelregel; speuren; spier; spierbal; spijker; spijt; spinazie; spinnen; spinnenweb; spits; spleet; spoor; spoorwegmuseum; sportclub; sportdag; sporten; sportief; sportveld; spreekstalmeester; sprinkhaan; sprookje; spugen; spuit; spuug; staaf; stad; stal; stank; starten; station; steel; steiger; step; steppen; steunen; stiefvader; stier; stijf; stijgbeugel; stippellijn; stoer; stoken; stokstijf; stomp; stomverbaasd; stoot; stopcontact; straffen; stralen; strand; strekken; strelen; streng; strijd; stripverhaal; strook; stroom; stroop; stropdas; struik; struisvogel; studiedag; stuk; stuk voor stuk; stuurman; succes

T

taak; taalschrift; taaltaak; tafelkleed; tam; tarwe; te laat; te laat komen; te vroeg; team; teen; tegel; tegelijkertijd; tegen een stootje kunnen; tegenover; tegenover; tegenovergesteld; tegenstander; tegenvallen; tekeer gaan; teken; tekenles; tekenpapier; teleurgesteld; teleurstellen; televisiescherm; temmen; temperatuur; tent; tentharing; tentoonstelling; tentstok; tentzeil; terras (tuin); teruggaan; terugweg; test; teugel; teveel; tevreden; theater; theezetten; thema; themawoord; thuis; tiental; tijd is om; tip; toegeven; toekijken; toekomst; toerist; toestel; toeteren; toets; toevallig; toevallig; ton; tong; toonbank; tor; tot; tot en met; totaal; traag; tractor; trainen; trainer; tralie; trambestuurder; trap (schop); trap opstormen; trapeze; trein; trek hebben; treurig; triest; troep (rommel); trol; tros (druiven); truc; tube; tuinman; turfpotjes; turnen; tweetal; twijfelen

U

uier; uil; uit het hoofd leren; uitgaan; uitgeven; uitgever; uitje; uitkijken; uitkomen; uitkomst; uitlaten; uitnodigen; uitnodiging; uitschelden; uitslag (huid); uitspoken; uitstekend; uitstrekken; uitvinden; uitvinder; uitvinding; uitwringen; uitzicht; urenlang

V

vaarwel; vacht; val; vals; van alles en nog wat; van boord gaan; van tevoren; vandaag; vastbinden; vastpakken; vastzitten aan; vat; vee; veiligheid; veldmuis; venster; vensterbank; ver / dichtbij; verandering; verbazen; verbeteren; verbranden; verdedigen; verdriet; vergissing; verhuiswagen; verhuizen; verhuizer; verhuizing; verkeer; verkoop; verkoper; verkoudheid; verleden; verlegen; vermoorden; vernielen; verpakken; verplaatsen; verpleger; verrekijker; verscheuren; verschillend; verslikken; verstand; vertrouwen; vervangen; verwarmen; verzameling; verzorgers; vest; vet; viering; viertal; vijand; viltstift; vin; vingerkootje; vink; viool; vis; vissen; vitamine; vlam; vlechten; vleermuis; vliegensvlug; vlieger; vliegtuig; vlo; vloeken; vlooienband; vlot; vluchten; vocht; vochtig; voeden; voederbak; voer; voeren; voertuig; voetbal; voetbalclub; voetballer; voetbalploeg; voetbalveld; voetbalwedstrijd; voldoende (genoeg); volhouden; volop; volproppen; volstromen; volwassene; voorbijganger; voordeel; voordeel; voordringen; voorgrond; voorhoofd; voorin; voorjaar; voorjaarsvakantie; voorlezen; voorop; voorraad; voorstelling; voortaan; voortuin; voorwerp; vrede; vreemd; vreten; vriendschap; vrij hebben; vrije tijd; vrijheid; vruchten; vuilnis; vuilnisbak; vuilnisbelt; vuilnisman; vuilniswagen; vuurrood; vuurtoren

W

waarheid; waarover; waarschuwing; wachten; wachtkamer; waggelen; wagon; wandelen; wandeling; wandelwagen; wankelen; wapen; washand; washandje; wasknijper; wasmand; wat een gedoe; waterdruppel; waterkoker; waterkraan; waterstraal; weg aanleggen; weg zoeken; wegdoen; weggeven; weggrissen; weghalen; wegjagen; weglaten; wegrennen; wegrijden; wegsturen; wegzetten; weigeren; wekenlang; wel/niet eens zijn met; weleens; welterusten; wenkbrauw; wens; wensen; werkblad; werkboek; weven; whitebord; wie weet; wieg; wijk; wijn; wijsvinger; wikkelen; wil; wild; winkelier; winnaar; winnaar; woede; wolf; woning; woonboot; woonplaats; woonwagen; woordenboek; worstelen; wortels; wrat

Z

zaadje; zaagsel; zaagtand; zaak; zaal; zadel; zagen; zakgeld; zaklamp; zaklantaarn; zakmes; zalf; zanger; zangspel; zeeleeuw; zeeman; zeemeermin; zeer; zeer; zeerover; zeewater; zeil; zeldzaam; zelfde; zelfgemaakt; zelfstandig; zenuwachtig; zich (n)iets aantrekken van; zich aanstellen; zich afvragen; zich bemoeien met; zich bemoeien met; zich ergens aan houden; zich haasten; zich verheugen op; zieke; ziezo; zij; zijde (kant); zijkant; zijn mouwen opstropen; zijn ogen uitkijken; zijn vuist ballen; zingen; zo mooi mogelijk; zoet (braaf); zogenaamd; zojuist; zomervakantie; zon; zonlicht; zonnestraal; zoon; zorg; zucht; zuchten; zuinig; zwaan; zwaar; zwaar (hevig); zwaard; zwabber; zwak; zwak (lichamelijk); zweep; zweet; zwemdiploma; zwemmer; zwemwater; zweten; zwiepen; zwijn

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Wikikids:Index_basiswoordenlijst_groep_3&oldid=757863"