Tijd
De tijd is een manier om aan te geven wanneer iets gebeurt en hoe lang dat duurt. Je moet bijvoorbeeld om half negen op school zijn. Zo is iedereen op hetzelfde moment op school. Als je met iemand afspreekt (om te spelen) spreek je meestal ook een tijd af, bijvoorbeeld om 1 uur in de middag, op woensdag.
Geschiedenis
Eigenlijk is tijd (zoals we dat kennen van een klok) iets kunstmatigs, bedacht door de mens. Toen er nog geen klokken waren had je natuurlijk wel het dag en nachtritme en de seizoenen. Op een zonnige dag 'reist' of 'strijkt' de zon in een boog langs het hemelgewelf en geeft schaduwen bij voorwerpen. Ook die schaduwen verplaatsen zich. Iemand moet ooit bedacht hebben om dat in gelijke stukken te verdelen, net als dat je met bijvoorbeeld je voet een afstand kunt meten. De oudst bekende zonnewijzer dateert van omstreeks 1500 v. Chr. en werd in Egypte gevonden. Met zo'n zonnewijzer meet je in feite de verplaatsing van de zon en de ontstane schaduw van de pen van de zonnewijzer op de boog die de baan van de zon voorstelt. Twaalf werd gezien als het getal van de perfectie. Er zijn 12 tekens in de dierenriem en we hebben 12 maanden. Het twaalftallig stelsel stamde uit Mesopotamië en is al heel oud. Daar komt waarschijnlijk die verdeling vandaan. Probleem met de zonnewijzer-uren was dat ze zomers langer duurden dan 's winters. 's Zomers duren de dagen immers langer (je hebt langer zonlicht) dan 's winters. Dat heeft met de stand van de zon te maken. Wel had men door dat je een "midden op de dag" had (wat we nu kennen als 12 uur 's middags, in de wintertijd). Dit is het moment dat de zon op z'n hoogst in de boog staat. Dat kon men in de verdeling ook aangeven en de pijl van de zonnewijzer wijst naar die richting (wat op het noordelijk halfrond het zuiden is).
In het Duits heet een uur 'Stunde', in het oud-Nederlands 'stond' (denk aan het gezegde 'morgenstond is goud in de mond'), ofwel stand. De stand van de zon dus (punt in de tijd). Uur komt van het Latijn hōra ‘uur, twaalfde deel van de dag; periode, seizoen’.
Met al deze gegevens bij elkaar begrijp je misschien hoe we aan de tijdverdeling zijn gekomen.
Een lastig probleem was dat de zon wel eens achter de wolken schuil gaat. En ook 's nachts kun je de zon niet volgen. Men bedacht daarom apparaten om de beweging van de zon na te bootsen. Zo had je een waterklok, die vergelijkbaar is met een zandloper. Ze hadden het zo gemaakt dat het weglopen van het water of het zand van het ene vat naar het andere net zo lang duurde als de verschuiving van de zon in 1 uur. Dus elk uur moest het vat worden omgedraaid. Dan moet je wel telkens iemand hebben die daar op let. Men vroeg zich af of dat automatisch kon. Men had al wel in de gaten dat de beweging van de zon cyclisch was. Net als het ronddraaien van een wiel waarbij een punt op de buitenrand van het wiel telkens op hetzelfde punt terug komt. Zo is langzaamaan een apparaat ontstaan dat we nu kennen als een analoge klok. Ondertussen had men ook bedacht dat als je overdag 12 uren hebt, dat je er 's nachts ook 12 hebt. Samen 24 uur in een etmaal dus. Zomers heb je meer 'lichturen' en 's winters minder, maar door het jaar heen kom je samen wel telkens op die 24 uur uit. Daar kwamen ze achter met zo'n zandloper. Als je dat maar vaak genoeg meet, dan ontdek je die regelmaat. Alleen rond 21 maart en 21 september is de dag (daglicht) precies evenlang als de nacht.
De klok ontstond aan het einde van de middeleeuwen. Het planetarium van Eisinga in Harlingen die ook de andere hemellichamen nabootst is ongeveer in dezelfde tijd ontstaan, eigenlijk met dezelfde technieken. Zowel bij de klok als bij het planetarium wordt gebruik gemaakt van het regelmatig tikken van een soort schakelaartje die het rad telkens 1 tandje doet verplaatsen. Een veer of een gewicht zorgt ervoor dat die beweging telkens door gaat. Elke tik kennen we nu als een seconde. 60 daarvan zorgen dat een ander tandwiel (die van de minuut) precies 1 keer rond gaat. En 60 minuten (60 keer rond) passen in een uur. In een oude opwindklok of wekker kun je dat nog goed zien.
Spoorwegen
Als je van het westen naar het oosten reist (bijvoorbeeld van Amsterdam naar Moskou) dan lijkt de zontijd niet meer te kloppen. In Moskou komt de zon eerder op dan in Amsterdam. Op een gegeven moment bedacht men dat er tijdzones moesten komen om dat probleem op te lossen. Binnen een land als Nederland heb je ook kleine verschillen tussen west en oost. Dus iedereen paste dat op z'n eigen manier aan. Daardoor stond de klok in Enschede bijna een uur voor op die van Haarlem. Met de komst van de trein was dat lastig, want de vertrek en aankomsttijden klopten niet meer. Daarom hebben we nu in Nederland de klokken overal (in principe) op dezelfde tijd staan. Kom je in Duitsland, dan moet je dat aanpassen aan de tijdzone.
Voorbeelden van tijdsaanduiding
- 12-uurssysteem
- 24-uursysteem
- Analoog
- Digitaal
Zomertijd en wintertijd
In het voorjaar gaat de zomertijd in. De klok gaat dan een uur naar voren. In het najaar gaat de klok weer een uur terug en begint de wintertijd weer. De reden dat we de klok verzetten is omdat we dan zo veel mogelijk gebruik kunnen maken van het daglicht. De wintertijd is de normale tijd, voordat er een zomer- en wintertijd was, gebruikten we de wintertijd. De zomertijd telt daar een uur bij.
Er zijn ezelsbruggetjes om te onthouden wanneer de klok vooruit en achteruit gaat. De bekendste staat hieronder.
- In het voorjaar zet je de klok vooruit.
Er zijn totaal ongeveer 70 landen die de zomer en wintertijd gebruiken. Dat zijn bijna alle landen in Europa, en een paar andere landen.
Wist je dat het nu zomertijd is?
De oude Grieken: twee soorten tijd
De oude Grieken kenden twee woorden voor het begrip tijd: chronos en kairos. Chronos is de meetbare, lineaire tijd die we normaal gesproken gebruiken in ons dagelijks leven. Dat is zeg maar de tijd zoals de klok het aangeeft. Bij kairos gaat het om de innerlijke tijdsbeleving, dat we intuïtief ervaren.
Mechanica | |||
---|---|---|---|
afgelegde weg · arbeid · beweging · breekpunt · breken · buiging · buigzaamheid · druk · elasticiteit · gewicht · gravitatiekracht · koppel · koppelmoment · kracht · moment · rotatiesnelheid · snelheid · toerental · torsie · trilling · trillingssnelheid · tijdsduur · valversnelling · vermogen · versnelling · vertraging · weerstand · wrijving · zwaartekracht |