Spreekbeurt
Een spreekbeurt is iets dat je vaak moet houden op de basisschool. Je moet een onderwerp kiezen en dan moet je informatie gaan opzoeken over dat onderwerp. Het PIM-systeem van WikiKids kan je daarbij helpen. Vervolgens moet je dit presenteren aan je klasgenoten. Je kunt een spreekbeurt op verschillende manieren houden, bijvoorbeeld met een Powerpoint, Prezi en Google Slides. Maar eigenlijk is dat bijzaak en slechts een aankleding van je verhaal. Je kan het ook met boeken houden. Vaak begin je met spreekbeurten maken in groep vijf. Maar dat kan ook vanaf groep drie.
Tips voor een goede spreekbeurt
Als je op de basisschool zit en je moet voor het eerst een spreekbeurt doen, kan dat best een beetje eng zijn. Hier zijn wat tips om je te helpen bij het voorbereiden van een spreekbeurt!
- Ten eerste moet je een onderwerp kiezen waar je echt iets over wilt vertellen. Denk aan dieren, landen, sporten of iets anders waar je enthousiast over bent en zelf in geïnteresseerd bent. Het moet niet te moeilijk zijn, gewoon iets waar je al wat over weet. Kijk eens op het PIM-systeem, dat helpt je wellicht bij het kiezen van je onderwerp.
- Als je je onderwerp hebt, is het tijd om informatie te verzamelen. WikiKids is zo'n informatiebron. Je kunt verder op internet zoeken naar meer details, maar let op dat je betrouwbare bronnen gebruikt. Ook kun je naar de bibliotheek gaan en boeken zoeken. En vergeet niet om spullen mee te nemen naar je spreekbeurt, zoals foto's, boeken of zelfs iets om te proeven of te ruiken! Ook een kort filmpje of een stukje muziek kun je gebruiken. Ben je handig met de computer, dan kun je een PowerPoint of een Prezi presentatie bij je verhaal maken als ondersteuning. Belangrijk is dan wel dat je met je leerkracht afspreekt dat je dit hebt gemaakt en kijkt of alles goed werkt.
- Je verhaal deel je in hoofdstukken: Simpel gezegd heeft elk verhaal een kop, een romp en een staart.
- Hierbij is de kop hetzelfde als de inleiding. Je vertelt hierbij kort waar je het over wilt hebben en waarom je dit onderwerp hebt gekozen. Vaak helpt een voorwerp of een plaatje om de nieuwschierigheid van je luisterende publiek te wekken.
- De romp is het eigenlijke verhaal. Bij elk onderwerp kun je jezelf vragen gaan stellen met de 5 W's: Wie, Wat, Waar, Wanneer en Welke hoedanigheid of kortweg Hoe? Zoiets als wie vond wat uit en waar en wanneer was dat. Hoe werkte die uitvinding? Meestal kom je zo op steeds meer vragen waarbij je verder moet zoeken naar antwoorden.
- De staart staat voor de afronding van je verhaal. Hierbij kun je kort de belangrijkste punten samenvatten. Ook kun je eventueel een conclusie trekken.
- Daarna is het handig om vragen voor te bereiden, zowel voor jezelf als voor je klasgenoten. Misschien wil je weten of ze goed hebben opgelet. En als je klasgenoten vragen mogen stellen na je spreekbeurt, is het slim om alvast te bedenken wat ze zouden kunnen vragen. Heb je de romp goed uitgewerkt en heb je zo een goed verhaal, dan zal er weinig te vragen zijn.
- Nu komt het oefenen! Hoe meer je oefent, hoe zelfverzekerder je wordt. Probeer verschillende stemmen en manieren van praten uit, zodat het niet saai wordt. En maak je geen zorgen als je een foutje maakt, dat gebeurt iedereen wel eens. De sfeer in de klas moet namelijk gezellig en veilig zijn, zodat iedereen zich op zijn gemak voelt. Bij het oefenen hoort ook het gebruik van je hulpmiddelen als de Powerpoint of de voorwerpen die je hebt meegebracht. Die moet je op het juiste moment van je verhaal tonen en eventueel door laten geven (dat kan echter wat onrust geven en misschien is het voorwerp kwetsbaar zodat je dat beter niet kunt laten doorgeven).
Dus ... zorg voor een goede voorbereiding. Stel jezelf vragen met de 5-W's. Zoek passende spullen en afbeeldingen. Oefen eerst goed thuis, bijvoorbeeld met je familieleden als publiek. Veel succes!
Nog meer tips
- Kijk eens met bovenstaand lijstje naar een aflevering van het Jeugdjournaal. Je zult dan merken dat de makers ervan dezelfde werkwijze hanteren: Wat zijn de onderwerpen, over wie gaat het, waar is het gebeurd, wat was het probleem enz.
- Bekijk eens een recept in een kookboek: Wat wil je gaan maken, voor wie maak je het (aantal personen), wat heb je nodig (ingrediënten en keukengereedschappen), hoeveel heb je van elk ingrediënt nodig, hoe moet je het klaarmaken. De wanneer is de tijd dat bijvoorbeeld iets in de oven moet. De waar kan gaan over de winkel(s) waar je de ingrediënten koopt of de keuken waar je het maakt. Heb je dus zelf al eens iets gekookt of gebakken, dan heb je eigenlijk al een verhaal om te vertellen.