Filterlogboek

Filternavigatie (Hoofdmenu | Recente filterwijzigingen | Bewerkingen onderzoeken | Filterlogboek)
⧼vector-jumptonavigation⧽ ⧼vector-jumptosearch⧽
Details voor logboekregel 5.951

20 sep 2018 09:12: RAINBOWBOY (overleg | bijdragen) heeft filter 7 laten afgaan tijdens het uitvoeren van de handeling "edit" op Verlslag aardrijkskunde. Genomen maatregel: Waarschuwen; Filterbeschrijving: Smileys (onderzoeken)

Wijzigingen in de bewerking

  +
Beste allemaal, dit is ons serieuze verslag van Aardrijkskunde,
  +
  +
Hoe komt het dat er nog steeds last is van vergrijzing en vergroening ontstaat terwijl er ook overbevolking is? 50.537 woorden. Gemaakt door Jos Zikkerd en Ben Boy (Thema 6)
  +
  +
  +
  +
  +
  +
  +
  +
  +
  +
  +
Dit is ons verslag van aardrijkskunde thema 6. Waarom is er nog steeds last van vergrijzing terwijl er ook overbevolking is? We gaan het uitzoeken.
  +
  +
Allereerst gaan we kijken naar vergrijzing. In Nederland is de vergrijzing het ergste in de Noordelijke provincies. Ook in de Zuidelijke provincies, is er sprake van vergrijzing. In het westen, bij de randstad, is er weinig last van vergrijzing, vooral langs de vier grote steden niet. Alleen in Rotterdam ligt het gemiddelde inkomen lager dan het gemiddelde van de rest van Nederland. In het oosten is er wel enige sprake van vergrijzing, maar niet met dezelfde mate als in het noorden en zuiden. Nu komt de cruciale vraag die we ons moeten stellen: wat is vergrijzing eigenlijk? Als er sprake is van vergrijzing, betekent dat dat de jonge mensen die geboren worden naar een andere plaats verhuizen en dat de ouderen alleen blijven. In het begin is dat niet een enorm probleem, maar na verloop van tijd sterven de ouderen. Als de ouderen sterven wonen er geen mensen meer op een plaats en spreekt men van zogeheten “spookdorpen.” In Nederland wonen de mensen dus vooral in de randstad. Nu komt de volgende vraag: waarom wonen de meeste mensen in de randstad? Deze vraag is makkelijk te beantwoorden. In de randstad is er veel werk en je krijgt goed betaald. Zoals u als voorbeeld gebruikt: u verdient ongeveer zeventigduizend euro per jaar terwijl iemand die in de Amsterdamse haven steeds kisten van een boot op een andere boot of van land naar boot of van boot naar land moet zetten, honderdduizend euro per jaar verdient. Huizen zijn er wel duurder!
  +
  +
Nu gaan we uitzoeken waarom je meer verdient als je heel simpel werk doet, nu wil ik niet zeggen dat in een haven kisten sjouwen simpel werk is, maar je hebt er geen hoge opleiding voor nodig, terwijl als je hoogopgeleid bent en aardrijkskundedocent bent, je minder verdient. Ik heb een aantal sites onderzocht. Allereerst Centraal Bureau Voor De Statistiek. Hier heb ik gevonden dat er wel degelijk meer wordt verdient in de randstad dan in de rest van Nederland, behalve in Rotterdam dan. Ik heb echter geen bruikbare informatie gevonden om mijn vraag te beantwoorden waarom dat zo is. Hierna heb ik gekeken op reddit.com. Op de pagina die ik bezocht, had een persoon een vraag gesteld over het loon van mensen uit de ICT. Hier staat dat iemand die informatiekunde studeert, een startsalaris van drieduizend euro heeft. De meeste mensen die informatiekunde doen, werken onder hun niveau. Ook blijkt dat dat ongeveer evenveel en soms zelfs meer is dan wat een basisarts verdient terwijl die eigenlijk een hogere opleiding heeft. Ik ben er vanuit gegaan dat de persoon die dit geschreven heeft, gelijk had. Dit kan natuurlijk ook niet het geval zijn. Hieronder citeer ik een aantal antwoorden op de vraag:
  +
  +
“In ict liggen lonen over het algemeen hoger, plus het is ook een vrij brede opleiding. Dat is voor bedrijven aantrekkelijk. Bron: ik doe zelf informatiekunde (groningen) en heb afgelopen jaar redelijk wat carrière gerelateerde activiteiten met mijn vereniging gedaan.”
  +
  +
“Tja, dit is altijd een lastige discussie met een hoop voors en tegens. Persoonlijk denk ik dat er een hoop artsen zijn die te veel krijgen. Maar laten we eerlijk zijn, ik ben waarschijnlijk niet degene die moet gaan bepalen hoeveel welk beroep moet gaan verdienen.
  +
Maar het punt wat ik nu wel wil maken is dat je het loon van een basisarts niet als maatstaf moet gaan gebruiken voor het loon van een compleet ander ongerelateerd beroep.”
  +
  +
“Salarisverschillen zijn een gevoelig onderwerp op deze sub, maar er bestaan nu eenmaal grote verschillen in beloningen voor verschillende vaardigheden.
  +
Software wordt steeds belangrijker voor vrijwel elk bedrijf en de vraag naar goede software ontwikkelaars stijgt enorm snel. Er is op dit moment veel meer vraag dan aanbod, en die vraag is veel bedrijven veel geld waard. Ik werk voor een internationaal technologie bedrijf en naar mijn mening is een startsalaris van 3k per maand een absoluut koopje voor een talentvolle software ontwikkelaar met een computer science achtergrond.
  +
In Amerika verdient de median startende software engineer $77k per jaar. Top 25% verdient meer dan $98k en top 10% verdient meer dan $110k. Na die start stijg je ook nog eens heel snel.
  +
https://www.payscale.com/research/US/Job=Software_Engineer/Salary/4fd947de/Entry-Level
  +
In Nederland zijn er ook startsalarissen die substantieel hoger liggen. ING betaalt haar huidige lichting IT trainees bijvoorbeeld 49k per jaar all-in met een redelijk stijl pad omhoog.
  +
Wanneer je naast technische 'hard skills' ook goed in staat bent om samen te werken met anderen (ook niet ontwikkelaars) en dus goede 'soft skills' hebt ben je simpelweg enorm veel geld waard voor veel bedrijven.
  +
Als een sidenote, ik kwam dit vandaag tegen op /r/programming, misschien vind je het interessant: https://nl.reddit.com/r/programming/comments/8phedd/falsehoods_programmers_believe_about_hiring/?ref=share&ref_source=link
  +
Dat allemaal gezegd hebbende. Ga alleen informatiekunde studeren wanneer je het echt interessant vindt. Je gaat uren en uren en uren 'bezig zijn met software' (=/= exclusief programmeren), dat moet je wel echt leuk vinden.”
  +
  +
Het lijkt misschien alsof ik hier absoluut niets aan heb gehad voor mijn verslag, maar schijn bedriegt. Ik heb niet de exacte reden waarom mensen in de randstad meer verdienen, maar ik heb wel een idee. De antwoorden die op een compleet andere vraag gegeven zijn, kunnen ook verband hebben met mijn vraag. Omdat ik niet echt een specifiek antwoord heb gekregen op mijn vraag, ben ik verder gaan zoeken. Eerst heb ik gekeken op rtlnieuws.nl, waar ik niets vond behalve het artikel: je verdient modaal, maar hoe krijg je dan een huis. Voor mijn vraag heb ik aan dit artikel niets en dus kan ik deze site niet gebruiken. Daarna heb ik gekeken op porterenee.nl, maar daar vond ik niets. Ik vond wel een artikel wat met mijn vraag te maken had, maar het leek me niet betrouwbaar. Na veel onsuccesvolle zoekpogingen, stopte ik met op internet kijken voor antwoord. Ik besloot de vraag zelf te stellen. Zonder opbrengst, want antwoorden waren: “dan kun je net zo goed vragen waarom mensen in Afrika arm zijn en mensen in Europa niet.”
  +
Uiteraard kon ik daar niets mee. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit een onverklaarbaar verschijnsel is, tenzij ik hier verder op inga. Omdat ik daar niet genoeg tijd voor heb, het schijnt lastig te zijn om hierachter te komen, dus ga ik het niet doen. Wel heb ik hier veel van opgestoken.
  +
  +
De volgende vraag is: wat is ontgroening? Ontgroening is een essentieel onderdeel van ons verslag. Wat is het dan? Nou, dat zal ik uitleggen. In Nederland is er sprake van ontgroening. Vooral in arme landen is er weinig sprake van ontgroening. Omdat de mensen er arm zijn, hebben ze geen dokters. Doordat ze geen dokters hebben, gaan ze eerder dood. Daardoor komen er minder oude mensen bij. Mensen krijgen ook meer kinderen omdat ze anders niet kunnen blijven leven en die komen daar dan wonen. Daarom zie je dat er meer jongeren wonen. Nu is er nog steeds geen antwoord gegeven op mijn vraag: wat is ontgroening? Ontgroening betekent dat er veel jongeren wegtrekken uit een streek. In erg gelovige landen gebeurt dat ook heel weinig omdat de mensen met standplaatsgebondenheid te maken hebben. Later wordt uitgelegd wat dat is. Ontgroening is dus een beetje de oorzaak van vergrijzing: jongeren trekken weg uit een streek; gevolg is dat er veel oudere mensen overblijven.
  +
  +
Nu een fenomeen uit de vorige alinea: standplaatsgebondenheid. Wat is standplaatsgebondenheid? Standplaatsgebondenheid is dat mensen niet uit hun geboorteplaats weg willen gaan. In gelovige landen is het belangrijk dat je op je eigen plek blijft. Het maakt niet uit als er een kilometer verderop een waterput is en als mensen daarnaartoe verhuizen, ze veel sneller water hebben. Ze blijven op hun eigen plek. Het kan ook zo zijn dat je al je hele leven in Meerssen woont en er gewoon niet weg wil gaan. Dat is ook standplaatsgebondenheid.
  +
  +
In het begin heb ik het al gezegd: om de vraag te beantwoorden, moeten we eerst een paar andere, simpelere vragen beantwoorden. Eerst komt natuurlijk wat is… dan komt er een fenomeen waarvan we moeten weten wat het is. Daarna komt het verband. Wat heeft ontgroening nu met vergrijzing te maken? Wat hebben die twee met overbevolking te maken? Uiteindelijk kun je op die manier de vraag oplossen. Het is niet veel werk, maar je moet er wel zin in hebben. Nu dus de vraag: wat is overbevolking? De naam zegt het al een beetje: overbevolking. Er is teveel bevolking. Met andere woorden: er wonen teveel mensen op een plaats. We spreken nu wel van vergrijzing en ontgroening in Nederland, maar er is ook sprake van overbevolking. In Nederland en België wonen soms wel zeshonderdvijftig mensen per vierkante kilometer. In andere delen van Europa is dat veel minder. Toch hebben we het hier niet slecht. Hoe komt het dan dat er in Nederland en België veel meer mensen wonen dan in de rest van Europa en zelfs de wereld? Om dat uit te zoeken heb ik weer eenzelfde project gemaakt als bij de vraag waarom mensen in de randstad meer verdienen dan op andere plaatsen in Nederland. Ik heb het eerst op internet opgezocht. Eerst keek ik op de site: republiekalochtonie.nl. Ik vond er een artikel over allochtonen in Nederland. Er wonen erg veel allochtonen in Nederland, vooral uit Polen, maar ook uit andere landen. De reden daarvoor is dat het gastarbeiders zijn. Ze werken in Nederland en doen het werk wat mensen in Nederland zelf niet willen doen omdat ze hoogopgeleid zijn. Dit zou een reden kunnen zijn waarom er in Nederland zoveel mensen wonen: misschien wonen er gewoon veel buitenlanders. Om het zeker te weten, heb ik ook opgezocht hoeveel buitenlanders er in andere landen wonen. Ik heb gekeken op flipvandyke.nl. Het was een goede site en alle landen stonden op een rijtje in procenten. Uitgaand van de procenten, is Nederland niet zo dichtbevolkt met allochtonen. Nederland staat op de vijftiende plek in de lijst met negenentwintig landen met elf komma vijf procent. Het probleem is dus niet dat er zoveel allochtonen wonenden Nederland. Daarom keek ik even op andere sites. Ik heb op scholieren.com gekeken. Er stond een artikel over asielzoekers. Ik heb er niets aan gehad omdat er geen statistieken instaan en omdat ik het niet kan vergelijken met andere landen. Ik heb nog op een aantal sites gekeken, maar heb niets gevonden.
  +
  +
  +
Vergrijzing
  +
Vergrijzing is een moeilijk woord dat betekent dat de gemiddelde leeftijd van de bevolking in een land stijgt. Dit gebeurt nu in Nederland, er zijn dus steeds meer oudere mensen in ons land en steeds minder kinderen en werkende mensen. De vergrijzing wordt de komende jaren erger en bereikt in Nederland in 2039 haar hoogtepunt met 4,6 miljoen inwoners die 65 jaar of ouder zijn.
  +
  +
De oorzaken van de vergrijzing
  +
  +
De vergrijzing heeft een aantal oorzaken.
  +
Mensen worden steeds ouder, de levensverwachting neemt toe.
  +
Er worden minder kinderen geboren dat vroeger.
  +
Na de tweede wereld oorlog was de babyboom, er werden toen erg veel kinderen geboren. Iedereen die toen geboren is is nu oud.
  +
Al lange tijd komen er veel buitenlanders naar Nederland om hier te wonen, deze mensen worden nu ook oud is ons land.
  +
De gevolgen van de vergrijzing
  +
  +
Doordat een steeds groter deel van de bevolking in Nederland ouder is dan 65 veranderen er een aantal zaken. Alle mensen in Nederland gaan als zij ongeveer 65 jaar zijn met pensioen. Als je met pensioen gaat krijg je geld van de overheid om van te kunnen leven, omdat je nu geen geld meer verdient. Nu er steeds meer mensen zijn die met pensioen gaan, kost dat de overheid erg veel geld. Ook zijn oudere mensen vaker ziek dan jonge mensen en soms kunnen ze niet meer zelfstandig wonen en gaan zij naar een verzorgingstehuis. De overheid betaald deze zorginstellingen, omdat deze nu meer nodig zijn kost dat de overheid meer geld.
  +
De overheid kan al dit soort dingen betalen, doordat wij als we werken steeds een beetje van onze loon afstaan aan de belasting. Nu een steeds groter deel van de bevolking met pensioen is en niet meer werkt, is er een steeds kleiner wordend deel van de bevolking wat nog wel werkt die belasting betalen. De overheid moet meer betalen nu er meer oudere mensen zijn, maar krijgt minder geld binnen nu de verhouding tussen de werkende en de niet werkende veranderd. Deze verhouding noem je de Grijze druk.
  +
Ook zullen er in de inrichting van ons land zaken veranderen. Nu er minder kinderen geboren worden zijn en minder scholen nodig dan vroeger, maar er zijn juist wel weer meer verzorgingstehuizen nodig door het groeiende aantal ouderen is ons land. Veel jonge mensen willen graag in de stad wonen. Zij verhuizen vanuit de dorpen naar de stad. De ouderen blijven vaak in de dorpen wonen. Hierdoor zullen de verschillen tussen de stad en het dorp erg toenemen. Als de ouderen overlijden zal het dorp leeg komen te staan.
  +
Hoe kunnen we het beste met deze gevolgen omgaan?
  +
  +
De vergrijzing zorgt ervoor dat er zaken gaan veranderen in ons land. Als we niks veranderen, zal de overheid straks niet voldoende geld hebben om alles te betalen en zullen er te weinig zorgvoorzieningen zijn. Ook zullen er scholen zijn met of heel weinig leerlingen, of er moeten scholen dicht en de gebouwen blijven dan leeg staan. Dit mag natuurlijk niet gebeuren, er zullen dus aanpassingen moeten worden gedaan.
  +
Om ervoor te zorgen dat de overheid alle voorzieningen (onderwijs, geld om de pensioen te betalen, verzorgingstehuizen enz.) kan blijven betalen moeten er zaken veranderen. Een mogelijke oplossing is mensen later met pensioen laten gaan. Hierdoor krijgt de overheid langer belasting binnen en hoeven zij de mensen pas later geld te betalen voor hun pensioen.
  +
Ook moet er in de inrichting van het land het één en ander veranderen. De steden worden steeds drukker hierdoor zullen er huizen en scholen bijgebouwd worden. De dorpen worden rustiger en hier wonen vaak oudere mensen. In de dorpen zouden leegstaande school en winkelpanden omgebouwd kunnen worden tot verzorgingstehuizen en andere vormen van zorgvoorzieningen.
  +
Door de vergrijzing moeten er dus een aantal zaken veranderen. Dit zijn lastige beslissingen die de overheid maakt. Mensen moeten altijd wennen aan veranderingen, daarom zou het het beste zijn als deze veranderingen stap voor stap worden doorgevoerd.
  +
  +
Vergrijzing en ontgroening.
  +
  +
bevolkingssaldo stijgt/daalt:
  +
1. baby's worden geboren/ mensen sterven
  +
2. immigranten vestigen zich/ emmigranten vertrekken
  +
  +
Na WOII was de bevolking sterk gegroeit.
  +
  +
Vruchtbaarheidscijfer:
  +
gem. 2,1 kinderen per vrouw om bevolking op peil te houden
  +
lukt niet --> laat moederschap in NL (29,5 jaar)
  +
  +
door:
  +
1. ontwikkeling van 'de pil'.
  +
2. religie (katholieke kerk stimuleerde komst van veel kinderen, niet niet meer zo veel)
  +
  +
ontgoening = aantal jongeren neemt af (0-19)
  +
  +
vergrijzing = aantal ouderen neem toe (65+)
  +
  +
door:
  +
1. minder kinderen is relatief meer ouderen
  +
2. 'babyboom'-generatie
  +
3. levensverwachting vergoot (betere gezondheid)
  +
  +
Demografische druk:
  +
grijze druk = druk van de niet productieve boven de 65 jaar op de productieven.
  +
groene druk = " " " " " onder de 18 jaar " " "
  +
  +
afname van de bevolking = demografische krimp
  +
  +
Overbevolking
  +
  +
Het verloop van de bevolkingsgroei volgens Thomas Malthus en volgens Pierre-François Verhulst
  +
Overbevolking (synoniem: overpopulatie) is een begrip dat gebruikt wordt om aan te geven dat er te veel mensen wonen, leven of aanwezig zijn in een land, gebied, stad, op een bepaalde plaats, en op wereldschaal, en dit problemen met zich meebrengt. Deze problemen kunnen zowel fysiek (praktisch) als mentaal (gevoelsmatig) van aard zijn. Na Thomas Malthus in de 19e eeuw was het in de jaren 70 van de 20e eeuw de Club van Rome die de noodklok luidde over het probleem van overbevolking.
  +
  +
Inhoud
  +
Ecologisch begrip Bewerken
  +
  +
In de ecologie is er sprake van overbevolking als een soort de draagkracht van haar habitat uitput. Meestal verwijst de term specifiek naar de verhouding van menselijke bevolking tot de planeet Aarde. Het gaat hierbij niet om het aantal mensen of dieren maar om de verhouding tussen het aantal dieren of mensen in vergelijking met de middelen die zij moeten hebben om te overleven.
  +
  +
Als een bevolking 10 mensen omvat, maar er is slechts genoeg voedsel voor 9 mensen, dan is er sprake van overbevolking op basis van de voedselvoorziening. Als een bevolking 100 miljard mensen telt, terwijl er voedsel genoeg is voor 200 miljard, dan is er geen sprake van overbevolking op het gebied van voedselvoorziening. Andere belangrijke middelen van bestaan zijn: schoon water, voedsel, huisvesting, warmte, akkerland, werkgelegenheid, toegang tot onderwijs, brandstof, elektriciteit, geneeskunde, goede riolering en huisvuilbeheer, en vervoer.
  +
  +
Bevolkingsdruk Bewerken
  +
  +
1rightarrow blue.svg Zie ook Wereldbevolking en Bevolkingsgroei
  +
In 1804 waren er 1 miljard mensen op Aarde. In 1960, iets meer dan 150 jaar later, was dit aantal opgelopen tot 3 miljard mensen. Van 5 tot 6 miljard mensen duurde 12 jaar. Wereldwijd leefden er anno 2015 ruim 7 miljard mensen op aarde. De vraag is in hoeverre dit aantal nog zal toenemen en wat de milieudruk van zo'n grote gemeenschap op de Aarde is.
  +
  +
Sinds de industriële revolutie is de wereldbevolking in meer dan exponentiële mate toegenomen. Deze groei werd gestimuleerd door wetenschappelijke en industriële doorbraken. De snelle ontwikkelingen van technologieën, hogere productie van voedsel, het gebruik van nieuwe medicijnen en andere factoren leidden ertoe dat de levensverwachting van mensen omhoog ging en de bevolking snel toenam. De groei van de bevolking en de levenswijze die we er op hebben nagehouden, gaat gepaard met het verbruik van makkelijk beschikbare grondstoffen zoals de fossiele brandstoffen. Aangezien de vraag naar fossiele brandstoffen toeneemt omdat de wereldeconomie- en bevolking groeien, wordt het milieu steeds meer belast. Het effect dat we als mensheid op het milieu hebben wordt aan de hand van een formule beschreven in het boek De Bevolkingsexplosie van Paul R. Ehrlich:
  +
  +
I
  +
=
  +
P
  +
  +
A
  +
  +
T
  +
{\displaystyle I=P\cdot A\cdot T}
  +
met daarbij:
  +
  +
I het effect op het milieu door consumptie van de mens
  +
P de grootte van de bevolking
  +
A de consumptie per hoofd van de bevolking
  +
T de technologische factor
  +
Om te voorkomen dat de impact groter wordt door het groeien van de bevolking en het toenemen van consumptie (P*A) moet de mens de draagkracht van de Aarde in evenwicht houden om een bepaalde hoeveelheid mensen en hun activiteiten te kunnen blijven dragen. Technologische ontwikkelingen zouden ervoor kunnen zorgen dat er meer mensen op aarde kunnen leven. Daardoor is het begrip overbevolking relatief en constant aan verandering onderhevig.[1]
  +
  +
Voorbeelden van een ontspoord evenwicht tussen bevolking en grondstoffen vindt men terug op het geïsoleerde Paaseiland. In 1722 ontdekte de Nederlander Jacob Roggeveen het Paaseiland en trof er twee- tot drieduizend bewoners aan. De bevolking kan echter twee eeuwen eerder uit tienduizend tot vijftienduizend mensen bestaan hebben die woonden op een overwegend bebost eiland. Aangenomen wordt dat de beschaving van Paaseiland in een neerwaartse spiraal is terechtgekomen, als gevolg van overbevolking, totale ontbossing en uitputting van zijn beperkte natuurlijke grondstoffen.
  +
  +
De theorie van Malthus Bewerken
  +
  +
Vroeg in de 19e eeuw schreef Thomas Malthus dat, indien de menselijke bevolking zou blijven groeien met dezelfde snelheid als toen, zij te groot zou worden om van voldoende voedsel te worden voorzien. Hij stelde dat de bevolking exponentieel groeit, terwijl de middelen lineair groeien. De bevolking zou door massahongersnood en verhongering worden geteisterd. Malthus bepleitte geboorteregeling, door "morele terughoudendheid", om dit te vermijden. Doordat de bevolking de draagkracht overschrijdt, neemt het aantal af door het gebrek aan voedsel en andere bestaansmiddelen. Zodoende ontstaat er een nieuw evenwicht. In de loop van de twee honderd jaar die volgde heeft hongersnood vele gebieden op aarde getroffen. De verdedigers van deze theorie verklaren dat dit voorbeelden van de Malthusiaanse catastrofe en het Malthusiaans plafond waren.
  +
  +
Alternatieve visies Bewerken
  +
  +
Andere studies tonen aan dat het huidige bevolkingsniveau van meer dan 6,9 miljard (eind 2010)[2] door huidige middelen kan worden gesteund, of dat de wereldwijde bevolking tot tien miljard kan groeien. De veronderstellingen die aan deze stellingen ten grondslag liggen worden echter sterk bekritiseerd. In elk geval hebben vele verdedigers van geboortebeperking gesteld dat hongersnood niet het enige probleem van overbevolking is. Deze critici wijzen op het uiteindelijke tekort aan energiebronnen en andere natuurlijke rijkdommen, en het risico van ernstige overdraagbare ziekten (zoals aids of SARS) bij een hoge bevolkingsdichtheid. Een ander gevaar is oorlog over schaarse middelen zoals landgebied en water.
  +
  +
  +
  +
  +
  +
Ontgroening: ontgroening is als er weinig/geen jongeren meer in een gebied zijn omdat ze wegtrekken naar andere gebieden meestal dichtbij een stad.
  +
  +
Dit is een klein verslag over hoe ontgroening en vergrijzing kunnen ontstaan:
  +
  +
Geboorteoverschot.
  +
1 De hygiëne verbetert. De gezondheidstoestand verbetert. Het geboortecijfer
  +
verandert niet direct. Het sterftecijfer daalt.
  +
  +
Geen invloed op de hygiëne. De gezondheidstoestand verbetert. Het geboortecijfer verandert niet direct. Het sterftecijfer daalt.
  +
De hygiëne verandert niet. De gezondheidstoestand wordt niet beïnvloed. Het geboortecijfer daalt. Het sterftecijfer verandert niet.
  +
De hygiëne verandert niet. De gezondheidstoestand verslechtert. Het geboortecijfer verandert niet direct. Het sterftecijfer stijgt.
  +
  +
  +
2
  +
  +
50 jaar
  +
B
  +
1918: Spaanse griep, geboorteoverschot
  +
1940: invloed Tweede Wereldoorlog, geboorteoverschot
  +
  +
1947: babyboom, geboorteoverschot
  +
  +
1964: eerste invloed anticonceptiepil, geboorteoverschot
  +
  +
2050: bevolking krimpt, sterfteoverschot
  +
  +
  +
  +
3
  +
  +
Minimaal 66 jaar en maximaal 74 jaar.
  +
Het aantal sterfgevallen is groot, omdat de babyboomgeneratie langzaam uitsterft. Het aantal geboorten blijft laag. Daardoor ontstaat er een sterfteoverschot.
  +
  +
  +
4
  +
  +
Door vergrijzing maken mensen meer gebruik van de gezondheidszorg. Om de kosten te verminderen moeten mensen meer zelf betalen.
  +
Door vergrijzing nemen de kosten van de AOW toe. Door langer te werken hoeft er minder te worden betaald.
  +
Door ontgroening en vergrijzing komen er steeds minder mensen die kunnen werken. Door langer te werken neemt het aantal arbeidskrachten toe.
  +
Door ontgroening en vergrijzing krimpt de bevolking. Om de bevolking niet te hard te laten dalen moeten er meer kinderen worden geboren.
  +
  +
  +
5
  +
  +
a In Nederland gaan de meeste jongeren pas werken vanaf 20 jaar en ouder, en veel mensen stoppen met werken op de leeftijd van 65 jaar. b Zin B en D zijn juist.
  +
  +
  +
  +
6
  +
  +
ab Bevolkingsgrafiek links: meer vergrijzing – meer ontgroening – 2025 – toekomst
  +
  +
Bevolkingsgrafiek rechts: 2005 – een groter deel van de bevolking kan werken – verleden c De gemeente moet plannen voor de toekomst maken. Zoals: zijn er nieuwe scholen en speelplekken nodig, of juist voorzieningen voor ouderen? De gemeente wil weten of er huizen moeten worden gebouwd. En als er huizen nodig zijn, wonen daar dan jonge gezinnen in, of juist oudere mensen?
  +
  +
  +
  +
7
  +
  +
In Drenthe, Limburg en Zeeland.
  +
In Flevoland is de bevolking in de afgelopen tientallen jaren het snelst gegroeid, er zijn meer jonge gezinnen. c Hoe meer bejaarden er in een gebied wonen, hoe hoger het sterftecijfer is.
  +
  +
  +
8
  +
  +
Job woont in Amsterdam. Daar is de bevolkingsdichtheid meer dan 2500 inwoners per km². In de woonplaats van de oma van Job (Doodstil) wonen minder dan 250 inwoners per km². De
  +
bevolkingsdichtheid van Amsterdam is dus groter dan die van Doodstil.
  +
  +
Op de foto van Amsterdam zie je dat de verkeersdrukte veel groter is dan op de foto van Doodstil.
  +
  +
Veel jonge mensen uit de rest van Nederland verhuizen naar de Randstad. De oudere mensen blijven vaak achter.
  +
In de Randstad liggen veel grote steden. Daar is veel werk. Er is veel werk dankzij de goede verbindingen via zee- en luchthavens, spoorwegen, waterwegen en autosnelwegen.
  +
  +
  +
  +
  +
1.8 Emigratie en immigratie
  +
  +
  +
1
  +
  +
Iemand van wie minstens een van de ouders in het buitenland geboren is.
  +
A 9,1%; B 11,2%; C 20,8%; D 2,6%.
  +
Het totaalaantal allochtonen in Nederland is 20,3%. Twintig procent is een vijfde deel. De bewering is juist.
  +
Vergeleken met heel Nederland heeft Hulst een groter aandeel westerse allochtonen en een kleiner aandeel niet-westerse allochtonen.
  +
Hulst ligt in Zeeland, vlak bij de Belgische grens. In Hulst wonen veel Belgen. Belgen rekenen we tot de westerse allochtonen.
  +
  +
  +
2
  +
  +
a Samira: allochtoon, niet-westerse allochtoon
  +
  +
Cis: autochtoon
  +
  +
Jonathan: allochtoon, westerse allochtoon
  +
  +
Aisha: autochtoon b Voorbeeld van een eigen antwoord: Ik ben Lotta. Ik hoor tot de groep allochtonen, want mijn moeder is in Zweden geboren. Ik ben dus een westerse allochtoon.
  +
  +
  +
  +
3
  +
  +
Ivana heeft gelijk.
  +
Je kunt aan iemands uiterlijk, zoals huidskleur, niet zien of de ouders zijn geboren in een land in Afrika, Latijns-Amerika of Azië.
  +
  +
  +
4
  +
  +
1 gezinshereniging, arbeidsmigrant
  +
gezinsvorming
  +
arbeidsmigrant
  +
Voorbeeld van een pullfactor: in Nederland is werk – in Nederland woont Tofik.
  +
Voorbeeld van een pushfactor: in het geboorteland van Tofik is gebrek aan werk – de vrouw en kinderen van Tofik willen bij hun man en vader zijn.
  +
  +
  +
  +
5
  +
  +
Onjuist. In 2009 kwamen er in totaal 42 200 niet-westerse immigranten in Nederland bij. Dat is 116 mensen gemiddeld per dag. Dat zijn dus geen honderden.
  +
Onjuist. Voor slechts 10 procent van de nieuwe Nederlanders was werk de belangrijkste reden voor immigratie.
  +
Juist. Meer dan de helft van deze nieuwkomers zoekt asiel in Nederland.
  +
Onjuist. In 2009 is gezinsvorming duidelijk minder belangrijk dan in 2005.
  +
6
  +
  +
In 2010 is Nederland een immigratieland. Het aantal immigranten (154 400) is groter dan het aantal emigranten (121 400).
  +
In de jaren 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007.
  +
  +
  +
7
  +
  +
Remigratie is de terugkeer van migranten naar hun land van herkomst. In de tabel zie je dat er duizenden Nederlanders naar Nederland terugkeren. Er is dus sprake van remigratie.
  +
Er komen vooral westerse immigranten. In 2011 kwamen er in totaal 160 300 immigranten. Het aantal immigranten uit Europa was 102 300. Alleen die migranten zijn er ruim meer dan de helft westerse immigranten.
  +
  +
  +
8
  +
  +
Rotterdam maakt zich zorgen over concentratie Bulgaren in Oud-Mathenesse
  +
  +
Lage huren in wijken met achterstand in onderhoud
  +
  +
Werk in havens aantrekkelijk voor Oost-Europeanen
  +
  +
Segregatie maakt taalachterstand Bulgaren groter
  +
  +
  +
  +
9
  +
  +
De zinnen 1, 2, 4 en 6 zijn juist.
  +
  +
  +
  +
1.9 Nederland krimpt en verkleurt
  +
  +
1
  +
  +
a De grootte van de bevolking, de bevolkingsopbouw en de bevolkingsspreiding van een land. b Regering en gemeenten moeten bijvoorbeeld besluiten of er nieuwe scholen, ziekenhuizen en woonwijken nodig zijn. Ook moeten ze besluiten waar die voorzieningen worden gebouwd en hoe groot ze moeten zijn. Daarvoor moet je weten hoe groot de bevolking is, of de bevolking oud of jong is en waar de bevolking groeit of juist afneemt.
  +
  +
  +
  +
2
  +
  +
Het aantal ouderen neemt toe
  +
Het geboortecijfer daalt
  +
7 Het sterftecijfer stijgt
  +
  +
13 Het jaar 2040
  +
  +
12 De maximale vergrijzing is bereikt (blauw omcirkelen)
  +
  +
10 Het hoogste aantal inwoners is bereikt (blauw omcirkelen)
  +
  +
6 Het aandeel ouderen daalt licht (rood omcirkelen)
  +
  +
8 De bevolking krimpt (rood omcirkelen)
  +
  +
  +
  +
3abc
  +
  +
  +
  +
oplossingen
  +
  +
maatregelen
  +
  +
1 immigratie buitenlandse arbeidskrachten
  +
  +
buitenlandse studenten moeten makkelijker in
  +
Nederland studeren
  +
  +
minder strenge migratiewet
  +
2 meer mensen aan het werk
  +
  +
kinderopvang gratis
  +
later stoppen met werken
  +
3 groter gezin stimuleren
  +
  +
kinderopvang gratis
  +
meer kinderbijslag voor het derde kind
  +
  +
  +
d Oplossing 'Meer mensen aan het werk'. Dat ouders meer betalen voor kinderopvang gaat deze oplossing weer tegen.
  +
  +
  +
  +
4ab
  +
  +
Foto 1: Zeeuws-Vlaanderen – krimp – randen van Nederland – jongeren trekken uit dit deel van het land weg – vergrijzing – toename sterftecijfer.
  +
  +
Foto 2: Flevoland – westen van Nederland – groei – jongeren gaan in dit deel van het land studeren – groei door immigratie.
  +
  +
5
  +
  +
1 ouderen (65 jaar en ouder); 2 percentage 65-plussers; 3 jongeren (0- tot 19-jarigen); 4 percentage 0- tot 19-jarigen.
  +
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Het aandeel ouderen in de gemeente waar mijn school staat is 19-27 procent. Het aantal 65-plussers in Nederland is volgens bron 37 ruim 15 procent. Het aandeel
  +
ouderen in mijn schoolgemeente is dus hoger dan gemiddeld in Nederland.
  +
  +
Hoe groter het aantal 65-plussers in een gemeente, hoe groter de bevolkingsafname of - krimp.
  +
  +
  +
6
  +
  +
Het percentage autochtonen in de Nederlandse bevolking neemt af en het percentage allochtonen in de Nederlandse bevolking neemt toe.
  +
  +
  +
  +
7
  +
  +
Vertrek naar binnenland.
  +
Het gaat om allebei. Als mensen vanuit Utrecht verhuizen naar een plaats in de buurt, dan is er sprake van suburbanisatie en van binnenlandse migratie. Als mensen verhuizen naar een plaats verder weg in het land, dan is er geen sprake van suburbanisatie maar wel van binnenlandse migratie. c Groeigemeente.
  +
Het aantal allochtonen in Nederland neemt toe. De groep niet-westerse allochtonen groeit naar verwachting het snelst. Vooral in grote steden groeit de groep allochtonen snel.
  +
Immigratie is groter dan de emigratie, geboorte is kleiner dan sterfte, en er is een klein vertrek naar het binnenland.
  +
  +
  +
WORK IT OUT 1
  +
  +
  +
  +
1
  +
  +
Usquert – de letter is T
  +
België – de letter is B
  +
A3 – de letter is A
  +
Register van topografische namen – de letter is R
  +
Ulrum – de letter is U
  +
Rio Grande – de letter is E 7 Busselton – de letter is L 8 Tanzania – de letter is I
  +
Mekong – de letter is G
  +
Sápmi – de letter is S
  +
  +
  +
Het woord is: atlasgebruik
  +
  +
  +
  +
2
  +
  +
Zimbabwe: 4
  +
Niger: 3
  +
  +
Uganda: 6
  +
  +
Burundi: 13
  +
  +
Oekraïne: 10
  +
Estland: 8
  +
  +
Bulgarije: 1
  +
  +
Verenigde Arabische Emiraten: 5
  +
Bahrein: 11
  +
  +
Jordanië: 2
  +
  +
Irak: 7
  +
Indonesië: 9
  +
  +
Vietnam: 12
  +
  +
  +
  +
  +
  +
3
  +
  +
a 1 bevolkingsspreiding
  +
  +
bevolkingsgrafiek
  +
bevolkingsdichtheid
  +
natuurlijke bevolkingsgroei
  +
geboortecijfer
  +
sterftecijfer
  +
gemiddelde levensverwachting
  +
buitenlandse
  +
immigranten
  +
emigranten
  +
urbanisatie
  +
push
  +
pull b A piramidevorm, arme
  +
klokvorm
  +
uivorm, rijke
  +
Oost; omdat daar veel mensen overlijden aan aids
  +
1 dat aanzien geeft; 2 kinderen werken; 3 er minder mogelijkheden zijn om geboorten tegen te gaan; 4 veel kinderen sterven
  +
1 economische redenen; 2 sociale redenen; 3 politieke redenen; 4 ecologische redenen
  +
  +
  +
WORK IT OUT 2
  +
  +
  +
  +
1
  +
  +
Bij tekening 1 (Cibor) horen in ieder geval deze begrippen: arbeidsmigrant, vergrijzing, westerse allochtoon.
  +
  +
Je mag ook gebruiken: push en pull.
  +
  +
Bij tekening 2 (Akuba) horen in ieder geval deze begrippen: push en pull, niet-westerse allochtoon, vroeger deel van Nederland. Je mag ook gebruiken: arbeidsmigrant.
  +
  +
Bij tekening 3 (Murat) horen in ieder geval deze begrippen: niet-westerse allochtoon, gezinsvorming, segregatie. Je mag ook gebruiken: push en pull.
  +
  +
  +
  +
2
  +
  +
Van boven naar beneden: vergrijzing – Nederlandse kolonie – terugkeer ouderen – bevolkingsgroepen – emigratie – vluchteling – buitenland – minder kinderen per gezin – emigratieland – remigratie.
  +
1 push en pull, 2 bevolkingsgroei, 3 sociale migratie, 4 natuurlijke bevolkingsgroei,
  +
5 bevolkingsopbouw, 6 binnenlandse migratie, 7 buitenlandse migratie, 8 vergrijzing, 9 vluchteling, 10 demograaf
  +
  +
  +
  +
3
  +
  +
onjuist: westerse
  +
juist
  +
juist
  +
onjuist: ecologische
  +
onjuist: urbanisatie
  +
  +
  +
  +
Igor Dodon is de president van Moldavië en spreekt maar liefst 4 talen. Ik weet niet zeker wat hij met dit onderwerp te maken heeft, maar we zeggen gewoon dat hij heel veel doet tegen vergrijzing en ontgroening.
  +
  +
Igor Dodon (geboren op 18 februari 1975 in Sadova) is de huidige president van Moldavië. Sinds 23 december 2016 is hij president van Moldavië als opvolger van Nicolae Timofti. Daarvoor was hij minister van Handel en Economie en lid van het Moldavische parlement. Hij was voordat hij president werd lid van de Partij van Socialisten van de Republiek Moldavië. Hij wordt gezien als een pro-Russisch politicus. Zo stond hij aan de kant van Rusland na de Krimcrisis en hij is tegenstander van toenadering tot de Europese Unie. Ook vindt hij dat Moldavië een federatie moet worden, waarin Gagaoezië en Transnistrië veel zelfbestuur hebben. Ook wilde hij de vlag van Moldavië veranderen.
  +
Dodon studeerde economie in Chisinau. Hij is getrouwd en heeft drie kinderen. Hij spreekt Roemeens (of Moldavisch, hoe je het wilt noemen), Russisch, Frans en Pakistaans. No just kidding, geen Pakistaans.
  +
  +
Ondanks berichten over gewelddadige en vernederende excessen melden zich deze dagen opnieuw talloze studenten vrijwillig bij het corps. Daar kunnen ze vast oefenen voor de neoliberale maatschappij waarin de zwakke moet boeten en de sterke moet zegevieren.
  +
  +
Thijs Lijster
  +
5 september 2018 – verschenen in nr. 36
  +
  +
  +
Ontgroening van studenten bij de – christelijke – Navigators Studentenvereniging Amsterdam (NSA) op het Waterlooplein, Amsterdam, 2012
  +
© Amaury Miller / HH
  +
Het academisch jaar is begonnen en dat betekent dat weer een nieuwe lichting aspirant-leden of ‘feuten’ wordt geïnaugureerd bij de studentencorpora in Nederland. Tenminste, mits zij de ontgroeningsperiode hebben doorstaan. Die ontgroening werd dit jaar ongetwijfeld extra scherp in de gaten gehouden, zowel door de presidia van de verenigingen zelf als door de buitenwacht – universiteitsbestuurders en media. De Rijksuniversiteit Groningen besloot afgelopen voorjaar de bestuursbeurzen voor het corps Vindicat atque Polit (‘Handhaaft en Beschaaft’) definitief in te houden, omdat geweldsincidenten niet waren gemeld. Maar ook andere corpora kregen kritiek en soms sancties opgelegd van hun universiteiten, naar aanleiding van de uitzending van het BNN-programma Rambam, waarin met verborgen camera was vastgelegd en in interviews werd verteld hoe aspirant-leden werden toegeschreeuwd, bespuugd, gedwongen werden te eten en zelfs klappen kregen.
  +
  +
Zo terecht als de publieke verontwaardiging is bij de onthulling van dergelijke incidenten, zo opmerkelijk is het dat er steeds weer van ‘incidenten’ wordt gesproken. Want gaat het hier niet om een structureel probleem? Een kleine greep uit de recente geschiedenis.
  +
  +
In 1997 drinkt een aspirant-lid van Vindicat een liter jenever, waarop hij een epileptische aanval krijgt, stikt, en overlijdt. In 2000 slaan zelfbenoemde ‘kampcommandanten’ van het Rotterdamse Studenten Corps aspirant-leden met hockeysticks en honkbalknuppels. Ook mogen de studenten tijdens de ontgroening een half etmaal geen water drinken, waarna ze met hun hoofd in een toiletpot geduwd worden. In 2001 loopt een student van de Groningse vereniging Albertus Magnus (officieel geen corps, maar in de praktijk net zo berucht) ernstige brandwonden op na een soort ringsteekspel met kopjes brandende spiritus.
  +
  +
  +
Ontvang dagelijks De Groene nieuwsbrief
  +
Onafhankelijk en onbevreesd. Sinds 1877.
  +
  +
  +
  +
In 2002 verbreken de Universiteit en Hogeschool Utrecht tijdelijk de banden met Veritas en Unitas, omdat studenten tijdens de ontgroening uitwerpselen in hun haar kregen gesmeerd en de schoenen van ouderejaars moesten likken. In 2005 ligt een aspirant-lid van Albertus Magnus twee dagen in coma na het drinken van zes liter water. In 2007 worden studenten van Unitas gedwongen een levende goudvis door te slikken. En in 2016 loopt een aspirant-lid van Vindicat hersenletsel op nadat een ouderejaars tijdens de ontgroening op zijn hoofd ging staan.
  +
  +
Wat volgt heeft intussen een bijna ritueel karakter gekregen: publieke verontwaardiging, sancties van de universiteitsbesturen, een ‘praeses’ die door het stof gaat en een ‘cultuurverandering’ belooft, die er echter nooit kwam en er voorlopig ook niet zal komen. Want inmiddels mag toch duidelijk zijn dat psychologisch en fysiek geweld net zozeer aan de corpora kleven als, pak ’m beet, kindermisbruik aan de rooms-katholieke kerk of integriteitsschandalen aan de VVD. En dit waren nog slechts de excessen rondom de ontgroeningen. Dan hebben we het nog niet eens over het wangedrag in het uitgaansleven, het elitarisme en de minachting voor het ‘plebs’, en het seksisme van de ‘bangalijsten’ en het slutshamen.
  +
  +
Over de ontgroeningen werd op diverse opiniepagina’s betoogd dat ze ‘niet meer van deze tijd’ waren, en de verenigingen zelf een anachronisme. Hoewel dergelijke kritiek past in een publiek debat dat egalitarisme hoog in het vaandel heeft en waarin de uitspattingen van de witte man terecht niet langer getolereerd worden, is het vooruitgangsoptimisme dat hieruit spreekt misplaatst. Volgens mij is het tegendeel waar en past het corps met zijn ontgroeningen perfect bij deze tijd. Veelzeggend is dat de corpora ondanks de negatieve publiciteit onverminderd populair blijven, ja zelfs groeien. In 2017 verwelkomde Vindicat meer leden dan ooit, en ook de aanmeldingen bij de verenigingen in Rotterdam en Leiden namen toe. Het roept de vraag op wat iemand ertoe beweegt zich vrijwillig aan een dergelijk regime te onderwerpen.
  +
  +
***
  +
Van oudsher fungeert de studentenvereniging als een soort tussenstadium om de overgang van kindertijd naar volwassenheid soepel te laten verlopen. Ver weg van paps en mams, in de grote stad – het levert een ongebreidelde vrijheid op, maar zorgt ook dikwijls voor gevoelens van ontheemding en eenzaamheid. Het corps biedt het beste van twee werelden: een nieuwe familie met bijbehorende verbondenheid en geborgenheid, maar zonder gezeur aan je kop. De ontgroening, de rite de passage waarmee toegang tot deze familie verkregen moet worden, heeft dan ook twee functies: een drempel opwerpen om het koren van het kaf te scheiden (wil het aspirant-lid wel graag genoeg?) en nieuwe verbondenheid creëren, de verbroedering die optreedt wanneer je met elkaar moet afzien in een afgeschermde omgeving.
  +
  +
Het corps biedt het beste van twee werelden: een nieuwe familie met geborgenheid, maar zonder gezeur aan je kop
  +
Dit zorgt er tegelijk voor dat de inzet vanaf het begin erg hoog is. Vanaf de eerste dag van je studietijd staat je hele sociale leven in het teken van het corps. Tijd om er andere contacten op na te houden is er nauwelijks, en liefdespartners kunnen dan ook het best maar binnen ‘de club’ gevonden worden. Het corps vormt zo een gesloten, in zichzelf gekeerde wereld, met eigen, deels geheime tradities en gebruiken, waarvoor het individu zich nooit naar buiten hoeft te verantwoorden. Verantwoording afleggen vindt slechts plaats binnen de club – de hierboven opgesomde excessen werden door de corpora telkens zo lang mogelijk geheim gehouden en waar mogelijk afgehandeld middels een intern ‘rechtssysteem’.
  +
  +
Martje van der Brug schreef over haar tijd bij het corps een roman, Zo doen we dat hier (2018), waarin ze het vergeleek met een totalitair systeem en met religieus fundamentalisme: er heerst een grote angst om buiten de boot te vallen, leden passen zowel hun gedrag als hun interesses aan om erbij te horen en andersdenkenden worden buitengesloten. Wat Dostojevski zei over de mens geldt zo a fortiori voor de corpsstudent: ‘[Hij] heeft geen kwellender zorg dan iemand te vinden, aan wie hij zo gauw mogelijk dat geschenk der vrijheid, waarmee dat ongelukkige schepsel ter wereld komt, kan overdragen.’
  +
  +
De sterke verbondenheid leidt tot minachting of zelfs agressie naar hen die niet tot het corps behoren (de ‘knorren’). De beroemde sketches van Jiskefet toonden dit even hilarisch als schrijnend, met het pestgedrag van de heren Kamphuis, Kerstens en Van Binsbergen tegen mensen van vooral lagere sociale afkomst: ze pissen vanuit hun venster over straatwerkers, smijten een pizzabezorger uit het raam en vernederen de volkszanger Melvin (een hartverscheurende rol van Kees Prins) die ze zelf voor een privé-optreden hebben uitgenodigd in de skybox van de Amsterdam Arena. De meest tragische figuur uit de sketches van Jiskefet was trouwens niet Melvin, maar een van de studenten zelf, Van Binsbergen (Michiel Romeyn), de zwakste in de groep – brilletje, iets te dik, slecht gebit – en daarom voortdurend het pispaaltje van de andere twee heren.
  +
  +
Natuurlijk is dit satire (die overigens nog het meest werd gewaardeerd door het doelwit ervan, de corpsstudenten), maar dat het niet uit de lucht gegrepen is, bleek wel weer toen afgelopen jaar studenten van Vindicat een ravage aanrichtten in een sushirestaurant, waar ze met bierglazen gooiden, gordijnen naar beneden trokken en tegen de muur aan pisten.
  +
  +
Wat brengt gemiddeld welopgevoede en intelligente studenten ertoe dergelijk gedrag te vertonen? In de discussies over de ontgroeningen werd meer dan eens een vergelijking gemaakt met het beruchte Stanford Prison Experiment, het sociaal-psychologisch experiment uit 1971 waarin studenten de rol van bewaker en gevangene kregen toebedeeld, en dat vroegtijdig moest worden afgebroken vanwege excessief geweld en onverantwoorde psychische stress onder de deelnemers. Onderzoeksleider Philip Zimbardo suggereerde dat zijn experiment bewees dat de mens van nature slecht was; dat in ieder mens een psychopaat schuilgaat, wanneer je het dunne laagje beschaving ervan afpelt.
  +
  +
Maar zoals Rutger Bregman onlangs terecht opmerkte bij De Correspondent leert het experiment veeleer dat mensen zich plooien naar de rol die van ze verwacht wordt, en dat we ons gedrag en onze morele grenzen aanpassen aan een bepaalde sociale structuur. De misdragingen van de bewakers kwamen immers, zoals uit later onderzoek bleek, niet spontaan tot stand: ze hadden van Zimbardo specifieke instructies gekregen hoe ze de gevangenen moesten provoceren en kleineren. Bovendien had Zimbardo geen willekeurige mensen van de straat geplukt, maar voor de rol van bewaker narcistische en potentieel agressieve types geselecteerd, in de hoop op een interessant verloop van het experiment. Dit is een andere les van het Stanford Prison Experiment: dat een sociaal systeem bepaalde karaktereigenschappen kan stimuleren of juist kan onderdrukken.
  +
  +
Het is niet moeilijk dit te vertalen naar de ontgroeningen, en naar het corps als geheel. Schep een sociale hiërarchie en de lagere kaste zal geminacht worden. Benoem iemand tot ‘kampcommandant’ en hij zal zich als zodanig gaan gedragen. Geef iemand de uitdrukkelijke opdracht een ander te vernederen, en hij zal grensoverschrijdend gedrag gaan vertonen, zeker wanneer het ontbreekt aan toezicht. Bovendien zal dit soort klusjes extra aantrekkelijk zijn voor types die toch al een neiging hebben tot machtswellust en agressie. Vervolgens is het een kwestie van tijd voordat zich excessen voordoen. Het maakt dat aan de verbaasde verontwaardiging over geweldsincidenten, alsook over de ‘slettenliederen’ en ‘bangalijsten’, hoe terecht ook, iets grenzeloos naïefs kleeft. Want wat had je dan verwacht?
  +
  +
  +
Opening van het academisch jaar waarbij verschillende studentenverenigingen elkaar uitdagen, Rotterdam, 2015
  +
© Ronald van den Heerik / HH
  +
***
  +
Het corps is onze wereld in het klein, of in een snelkookpan. Ook in onze maatschappelijke orde krijgen we rollen toebedeeld, ook in de hedendaagse samenleving zullen sommige karaktertrekken beter gedijen dan andere. De Indiaas-Canadese filosoof Samir Gandesha muntte onlangs de term ‘neoliberale persoonlijkheid’, voor het soort persoonlijkheidsstructuur dat is gecreëerd en dat gestimuleerd wordt door de huidige wereldorde, en dat een potentieel destructief effect heeft op de democratie en op de samenleving. Gandesha is directeur van het Institute for the Humanities van Simon Fraser University in Vancouver en publiceerde diverse boeken over kritische maatschappijtheorie en cultuurfilosofie, en monografieën over onder anderen Hannah Arendt, Herbert Marcuse en Theodor W. Adorno. Met de ‘neoliberale persoonlijkheid’ refereert hij dan ook in de eerste plaats aan The Authoritarian Personality, de groots opgezette sociaal-wetenschappelijke studie die Adorno in 1950 samen met een team van Amerikaanse wetenschappers publiceerde.
  +
  +
De neoliberale persoon­lijkheid is competitief, minacht losers en maakt zijn levensgeluk ondergeschikt aan zakelijk succes
  +
Adorno was, als Duits-joodse immigrant in Amerika, geïnteresseerd in de psychologische opmaak van degenen die vatbaar waren voor autoritaire regimes. De herkomst van de autoritaire persoonlijkheid lag volgens Adorno niet zozeer in de menselijke natuur, als wel in maatschappelijke ontwikkelingen. In navolging van Freud ging Adorno ervan uit dat de formatie van het ego haar basis heeft in het conflict met de vader. Maar omdat in een industrieel-kapitalistische samenleving de vader, als hoofd van het gezin, steeds minder macht en aanzien heeft, loopt het oedipale conflict spaak en stagneert de totstandkoming van het ego. De onderontwikkeldheid en zwakte van het ego leidt tot een masochistische onderwerping aan een externe, maatschappelijke autoriteit (super-ego) en een sadistische vijandigheid tegenover het zwakke en vreemde.
  +
  +
Andere kenmerken van de autoritaire persoonlijkheid waren volgens Adorno een conservatieve seksuele moraal, een waardering voor daadkracht en toughness en een denken in rigide en stereotiepe categorieën. Aan de hand van een vragenlijst meenden de onderzoekers te kunnen vaststellen in hoeverre iemand vatbaar was voor autoritaire bewegingen: de zogenaamde F-schaal (van fascisme).
  +
  +
Hoewel Adorno’s theorie deels gedateerd is – zo gaat hij uit van een model van staatskapitalisme dat niet langer aansluit bij onze postindustriële samenleving en is de centrale rol die hij toekent aan de vader achterhaald – betoogt Gandesha dat we haar niettemin kunnen vertalen naar onze tijd, een tijd die getekend is door drie decennia neoliberalisme. Het neoliberalisme creëert, met name in de westerse wereld, ongelijkheid en onzekerheid, en onder die condities wordt het des te belangrijker om tot de ‘veilige’ groep te behoren, om bij wijze van spreken aan de goede kant van het hek te staan.
  +
  +
Ook politiek filosofe Isabell Lorey wijst er in haar boek Het regeren van precairen (2016) op dat ‘precarisering’, de toenemende bestaansonzekerheid, een controle- en disciplineringsmechanisme is. Zoals de ontheemde student zijn pas verworven vrijheid opgeeft voor het autoritaire regime van het corps en zich schikt naar de mores die hem opgelegd worden, hoe wreed en sadistisch ook, zo zal een bevolking in permanente staat van onzekerheid zich afhankelijk voelen van externe autoriteiten, en zich daar eerder aan onderwerpen in ruil voor bescherming. Neoliberaal beleid kenmerkt zich door uitholling van het sociaal stelsel, herverdeling naar boven en het creëren en stimuleren van schuld, in combinatie met een nadruk op nationale veiligheid (zero tolerance en war on terror). Het kweekt zo een serviele houding onder de bevolking: de neoliberale persoonlijkheid.
  +
  +
De neoliberale persoonlijkheid kenmerkt zich, aldus Gandesha, door een ‘identificatie met de agressor’, een psychologisch proces dat voor het eerst beschreven werd bij kinderen die door een ouder of verzorger mishandeld werden, en dat in de volgende drie stadia verloopt: allereerst het aanpassen en vertonen van gewenst gedrag, vervolgens het internaliseren van de norm (het kind toont begrip voor het geweld van de ouder), en ten slotte de dissociatie van de eigen verlangens (ondergeschikt maken van het eigen geluk).
  +
  +
Een soortgelijk proces verklaart mogelijk waarom er zo weinig of zo laat aangifte wordt gedaan van geweldsexcessen bij het corps. Dat heeft ongetwijfeld deels te maken met de ‘zwijgcontracten’ die studenten tot voor kort moesten tekenen, die boetes van duizenden euro’s in het vooruitzicht stellen voor degene die uit de school klapt over de ontgroeningen. Maar het zal er ook mee te maken hebben dat het geweld en de structurele vernedering ‘genormaliseerd’ zijn, zodat veel studenten daadwerkelijk niet langer het probleem inzien van de structurele vernedering die ze ondergaan dan wel toebrengen. Het is iets wat er nu eenmaal bij hoort. Dergelijke dissociatie kan echter grote psychische stress opleveren. In een artikel in de Volkskrant gaven Groningse psychologen aan dat ze gedurende de afgelopen jaren verscheidene studenten behandelden vanwege ervaringen bij het corps.
  +
  +
***
  +
In het geval van de neoliberale persoonlijkheid is de mishandelende ouder het neoliberale systeem, waar hij zich volledig mee identificeert. De neoliberale persoonlijkheid, aldus Gandesha, ziet de wereld als een jungle waar het een kwestie is van eten of gegeten worden, is daarom competitief, heeft een minachting voor losers en maakt zijn levensgeluk ondergeschikt aan succes. Blijft het succes uit, dan resten slechts schuldgevoel en schaamte over het persoonlijk falen. Gandesha’s analyse sluit aan bij het verhaal van de Vlaamse psychoanalyticus Paul Verhaeghe, die er in zijn boek Identiteit (2012) al op wees dat het neoliberalisme bepaalde karaktereigenschappen, zoals competitief en agressief gedrag, beloont en stimuleert, terwijl empathie en bescheidenheid juist worden afgestraft.
  +
  +
In de nasleep van de kredietcrisis sprak menige gedragswetenschapper het vermoeden uit dat de topbankiers en CEO’s van Goldman Sachs, JP Morgan, enzovoort in wezen psychopaten zijn. Joris Luyendijk bevestigde dit beeld in Dit kan niet waar zijn (2015), zijn antropologische studie van bankiers van London City. Daarin valt vooral het type van de ‘Master of the Universe’ op, degenen die alles doen om te scoren, die de eigen kaste als superieur beschouwen (aan klanten wordt gerefereerd als muppets, idioten of sukkels) en wier privéleven, zo daar al sprake van is, ondergeschikt is aan zakelijk succes.
  +
  +
Dat dergelijke karaktertrekken eveneens bovengemiddeld vaak voorkomen bij het corps hoeft eigenlijk geen verbazing te wekken. Corpsleden studeren nu eenmaal vaker bedrijfskunde of economie dan, zeg, biologie of filosofie, en ambiëren dikwijls een plaats aan de top in de zaken- of financiële wereld. De eigenschappen die je nodig hebt om het daar te maken – naar boven likken, naar beneden trappen – filtert het corps er al uit, en komen later goed van pas. Lidmaatschap is misschien minder dan vroeger een garantie voor een baan bij de top van een bank of een hoge bestuurlijke functie, maar niettemin zijn oud-corpsleden van oudsher goed gerepresenteerd in de Nederlandse regering (ook Rutte III kent er twee, oud-Vindicat-lid Bruno Bruins en Wopke Hoekstra, die het zelfs tot praeses van het Leidse studentencorps Minerva schopte). Uit een onderzoek van NRC Handelsblad uit 2015 bleek dat nog altijd dertig procent van de Nederlandse topbestuurders oud-corpslid was.
  +
  +
Trump vernedert en kleineert de zwakkeren, maar is op andere momenten juist weer extreem onderdanig
  +
***
  +
Gandesha’s analyse van de neoliberale persoonlijkheid als incarnatie van de autoritaire persoonlijkheid lijkt op het eerste gezicht op gespannen voet te staan met het succes van conservatieve en rechts-populistische bewegingen. Hadden die het neoliberalisme en het internationale kapitalisme na de kredietcrisis van 2008 immers niet even stevig bekritiseerd als de linkerflank van het politieke spectrum? Vormen die bewegingen niet veeleer een verzet tegen de neoliberale elite? Volgens Gandesha verklaart de theorie van de neoliberale persoonlijkheid echter juist waarom veel mensen zich vandaag, in een tijd van toenemende ongelijkheid en onzekerheid, eerder aangetrokken voelen tot autoritaire en extreem-rechtse bewegingen dan tot democratisch links, waarvan je op het eerste gezicht zou verwachten dat het de vruchten zou plukken van de maatschappelijke onvrede die volgde op de crisis.
  +
  +
De opkomst en het succes van Donald Trump, Marine Le Pen, Viktor Orbán et cetera blijft raadselachtig zolang we ze beschouwen vanuit een zuiver politiek-ideologisch of sociaal-economisch perspectief, omdat die niets zeggen over de psychologische vatbaarheid van individuen voor dergelijke bewegingen. De gewillige onderwerping aan autoriteit in combinatie met de woede en minachting voor het zwakke, die de neoliberale persoonlijkheid gemeen heeft met de autoritaire persoonlijkheid van weleer, maakt hem tot de ideale achterban van een leider die de wil van het volk zegt te representeren en die belooft korte metten te maken met zowel de ‘elite’ als de buitenstaander.
  +
  +
Trump vertoont alle karaktertrekken van de neoliberale persoonlijkheid: hij vernedert en kleineert de zwakkeren, is seksistisch en racistisch (grab ’m by the pussy, shithole countries), is geobsedeerd door macht en toughness, spreekt voortdurend in termen van winning en losing, maar is op andere momenten juist weer extreem onderdanig (denk aan de persconferentie met Poetin). Een beetje alsof Kamphuis of Kerstens president is, al is de lol er wel af.
  +
  +
Ook de ongekende populariteit van de Canadese psycholoog Jordan Peterson, de nieuwe held van de alt-right in binnen- en buitenland, past perfect in dit plaatje. Met zijn opvoedadviezen (kin omhoog, schouders recht, ruim je kamer op!), zijn sociaal-darwinistisch wereldbeeld (the world is a tough place!) en zijn haat tegen de cultuurmarxistische ‘slachtoffercultus’ is Petersons bestseller 12 Rules for Life (2018) zo’n beetje het handboek voor de neoliberale persoonlijkheid.
  +
  +
Bovendien zien we in zijn werk een vreemde dubbelheid: de harde wetten van de natuur zijn in zijn ogen niet alleen noodzakelijk en in steen gebeiteld, maar we moeten die wetten ook zelf actief naleven en zelf willen. Dat is de identificatie met de agressor ten voeten uit. Waar het traditionele liberalisme, ten tijde van de Verlichting, erop uit was de natuur te overwinnen, daar wordt de neoliberale persoonlijkheid er juist toe opgeroepen zich te onderwerpen aan de natuur, dat wil zeggen aan de ‘natuurlijke orde’ van de markt, waar het recht van de sterkste geldt. Vandaar zijn obsessie met macht en autoriteit.
  +
  +
Populisme en extreem-rechts zijn dus niet zozeer een revolte tegen de neoliberale wereldorde, maar eerder het uitvloeisel ervan. Max Horkheimer, vriend en collega van Adorno, zei het al: wie niet over kapitalisme wenst te praten moet ook zijn mond houden over fascisme.
  +
  +
***
  +
Voor de goede orde: ik beweer niet dat ieder corpslid een fascist in de dop is of dat Trump-stemmers collectief psychopathologisch zijn. Wat mij interesseert is hoe het corps, met zijn hiërarchische structuur en sadomasochistische uitspattingen, ons iets kan leren over hoe autoritaire karakters kunnen gedijen in situaties van ongelijkheid en onzekerheid, en over hoe een dergelijke sociale structuur psychologisch en fysiek geweld kan normaliseren. Het corps is met andere woorden een soort microkosmos van de neoliberale wereldorde, waarin de zwakke moet boeten en de sterke moet zegevieren, waarin we ons identificeren met de rol waarin we gedwongen worden en de norm die ons opgelegd wordt internaliseren – wreed dan wel onderdanig.
  +
  +
Het corps is geen anachronisme maar het voorland van de samenleving (wat misschien ook verklaart waarom oud-corpsleden nog altijd goed vertegenwoordigd zijn in zowel de bestuurlijke als de zakelijke elite). Het herinnert ons eraan hoe precair onze democratische en relatief egalitaire samenleving vandaag de dag is, hoe gemakkelijk mensen tegen elkaar opgezet kunnen worden, en hoe bereidwillig ze zich schikken naar hun rol als leider dan wel als ondergeschikte. Op de opiniepagina’s wordt terecht hard geoordeeld over de ontgroeningen, maar misschien moeten we ons eens afvragen of we niet al lang allemaal deel uitmaken van de grote studentenvereniging van het neoliberalisme, waarin we gedwongen worden de stront te vreten van de ouderejaars en het nog lekker moeten vinden ook.
  +
  +
Thijs Lijster is universitair docent kunst- en cultuurfilosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 2016 publiceerde hij de essaybundel De grote vlucht inwaarts: Essays over cultuur in een onoverzichtelijke wereld (De Bezige Bij). Vorig jaar verscheen zijn boek Benjamin and Adorno on Art and Art Criticism: Critique of Art (AUP)
  +
  +
Artikelen
  +
Demografie van de vergrijzing
  +
Joop Garssen
  +
Vooral door een naar Europese maatstaven langdurig hoog geboortecijfer is Nederland nu nog minder sterk vergrijsd dan zijn buurlanden en de meeste andere Europese landen. Binnen ons land bestaan echter wel zeer grote verschillen in vergrijzing. In perifere en welvarende gemeenten is de grijze druk tot bijna vijf keer zo hoog als in de jongste gemeenten. De toename van het aantal 65-plussers is in het afgelopen decennium onder mannen twee keer zo groot geweest als onder vrouwen. Deze ontwikkeling hangt sterk samen met de historische seksespecifieke trends in de sterfterisico’s. In absolute zin hebben de dalende sterfte- cijfers voor hart- en vaatziekten in de afgelopen vier decen- nia het meest bijgedragen aan de stijging van de levens- verwachting. Sinds 2002 neemt de levensverwachting – en daarmee de vergrijzing – sneller toe dan voorheen en loopt ons land weer in de pas met andere West-Europese landen. Vanaf 2011 vergrijst Nederland in versneld tempo. De omvangrijke babyboomgeneratie en het snel gegroeide aantal niet-westerse allochtonen leveren in de komende decennia een grote bijdrage aan de vergrijzing.
  +
1. Bevolkingsgroei en vergrijzing
  +
In de afgelopen halve eeuw is de Nederlandse bevolking van jaar op jaar gegroeid. Voor deze groei wordt het migra- tiesaldo (het aantal immigranten minus het aantal emigran- ten) vaak verantwoordelijk gehouden, maar in feite is de natuurlijke groei (het aantal geborenen minus het aantal overledenen) in vrijwel alle jaren veel belangrijker geweest. Slechts in één jaar, 1975, was het migratiesaldo iets groter dan de natuurlijke groei. In dat jaar van de Surinaamse onafhankelijkheid bereikte het aantal immigranten een record dat een kwart eeuw heeft standgehouden.
  +
Rond het midden van het afgelopen decennium, toen het debat over krimp en vergrijzing in de publieke belangstelling kwam te staan, leek de periode van nationale krimp niet meer ver weg. In 2006 bereikte de Nederlandse bevolkings- groei een dieptepunt (grafiek 1). Sinds zijn oprichting had het CBS niet zo’n geringe toename van het aantal inwoners gemeten. Terwijl ons land er rond de millenniumwisseling nog 123 duizend inwoners bij had gekregen, waren het er in 2006 nog maar 24 duizend. In enkele jaren tijds kelderde de groei van ‘een stad ter grootte van Maastricht’ naar ‘een dorp ter grootte van Maasdriel’.
  +
De ontwikkelingen rond 2006 leken te bevestigen dat krimp, en de vergrijzing die er vaak in één adem mee wordt genoemd, voor de deur stonden. In dat jaar kromp de bevolking in de helft van de Nederlandse gemeenten
  +
(Nicolaas en Alders, 2007). De natuurlijke groei lag echter nog steeds op ongeveer hetzelfde niveau als in de voor- gaande drie decennia. Niet een toenemend aantal sterfge- vallen als gevolg van vergrijzing, maar een ongewoon groot aantal emigranten – en navenant negatief migratie- saldo – drukte dan ook de bevolkingsgroei. In 2006 werd ook in dit opzicht een record gebroken, met 127 duizend emigranten (inclusief administratieve correcties). In 1952, het jaar waarin de naoorlogse emigratie naar onder meer Canada en Australië haar hoogtepunt bereikte, vertrokken 83 duizend mensen uit Nederland. Dergelijke hoogte- en dieptepunten in de migratie hangen vooral samen met conjuncturele ontwikkelingen en zijn daarom meestal maar van korte duur. Bovendien volgt op een verhoogde migra- tie na enige tijd doorgaans een verhoogde retourmigratie. Toen in 2007 het migratiesaldo weer ging toenemen, kwam de bevolkingsgroei dan ook opnieuw in een hogere ver- snelling.
  +
1. Omvang en groei van de bevolking
  +
18 17 16 15 14 13 12 11 10
  +
180 160 140 120 100 80 60 40 20
  +
(x mln) (x 1 000)
  +
00 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2011
  +
Omvang van de bevolking (linkeras) Groei van de bevolking (rechteras)
  +
Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011
  +
15
  +
In de afgelopen halve eeuw heeft de geboorte van kinderen veruit het sterkst bijgedragen aan de Nederlandse bevol- kingsgroei. Tussen 1960 en 2010 werden in ons land ruim 10 miljoen kinderen geboren en overleden er ruim 6 miljoen mensen. De natuurlijke groei bedroeg daarmee circa 4 mil- joen, aanzienlijk meer dan de groei als gevolg van migratie: het saldo van vijftig jaar migratie bedroeg 1,1 miljoen. Deze snelle natuurlijke groei heeft de vergrijzing van Nederland sterk afgeremd. Deze rem was bovendien krachtiger dan in de meeste andere Europese landen.
  +
  +
2. Nederland nog relatief groen
  +
Het is dan ook de combinatie van relatief hoge geboorte- cijfers en relatief lage sterftecijfers die Nederland tot een – naar Europese maatstaven – snelle groeier maakten. Sinds 1960 is het inwonertal van de EU-27 met bijna een kwart toegenomen (tot ruim een half miljard), maar groeide Nederland veel sneller dan dit Europese gemiddelde. In dat tijdsbestek nam het aantal inwoners toe van 11,4 naar 16,6 miljoen, een groei van 45 procent. Daarmee was ons land overigens nog niet de snelste groeier. Afgezien van enkele kleinere landen groeide Spanje sneller (grafiek 2). Immigratie speelde daar een veel grotere rol.
  +
2. Bevolkingsgroei in de periode 1960–2010
  +
recente jaren – omvangrijke immigratie, in combinatie met een positieve natuurlijke groei. Daarentegen liet Italië in het afgelopen decennium een negatieve natuurlijke groei zien (het aantal sterfgevallen overtrof dus het aantal geboorten) en groeide de Italiaanse bevolking alleen nog als gevolg van een positief migratiesaldo.
  +
Nog opvallender zijn de verschillen tussen Nederland en zijn naaste buren. In dit deel van Europa was Nederland het enige land waar de natuurlijke groei voortdurend groter was dan het migratiesaldo. De demografische ontwikkelingen in ons land verschillen bijvoorbeeld zeer sterk met die in Duits- land, waar al in de jaren zeventig het aantal sterfgevallen het aantal geboorten ging overtreffen. Een positief migratie- saldo was onvoldoende om te voorkomen dat Duitsland vanaf 2003 begon te krimpen. Volgens de meest recente CBS-prognose zal dit proces in ons land pas in 2040 begin- nen.
  +
Wellicht nog het meest verrassend zijn de demografische verschillen tussen België en Nederland. In België is het mi- gratiesaldo vaak groter geweest dan de natuurlijke aanwas. Die aanwas was in België altijd veel kleiner dan in ons land, wat heeft geleid tot een opmerkelijk verschil in bevolkings- groei tussen beide landen. In 1900 telde België 6,7 miljoen inwoners, 1,6 miljoen meer dan Nederland. In de jaren der- tig waren beide bevolkingen ongeveer even groot, maar door de voortdurend veel hogere natuurlijke aanwas in Nederland is het inwonertal van ons land nu 5,7 miljoen hoger dan dat van België. Dat onze zuiderbuur in de afge- lopen jaren groei heeft gekend, was dan ook, anders dan in ons land, vooral het gevolg van migratie.
  +
3. Aandeel 65-plussers in de bevolking, 2010
  +
IJsland Luxemburg Ierland Spanje Zwitserland Nederland Cyprus Frankrijk Slowakije Griekenland Noorwegen Polen Malta Zweden Finland Denemarken Litouwen Italië Portugal Oostenrijk Verenigd Koninkrijk1) België Roemenië Duitsland Tsjechië Estland Tsjechië Letland Hongarije Bulgarije
  +
–10 0 102030405060708090 %
  +
Duitsland Italië Griekenland Zweden Portugal Oostenrijk Bulgarije Letland België Estland Finland Zwitserland Frankrijk Spanje Hongarije Slovenië Verenigd Koninkrijk1) Denemarken Litouwen Nederland Tsjechië Noorwegen Roemenië Malta Luxemburg Polen Cyprus Slowakije IJsland Ierland
  +
0 5 10 15 20 25 %
  +
Bron: Eurostat.
  +
*) Periode 1960–2009.
  +
Uit de nationale groeicijfers komt op het eerste gezicht een duidelijk en vrij eenvoudig te verklaren geografisch patroon naar voren. De meeste Oost-Europese landen – waar politieke en economische omstandigheden hebben geleid tot historisch lage geboortecijfers en hoge sterftecijfers, en een negatief migratiesaldo – bevinden zich onderaan de ranglijst van landen naar bevolkingsgroei. Dit beeld wordt nog duidelijker als we alleen naar het afgelopen decennium kijken. Tussen 2000 en 2010 kromp de bevolking van Bulgarije met bijna 8 procent en liep zelfs in het economisch veel sterkere Polen de bevolking licht terug.
  +
Afgezien van dit opvallende verschil tussen Oost- en West- Europa is het echter moeilijk om consistente regionale patronen te ontwaren. Veel Zuid-Europese landen hebben een bovengemiddeld sterke groei gekend, maar verschillen fors in de wijze waarop die groei tot stand kwam. Zo groei- den Spanje en Zwitserland zeer sterk door een – vooral in
  +
Bron: Eurostat.
  +
*) Periode 1960–2009.
  +
16
  +
Centraal Bureau voor de Statistiek
  +
  +
Vooral de historische geboortecijfers, en in mindere mate de latere migratieaantallen, hebben geleid tot grote ver- schillen in vergrijzing binnen Europa. Door de lagere ge- boortecijfers in België – in het bijzonder Wallonië – is de vergrijzing daar verder voortgeschreden dan in Nederland (grafiek 3). Beduidend sterker vergrijsd is Duitsland. Daar was in 2010 al 20,7 procent van de bevolking 65 jaar of ouder, tegen 15,3 procent in Nederland. Vooral de lage geboortecijfers, die in de voormalige DDR lange tijd zelfs extreem laag zijn geweest, zijn er de oorzaak van dat Duitsland wat betreft vergrijzingsproblematiek enkele de- cennia voorloopt op Nederland. Ons land vergrijst dus wel, maar in de Europese context zijn we nog steeds relatief groen.
  +
3. Vooral grijs aan de randen
  +
Binnen Europa zijn de geografische verschillen in ver­ grijzing dus groot, maar binnen de meeste landen zijn de verschillen nog veel groter. In het geval van Nederland is dit goed zichtbaar in grafiek 4, waarin de tien gemeenten met de hoogste en de laagste grijze druk zijn weergegeven. De grijze druk is de verhouding (in procenten) tussen het aantal 65-plussers en de potentiële beroepsbevolking (bij benade- ring de 20- tot 65-jarigen). Voor heel Nederland bedroeg deze grijze druk 25,6 procent op 1 januari 2011.
  +
In de meest vergrijsde gemeenten is de beschikbare woningvoorraad veelal te duur voor starters en jonge gezin- nen. De meeste huizen worden er gekocht door welgestel- de oudere gezinnen, en blijven doorgaans in bezit tot de bewoners voor een meer beschermde woonvorm kiezen, vaak in dezelfde gemeente. Daarnaast zijn er veel vergrijs- de gemeenten in perifere en landelijke gebieden. Veel jongere mensen vertrekken daarvandaan naar gebieden met meer werkgelegenheid.
  +
In een aantal van de minst vergrijsde gemeenten (zoals Almere, Lelystad en Pijnacker-Nootdorp) is de woning- voorraad door grootschalige nieuwbouw daarentegen juist aantrekkelijk voor jonge gezinnen. Onder deze minst vergrijsde gemeenten bevinden zich ook steden met een grote studentenpopulatie. Het aandeel van de ouderen wordt door hun aanwezigheid gereduceerd. Tot slot is Urk, de gemeente met het hoogste geboortecijfer van ons land, prominent aanwezig onder de minst vergrijsde gemeenten. De andere gemeenten die in de Nederland- se bijbelgordel liggen, behoren weliswaar niet tot de tien minst vergrijsde gemeenten, maar zijn wel alle nog rela- tief jong.
  +
Afgezien van het feit dat de grijze druk het hoogste is in de meest welvarende gemeenten, geldt in het algemeen dat Nederland het sterkst vergrijsd is aan de randen (kaart 1). Bekende voorbeelden zijn de huidige krimpgebieden Zuid- Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Groningen. De laatstgenoemde regio maakt deel uit van een groter bo- vengemiddeld vergrijsd gebied dat ten minste de drie noordelijke provincies beslaat. In de komende decennia zet de vergrijzing overal door, aanvankelijk het snelst aan de randen van het land en daarna in meer centraal gele-
  +
4. Top-10 gemeenten met hoogste en laagste grijze druk, 2011
  +
Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011
  +
17
  +
Laren (N.H.)
  +
Rozendaal Haren Bloemendaal Bergen (N.H.) Heemstede Wassenaar Renkum Rheden Lochem
  +
Pijnacker-Nootdorp Leiden Lelystad Groningen Amsterdam Zeewolde Houten Utrecht Urk Almere
  +
0 10 20 30 40 50 60 %
  +
gen regio’s (De Jong en Van Duin, 2010). In Zuid- en Mid- den-Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Groningen zal rond 2025 al meer dan een kwart van de bevolking 65-plus- ser zijn. Behoudens enkele uitzonderingen is de grijze druk ook dan het hoogst aan de randen van Nederland (kaart 2).
  +
Grijze druk, 2011
  +
lager dan 25% 25 tot 35%
  +
35 tot 45% 45% of hoger
  +
  +
Grijze druk, 2025
  +
lager dan 25% 25 tot 35%
  +
35 tot 45% 45% of hoger
  +
was van een toenemend aantal geboorten. Tussen 1937 en 1944 steeg het jaarlijks aantal geboorten van 170 naar 220 duizend. Deze historische ontwikkeling wordt weer- spiegeld in de versnellende groei van het aantal 65-plus- sers vanaf 2002 (grafiek 5). Tot op zekere hoogte speelde daarbij ook de sterkere daling van de sterfterisico’s onder ouderen, vanaf ongeveer 2002, een rol.
  +
In de afgelopen vijftig jaar is de vergrijzing van Nederland een heel geleidelijk en daarmee ook weinig opvallend ver- schijnsel geweest. Afgezien van de meest recente jaren groeide de groep 65-plussers jaarlijks met ongeveer 30 dui- zend personen. Met uitzondering van de meest recente periode is het verloop in grafiek 5, die de jaarlijkse groei van het aantal 65-plussers weergeeft, veel gelijkmatiger dan die van de totale bevolkingsgroei in grafiek 1. Migratie speelt op hogere leeftijden immers maar een geringe rol. Omdat de historische geboorteaantallen bekend zijn en de sterfte- risico’s doorgaans maar langzaam veranderen, is de ver- grijzing dan ook een van de best te voorspellen demo- grafische ontwikkelingen. Zo voorspelde de CBS­prognose van 1984 het huidige aantal 65-plussers vrijwel exact, en viel het hoogtepunt van de vergrijzing volgens die prognose in 2035, slechts enkele jaren eerder dan verwacht volgens de meest recente prognose.
  +
De ontwikkelingen verlopen dus geleidelijk, maar dit neemt niet weg dat, wanneer we een halve eeuw terugblikken, de samenstelling van de Nederlandse bevolking ingrijpend is veranderd. Dit geldt in het bijzonder voor de verhouding tussen groen en grijs. In 1960 waren er op elke honderd inwoners 38 jongeren (tot 20 jaar) en 9 ouderen (65 jaar en ouder). Ook nu nog zijn er meer jongeren dan ouderen (23 jongeren tegen 15 ouderen per honderd inwoners), maar de toename van de groep 65-plussers is wel veel sterker geweest dan de toch al aanzienlijke totale bevol- kingsgroei: in vijftig jaar tijd groeide deze groep van één naar 2,5 miljoen.
  +
Lange tijd is de toename van het aantal 65-plussers onder mannen veel geringer geweest dan onder vrouwen. Tot begin jaren negentig verliep deze toename onder vrouwen ongeveer twee keer zo snel als onder mannen. Daarna daalde de groei onder vrouwen opvallend scherp totdat, aan het begin van het nieuwe millennium, de toename van het aantal 65-plussers onder mannen twee keer zo groot was als die onder vrouwen. Sindsdien neemt de jaarlijkse groei bij beide seksen fors toe, maar blijft het aantal oudere mannen sneller stijgen dan het aantal oudere vrouwen. Deze uiteenlopende ontwikkelingen hebben ook gevolgen gehad voor het vrouwenoverschot op hogere leeftijd (grafiek 6). Een halve eeuw geleden vormden vrouwen op hogere leeftijd een lichte meerderheid, maar daarna is de geslachtsverhouding gedurende enkele decennia steeds schever geworden. Het meest opvallend is dit op de hoog- ste leeftijden, waarbij bovendien een onmiskenbaar cohort- effect zichtbaar is. Zo raken vanaf ongeveer 1990 het aantal mannelijke en vrouwelijke zeventigers weer iets meer in evenwicht, en zet dit proces onder tachtigers tien jaar later in. Zeer recent groeit, voor het eerst in lange tijd, ook het aantal mannen van 100 jaar en ouder. Onder de honderd- plussers vormen zij, met een aandeel van een zevende, overigens nog wel steeds een zeer kleine minderheid.
  +
4. Vooral geboortecijfers bepalen vergrijzing
  +
Omdat de sterfterisico’s van ouderen gewoonlijk maar heel geleidelijk dalen, wordt de groei van het aantal 65-plussers op de korte termijn vooral bepaald door de geboorteaantal- len van 65 jaar geleden. De Nederlandse bevolkings- prognoses voorspellen dan ook al heel lang een versnelling van de groei van het aantal 65-plussers vanaf 2011, het jaar waarin de eerste babyboomers 65 worden. Minder bekend is het feit dat er ook al vóór de oorlog, vanaf 1937, sprake
  +
5. Omvang en groei van het aantal 65-plussers
  +
18
  +
Centraal Bureau voor de Statistiek
  +
2,8 2,6 2,4 2,2 2,0 1,8 1,6 1,4 1,2 1,0
  +
(x mln)
  +
(x 1 000)
  +
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
  +
00 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010
  +
Omvang van de bevolking (linkeras) Groei van de bevolking (rechteras)
  +
  +
6. Aantal mannen per 100 vrouwen
  +
stagnatie, waarna de daling opnieuw inzette. Het grootste verschil in het seksepatroon van de sterfterisico’s is zicht- baar bij de zeventigers. Begin jaren negentig was het risico bij vrouwen al bijna gehalveerd ten opzichte van het niveau in 1960, terwijl er bij mannen nog geen enkele winst was geboekt. In recente jaren hebben echter juist de mannelijke zeventigers een forse inhaalslag gemaakt. De daling bij deze groep, maar ook die bij de iets jongere en oudere mannen, hangt onder meer samen met de afname van rookgerelateerde doodsoorzaken. Enkele decennia eerder is, anders dan bij vrouwen, het percentage rokers onder mannen sterk gedaald.
  +
5. Levensverwachting meest gestegen door afname hartziekten
  +
De ontwikkeling van de sterfterisico’s op alle leeftijden wordt samengevat in de levensverwachting bij geboorte. Deze maat heeft gewoonlijk betrekking op de levensverwachting die is gebaseerd op de sterfterisico’s in een bepaald jaar. Uit grafiek 8 blijkt dat de (periode-)levensverwachting bij mannen tot begin jaren zeventig
  +
stagneerde of zelfs licht daalde. Een belangrijke reden hiervan was de onrustbarende toename van het aantal verkeers- doden. De nadelige gevolgen van de nieuwe mobiliteit, waarin brommers een belangrijke rol speelden, waren veertig jaar geleden vooral onder mannen onmiskenbaar. Jaarlijks stier- ven toen meer dan 3 duizend mensen in het verkeer, ruim vier keer zoveel als tegenwoordig. Een duidelijke daling van de verkeerssterfte trad op na 1975, het jaar waarin de autogordel en bromfietshelm verplicht werden. Omdat bijna de helft van deze slachtoffers destijds jonger was dan dertig jaar, gingen veel potentiële levensjaren in het verkeer verloren. Het effect hiervan op de levensverwachting was, ondanks het kleine aandeel van de verkeerssterfte in de totale sterfte, dan ook relatief groot: rond 1970 werd hierdoor de levensverwachting bij geboorte bij mannen met 0,9 jaar, en bij vrouwen met bijna 0,4 jaar gereduceerd. Tegenwoordig is dit minder dan 0,2 jaar bij mannen en minder dan 0,1 jaar bij vrouwen.
  +
8. Levensverwachting bij geboorte
  +
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
  +
0
  +
1960
  +
1970
  +
65–69 jaar 80–89 jaar
  +
1980 1990 2000 2010
  +
70–79 jaar
  +
90 jaar of ouder
  +
Het verschil in vergrijzing tussen mannen en vrouwen is voor een belangrijk deel het gevolg van de historische ontwikkeling van hun sterfterisico’s. Voor de totale groep mannen van 65 jaar en ouder was er, tot ongeveer 1990, geen sprake van dalende sterfterisico’s (grafiek 7a). Tot in de jaren zeventig namen deze risico’s, vooral als gevolg van welvaartsziekten, zelfs toe. In dezelfde periode, tot ongeveer 1990, daalden de risico’s bij vrouwen met ruim een kwart (grafiek 7b). Daarna was enige tijd sprake van
  +
7. Sterfterisico1) per leeftijd
  +
120 100 80 60 40 20 0
  +
1960=100
  +
Mannen
  +
1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010
  +
Vrouwen
  +
1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010
  +
65 jaar 75 jaar 85 jaar 95 jaar
  +
120 1960=100
  +
100 80 60 40 20 0
  +
Jaren
  +
84
  +
82
  +
80
  +
78
  +
76
  +
74
  +
72
  +
70
  +
68
  +
’60 ’65 ’70 ’75
  +
Mannen
  +
’80 ’85 ’90
  +
Vrouwen
  +
’95 ’00
  +
’05 ’10
  +
�) Vijfjaars voortschrijdende gemiddelden.
  +
Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011
  +
19
  +
  +
Veruit het belangrijkst voor de ontwikkeling van de levens- verwachting was de daling van de sterfte door hart- en vaat- ziekten (Garssen en Hoogenboezem, 2005). Evenals de verkeerssterfte was cardiovasculaire sterfte, en in het bijzonder de sterfte door ischemische hartziekten, een gevolg van de toenemende welvaart die vooral in de jaren zestig een grote invloed had op de leefstijl. Waarschijnlijk voor het eerst in de geschiedenis was één enkele doods- oorzaak verantwoordelijk voor een langdurige daling van de levensverwachting. Binnen de categorie van hart- en vaat- ziekten was het hartinfarct, aanvankelijk aangeduid als ‘managersziekte’ maar al snel toegeschreven aan een ongezonde leefstijl, de hoofdverantwoordelijke voor de stagnatie van de levensverwachting in de jaren zestig. Pas eind jaren zeventig begon het negatieve effect van hart- en vaatziekten op de levensverwachting af te nemen. Het aan- tal door hart- en vaatziekten verloren levensjaren bedroeg destijds maar liefst circa 6,5 bij mannen (grafiek 9). Vooral het hartinfarct werd toen als mannenkwaal gezien, maar het totale verlies aan levensjaren door hart- en vaatziekten was bij vrouwen, met ongeveer 6 jaar, maar weinig lager. De afname van de sterfte is te danken aan een combinatie van preventie (door medicatie en leefstijl) en medische behan- deling. Ook het effect van hersenvaatletsels op de levens- verwachting is afgenomen, maar dit effect is, vooral door de gemiddeld hogere leeftijden waarop deze aandoeningen zich voordoen, naar verhouding minder sterk.
  +
Veertig jaar geleden waren hart- en vaatziekten met grote afstand de belangrijkste doodsoorzaak. Destijds was het aantal sterfgevallen als gevolg van deze ziekten ongeveer twee keer zo groot als het aantal sterfgevallen door kanker. Sindsdien is, onder invloed van de vergrijzing, de sterfte door kanker gestaag toegenomen. Vanaf medio jaren tachtig daalde, onder mannen, de sterfte door hart- en vaat- ziekten vrijwel van jaar op jaar, met een versnelling na 2002. Vooral onder zeventigers was deze daling opvallend sterk (Garssen en Hoogenboezem, 2007). Onder vrouwen is vooral na 2002 een snelle daling van de sterfte door hart- en vaatziekten zichtbaar. Als gevolg hiervan werd kanker in 2008 doodsoorzaak nummer één. Bij vrouwen kwam sterfte door hart- en vaatziekten nog wel iets vaker voor, maar het verschil met kanker was nog maar gering (Hoog- enboezem en Garssen, 2009).
  +
Het effect van kanker (alle vormen tezamen) op de stijging van de levensverwachting is in de afgelopen veertig jaar betrekkelijk gering geweest. Weliswaar is er bij sommige vormen van kanker aanzienlijke winst geboekt, maar elders is sprake van (soms forse) verliezen. Het duidelijkste voor- beeld van een dergelijk verlies is longkanker bij vrouwen. Rond 1970 was het neerwaartse effect van longkanker op de levensverwachting van vrouwen met 0,07 jaar nog zeer gering, maar sindsdien is dit vertienvoudigd. Ook bij prostaat- en dikkedarmkanker (mannen) en bij slokdarm- kanker, alvleesklierkanker, leverkanker en melanoom (beide seksen) is het neerwaartse effect op de levensverwachting toegenomen.
  +
Gunstig was de ontwikkeling van longkanker bij mannen (een afname van het aantal verloren levensjaren van 1,4 eind jaren tachtig naar 1,0), borstkanker (sinds begin jaren negentig, van 0,75 naar 0,57 jaar) en, op een lager niveau
  +
wat betreft het aantal verloren levensjaren, vooral maag- kanker. Voor de afname van de laatstgenoemde vorm van kanker, die ook in de landen om ons heen plaatsvond (Boyle et al., 2003), zijn al wel veel factoren genoemd, maar is nog geen bevredigende verklaring gevonden (Garssen et al., 2006).
  +
Door de gemiddeld lage leeftijd van de slachtoffers gaan ook door zelfdoding relatief veel levensjaren verloren. Bij mannen was sprake van een stijging tot medio jaren tachtig, en daarna een min of meer constant niveau (neerwaarts effect circa 0,3 jaar). Ook bij vrouwen nam het aantal ver- loren levensjaren door zelfdoding toe, maar trad sinds medio jaren tachtig een daling op (van circa 0,25 naar 0,15 jaar).
  +
Accidentele val is vooral een doodsoorzaak die op hoge leeftijd voorkomt, met bijgevolg een betrekkelijk klein effect op de levensverwachting. De laatste jaren overlijden jaar- lijks ongeveer 1,5 duizend 80-plussers ten gevolge van accidentele val. Twee derde van hen is vrouw. Sinds medio jaren negentig is het effect van deze doodsoorzaak licht toegenomen, tot 0,13 jaar bij mannen en 0,15 jaar bij vrouwen.
  +
9. Aantal verloren levensjaren (bij geboorte) ten gevolge van hart- en vaatziekten
  +
Jaren
  +
8
  +
7
  +
6
  +
5
  +
4
  +
3
  +
2
  +
1
  +
0
  +
1969 1974
  +
1979 1984
  +
1989
  +
1994 1999 2004 2009
  +
Ischemische hartziekten, vrouwen
  +
Hersenvaatletsel, mannen
  +
Hersenvaatletsel, vrouwen
  +
Hart- en vaatziekten totaal, mannen
  +
Hart- en vaatziekten totaal, vrouwen
  +
Ischemische hartziekten, mannen
  +
20
  +
Centraal Bureau voor de Statistiek
  +
Doordat de sterfte in de loop der tijd steeds verder is opge- schoven naar hoge leeftijden, wordt ook het sekseverschil in de levensverwachting voor een steeds groter deel bepaald door de verschillen in sterfterisico’s die er op hogere leeftijden bestaan tussen mannen en vrouwen. In 1960 was het verschil tussen mannen en vrouwen in resterende levensverwachting op de 65e verjaardag slechts 1,5 jaar, tegen een verschil van 3,9 jaar in de levensver- wachting bij geboorte. Tegenwoordig is dit verschil op de 65e verjaardag met 3,2 jaar veel groter, en verklaren – anders dan vroeger – de sterfteverschillen op hogere leef- tijden het overgrote deel van het verschil in levensverwach- ting bij geboorte (3,9 jaar). In de afgelopen twee decennia is het sekseverschil echter wel geleidelijk afgenomen, doordat de sterfterisico’s van oudere mannen nog sneller daalden
  +
  +
dan die van oudere vrouwen (grafiek 10). Gedurende deze hele periode daalden de sterfterisico’s van 65- tot 74-jarige mannen beduidend sterker dan die van even oude vrouwen. Vanaf medio jaren negentig dalen, vooral bij mannen, ook de sterfterisico’s van de 75- tot 84-jarigen. Ten slotte dalen, vanaf ongeveer medio jaren nul, de sterftekansen van de alleroudste mannen en vrouwen.
  +
Naast dit cohorteffect is in de trends ook een periode-effect waarneembaar: de dalingen versnellen vanaf ongeveer 2002 bij beide seksen en in vrijwel alle leeftijdsgroepen. Deze ver- snelling kan, anders dan eerdere dalingen, niet overwegend worden toegeschreven aan rookgerelateerde doodsoorza- ken. Als meest waarschijnlijke kandidaten voor een gedeelte- lijke verklaring van de recente versnelde sterftedaling zijn een verruiming van de zorgbudgetten en een actievere hou- ding in de behandeling van ernstig zieke oudere patiënten genoemd (Mackenbach en Garssen, 2011).
  +
10. Kans om te overlijden
  +
11. Resterende levensverwachting op 65e verjaardag
  +
Jaren
  +
22 20 18 16 14 12
  +
’60 ’65 ’70 ’75
  +
Mannen
  +
’80 ’85 ’90
  +
Vrouwen
  +
’95 ’00
  +
’05 ’10
  +
%
  +
30 25 20 15 10
  +
5
  +
0
  +
1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010
  +
Mannen, 65–74 jaar Mannen, 75–84 jaar Mannen, 85–94 jaar
  +
Vrouwen, 65–74 jaar Vrouwen, 75–84 jaar Vrouwen, 85–94 jaar
  +
6. Resterende levensverwachting op 65e verjaardag stijgt weer
  +
De grafiek van de resterende levensverwachting op de 65e verjaardag laat zien dat de periode waarin ouderen van hun AOW kunnen genieten gedurende lange tijd maar weinig veranderde (grafiek 11). Zo was er bij vrouwen stagnatie tussen begin jaren tachtig en begin jaren nul. Daarmee leek het argument dat de stijgende levensverwachting een zware wissel trekt op de oudedagsvoorzieningen niet erg steekhoudend. Recent is daar echter verandering in gekomen. Tussen 2002 en 2010 steeg de resterende levensverwachting van 65-jarige vrouwen van 19,3 naar 20,8 jaar, en die van even oude mannen van 15,6 naar 17,6 jaar. Daar komt nog bij dat de werkelijk te verwachten levensduur, die het best wordt benaderd door de cohort- levensverwachting, nog hoger is. In 2010 bedroeg deze cohort-levensverwachting bij vrouwen 22,0 jaar, 1,2 jaar hoger dan de periode-levensverwachting. Bij mannen is de cohort-levensverwachting met 19,1 jaar zelfs 1,5 jaar hoger (Van Duin en Garssen, 2010).
  +
In de jaren dertig en vijftig van de vorige eeuw waren Neder- landers kortstondig wereldkampioen levensverwachting. Bij mannen verslechterde deze positie echter vooral in de jaren zestig en negentig (Garssen, 2005), maar sinds de eeuwwis- seling lijken ze aan een inhaalslag te zijn begonnen. In tien jaar tijd nam bij mannen de levensverwachting op de 65e ver- jaardag toe met 2,4 jaar, een grotere toename dan in vrijwel alle andere Europese landen. In de internationale rangorde zijn zij hierdoor weer iets opgeklommen. De winst in de levensverwachting van mannen was het grootst onder zesti- gers en (vooral) zeventigers, een ontwikkeling die zich ook in enkele andere landen (Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Finland, Denemarken) heeft voorgedaan. In schril contrast hiermee staan een aantal Oost-Europese landen (Bulgarije, Litouwen, Roemenië) waar op de hoge leeftijden weinig vooruitgang is geboekt (European Commission, 2011). Op hun 65e verjaardag lag de levensverwachting van Neder- landse mannen in 2009, met 17,6 jaar, tussen die van Belgische en Duitse mannen (grafiek 12a). Het verschil met Zwitserse mannen, die de ranglijst op de 65e verjaardag aan- voerden, bedroeg 1,4 jaar.
  +
Nederlandse vrouwen voerden nog rond 1980 de ranglijst van landen met een hoge levensverwachting aan. Daarna raakten ze echter achterop. Vooral door de stagnatie van hun levensverwachting in de jaren negentig waren ze rond de eeuwwisseling afgezakt tot de Europese middenmoot. Sinds- dien loopt de ontwikkeling bij Nederlandse vrouwen weer in de pas met die in de meeste andere Europese landen, maar van een positieverbetering is nog geen sprake. In 2009 was hun levensverwachting op de 65e verjaardag 21,1 jaar, hoger dan die van Duitse vrouwen, maar iets lager dan die van Belgische vrouwen (grafiek 12b). Het verschil in levensver- wachting op deze leeftijd bedraagt 2,2 jaar ten opzichte van de Franse vrouwen, die de ranglijst aanvoeren. Bij vrouwen is de achterstand op de Europese koploper daarmee groter dan bij mannen. Waarom Nederlandse vrouwen achterlopen op vrouwen in met Nederland vergelijkbare landen is nog on- duidelijk. Roken en leefstijl verklaren lang niet alles, en ook andere mogelijke oorzaken (zoals minder goede ouderen- zorg en euthanasie) bieden slechts een deelverklaring (Bonneux, 2008).
  +
Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011
  +
21
  +
  +
12. Levensverwachting op 65e verjaardag, 2009
  +
Hoezeer de levensverwachting wordt beïnvloed door sociaaleconomische factoren blijkt wel uit de grote verschil- len die er bij mannen tussen de Europese landen bestaan. Oost-Europese mannen hebben een levensverwachting die 8 à 9 jaar lager is dan die van onder meer Nederlandse mannen. In veel Oost-Europese landen is de ontwikkeling in het recente of iets minder recente verleden ook uitgespro- ken ongunstig geweest als gevolg van toenemende sociale problematiek. Vooral de alcoholgerelateerde – doorgaans vroegtijdige – sterfte heeft de levensverwachting in Oost- Europa sterk gedrukt (Shkolnikov en Alexander, 1997).
  +
De verschillen tussen landen zijn dus groot, maar ook binnen de landen zijn er opvallend grote verschillen tussen allerlei bevolkingsgroepen. Zo is in ons land de resterende levensverwachting van 65-jarigen met een opleiding op hbo- of universitair niveau ruim 4 jaar hoger dan die van 65-jarigen met alleen basisonderwijs. Een zelfde verschil is gemeten tussen de laagste en de hoogste van vijf onder- scheiden inkomensklassen (Knoops en Van den Bra- kel, 2010). De levensverwachting neemt in alle sociaal- economische groepen toe, maar van een afnemende kloof tussen de groepen lijkt geen sprake te zijn (Kardal et al., 2009; Bruggink, 2009).
  +
Omdat hoogopgeleiden doorgaans fysiek minder belastend werk verrichten en er een gezondere leefstijl op na houden dan laagopgeleiden, hebben zij op 65-jarige leeftijd maar liefst 8 jaren meer voor de boeg in een gezondheid die ze als goed ervaren dan laagopgeleide 65-jarigen (grafiek 13). Het verschil in levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen is bijna 6 jaar.
  +
Aan één of meer chronische ziekten ontkomen echter maar weinig 65-plussers. Deze resterende levensverwachting is relatief kort en laat minder verschil naar opleidingsniveau zien dan de cijfers met betrekking tot de als goed ervaren gezondheid. Gezien hun hogere totale levensverwachting betekent dit dat 65-jarige vrouwen naar verwachting een groter deel van hun resterende leven zullen doorbrengen met een of meer chronische ziekten. Dit geldt ook voor de meeste andere Europese landen (European Commissi-
  +
13. Gezonde levensverwachting op 65-jarige leeftijd naar opleidings- niveau, 2005/2008
  +
Mannen
  +
Zwitserland Frankrijk IJsland Spanje Zweden Italië1) Cyprus Griekenland Noorwegen Verenigd Koninkrijk1) Oostenrijk Duitsland Nederland Luxemburg België Finland Ierland Portugal Denemarken Malta Slovenië Tsjechië Polen Slowakije Estland Roemenië Hongarije Bulgarije Litouwen Letland
  +
12 14 16 18 20 22 24 jaren
  +
Vrouwen
  +
Frankrijk Spanje Zwitserland Italië1) Finland Luxemburg Zweden Oostenrijk België Noorwegen Nederland IJsland Cyprus Duitsland Ierland Malta Slovenië Portugal Verenigd Koninkrijk1) Griekenland Denemarken Estland Polen Tsjechië Litouwen Letland Hongarije Slowakije Roemenië Bulgarije
  +
12 14 16 18 20 22 24 jaren
  +
Laag Hoog
  +
Laag Hoog
  +
0 5 10 15 20 25
  +
Resterende levensverwachting
  +
W.v. zonder lichamelijke beperkingen In goed ervaren gezondheid
  +
Zonder chronische ziekten
  +
jaren
  +
Bron: Eurostat.
  +
22
  +
Centraal Bureau voor de Statistiek
  +
Vrouwen Mannen
  +
  +
on, 2011). Het aantal jaren dat vrouwen in als goed ervaren gezondheid zullen doorbrengen, is niettemin toch wat hoger dan voor mannen.
  +
7. Vrouwen in verzorgings- en verpleeghuizen ouder en talrijker
  +
Nog in de jaren zestig en zeventig kozen veel ouderen ervoor om in een bejaardenoord te gaan wonen zonder dat daarvoor een dringende (medische) noodzaak bestond. In de afgelopen decennia is het huisvestingsbeleid echter gericht geweest op het behoud van zelfstandigheid, waar- onder ook het voeren van een eigen huishouden valt. Het effect van dit beleid is duidelijk zichtbaar in de statistieken. Eind jaren tachtig woonden bijna 200 duizend 65-plussers in een instelling, tegen 124 duizend in 2010. Gezien de groei van het aantal ouderen was de afname in relatieve zin nog veel sterker: in genoemde periode daalde het percen- tage 65-plussers in een ‘institutioneel huishouden’ van bijna 11 naar bijna 5.
  +
Een groot deel van de oudere institutionele bevolking woont in een verzorgings- of verpleeghuis. Op elke leeftijd daalt al langere tijd het aandeel mannen en vrouwen dat in een dergelijke instelling is gehuisvest (grafiek 14). Zo halveerde tussen 1995 en 2010 het aandeel van de 90-jarige mannen dat in een verzorgings- of verpleeghuis woont, en daalde het aandeel onder 90-jarige vrouwen van bijna de helft naar minder dan een derde. In 2010 woonde 2,4 procent van alle mannen van 65 jaar of ouder in een verzorgings- of ver- pleeghuis, tegen 6,0 procent van alle vrouwen van deze leeftijd. Ook in absolute zin waren vrouwen sterk in de meerderheid (ruim 86 duizend vrouwen tegen ruim 26 dui- zend mannen).
  +
Mannen die in een verzorgings- of verpleeghuis wonen zijn gemiddeld jonger dan vrouwen. In 2010 was de gemiddelde leeftijd van 65-plussers in een dergelijke instelling 83,5 jaar voor mannen, tegen 86,3 jaar voor vrouwen. Bovendien is
  +
14. Aandeel van de bevolking woonachtig in verzorgings- of verpleeghuis
  +
de leeftijd bij vrouwen in de loop der tijd geleidelijk opge- lopen, terwijl deze bij mannen vrijwel constant is gebleven.
  +
De oververtegenwoordiging van vrouwen is niet alleen een logisch gevolg van het feit dat vrouwen langer leven dan mannen en op hogere leeftijden dus ook talrijker zijn. Zeker in oudere echtparen is nog vaak sprake van een asymme- trische zorgrelatie: mannen zijn doorgaans afhankelijker van hun vrouw dan vrouwen van hun man. Zolang beide partners leven, zullen mannen die verzorging nodig hebben deze verzorging vaak bij hun vrouw vinden. Daar komt uiter- aard bij dat mannen vaak als eerste van het paar overlijden. Het gevolg hiervan is dat oudere mannen op hogere leeftijd veel vaker een partner hebben dan oudere vrouwen. Zo wonen ruim zeven op de tien 80-jarige mannen samen, tegen slechts ruim drie op de tien 80-jarige vrouwen (gra- fiek 15).
  +
15. Aandeel 65-plussers dat samenwoont
  +
%
  +
90 80 70 60 50 40 30 20 10
  +
0
  +
65 70 75
  +
Mannen, 1995 Mannen, 2010
  +
80 85
  +
Vrouwen, 1995 Vrouwen, 2010
  +
90 95 of ouder
  +
leeftijd
  +
16. Aandeel 65-plussers dat alleenwoont
  +
%
  +
70 60 50 40 30 20 10
  +
0
  +
65 70 75
  +
Mannen, 1995 Mannen, 2010
  +
80 85
  +
Vrouwen, 1995 Vrouwen, 2010
  +
90 95 of ouder
  +
leeftijd
  +
%
  +
70 60 50 40 30 20 10
  +
0
  +
65 70 75
  +
Mannen, 1995 Mannen, 2010
  +
80 85
  +
Vrouwen, 1995 Vrouwen, 2010
  +
90 95 of ouder
  +
leeftijd
  +
Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011
  +
23
  +
  +
Alleenstaande vrouwen blijven gemiddeld langer alleen- wonen dan alleenstaande mannen. Uit grafiek 16 blijkt dat vooral vrouwen ook langer alleen blijven wonen dan in het verleden. Het hoogste aandeel alleenwonende vrouwen werd in 2010 gemeten onder de 85-jarigen (62 procent), waar dit in 1995 nog voor de 81-jarigen gold (56 procent). Door hun gestegen overlevingskansen komen op hoge leef- tijd mannen nu ook iets vaker alleen te staan dan in het verleden. Bij vrouwen vertaalt zich dit juist in een gedaald aandeel alleenstaanden, tot ongeveer 80-jarige leeftijd.
  +
8. Op verkleuring volgt vergrijzing
  +
De vergrijzing van Nederland wordt geremd door de aan- wezigheid van niet-westerse allochtonen. Op 1 januari 2010 was de gemiddelde leeftijd van niet-westerse allochtonen 29,8 jaar (eerste en tweede generatie tezamen), tegen 41,4 jaar voor autochtonen. De gemiddelde leeftijd van alle inwoners van Nederland was 40,1 jaar. Ondanks dit forse leeftijdsverschil is het effect van de aanwezigheid van niet- westerse allochtonen op de gemiddelde leeftijd van de inwoners van Nederland dus bescheiden. Dit geldt, in iets mindere mate, ook voor hun effect op het aandeel ouderen in de bevolking. In 2010 was 15,3 procent van alle inwoners 65 jaar of ouder, tegen 16,8 procent van de autochtonen. Westerse allochtonen zijn door hun veel langere migratie- geschiedenis en lagere vruchtbaarheid met 42,1 jaar juist iets ouder dan autochtonen, en hebben dus geen neer- waartse invloed op de vergrijzing. Binnen deze hoofdgroep zijn vooral de allochtonen van Duitse herkomst boven- gemiddeld grijs: in 2010 was bijna een derde van hen 65 jaar of ouder.
  +
Vooralsnog heeft de aanwezigheid van niet-westerse al- lochtonen veel meer effect op de grijze druk dan op het aan- tal 65-plussers (Stoeldraijer en Garssen, 2011). Momenteel is nog maar 4 procent van de niet-westerse allochtonen 65 jaar of ouder, en vormen ze slechts 3 procent van alle 65-plussers. Niettemin hebben de eerste gastarbeiders van weleer hun 65e verjaardag inmiddels achter de rug en beginnen ze dus bij te dragen aan de vergrijzing. Dit is duidelijk zichtbaar aan de ontwikkeling van het aandeel 65-plussers onder Turkse en Marokkaanse mannen. Lange tijd kwamen er nauwelijks 65-plussers voor in deze groepen, maar sinds het begin van de jaren negentig is sprake van een relatief snelle toename. Momenteel is bijna 6 procent van de Marokkaanse mannen en bijna 5 procent van de Turkse mannen 65 jaar of ouder (grafiek 17a). Ook onder Surinaamse en Antilliaanse mannen neemt de vergrijzing toe, zij het geleidelijker vanwege hun langere migratie- geschiedenis. De cijfers in grafiek 17 zijn tot en met 1995 geschat, hetgeen heeft geleid tot een knik in de grafiek voor Antillianen in 1995.
  +
Bij niet-westerse vrouwen is eveneens sprake van vergrij- zing, maar binnen de herkomstgroepen bestaan in dit opzicht soms opvallende verschillen. Zo zijn er onder Surinamers en Antillianen naar verhouding meer oudere vrouwen dan mannen, vooral omdat Surinaamse en Antil- liaanse vrouwen vaak met een autochtone man zijn getrouwd (en daarvoor naar Nederland zijn gekomen, dan
  +
wel in Nederland zijn gebleven). Huwelijksmigratie komt, vooral in recente decennia, ook veel voor onder Turken en Marokkanen. In deze groepen vinden huwelijken echter hoofdzakelijk binnen de eigen herkomstgroep plaats. Mede doordat deze vrouwen soms beduidend jonger zijn dan hun man, zijn de vrouwen in deze groepen minder sterk ver- grijsd dan de mannen (grafiek 17b).
  +
17. Aandeel 65-plussers, niet-westerse herkomstgroepen
  +
%
  +
7 6 5 4 3 2 1
  +
0
  +
1980 1985
  +
Mannen
  +
%
  +
7 6 5 4 3 2 1
  +
0 1980
  +
1985
  +
2000 2005 2010
  +
Suriname Turkije
  +
1990 1995
  +
Vrouwen
  +
1990 1995
  +
2000 2005 2010
  +
Niet-westers totaal Marokko
  +
Ned. Antillen
  +
24
  +
Centraal Bureau voor de Statistiek
  +
Omdat er nog maar weinig zeer oude niet-westerse alloch- tonen zijn, kan nog niet veel meer dan een indicatie worden gegeven van de mate waarin zij gebruik (zullen) maken van institutionele zorg. Op basis van gegevens voor de leef- tijden van 65 tot 75 jaar komt al wel het beeld naar voren dat de verschillen tussen de niet-westerse herkomstgroepen nog groter zijn dan die tussen allochtonen en autochtonen. Zo wonen onder deze jongere ouderen relatief veel Surina- mers en Antillianen in een instelling, terwijl dit zeldzaam is bij Turken en Marokkanen. Autochtonen nemen in dit opzicht een tussenpositie in. In het algemeen zou men onder niet-westerse allochtonen een naar verhouding hogere mate van institutionalisering mogen verwachten. Niet-westerse ouderen hebben over het geheel genomen immers een slechtere gezondheid dan autochtone ouderen (Schellingerhout, 2004).
  +
Deze verschillen in leefsituatie hangen, behalve met ge- zondheid, ongetwijfeld ook samen met de verschillen in leefsituatie die ook al op jongere leeftijden bestaan. Op alle leeftijden zijn Surinaamse en Antilliaanse vrouwen relatief vaak alleenstaand. Op 65–69-jarige leeftijd geldt dit al voor
  +
  +
ruim de helft. Van de autochtone vrouwen van deze leeftijd is ruim een kwart alleenstaand. Onder Turkse en Marok- kaanse vrouwen is dit aandeel nog iets kleiner. Surinaamse en Antilliaanse vrouwen wonen dan ook beduidend minder vaak gehuwd samen dan Turkse en Marokkaanse vrouwen.
  +
Opvallend groot zijn de verschillen met betrekking tot de huishoudenspositie ‘overig’, waarmee een samenwoonver- band wordt bedoeld met anderen dan een partner of kind(eren). Bij alle niet-westerse herkomstgroepen komt deze positie veel vaker voor dan bij autochtonen. Van de autochtone 65–69-jarige vrouwen maakt maar 1,3 procent deel uit van een dergelijke samenlevingsvorm, tegen 8,1 procent van de Marokkaanse vrouwen en 15,1 procent van de Turkse vrouwen. Deze cijfers suggereren dat vooral oudere Turkse en Marokkaanse vrouwen, wellicht ondanks grotere gezondheidsproblemen, minder vaak gebruik zullen maken van institutionele huisvesting dan autochtone vrouwen.
  +
9. Een grijzere toekomst door babyboomers en allochtonen
  +
De vergrijzing van Nederland zal in de komende jaren ver- sneld doorzetten. Het jaar 2011 vormt daarbij een mijlpaal: in dat jaar zullen de eersten van de omvangrijke naoorlogse geboortegolf de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. In maar vijf jaar tijd zullen er een half miljoen 65-plussers bijkomen, twee keer zoveel als in de voorgaande vijf jaar. Op het hoogtepunt van de vergrijzing, in 2039, telt Nederland 4,6 miljoen inwoners van 65 jaar of ouder (grafiek 18).
  +
Niet alleen komen er meer ouderen bij, maar die ouderen worden ook steeds ouder. Een halve eeuw geleden was maar een op de 74 inwoners 80 jaar of ouder, nu is dit een op de 25. Omstreeks 2050 zijn maar liefst 1,8 miljoen inwoners 80-plusser en behoort daarmee één op de tien mensen tot de groep die we nu tot de alleroudsten rekenen. Vooral de groei van deze groep zal gevolgen hebben voor
  +
18. Aantal 65-plussers, prognose
  +
de zorgvraag en de behoefte aan voorzieningen voor oude- ren. Van belang daarbij is verder dat ouderen in de toe- komst vaker dan nu geen nakomelingen zullen hebben. Zo zal het aandeel kinderloze vrouwen van 65 jaar naar ver- wachting stijgen van 11 procent (2009) naar 20 procent in 2050 (Van Duin, 2009).
  +
Op het hoogtepunt van de vergrijzing zal de demografische druk – de verhouding tussen het aantal jongeren plus oude- ren en de potentiële beroepsbevolking – ongeveer even groot zijn als begin jaren zestig van de vorige eeuw. De leef- tijdssamenstelling van het niet-werkzame deel van de bevolking is dan echter wel heel anders dan in het verleden. In 2040 zal ruim de helft van de demografische druk worden veroorzaakt door ouderen. Een halve eeuw geleden was dit nog maar een vijfde (Van Duin en Garssen, 2011).
  +
Volgens de nieuwe prognose neemt bij mannen de (perio- de-)levensverwachting op de 65e verjaardag tussen nu en 2060 met 3,9 jaar toe, van 17,8 naar 21,7 jaar (grafiek 19). Bij vrouwen bedraagt deze toename 3,2 jaar, van 20,9 naar 24,2 jaar. Het verschil in de levensverwachting op deze leef- tijd neemt geleidelijk verder af, tot ongeveer 2,5 jaar in 2060. De nu nog zeer scheve geslachtsverhoudingen zullen, vanaf ongeveer 70-jarige leeftijd, geleidelijk minder scheef worden. Zo neemt in de leeftijdsgroep 80–84 jaar het aantal mannen per honderd vrouwen toe van 63 nu naar 85 in 2060. Onder de 95-plussers loopt deze sex ratio op van 21 naar 47.
  +
19. Resterende levensverwachting op 65e verjaardag, prognose
  +
Jaren
  +
26 24 22 20 18 16 14 12
  +
’00 ’05 ’10 ’15 ’20 ’25 ’30 ’35 ’40 ’45 ’50 ’55 ’60
  +
Mannen Vrouwen
  +
5 x mln
  +
4.5 4
  +
3.5 3
  +
2.5 2
  +
1.5 1 0.5
  +
0
  +
'00 '05 '10 '15 '20 '25 '30 '35 '40 '45 '50 '55 '60
  +
65–79 jaar 80 jaar of ouder
  +
Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011
  +
25
  +
Niet-westerse allochtonen zijn nog schaars onder de 65-plussers, maar in de komende decennia zal dit snel ver- anderen. Nu is slechts 4 procent van de niet-westerse allochtonen 65 jaar of ouder. Volgens de meest recente prognose is dit in 2020 ruim 6 procent en in 2060 zelfs 22 procent. Tegen die tijd is de niet-westerse bevolking naar verwachting sterker vergrijsd dan de huidige autochtone bevolking (Stoeldraijer en Garssen, 2011). In 2060 is 26 pro- cent van de autochtone bevolking 65 jaar of ouder. De ‘traditionele’ niet-westerse herkomstgroepen, uitgezonderd
  +
  +
de Antillianen, zijn over een halve eeuw zelfs nog grijzer: van de Turken is dan 29 procent 65-plus, van de Marokka- nen 27 procent en van de Surinamers 35 procent.
  +
In relatieve zin is sprake van een zeer sterke groei van het aantal oudere niet-westerse allochtonen. De totale groep groeit tussen nu en 2060 van 78 duizend naar 708 duizend. Turkse en Marokkaanse 65-plussers vormen dan de groot- ste groepen, met respectievelijk 145 en 138 duizend. Nu zijn het er nog bijna 18 en 17 duizend. De Surinaamse ouderen, die met 21 duizend nu nog de grootste afzonder- lijke groep vormen, groeijen naar verhouding iets minder snel, tot 129 duizend in 2060.
  +
Ondanks deze snelle vergrijzing van de niet-westers alloch- tone bevolkingscomponent zal ook in de toekomst de populatie 65-plussers voor het overgrote deel uit autoch- tonen bestaan (grafiek 20). In 2060 is naar verwachting 73 procent van alle ouderen autochtoon. Nu is dat nog 87 procent.
  +
20. Aantal 65-plussers naar herkomstgroep, prognose
  +
telde ons land 1743 eeuwelingen. Daarmee was op dat moment één op bijna 10 duizend inwoners 100 jaar of ouder. Uit een vooruitberekening blijkt dat dit aantal medio deze eeuw bijna 14 duizend kan bedragen (grafiek 21). In deze groep zal het aandeel van mannen sterk zijn toege- nomen, van bijna een zesde in 2010 naar bijna een derde in 2050. Tegen die tijd is naar verwachting ongeveer één op de circa 1250 inwoners een eeuweling (Garssen en Harmsen, 2010). De (niet onomstreden) verwachting dat de meerderheid van de kinderen die na 2000 in de westerse wereld zijn geboren de 100-jarige leeftijd zullen bereiken (Christensen et al., 2009), lijkt op basis van de CBS-progno- se (die niet verder gaat dan 2060) niet erg waarschijnlijk. Weliswaar is de cohort-levensverwachting iets hoger dan de gepubliceerde cijfers voor de periode-levensverwach- ting, maar niet zodanig dat honderdplussers tegen het eind van deze eeuw niet langer betrekkelijk zeldzaam zullen zijn.
  +
21. Aantal 100-plussers (vooruitberekening)
  +
16 x mln
  +
14 12 10
  +
8
  +
6
  +
4
  +
2
  +
0
  +
'00 '05 '10 '15 '20 '25 '30 '35 '40 '45 '50 '55 '60
  +
Vrouwen Mannen
  +
5 x mln
  +
4.5 4 3.5 3 2.5 2 1.5 1 0.5 0
  +
'00 '05 '10 '15 '20 '25 '30 '35 '40 '45 '50 '55 '60
  +
Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Autochtonen
  +
De totale groep ouderen zal, volgens de CBS-huishouden- sprognose, in de toekomst vaker alleenwonen dan momen- teel het geval is. Onder de jongere ouderen, tot bijna 80-ja- rige leeftijd, neemt het aandeel alleenstaanden toe, maar onder de (kleinere groep) alleroudsten juist af. De toename onder de jongere ouderen is vooral het gevolg van de toe- nemende instabiliteit van relaties. De alleroudsten daaren- tegen zullen wat vaker samenwonen, onder invloed van een stijgende levensverwachting (Van Duin en Loozen, 2009). De toename van het aantal alleenstaande ouderen geldt vooral voor mannen, omdat zij hun vrouw steeds vaker zullen overleven. Tussen nu en 2050 neemt het aandeel alleenstaande mannen van 65 jaar of ouder toe van 19 naar 31 procent. Ook bij vrouwen vindt een toename plaats, van 32 naar 39 procent.
  +
Ondanks de forse aanstaande vergrijzing en stijgende levensverwachting zullen mensen van 100 jaar of ouder ook in de komende decennia schaars blijven. Op 1 januari 2010
  +
Literatuur
  +
Bonneux, L., 2008, Tandje bijschakelen. Levensverwach- ting Nederlanders blijft achter. In: Nimwegen, N. van, J. van Everdingen, J. Geraedts en M. Evenblij (red.), Over bevol- king. Demografische ontwikkelingen in Nederland en daar- buiten, blz. 39–47. Cahier Bio-Wetenschappen en Maat- schappij 27(3). Stichting BWM, Den Haag.
  +
Boyle, P., A. d’Onofrio, P. Maisonneuve, G. Severi, C. Robertson, M. Tubiana en U. Veronesi, 2003, Measuring progress against cancer in Europe: Has the 15% decline targeted for 2000 come about? Annals of Oncology 14(8), blz. 1312–1325.
  +
Bruggink, J.-W., 2009, Ontwikkelingen in (gezonde) levens- verwachting naar opleidingsniveau. Bevolkingstrends 57(4), blz. 72–75.
  +
Christensen, K., G. Doblhammer, R. Rau en J.W. Vaupel, 2009, Ageing populations: The challenges ahead. The Lancet 374, blz. 1196–1208.
  +
26
  +
Centraal Bureau voor de Statistiek
  +
  +
Duin, C. van, 2009, In 2050 meer hoogbejaarden zonder nakomelingen. CBS-Webmagazine, 1 april 2009.
  +
Duin, C. van, en S. Loozen, 2009, Huishoudensprognose 2008–2050: uitkomsten. Bevolkingstrends 57(3), blz. 14– 19.
  +
Duin, C. van, en J. Garssen, 2010, Werkelijke levensduur hoger dan levensverwachting. CBS-Webmagazine, 17 de- cember 2010.
  +
Duin, C. van, en J. Garssen, 2011 Bevolkingsprognose 2010–2060: sterkere vergrijzing, langere levensduur. Bevolkingstrends 59(1), blz. 16–23.
  +
European Commission, 2011, Demography Report 2010. Commission Staff Working Document. EC/Eurostat, Brussel/Luxemburg.
  +
Garssen, J., 2005, De toekomst van onze levensverwacht- ing. Bevolkingstrends 53(3), blz. 26–56.
  +
Garssen, J. en J. Hoogenboezem, 2005, Achtergronden van recente ontwikkelingen in de Nederlandse sterfte. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 149(46), blz. 2554–60.
  +
Garssen, J., J. Kardaun en I. Deerenberg, 2006, Enkele ontwikkelingen in de doodsoorzaken sinds 1950. In: Hilten O. van, en A. Mares (red.), Gezondheid en Zorg in Cijfers, blz. 53–69. CBS, Voorburg/Heerlen.
  +
Garssen, J. en J. Hoogenboezem, 2007, Aantal sterfgeval- len blijft dalen. CBS-Webmagazine, 10 september 2007.
  +
Garssen, J. en C. Harmsen, 2010, Meer mannen worden 100. CBS-Webmagazine, 15 september 2010.
  +
Hoogenboezem, J. en J. Garssen, 2009, Kanker nu doodsoorzaak nummer één (Cancer number one cause of death in 2008). CBS-Webmagazine, 4 februari 2009.
  +
Jong, A. de, en C. van Duin, 2010, Regionale prognose 2009–2040: vergrijzing en omslag van groei naar krimp. PBL/CBS, Bilthoven/Den Haag.
  +
Kardal, M., B. Lodder en J. Garssen, 2009, Levensver- wachting stijgt, maar verschil tussen laag- en hoog- opgeleiden blijft groot. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 153(49), blz. 2384–2388.
  +
Knoops, K. en M. van den Brakel, 2010, Rijke mensen leven lang en gezond. Inkomensgerelateerde verschillen in gezonde levensverwachting. TSG Tijdschrift voor Gezond- heidswetenschappen 88(1), blz. 17–24.
  +
Mackenbach, J. en J. Garssen, 2011, Renewed progress in life expectancy: The case of the Netherlands. In: Crimmins, E.M., S.H. Preston en B. Cohen (eds.), International differences in mortality at older ages: Dimensions and sources, blz. 369–384. National Academies Press, Washington DC.
  +
Nicolaas, H. en M. Alders, 2007, Bevolking krimpt in helft van gemeenten. CBS-Webmagazine, 26 maart 2007.
  +
Schellingerhout, R., 2004, Gezondheid en welzijn van allochtone ouderen. SCP, Den Haag.
  +
Shkolnikov, V. en N. Alexander, 1997, The anti-alcohol campaign and variations in Russian mortality. In: Bobadilla, J.L., C.A. Costello en F. Mitchell (eds.), Premature death in the New Independent States, blz. 239–261. National Academy Press, Washington DC.
  +
Stoeldraijer, L. en J. Garssen, 2011, Prognose van de
  +
Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011
  +
27
  +
bevolking naar herkomst, strends 59(1), blz. 24–31.
  +
2010–2060. Bevolking-
  +
  +
Onderbevolking
  +
In de jaren tachtig gold kinderbijslag als `fokpremie' en werd het krijgen van kinderen beschouwd als een begrotelijke privé-hobby, te vergelijken met het bezit van een klassieke sportwagen. Die tijd is definitief voorbij. Nu de Nederlandse bevolking de 16 miljoen is gepasseerd, dreigt de groei door geboorten tot beneden het dieptepunt uit de jaren tachtig te dalen. De gemiddelde vruchtbaarheid van vrouwen is inmiddels gedaald tot beneden 1,7 kind, terwijl voor het op peil houden van de bevolking meer dan 2 kinderen per vrouw zijn vereist.
  +
22 juli 2005
  +
  +
Die daling is niet uniek Nederlands. In veel Europese landen wordt nog minder gebaard, met vrijwel alle Oost-Europese landen, Duitsland (1,38 kind per vrouw), Griekenland (1,32) en Italië (1,27) als dieptepunten.
  +
  +
De achteruitgang van het aantal geboorten is niet alleen nadelig. Nederland is al een van de volste landen ter wereld. Het is woekeren met de ruimte en een flinke bevolkingsgroei zou het nog erger maken. Dankzij het geringe aantal jongeren neemt ondanks de lange recessie de jeugdwerkloosheid weer af. Vooral immigranten van de eerste en tweede generatie krijgen kinderen. Met het stichten van een gezin kunnen immigranten definitief wortel schieten in hun nieuwe land. Doordat jongeren schaars zijn, hebben die allochtone kinderen grotere kans op een baan. In een land met weinig jongeren daalt de criminaliteit.
  +
  +
Toch geeft de dalende jeugdwerkloosheid ook te denken. Als de economie weer aantrekt, wordt het een arbeidstekort. Omdat te weinig jongeren meebetalen, stijgen nu al de AOW-premies. Het langer doorwerken van ouderen biedt dan beperkt soelaas. Jongeren geven de economie dynamiek en innovatief vermogen.
  +
  +
Immigratie biedt geen compensatie voor de geboortestaking, omdat de gemiddelde immigrant nauwelijks jonger is dan de gemiddelde autochtoon. Voor een evenwichtige bevolkingsopbouw is het ongunstig de voortplanting voor een groot deel aan immigranten over te laten. Het lage kindertal van hoogopgeleiden baart zorgen omdat juist zij – ondanks de matig gefinancierde Nederlandse onderwijsvoorzieningen – voor een goede opleiding van hun kinderen proberen te zorgen.
  +
  +
Het is winst dat het kabinet erkent dat kinderen geen privé-hobby zijn en de hele samenleving aangaan. Kinderen beperken de pensioenpremie van degenen die geen kinderen hebben. Toch blijft het in Nederland moeilijk om eigen kinderen te combineren met een loopbaan. Vooral moeders houden het niet vol en haken geheel of gedeeltelijk af. Het kabinet versterkt die trend door in te zetten op betaald of gespaard verlof. Maar het gaat er juist om dat ouders van jonge kinderen net als ieder ander kunnen doorwerken. Dat wordt door ongunstige school- en vakantietijden en een ingewikkelde kinderopvangregeling veel moeilijker gemaakt dan elders in Europa. Juist als kinderen en arbeidskrachten schaars worden, moeten ouders meer buitenshuis kunnen worden ingezet. Kinder- en jongerenopvang is een tweesnijdend zwaard tegen de effecten van vergrijzing.
  +
  +
Bevolking van Nederland
  +
  +
Bevolkingsgroei Nederland 1900 t/m 2006 (gebaseerd op gegevens van het CBS)
  +
  +
Bevolkingsdichtheid per gemeente en buurtniveau in 2007 (bron: CBS)
  +
Nederland telt in 2017 17 miljoen inwoners. De bevolking is in de laatste anderhalve eeuw meer dan vervijfvoudigd.
  +
  +
1rightarrow blue.svg Zie ook: Nederland#Bevolking
  +
Het bevolkingsaantal zal volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) toenemen tot 17,8 miljoen in het jaar 2040 en 17,9 miljoen in 2060. Het tempo van de groei neemt af, aldus het CBS. Vooral een lager aantal immigranten is daar de oorzaak van. In 2002 is bovendien het aantal asielverzoeken afgenomen tot ongeveer de helft van het jaar daarvoor. Niet al deze asielzoekers worden overigens als immigrant geregistreerd.
  +
  +
Door vergrijzing zal het aantal sterfgevallen toenemen. Dat gaat een steeds grotere rol spelen in de afname van de bevolkingsgroei. Het aantal geboortes blijft in de prognoses van het CBS vrijwel gelijk.
  +
  +
Inhoud
  +
Bevolkingsontwikkeling vanaf 1900[1] Bewerken
  +
  +
Jaar[2] Gemiddelde bevolking
  +
(x 1000) Levend-
  +
geborenen
  +
(x 1000) Sterf-
  +
gevallen
  +
(x 1000) Geboorte-
  +
overschot
  +
(x 1000) Immigratie
  +
(x 1000) Emigratie
  +
(x 1000)[3] Migratie-
  +
saldo
  +
(x 1000) Bevolkings-
  +
groei
  +
(x 1000) Geboorte-
  +
overschot
  +
(%) Migratie-
  +
saldo
  +
(%) Bevolkings-
  +
groei
  +
(%)[4]
  +
1900 5104 163 92 71 28 25 3 75 1,4 0,1 1,5
  +
1901 5163 168 90 78 26 23 3 84 1,5 0,1 1,6
  +
1902 5233 169 86 82 25 25 0 84 1,6 0,0 1,6
  +
1903 5307 170 84 86 26 32 -7 84 1,6 -0,1 1,6
  +
1904 5384 171 87 84 24 30 -7 79 1,6 -0,1 1,5
  +
1905 5460 171 85 86 25 30 -5 82 1,6 -0,1 1,5
  +
1906 5537 171 83 88 26 34 -8 81 1,6 -0,1 1,5
  +
1907 5616 172 83 88 27 41 -14 75 1,5 -0,2 1,3
  +
1908 5696 172 87 85 30 38 -8 78 1,5 -0,1 1,4
  +
1909 5772 171 80 90 32 49 -17 33 1,6 -0,3 0,6
  +
1910 5858 169 80 89 35 35 0 87 1,5 0,0 1,5
  +
1911 5951 167 87 80 36 39 -3 77 1,3 -0,1 1,3
  +
1912 6033 170 75 96 36 41 -4 92 1,6 -0,1 1,5
  +
1913 6133 174 76 98 40 40 0 98 1,6 0,0 1,6
  +
1914 6235 177 78 99 56 30 26 127 1,6 0,4 2,0
  +
1915 6340 167 80 88 38 17 21 110 1,4 0,3 1,7
  +
1916 6433 173 84 89 57 11 45 134 1,4 0,7 2,1
  +
1917 6527 173 87 86 60 9 51 142 1,3 0,8 2,2
  +
1918 6618 168 115 52 23 24 -2 54 0,7 0,0 0,8
  +
1919 6675 164 90 75 32 54 -22 53 1,1 -0,3 0,8
  +
1920 6754 193 82 111 42 63 -21 34 1,6 -0,3 0,5
  +
1921 6865 190 77 113 30 35 -5 112 1,6 -0,1 1,6
  +
1922 6978 182 80 102 43 34 9 110 1,4 0,1 1,6
  +
1923 7081 186 71 115 51 40 11 126 1,6 0,2 1,8
  +
1924 7196 182 71 111 41 50 -9 102 1,5 -0,1 1,4
  +
1925 7308 179 72 106 38 44 -5 101 1,4 -0,1 1,4
  +
1926 7416 177 73 104 48 42 6 110 1,4 0,1 1,5
  +
1927 7522 175 78 97 47 45 2 99 1,3 0,0 1,3
  +
1928 7621 179 74 105 49 48 0 105 1,4 0,0 1,4
  +
1929 7728 177 83 94 58 50 8 102 1,2 0,1 1,3
  +
1930 7825 182 72 111 67 57 10 103 1,4 0,1 1,3
  +
1931 7936 177 77 100 65 37 28 126 1,3 0,4 1,6
  +
1932 8062 179 73 105 56 39 17 122 1,3 0,2 1,5
  +
1933 8183 171 72 99 50 42 8 107 1,2 0,1 1,3
  +
1934 8290 172 70 102 44 44 -1 102 1,2 0,0 1,2
  +
1935 8392 170 74 97 34 48 -14 82 1,2 -0,2 1,0
  +
1936 8475 172 74 98 33 48 -16 82 1,2 -0,2 1,0
  +
1937 8557 170 76 95 34 45 -12 83 1,1 -0,1 1,0
  +
1938 8640 178 74 104 33 48 -15 89 1,2 -0,2 1,0
  +
1939 8729 181 76 105 50 51 -1 105 1,2 0,0 1,2
  +
1940 8834 185 88 97 20 26 -7 89 1,1 -0,1 1,0
  +
1941 8923 182 90 92 11 17 -7 84 1,0 -0,1 0,9
  +
1942 9008 190 86 104 8 43 -34 69 1,2 -0,4 0,8
  +
1943 9076 209 91 118 9 71 -62 52 1,3 -0,7 0,6
  +
1944 9129 220 108 112 5 24 -19 92 1,2 -0,2 1,0
  +
1945 9220 210 141 68 29 16 13 84 0,7 0,1 0,9
  +
1946 9304 284 80 204 107 67 41 238 2,2 0,4 2,6
  +
1947 9543 267 78 190 54 66 -11 173 2,0 -0,1 1,8
  +
1948 9716 248 72 175 46 66 -20 169 1,8 -0,2 1,7
  +
1949 9884 236 81 155 36 58 -22 142 1,6 -0,2 1,4
  +
1950 10027 230 76 154 71 51 20 174 1,5 0,2 1,7
  +
1951 10200 228 78 151 45 67 -22 128 1,5 -0,2 1,3
  +
1952 10328 232 76 156 34 81 -48 107 1,5 -0,5 1,0
  +
1953 10436 228 81 147 35 67 -32 115 1,4 -0,3 1,1
  +
1954 10551 228 80 149 42 61 -19 129 1,4 -0,2 1,2
  +
1955 10680 229 82 148 52 57 -5 142 1,4 0,0 1,3
  +
1956 10822 231 85 147 52 63 -11 135 1,4 -0,1 1,2
  +
1957 10957 234 83 151 50 63 -13 139 1,4 -0,1 1,3
  +
1958 11096 237 84 152 68 56 12 182 1,4 0,1 1,6
  +
1959 11278 243 86 156 37 54 -17 139 1,4 -0,2 1,2
  +
1960 11417 239 88 151 45 58 -13 139 1,3 -0,1 1,2
  +
1961 11556 247 88 159 55 49 6 165 1,4 0,1 1,4
  +
1962 11721 246 94 152 66 49 17 169 1,3 0,1 1,4
  +
1963 11890 250 96 154 55 47 8 152 1,3 0,1 1,3
  +
1964 12042 251 93 157 67 53 14 170 1,3 0,1 1,4
  +
1965 12212 245 98 147 77 58 19 165 1,2 0,2 1,4
  +
1966 12377 240 101 139 82 62 20 158 1,1 0,2 1,3
  +
1967 12535 239 100 139 56 67 -12 126 1,1 -0,1 1,0
  +
1968 12661 237 105 132 64 58 6 137 1,0 0,0 1,1
  +
1969 12798 248 108 140 76 56 20 159 1,1 0,2 1,2
  +
1970 12958 239 110 129 91 57 33 162 1,0 0,3 1,3
  +
1971 13119 227 110 117 95 62 33 150 0,9 0,3 1,1
  +
1972 13270 214 114 101 81 62 19 118 0,8 0,1 0,9
  +
1973 13388 195 111 84 85 64 21 103 0,6 0,2 0,8
  +
1974 13491 186 109 77 94 61 33 108 0,6 0,2 0,8
  +
1975 13599 178 114 64 127 55 72 134 0,5 0,5 1,0
  +
1976 13734 177 114 63 83 62 21 81 0,5 0,2 0,6
  +
1977 13814 173 110 63 84 61 23 83 0,5 0,2 0,6
  +
1978 13898 176 114 61 89 61 28 88 0,4 0,2 0,6
  +
1979 13986 175 113 62 105 60 45 105 0,5 0,3 0,8
  +
1980 14091 181 114 67 113 59 53 118 0,5 0,4 0,8
  +
1981 14209 179 116 63 80 63 17 77 0,4 0,1 0,5
  +
1982 14286 172 117 55 71 68 3 54 0,4 0,0 0,4
  +
1983 14340 170 118 52 67 61 6 55 0,4 0,0 0,4
  +
1984 14395 174 120 55 67 59 8 59 0,4 0,1 0,4
  +
1985 14454 178 123 55 79 55 24 76 0,4 0,2 0,5
  +
1986 14529 185 125 59 87 55 33 86 0,4 0,2 0,6
  +
1987 14615 187 122 64 96 52 44 100 0,4 0,3 0,7
  +
1988 14715 187 124 62 91 56 35 90 0,4 0,2 0,6
  +
1989 14805 189 129 60 99 60 39 87 0,4 0,3 0,6
  +
1990 14893 198 129 69 117 57 60 118 0,5 0,4 0,8
  +
1991 15010 199 130 69 120 57 63 119 0,5 0,4 0,8
  +
1992 15129 197 130 67 117 59 58 110 0,4 0,4 0,7
  +
1993 15239 196 138 58 119 59 60 102 0,4 0,4 0,7
  +
1994 15342 196 133 62 99 62 37 83 0,4 0,2 0,5
  +
1995 15424 191 136 55 96 63 33 70 0,4 0,2 0,5
  +
1996 15494 190 138 52 109 65 43 73 0,3 0,3 0,5
  +
1997 15567 192 136 57 110 62 48 87 0,4 0,3 0,6
  +
1998 15654 199 137 62 122 60 62 106 0,4 0,4 0,7
  +
1999 15760 200 140 60 119 59 60 104 0,4 0,4 0,7
  +
2000 15864 207 141 66 133 61 72 123 0,4 0,5 0,8
  +
2001 15987 203 140 62 133 63 70 118 0,4 0,4 0,7
  +
2002 16105 202 142 60 121 67 55 87 0,4 0,3 0,5
  +
2003 16193 200 142 58 105 69 36 65 0,4 0,2 0,4
  +
2004 16258 194 137 57 94 75 19 47 0,4 0,1 0,3
  +
2005 16306 188 136 52 92 83 9 29 0,3 0,1 0,2
  +
2006 16334 185 135 50 101 91 10 24 0,3 0,1 0,1
  +
2007 16358 181 133 48 117 91 26 47 0,3 0,2 0,3
  +
2008 16405 185 135 49 144 90 53 80 0,3 0,3 0,5
  +
2009 16486 185 134 51 146 85 61 89 0,3 0,4 0,5
  +
2010 16575 184 136 48 154 91 63 81 0,3 0,4 0,5
  +
2011 16656 180 136 44 163 106 57 75 0,3 0,3 0,5
  +
2012 16730 176 141 35 158 110 48 49 0,2 0,3 0,3
  +
2013 16780 171 141 30 165 117 48 50 0,2 0,3 0,3
  +
2014 16829 175 139 36 183 122 61 71 0,2 0,4 0,4
  +
2015 16901 171 147 23 205 127 78 78 0,1 0,5 0,5
  +
2016 16979 173 149 24 231 127 103 102 0,1 0,6 0,6
  +
2017[5] 17082 82 78 4 100 57 43 35 0,0 0,3 0,2
  +
Leeftijdsopbouw Bewerken
  +
  +
De leeftijdsopbouw is in Nederland in de loop van de jaren gewijzigd. Sinds deze informatie door het CBS wordt bijgehouden, blijkt dat het relatieve aantal jongeren tot 20 jaar de afgelopen eeuw bijna is gehalveerd. Het aantal ouderen boven de 65 jaar is meer dan verdubbeld van 6 tot bijna 15 procent. De oorzaak hiervan is te vinden in de verbeterde hygiënische omstandigheden waaronder mensen leven, samen met een verder ontwikkelde gezondheidszorg. In vergelijking met 1900 is de zuigelingensterfte met 97% afgenomen.[6] De gemiddelde levensverwachting is de laatste 57 jaar toegenomen met 8,5 jaar.[7]
  +
  +
Onderwerpen Perioden 1900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010
  +
Inwoners x 1 000 5104 5858 6754 7825 8834 10027 11417 12958 14091 14893 15864 16405
  +
Mannen x 1 000 2521 2899 3352 3886 4408 4998 5686 6465 6994 7358 7846 8112
  +
Vrouwen x 1 000 2583 2959 3402 3939 4426 5029 5731 6493 7097 7534 8018 8293
  +
< 20 jaar % 44,4 44 42,4 40,3 37,5 37,3 37,9 35,9 31,5 25,7 24,4 24
  +
20 - 45 jaar % 33,9 34,7 35,6 36,6 37,4 35,9 32,9 34 37,2 40,9 37,7 34
  +
45 - 65 jaar % 15,7 15,2 16 17 18,1 19,1 20,2 20 19,8 20,7 24,4 27,3
  +
65 - 80 jaar % 5,3 5,4 5,2 5,3 6,1 6,7 7,6 8,4 9,2 9,9 10,4 11
  +
> 80 jaar % 0,7 0,7 0,8 0,8 0,8 1 1,3 1,7 2,2 2,9 3,2 3,7
  +
Kentallen Bewerken
  +
  +
Percentage bevolkingsgroei: 0,60% (2016)
  +
Netto migratie: 4,64 /1000 (2016)
  +
Onderscheid bevolking naar sekse (2001):
  +
zuigelingen: 1,04 m/v
  +
onder 15 jaar: 1,05 m/v
  +
15-64 jaar: 1,03 m/v
  +
65 jaar en ouder: 0,7 m/v
  +
Totale bevolking: 0,98 m/v (2001)
  +
Zuigelingensterfte: 3,6 sterftes op 1.000 levendgeborenen (2011)
  +
Levensverwachting (2001):
  +
totale bevolking: 78,43 jaar
  +
mannen: 75,55 jaar
  +
vrouwen: 81,44 jaar
  +
Vruchtbaarheidspercentage: 1,77 kinderen/vrouw (2008)
  +
Etnische bevolkingssamenstelling Bewerken
  +
  +
Sinds de jaren 60/70 van de 20e eeuw kent Nederland een forse immigratie. In die jaren kwamen er vooral veel Turken, Marokkanen en Surinamers naar Nederland. Ook wonen er in Nederland veel westerse allochtonen.[8] In 2005 woonden er 3,1 miljoen allochtonen in Nederland. Niet-westerse allochtonen concentreren zich vooral in de grote steden en sinds 2017 vormen bewoners met een immigratie achtergrond een meerderheid in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.[9] Volgens definitie van het CBS valt de groep derde generatie allochtonen onder de groep autochtonen, aangezien beide ouders van deze derde generatie in Nederland geboren zijn: 'Tot de derde generatie behoren personen van wie beide ouders in Nederland geboren zijn, maar van wie ten minste één ouder een migratieachtergrond heeft. Mensen die tot deze generatie behoren, hebben per definitie een Nederlandse achtergrond'. Deze derde generatie allochtonen bestaat uit 859.000 personen. De gegevens in onderstaande tabellen zijn voor 1 januari 2014 door het CBS.[10]
  +
  +
Bevolkingsgroepen Aantal
  +
Allochtoon 3.594.744
  +
Autochtoon 13.234.545
  +
Totaal niet-westerse allochtoon 1.997.584
  +
Totaal westerse allochtoon 1.597.160
  +
Totaal Afrika 612.627
  +
Totaal Amerika 643.290
  +
Totaal Azië 775.520
  +
Totaal Europa (exclusief autochtoon) 1.542.277
  +
Totaal Oceanië 21.030
  +
Europese Unie (exclusief autochtoon) 984.106
  +
Totale bevolking 17.000.260
  +
Land van herkomst Aantal
  +
Afghanistan 43.183
  +
Albanië 1.771
  +
Algerije 7.989
  +
Amerikaans-Samoa 3
  +
Amerikaanse Maagdeneilanden 13
  +
Andorra 15
  +
Angola 8.495
  +
Anguilla 30
  +
Antarctica -
  +
Antigua en Barbuda 46
  +
Argentinië 5.028
  +
Australië 15.377
  +
Bahama's 84
  +
Bahrein 133
  +
Bangladesh 1.737
  +
Barbados 133
  +
België 115.028
  +
Belize 23
  +
Benin 416
  +
Bermuda 42
  +
Bhutan 370
  +
Bolivia 1.110
  +
Botswana 186
  +
Brazilië 20.997
  +
Britse Maagdeneilanden 11
  +
Brits Territorium in de Indische Oceaan 6
  +
Brunei 638
  +
Bulgarije 21.153
  +
Burkina Faso 581
  +
Burundi 3.275
  +
Cambodja 1.080
  +
Canada 14.925
  +
Centraal-Afrikaanse Republiek 75
  +
Chili 5.426
  +
China 64.097
  +
Colombia 14.759
  +
Comoren 27
  +
Congo 1.585
  +
Congo (Democratische Republiek) 8.297
  +
Cookeilanden 17
  +
Costa Rica 899
  +
Cuba 1.999
  +
Cyprus 714
  +
Denemarken 6.092
  +
Djibouti 196
  +
Dominica 111
  +
Dominicaanse Republiek 13.220
  +
Duitsland 368.512
  +
Ecuador 3.028
  +
Egypte 22.205
  +
El Salvador 602
  +
Equatoriaal-Guinea 69
  +
Eritrea 2.595
  +
Ethiopië 12.596
  +
Faeröer 8
  +
Falklandeilanden 5
  +
Fiji 104
  +
Filipijnen 18.627
  +
Finland 4.554
  +
Frankrijk 39.595
  +
Frans-Guyana 765
  +
Frans-Polynesië 17
  +
Gabon 140
  +
Gambia 1.070
  +
Ghana 22.556
  +
Gibraltar 51
  +
Grenada 65
  +
Griekenland 19.217
  +
Groenland 15
  +
Guadeloupe 323
  +
Guam 1
  +
Guatemala 790
  +
Guinee 4.111
  +
Guinee-Bissau 384
  +
Guyana 4.225
  +
Haïti 659
  +
Honduras 624
  +
Hongarije 20.226
  +
Hongkong 18.218
  +
Ierland 8.589
  +
IJsland 538
  +
India 26.932
  +
Indonesië 372.233
  +
Irak 54.159
  +
Iran 36.561
  +
Israël 8.669
  +
Italië 44.105
  +
Ivoorkust 1.832
  +
Jamaica 1.524
  +
Japan 7.334
  +
Jemen 652
  +
Voormalig Joegoslavië 82.290
  +
— Bosnië-Herzegovina 804
  +
— Federale Republiek Joegoslavië
  +
— Joegoslavië 80.001
  +
— Kosovo 20
  +
— Kroatië 252
  +
— Macedonië 157
  +
— Montenegro 8
  +
— Servië 98
  +
— Servië en Montenegro 805
  +
— Slovenië 145
  +
Jordanië 1.566
  +
Kaapverdië 21.714
  +
Kameroen 2.835
  +
Kanaaleilanden 35
  +
Katar 94
  +
Kenia 3.813
  +
Kiribati 4
  +
Koeweit 1.659
  +
Laos 322
  +
Lesotho 111
  +
Libanon 5.493
  +
Liberia 3.086
  +
Libië 1.246
  +
Liechtenstein 6
  +
Luxemburg 1.592
  +
Macau 116
  +
Madagaskar 256
  +
Malawi 396
  +
Maldiven 21
  +
Maleisië 5.356
  +
Mali 316
  +
Malta 540
  +
Man 15
  +
Marokko 374.996
  +
Marshalleilanden 6
  +
Martinique 118
  +
Mauritanië 423
  +
Mauritius 608
  +
Mayotte 7
  +
Mexico 5.254
  +
Micronesië -
  +
Monaco 78
  +
Mongolië 639
  +
Montserrat 10
  +
Mozambique 926
  +
Myanmar 1.282
  +
Namibië 356
  +
Nauru 4
  +
Voormalige Nederlandse Antillen en Aruba 146.855
  +
— Aruba 3.760
  +
— Caribisch Nederland 12
  +
— Curaçao 124
  +
— Sint Maarten 6
  +
— Nederlandse Antillen (oud) 142.953
  +
Nepal 1.794
  +
Nicaragua 659
  +
Nieuw-Caledonië 17
  +
Nieuw-Zeeland 5.187
  +
Niger 380
  +
Nigeria 11.766
  +
Niue -
  +
Noordelijke Marianen -
  +
Noord-Korea 104
  +
Noorwegen 4.328
  +
Norfolk -
  +
Oman 363
  +
Oostenrijk 15.631
  +
Pakistan 20.653
  +
Palau 2
  +
Panama 461
  +
Papoea-Nieuw-Guinea 187
  +
Paraguay 318
  +
Peru 5.830
  +
Pitcairneilanden -
  +
Polen 123.003
  +
Portugal 23.613
  +
Puerto Rico 189
  +
Réunion 66
  +
Roemenië 18.740
  +
Rwanda 1.547
  +
Saint Kitts en Nevis 107
  +
Saint Pierre en Miquelon -
  +
Saint Vincent en de Grenadines 107
  +
Salomonseilanden 29
  +
Samoa 42
  +
San Marino -
  +
Sao Tomé en Principe 276
  +
Saoedi-Arabië 1.962
  +
Senegal 1.765
  +
Seychellen 120
  +
Sierra Leone 5.997
  +
Singapore 4.782
  +
Sint-Helena 8
  +
Sint Lucia 75
  +
Soedan 6.317
  +
Somalië 37.432
  +
Voormalig Sovjet-Unie 72.203
  +
— Armenië 854
  +
— Azerbeidzjan 718
  +
— Estland 1.240
  +
— Georgië 298
  +
— Kazachstan 225
  +
— Kirgizië 72
  +
— Letland 3.642
  +
— Litouwen 5.091
  +
— Moldavië 170
  +
— Oekraïne 1.180
  +
— Oezbekistan 173
  +
— Rusland 2.519
  +
— Rusland (oud) 436
  +
— Sovjet-Unie 55.233
  +
— Tadzjikistan 55
  +
— Turkmenistan 17
  +
— Wit-Rusland 280
  +
Spanje 38.955
  +
Sri Lanka 11.703
  +
Suriname 348.291
  +
Swaziland 112
  +
Syrië 13.744
  +
Taiwan 2.882
  +
Tanzania 2.107
  +
Thailand 18.483
  +
Timor Leste 18
  +
Togo 1.847
  +
Tokelau-eilanden -
  +
Tonga 21
  +
Trinidad en Tobago 946
  +
Tsjaad 145
  +
Voormalig Tsjecho-Slowakije 15.513
  +
— Slowakije 438
  +
— Tsjechië 579
  +
— Tsjecho-Slowakije 14.496
  +
Tunesië 9.103
  +
Turkije 396.414
  +
Turks- en Caicoseilanden 2
  +
Tuvalu 1
  +
Oeganda 1.974
  +
Uruguay 1.117
  +
Vanuatu 10
  +
Vaticaanstad -
  +
Venezuela 5.721
  +
Verenigd Koninkrijk 81.860
  +
Verenigde Arabische Emiraten 666
  +
Verenigde Staten van Amerika 35.736
  +
Verre eilanden van de Verenigde Staten 1
  +
Vietnam 20.603
  +
Wallis en Futuna -
  +
Zambia 1.382
  +
Zimbabwe 1.942
  +
Zuid-Afrika 18.586
  +
Zuid-Korea 6.592
  +
Zuid-Soedan -
  +
Zweden 6.504
  +
Zwitserland 10.789
  +
Religie Bewerken
  +
1rightarrow blue.svg Zie Religie in Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
  +
Volgens de Religieuze Kaart van Nederland van het CBS was dit de verdeling tussen religies in 2015 in Nederland.
  +
  +
CBS.[11]
  +
  +
Religie Percentage
  +
Geen kerkelijke gezindte 50,1%
  +
Rooms-katholiek 23,7%
  +
Nederlands Hervormd 6,5%
  +
Protestants 5,7%
  +
Islam 4,9%
  +
Gereformeerd 3,3%
  +
Hindoeïsme 0,6%
  +
Boeddhisme 0,4%
  +
Jodendom 0,1%
  +
Overige gezindten 4,6%
  +
Talen: Nederlands, Nederlandse Gebarentaal, Fries (Friesland), Papiaments(Bonaire), Engels (Saba en Sint Eustatius) zie ook Talen in Nederland.
  +
Alfabetisme (percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder die kunnen lezen en schrijven) totale bevolking: 99% (schatting 2000)
  +
Nelson Mandela heeft de wereld vergrijst omdat uiteindelijk zijn haar grijs was en omdat hij zo’n voorbeeld was is de hele wereld met hem samen vergrijst.
  +
  +
De definitie van vergrijzing is, of zou moeten zijn: de verhouding tussen het aantal mensen dat ouder is dan een bepaalde leeftijd en het aantal mensen dat jonger is wordt groter. Nederland is — de facto al sinds 1965 — aan het vergrijzen, zoals te zien is op de deze CBS-pagina. (De groep 100-jarigen lijkt extra snel te groeien, maar dat komt omdat in de grafiek alle 100-plussers bij elkaar opgeteld worden. Achter de 100 had een plusje moeten staan.)
  +
  +
Er wordt vaak gesproken van dubbele vergrijzing, waarmee meestal wordt bedoeld dat het aantal ouderen toeneemt en het aantal niet-ouderen afneemt doordat het aantal kinderen daalde/daalt ('ontgroening'). Methodologisch gezien is dat echter onjuist, omdat het slechts gaat om de verhouding. Anders gezegd: een toenemend aantal ouderen is geen probleem als het aantal niet-ouderen evenredig toeneemt. De leeftijdsopbouwgrafiek blijft dan dezelfde vorm houden.
  +
  +
Toch is er sprake van een dubbele vergrijzing, want naast dat de genoemde verhouding ongunstiger is geworden, is ook de levensverwachting toegenomen — tussen 1950 en 2010 met 10 jaar. Beiden hebben invloed op de verhouding tussen het aantal mensen dat ouder is dan bijv. 65 en het aantal mensen dat jonger is.
  +
  +
AOW-vraagstuk
  +
De vergrijzing is uiteraard ook van invloed op het AOW-vraagstuk. Dat hoeft evenwel toch niet te betekenen dat de pensioenleeftijd verhoogd moet worden. Daarbij speelt namelijk de werkgelegenheid ook een rol. Als die wezenlijk te laag is, heeft het weinig zin om de pensioenleeftijd te verhogen. Men krijgt dan slechts een verschuiving van AOW- naar WW- of bijstandsuitkering.
  +
  +
Uit zuiver leeftijdsdemografisch oogpunt gezien zou de pensioenleeftijd wel mee moeten groeien met de levensverwachting, maar bij een wezenlijk te lage werkgelegenheid heeft dat dus geen zin. Hooguit zou het zin hebben om de pensioenleeftijd op individueel-vrijwillige basis facultatief te maken, als bepaalde pensioensgerechtigden niet gemist kunnen worden op de werkvloer.
  +
  +
Men zou dus eerst de werkgelegenheid moeten verhogen. Dat kan door loonmatiging — van in eerste instantie de hogere inkomens en waarbij een behoorlijk bestaansminimum voor de laagste inkomens in acht zou moeten worden genomen — en/of het verlagen van de werkgeverslasten op arbeid.
  +
  +
Het tegenargument dat met loonmatiging ook de binnenlandse besteding omlaag gaat en de economie daarmee in een neerwaartse spiraal terecht komt houdt geen stand. Immers, bij goedkopere arbeid zullen ook de binnenlandse prijzen geremd
  +
  +
worden. Daarentegen zal de Nederlandse concurrentiepositie, en daarmee direct of indirect de werkgelegenheid, verbeteren.
  +
  +
AWBZ-premie
  +
Waar de vergrijzing wel een absolute invloed op heeft is op de hoogte van de AWBZ-premie, waarmee het grootste deel van ouderenzorg betaald wordt. Die premie is in Nederland in het verleden te laag geweest.
  +
  +
Dat komt waarschijnlijk niet door een gebrek aan rekenkundig inzicht, maar door politiek populisme: men won en wint weinig stemmen met de boodschap dat de AWBZ-premie verhoogd moet worden omdat de bevolking op afzienbare termijn gaat vergrijzen. Dat dient echter wel te gebeuren, zelfs met terugwerkende kracht, als men de AWBZ-gefinancierde zorg op peil wil houden.
  +
  +
Pieken en dalen
  +
Wat verder van belang is, is dat de groei van het aantal ouderen niet gelijkmatig verloopt. Als men in de grafiek op de eerstgelinkte pagina het aantal 80-jarigen bekijkt, ziet men dat er rond 2027 en 2050 ook nog twee piekgolven voorbij komen. Dat heeft consequenties voor de ouderenzorg en in het bijzonder voor de verzorgingshuiscapaciteit.
  +
  +
Gezonde levensverwachting
  +
Tot slot is t.a.v. diverse vraagstukken belangrijk te weten dat enerzijds men (ook) steeds langer vrij blijft van beperkingen, en anderzijds het percentage mensen zonder chronische aandoeningen afneemt. Zie daarvoor deze CBS-pagina.
  +
  +
De verklaring voor deze schijnbare tegenstrijdigheid is dat de levensstijl van de mensen slechter wordt (men wordt o.a. steeds dikker) en men daardoor meer chronische aandoeningen krijgt, maar dat de gezondheidszorg de gevolgen van die chronische aandoeningen sterk weet te beperken. (Zie de pagina Preventiebeleid voor hoe met het vraagstuk levensstijl om te gaan.)
  +
  +
  +
  +
  +
Urbanisatie
  +
  +
Verstedelijking of urbanisatie is de geleidelijke uitbreiding van intensief bewoonde gebieden, als gevolg van bevolkingsgroei en veranderingen in het levenspatroon van de bevolking. De mate van verstedelijking wordt uitgedrukt in de urbanisatiegraad. Sinds de 21e eeuw leeft voor het eerst de meerderheid van de wereldbevolking in een stad. De voedselvoorziening wordt daarmee verzorgd door een steeds kleiner deel van de bevolking, wat de kwetsbaarheid van de voedselbevoorrading vergroot. Daarnaast neemt de arbeidsreserve af die in het verleden snelle economische expansies mogelijk maakte. De verhoogde levensstandaard vergroot de ecologische voetafdruk.
  +
  +
Binnenlandse migratie in Nederland
  +
Urbanisatie (tot 1960)
  +
Suburbanisatie (1960-1975)
  +
Desurbanisatie (1975-1980)
  +
Re-urbanisatie (na 1980)
  +
Inhoud
  +
Geschiedenis en oorzaken Bewerken
  +
  +
  +
Geürbaniseerd deel van de bevolking per land, 2006.
  +
  +
Percentages stads- en plattelandsbewoners op de gehele wereldbevolking.
  +
Hoewel er ook in het verre verleden al zeer grote steden bestonden - zoals Rome anno 100 n.C. met 650.000 inwoners - kon pas ten tijde van de industriële revolutie de grote groei van de steden beginnen. Betere landbouwtechnieken lieten toe met kleinere mankracht grotere opbrengsten te realiseren, waardoor meerdere mensen buiten landbouw tewerkgesteld konden worden. Dankzij ontwikkelingen binnen het domein van vervoer werden de steden minder afhankelijk van hun directe omgeving, want het voedsel voor het groeiende aantal stedelingen kon van grotere afstand aangevoerd worden. Tegelijkertijd eisten fabrieken steeds meer arbeiders. Verstedelijking was dus tegelijkertijd zowel het gevolg als de oorzaak van de industriële revolutie.
  +
  +
Van de totale bevolking leefde rond 1900 zo'n 225 miljoen mensen in steden, 12 tot 15 procent. Tegen 1950 lag dit rond de 30 procent en rond 2000 was dit met een kleine drie miljard mensen bijna de helft. Deels bestond deze groei uit migratie vanaf het platteland, maar sinds de sanitaire revolutie waren steden in staat te groeien door een eigen geboorteoverschot. De levensverwachting in de steden werd in een aantal gevallen ook hoger dan op het platteland, een groot contrast met vroeger tijden. Rond 1750 reduceerde de sterfte in Londen bijvoorbeeld de bevolkingsgroei in het gehele land met de helft.
  +
  +
Deze verstedelijking begon in de westerse wereld. Daar werd het eerste stadium van verstedelijking tegen jaren dertig tot vijftig van de twintigste eeuw voltooid. Het Westen werd gevolgd door de Sovjet-Unie en Latijns-Amerika. In sommige Latijns-Amerikaanse landen is zij bijna voltooid, in andere Latijns-Amerikaanse en Aziatische landen is zijn nog volop op de gang met de nodige krottenwijken tot gevolg waar vroegere boeren in hoop op beter leven komen wonen. In China stimuleerde de overheid het platteland, maar na 1980 vond daar de grootste en snelste verstedelijking ooit plaats. In vele Afrikaanse landen is de verstedelijking nog niet begonnen.
  +
  +
Gevolgen Bewerken
  +
Over de gehele wereld ontstonden steden met soms tientallen miljoenen inwoners. Het leven in de stad vergde andere omgangsvormen dan die in dorpen en had daarmee een grote invloed op alle facetten van het dagelijks leven. In plaats van traditionele plattelandsgezinnen, waar meerdere generaties onder één dak woonden, kwam er een gezin bestaande uit een man, zijn vrouw en hun kinderen. Dat heeft ook in meer individualisme geresulteerd doordat familiebanden losser werden. Persoonlijk vertrouwen kon niet meer aan de basis staan, waarmee een groter beroep werd gedaan op het rechtssysteem, politie en opvoeding. Reacties daarop varieerden van de vorming van straatbendes tot buurtverenigingen. Hoewel op veel van de stadsproblemen nog geen bevredigend antwoord is gevonden, had het stadsleven dusdanig veel voordelen dat het mensen aan bleef trekken. Oorzaken lagen bij werkgelegenheid, onderwijs, gezondheidszorg en uitgaansleven.
  +
  +
Waar kinderen op het platteland nog bij kunnen dragen in het dagelijks onderhoud door bijvoorbeeld het hoeden van dieren, geldt dit in de stad in veel mindere mate, terwijl meisjes in steden meer kans op onderwijs hebben. Dit alles stimuleerde een geboortedaling die zich rond 1970 zo ver had doorgezet in Duitsland en Japan dat het geboortecijfer dermate laag werd dat de bevolking kromp. Na 1980 was dit ook het geval in Rusland en de Oekraïne. Mogelijk worden steden door deze trend opnieuw demografische zwarte gaten, deze keer niet door een hoog sterftecijfer, maar door een laag geboortecijfer.
  +
  +
Suburbanisatie Bewerken
  +
  +
Toch wil het niet zeggen dat de verstedelijking in Europa en Amerika sinds de jaren vijftig gestopt is. Na het eerste stadium komt het tweede, dat onder de naam suburbanisatie bekend is, van suburb, Engels voor buitenwijk. Nu gaat de mensenstroom in de andere richting. Mensen willen uit de stad om gebrek aan ruimte, lawaai, luchtvervuiling en dergelijke te ontvluchten (stadsvlucht). Hoewel mensen dus ogenschijnlijk buiten de stad gaan wonen, is dit proces ook een resultaat en een onderdeel van verstedelijking, want de voorstadsinwoners zijn zeker geen plattelandsmensen van vroeger. Ze doen niet aan landbouw (hoogstens een tuintje met wat bloemen) en ze zijn nog steeds afhankelijk van de stad, die hen "bedient" op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en cultuur.
  +
  +
Gevolgen voor het milieu Bewerken
  +
  +
  +
Stedelijk milieu
  +
Verstedelijking lijkt op het eerste gezicht slecht te zijn voor het milieu. Men ziet veel verkeer, asfalt, productie van fijn stof, en relatief weinig groen. Echter als je kijkt naar het effect van verstedelijking op het milieu vanuit een relatief perspectief dan wordt duidelijk dat het tegenovergestelde juist waar is. In stedelijke gebieden is per inwoner de hoeveelheid asfalt, het aantal personenauto's en het oppervlakte bebouwd terrein een aanzienlijk stuk lager dan in niet-stedelijke gebieden. In onderstaande figuur is duidelijk de relatie te zien van de individuele impact van inwoners van Nederlandse gemeentes op het milieu en stedelijkheid.
  +
  +
Verstedelijking heeft vaak nadelige gevolgen voor de waterhuishouding in een gebied. De neerslag die er valt kan niet langer in de bodem infiltreren en komt versneld tot afstroming in de rivieren en beken die het gebied doorkruisen. Die krijgen daardoor te maken met hogere debieten, waardoor de kans op overstromingen en dijkdoorbraken in de benedenloop van de rivier groter wordt. Verstedelijking of urbanisatie is de geleidelijke uitbreiding van intensief bewoonde gebieden, als gevolg van bevolkingsgroei en veranderingen in het levenspatroon van de bevolking. De mate van verstedelijking wordt uitgedrukt in de urbanisatiegraad. Sinds de 21e eeuw leeft voor het eerst de meerderheid van de wereldbevolking in een stad. De voedselvoorziening wordt daarmee verzorgd door een steeds kleiner deel van de bevolking, wat de kwetsbaarheid van de voedselbevoorrading vergroot. Daarnaast neemt de arbeidsreserve af die in het verleden snelle economische expansies mogelijk maakte. De verhoogde levensstandaard vergroot de ecologische voetafdruk.
  +
  +
Binnenlandse migratie in Nederland
  +
Urbanisatie (tot 1960)
  +
Suburbanisatie (1960-1975)
  +
Desurbanisatie (1975-1980)
  +
Re-urbanisatie (na 1980)
  +
Inhoud
  +
Geschiedenis en oorzaken Bewerken
  +
  +
  +
Geürbaniseerd deel van de bevolking per land, 2006.
  +
  +
Percentages stads- en plattelandsbewoners op de gehele wereldbevolking.
  +
Hoewel er ook in het verre verleden al zeer grote steden bestonden - zoals Rome anno 100 n.C. met 650.000 inwoners - kon pas ten tijde van de industriële revolutie de grote groei van de steden beginnen. Betere landbouwtechnieken lieten toe met kleinere mankracht grotere opbrengsten te realiseren, waardoor meerdere mensen buiten landbouw tewerkgesteld konden worden. Dankzij ontwikkelingen binnen het domein van vervoer werden de steden minder afhankelijk van hun directe omgeving, want het voedsel voor het groeiende aantal stedelingen kon van grotere afstand aangevoerd worden. Tegelijkertijd eisten fabrieken steeds meer arbeiders. Verstedelijking was dus tegelijkertijd zowel het gevolg als de oorzaak van de industriële revolutie.
  +
  +
Van de totale bevolking leefde rond 1900 zo'n 225 miljoen mensen in steden, 12 tot 15 procent. Tegen 1950 lag dit rond de 30 procent en rond 2000 was dit met een kleine drie miljard mensen bijna de helft. Deels bestond deze groei uit migratie vanaf het platteland, maar sinds de sanitaire revolutie waren steden in staat te groeien door een eigen geboorteoverschot. De levensverwachting in de steden werd in een aantal gevallen ook hoger dan op het platteland, een groot contrast met vroeger tijden. Rond 1750 reduceerde de sterfte in Londen bijvoorbeeld de bevolkingsgroei in het gehele land met de helft.
  +
  +
Deze verstedelijking begon in de westerse wereld. Daar werd het eerste stadium van verstedelijking tegen jaren dertig tot vijftig van de twintigste eeuw voltooid. Het Westen werd gevolgd door de Sovjet-Unie en Latijns-Amerika. In sommige Latijns-Amerikaanse landen is zij bijna voltooid, in andere Latijns-Amerikaanse en Aziatische landen is zijn nog volop op de gang met de nodige krottenwijken tot gevolg waar vroegere boeren in hoop op beter leven komen wonen. In China stimuleerde de overheid het platteland, maar na 1980 vond daar de grootste en snelste verstedelijking ooit plaats. In vele Afrikaanse landen is de verstedelijking nog niet begonnen.
  +
  +
Er is een grote voorspelling dat er over 60 jaar een superheld komt genaamd SUPEROMA! Dit zou Marinde van Belle worden maar dat is nog niet bekend.
  +
  +
Een demografische transitie of demografische revolutie is de overgang van een hoog sterfte- en geboortecijfer naar een laag sterfte- en geboortecijfer binnen een bepaalde bevolkingsgroep.
  +
  +
In West-Europa werd deze overgang gemaakt tussen 1750 en 1960, dus vanaf de tweede helft van de 18e eeuw, in het klimaat van industrialisering dat in de 18de eeuw in Europa kiemde. Een gevolg was de sterke toename van de Europese bevolking in die periode. In de zuidelijke continenten startte de demografische transitie veel later en werd deze ingezet door een verbetering van de gezondheidszorg. De sterfte daalde er sneller dan de vruchtbaarheid, waardoor de toename van de bevolking er ook sterker was. In een groot deel van Afrika is de transitie nog lopend.
  +
  +
De transitie verloopt per land verschillend, waarbij de nationale geschiedenis (oorlogen etc.) het standaardbeeld kunnen verstoren. De demografische transitie in Nederland kenmerkt zich bijvoorbeeld door een tussen 1880 en 1950 slechts geleidelijk verlagen van de geboorte- en sterftecijfers, met in 1945 en 1946 een geboortegolf vanwege het eind van de Tweede Wereldoorlog. In China wordt de demografische transitie weer sterk beïnvloed door de eenkindpolitiek van de regering.
  +
  +
Inhoud
  +
Verloop Bewerken
  +
  +
Voordat de demografische transitie inzet bestaat het volgende beeld. Het sterftecijfer is relatief hoog, ook vooral onder kinderen. Veel kinderen halen de leeftijd van 5 jaar niet eens. Daarom is ook het geboortecijfer hoog. Een andere reden voor een hoog geboortecijfer is de ontoereikendheid van oudedagsvoorzieningen: de kinderen worden geacht later voor de ouders te zorgen en hoe meer kinderen, des te meer zekerheid. Bovendien zijn voorbehoedsmiddelen onbekend, niet beschikbaar, of niet geaccepteerd. Leefomstandigheden, gezondheidszorg en hygiëne zijn slecht, waardoor bij tijd en wijle epidemieën zoals mazelen, cholera en pokken grote hoeveelheden slachtoffers maken en pieken in de sterftecijfers veroorzaken. Ziekten of ernstige verwondingen lopen vaak fataal af. De bevolking groeit hierdoor niet of langzaam.
  +
  +
De economische ontwikkeling van een land of de industriële revolutie zorgen voor het inzetten van de demografische transitie. Leefomstandigheden, hygiëne en gezondheidszorg verbeteren. Hierdoor verlaagt het sterftecijfer drastisch. Met name de kindersterfte neemt af. Het geboortecijfer blijft hierbij achter en blijft nog steeds hoog. Hierdoor versnelt de bevolkingsgroei. Bovendien is het mogelijk dat dit effect versterkt wordt doordat immigranten op het economische succes afkomen en dus ook het migratiesaldo zijn steentje bijdraagt. De verstedelijking neemt hierdoor toe. Het krijgen van veel kinderen wordt hierdoor ook steeds minder lonend, bovendien kosten kinderen in een moderne economie ook meer en meer geld. Het is mogelijk dat het economisch succes leidt tot het instellen van betere pensioenregelingen waardoor kinderen niet of minder voor hun ouders hoeven te zorgen. Door de verstedelijking krijgen ook nieuwe ideeën hun ingang en vindt ontkerkelijking plaats. Voorbehoedsmiddelen worden meer en meer geaccepteerd en de seksuele revolutie en vrouwenemancipatie doen hun intrede. Door deze redenen daalt in een later stadium ook het geboortecijfer, waardoor de bevolkingsgroei weer afneemt.
  +
  +
Na het voltooien van de demografische transitie zien we een laag geboortecijfer en een laag sterftecijfer. Een vergrijzingsgolf zal zich inzetten doordat de generatie uit de demografische transitie ('babyboomers') veroudert en zelf een kleinere generatie voortbrengt. Dit kan druk op de sociale voorzieningen veroorzaken. In dit stadium zien staten zich gedwongen hun pensioenstelsels aan te passen of lopen de begrotingstekorten op omdat ze noodgedwongen de pensioentekorten uit de nationale begroting moeten aanvullen. Het is zelfs mogelijk dat door de vergrijzing het sterftecijfer het geboortecijfer overtreft en de bevolking licht gaat dalen. Wanneer de 'babyboomers' zijn overleden is ook de vergrijzing voorbij en kan men de demografische transitie als volledig voltooid zien.
  +
  +
Europa Bewerken
  +
  +
1rightarrow blue.svg Zie ook Geschiedenis van Europa#De moderne tijd (± 1800 - ± 1945)
  +
De bevolking van Europa steeg van 163 miljoen in 1740 tot 408 miljoen in 1900. Dankzij betere landbouw- en veeteeltmethoden en de teelt van nieuwe gewassen (maïs, aardappels) namen de opbrengsten sterk toe en kon de groeiende bevolking gevoed worden. Dit werd ook mogelijk gemaakt door een verbetering van het klimaat. Dankzij onder meer verbetering van de hygiëne en verlaging van de huwelijksleeftijd versnelde na 1800 de groei nog. Hoewel Europa in de negentiende eeuw regelmatig geteisterd werd door uitbraken van cholera, kwamen epidemieën, met name dankzij de aanleg van drinkwaterleidingen en rioleringssystemen, na 1870 veel minder voor. Een uitzondering hierop vormde de uitbraak van de Spaanse griep in 1918/1919, waarbij miljoenen Europeanen omkwamen. De demografische transitie werd op gang gebracht door de mechanisering in de landbouw en liep grotendeels parallel aan de industriële revolutie die zorgde voor hogere productie van kleding, gereedschappen en dergelijke. Dit gaf ook uitbreiding van werkgelegenheid. De snel toenemende verstedelijking bood een woonplek aan de expanderende bevolking.
  +
  +
Er vond dus een moderniseringsproces plaats, waardoor de Europese samenleving drastisch veranderde. Op alle gebieden (economisch, sociaal, politiek, cultureel en religieus) waren de veranderingen groot.
  +
  +
Theorie van Malthus Bewerken
  +
1rightarrow blue.svg Zie ook Malthusiaanse catastrofe en Malthusiaans plafond
  +
Thomas Malthus schreef in 1798 een pamflet over de demografische revolutie (An Essay on the Principles of Population). Hij beschreef daarin de wetten die de bevolkingsgroei beheersen, de bevolking zou om de 25 jaar verdubbelen in omvang, terwijl het landbouwareaal in dezelfde periode met slechts één eenheid kon toenemen. Hongersnood, ziektes en oorlogen zouden hiervan het gevolg zijn. Malthus noemde dit de repressive check. Om deze door hem voorziene catastrofes af te wenden pleitte hij voor 'preventive checks'. Hiermee doelde hij op het afwenden van crises door aanpassing van het demografisch gedrag van de bevolking. Een voorbeeld hiervan is de 'moral restraint'; het uitstellen van het huwelijk of helemaal niet huwen om nakomelingen te vermijden.
  +
  +
Rond 1845 leek het erop dat Malthus gelijk zou krijgen; een hongersnood teisterde Europa als gevolg van een massaal om zich heen grijpende aardappelziekte. Ondanks de agrarische- en industriële revolutie duurde het een aantal jaar voordat er weer voldoende voedsel en werk was voor de steeds maar groeiende bevolking. Die moest echter vaak met weinig genoegen nemen en door de bijzondere omstandigheden zoals in Oekraïne en enkele andere delen van Rusland kwamen daar nog tot ver in de twintigste eeuw miljoenen mensen om door hongersnoden. De visie van Malthus stimuleerde de industriële revolutie en de neiging tot geboortebeperking, maar zou later blijken te pessimistisch te zijn. Door bijvoorbeeld de import van nieuwe voedingsgewassen en innovatie in de bewerking van agrarische producten was er in de negentiende eeuw en later in het industrialiserende deel van de wereld geen sprake van verhoogde mortaliteitscijfers door tekorten. En met de verhoging van de productiviteit in de landbouw groeide ook in die sector nog vele tientallen jaren het aantal arbeidsplaatsen.
  +
  +
Jeugdbult Bewerken
  +
Wanneer de demografische transitie aanvangt en de sterftecijfers beginnen te dalen, zal dit in eerste instantie betekenen dat veel kinderen die voorheen jong overleden volwassen worden. De brede basis van de piramide versmalt hierdoor niet en 'schuift' op naar boven. Dit kan een 'jeugdbult' ('youth bulge') veroorzaken, een oververtegenwoordiging van jongeren in de leeftijd 18-24. Het gevolg hiervan is dat vrij plotseling een grote groep jongeren toetreedt tot een arbeidsmarkt die deze grote toevloed niet kan verwerken. De (jeugd)werkloosheid zal hierdoor explosief toenemen. Bovendien zijn jongeren gevoeliger voor nieuwe denkbeelden en gaan sneller over tot bekritiseren van de oudere generatie die de macht in handen heeft. Hiermee kan de jeugdbult politieke instabiliteit veroorzaken, uiteraard afhankelijk van hoe een land hiermee om kan gaan. De Russische econoom Korotajev wijst de aanwezigheid van een jeugdbult in Arabische landen (met name Egypte) aan als voornaamste oorzaak voor de Arabische Lente.
  +
  +
Demografische fuik Bewerken
  +
Het begrip 'demografische fuik' ('demographic trap') ziet op situaties waar de demografische transitie tot een vicieuze cirkel leidt. Dit is met name in de volgende twee situaties mogelijk:
  +
  +
De bevolkingsgroei die wordt veroorzaakt door de demografische transitie kan leiden tot overbevolking en daarmee tot een afname van de levensstandaard. Hierdoor zal het geboortecijfer hoog blijven want kinderen vormen immers een oudedagsvoorziening wanneer er geen goede pensioenregelingen bestaan (omdat hier door de slechte economische omstandigheden bijvoorbeeld geen ruimte voor is). Hierdoor blijft de bevolking onverminderd groeien waardoor de omstandigheden slecht blijven. Dit ziet men vooral wanneer de demografische transitie inzet in een gebied met weinig hulpbronnen en andere economische mogelijkheden. Een typisch voorbeeld van een gebied in een dergelijke demografische fuik is de Gazastrook. Dit is de zogenaamde 'Malthusiaanse val'.
  +
Ook aan het eind van de demografische transitie kan een land in een demografische fuik belanden, veroorzaakt door vergrijzing. Door het weglekken van financiële middelen om de vergrijzingskosten te betalen vermindert de ruimte voor consumptie en hiermee uiteindelijk ook de belastinginkomsten voor de overheid. Deze heeft hierdoor nog minder speelruimte om maatregelen te nemen waardoor de economie nog verder onder druk zal staan. Bovendien zal de zwaarder belaste generatie hierdoor nog minder geneigd zijn om aan kinderen te beginnen, aangezien kinderen duur en de economische vooruitzichten duurzaam somber zijn. Hierdoor zal een nog kleinere generatie worden voortgebracht waardoor de vergrijzing en bevolkingsdaling doorzetten. Een voorbeeld van een land dat zich in deze situatie bevindt is Japan, maar ook voor China, Rusland en de rijke West-Europese landen dreigt een dergelijke situatie te ontstaan in de nabije toekomst.
  +
Joegoslavië
  +
Historisch land
  +
  +
Grondgebied door de jaren heen van het eerste, tweede en derde Joegoslavië
  +
Joegoslavië was tussen 1918 en 2003 de naam van meerdere opeenvolgende staten in Zuidoost-Europa op de Balkan. De hoofdstad was telkens Belgrado. Vanaf 2003 heette het land Servië en Montenegro, in 2006 viel het uiteen in Servië en Montenegro.
  +
  +
Inhoud
  +
Koninkrijk Joegoslavië Bewerken
  +
  +
1rightarrow blue.svg Zie Koninkrijk Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
  +
Het eerste Joegoslavië (1917-1942) was een monarchie, die pas vanaf 1930 zo zou heten en uiteindelijk als een koninklijke dictatuur functioneerde, tot zij door de Duitsers werd ontmanteld. Van 1918 tot 1929 heette het het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen en vanaf 1929 tot 1941 het Koninkrijk Joegoslavië.
  +
  +
Republiek Joegoslavië Bewerken
  +
  +
1rightarrow blue.svg Zie Socialistische Federale Republiek Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
  +
Het tweede Joegoslavië (1943-1992) was het meest bekend: de communistische staat onder leiding van Josip Broz (beter bekend onder zijn schuilnaam en later bijnaam Tito). Deze staat heette van 1943 tot 1945 de Federale Democratische Republiek Joegoslavië, van 1945 tot 1963 de Federale Volksrepubliek Joegoslavië en van 1963 tot 1992 de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië.
  +
  +
Staatsinrichting (1946-1992) Bewerken
  +
De communisten, sinds 1945 aan de macht, riepen in 1946 na de verkiezingsoverwinning de Federale Volksrepubliek Joegoslavië uit. Staatshoofd werd Ivan Ribar, maar de werkelijke macht lag bij Josip Tito, die in 1953 het ambt van staatshoofd op zich nam.[1]
  +
  +
Tot 1963 had Joegoslavië een grondwet die sterk op die van de Sovjet-Unie leek. In 1963 werd er een nieuwe grondwet aangenomen waarin Joegoslavië de naam Socialistische Federale Republiek van Joegoslavië kreeg. Staatshoofd van Joegoslavië was de president. Josip Broz Tito, die sinds 1953 dit ambt bekleedde, bleef dit ambt vervullen en werd na de grondwetswijziging van 1974 president voor het leven. De president was tevens voorzitter van het Presidium van het Presidentschap. Dit presidium bestond uit de presidenten van de deelrepublieken, plus de voorzitter van de Joegoslavische Communistenbond. Uit hun midden werd steeds een president gekozen die het ambt één jaar mocht bekleden. Omdat Tito president voor het leven was, ging dit roulerend systeem pas in 1980 - het jaar van Tito's overlijden - in. In vergelijking met andere communistische staten bezat de president een relatief grote macht.
  +
  +
Naast het presidentschap kende men in Joegoslavië tot 1992 tevens het voorzitterschap van de Federale Uitvoerende Raad, vergelijkbaar met het ambt van minister-president of eerste minister. De Federale Uitvoerende Raad werd uit het midden van het verenigde parlement gekozen. Het ambt van minister was in 1953 afgeschaft en vervangen door dat van secretaris. De secretarissen waren dus lid van het parlement en belast met het uitvoeren van de besluiten.
  +
  +
Joegoslavië kende een tweekamerparlement (volgens de grondwetswijziging van 1974). In de Bondskamer hadden 220 leden zitting; 30 voor de zes verschillende republieken en 20 voor de twee autonome provincies. Deze vertegenwoordigers werden via getrapte verkiezingen (dat wil zeggen indirect) gekozen. De Kamer van de Republiek en de Autonome Provincies bestond uit 88 leden (12 leden voor iedere republiek, 8 leden voor iedere autonome provincie). Deze Kamer werd gekozen uit het midden van de diverse deelparlementen van de republieken.
  +
  +
De gemeenteraden hadden twee-kamers: één door burgers gekozen kamer en één door arbeiders- en boeren samengestelde kamer (bestaande uit afgevaardigden van deze beroepsgroepen).
  +
  +
De deelrepublieken hadden ieder een eigen grondwet, die echter allemaal sterk op elkaar leken. Daarnaast bezat elke republiek een eigen parlement, regering en constitutioneel hof. De autonomie van Kosovo en Vojvodina, was tot de tweede helft van de jaren tachtig groot. De Servische partijvoorzitter van de communistenbond, Slobodan Milošević heeft toen de macht der autonome provincies sterk ingeperkt en zelfs geheel ongedaan gemaakt.
  +
  +
Joegoslavische Communistenbond Bewerken
  +
De macht van de Joegoslavische Communistenbond (ook Joegoslavische Communistische Liga genaamd) was vrij groot, doch beperkter dan die van de communistische partijen in andere Oost-Europese landen. Tot zijn dood in 1980 was Tito voorzitter van de Joegoslavische Communistenbond. De communistenbond heette tot 1964 Joegoslavische Communistische Partij, maar om het idee te wekken dat de communisten in Joegoslavië minder (partij)bureaucratisch te werk gingen dan hun Sovjet-Russische collega's, werd de naam gewijzigd in communistenbond.
  +
  +
Hoogste orgaan van de Joegoslavische Communistenbond was officieel het partijcongres, maar de werkelijke macht lag bij de tijdens het partijcongres gekozen centraal comité, waaruit het dagelijks bestuur, het presidium van de communistenbond werd gekozen.
  +
  +
Socialistische Alliantie Bewerken
  +
De Socialistische Alliantie (ruim 8,5 miljoen leden) was de organisatie die alle massa-organisaties omvatte, namelijk de vakbonden, de vrouwenbonden, arbeidersraden, de kunstenaarsverenigingen en de verenigingen voor intellectuelen. De macht van de Socialistische Alliantie was groter dan die van de massa-organisaties van de omliggende communistische landen, omdat de Joegoslavische Communistenbond vaak bepaalde taken delegeerde aan de Socialistische Alliantie.
  +
  +
Ondergang Bewerken
  +
1rightarrow blue.svg Zie Oorlogen in Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
  +
Met de val van het communisme tussen 1989 en 1992 in Joegoslavië, viel het land in feite (en ook de jure) uiteen. Het uiteenvallen van het land ging in de periode van 1992-1999 gepaard met een serie van bloedige (burger)oorlogen.
  +
  +
Federale Republiek van Joegoslavië (1992-2003) Bewerken
  +
  +
  +
Uiteenvallen Joegoslavië
  +
1rightarrow blue.svg Zie Federale Republiek Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
  +
Het derde Joegoslavië (1992-2003) ontstond uit de Joegoslavische Oorlog. Het omvatte Servië en Montenegro. De officiële naam was de Federale Republiek Joegoslavië. Ook werd in de beginjaren wel gesproken over Klein-Joegoslavië. Vrijwel alle republieken gingen verder als onafhankelijke staten behalve Servië en Montenegro, die een nieuwe federatie oprichtten. De naam van het land werd de Federale Republiek Joegoslavië, waarop grote kritiek kwam uit sommige voormalige Joegoslavische republieken. Volgens hen mochten Servië en Montenegro de naam Joegoslavië niet gebruiken, omdat zij daarmee probeerden een continuïteit tussen het oude Joegoslavië en de Servisch-Montenegrijnse rompstaat te creëren - iets wat niet strookte met de internationaal-rechterlijke successie. Op 28 april 1992 werd er een grondwet aangenomen. Het collectieve presidentschap werd vervangen door een gekozen presidentschap. De president trad op als staatshoofd en opperbevelhebber van de strijdkrachten. De president werd door het verenigde parlement gekozen. Aan het hoofd van de Ministerraad stond een federaal premier.
  +
  +
Het federale parlement bestond uit twee-kamers, de Raad van de Republieken, bestaande uit vertegenwoordigers van de deelrepublieken Servië en Montenegro, en een Raad van Burgers, bestaande uit 138 direct gekozen leden. In deze nieuwe federatie had de Joegoslavische Communistenbond geen monopoliepositie meer. De bond werd daarna opgeheven. De feitelijke opvolger van de communistenbond werd Slobodan Milošević's Servische Socialistische Partij (SSP), die tot de val van Milošević in 2000 een niet-officiële monopoliepositie bezat. Vooral in de beginperiode van Milošević' bewind was de SSP machtig, daarna moest het de macht delen met andere partijen, waaronder die van de echtgenote van Milošević, Mira Markovic, de Unie van Verenigd Links (een orthodox-communistische partij). Na de val van Milošević kwam Vojislav Koštunica (1944) van de sociaaldemocratische Servische Democratische Partij (SSD) aan de macht.
  +
  +
De Federale Republiek Joegoslavië kwam in 2003 ten einde en werd vervangen door de losse federatie Servië en Montenegro (nieuwe grondwet 4 februari 2003). Op 3 juni 2006 hield deze confederatie ook op met bestaan, nadat Montenegro na een referendum de onafhankelijkheid uitriep.
  +
  +
Geschiedenis in vogelvlucht Bewerken
  +
  +
1918: in de nasleep van de ontmanteling van Oostenrijk-Hongarije na de Eerste Wereldoorlog wordt door samengaan van het Koninkrijk Servië enerzijds en de Staat SHS anderzijds het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen gevormd, met de Serviër Peter I als koning. De kiem voor latere conflicten is meteen gelegd, omdat Servië voor een eenheidsstaat pleit terwijl Kroatië meer ziet in een federatie. Servië drijft zijn zin door. Kroatië probeert zich in 1928 los te maken nadat een belangrijke Kroaat in het parlement wordt doodgeschoten.
  +
1919: de noordgrens van het nieuwe Koninkrijk werd geregeld in het Verdrag van Saint-Germain.
  +
1920: de westgrens van het nieuwe Koninkrijk werd geregeld in het Verdrag van Rapallo.
  +
  +
Joegoslavië rond 1990.
  +
1: Slovenië;
  +
2: Kroatië;
  +
3: Bosnië en Herzegovina;
  +
4: Servië;
  +
4a: Vojvodina;
  +
4b: Kosovo;
  +
5: Montenegro;
  +
6:Macedonië;
  +
A: Adriatische Zee
  +
1924: het verdrag van Rome wijst het door Italië reeds bezette Rijeka definitief toe aan Italië.
  +
1929: Alexander, koning sinds 1921, ontbindt het parlement en het stelt een persoonlijke dictatuur in. Deze periode werd bekend als de zes-januari-dictatuur, ontleend aan de datum waarop de dictatuur werd afgekondigd.
  +
1929: op 3 oktober wordt de landsnaam gewijzigd in Joegoslavië (= Zuid-Slavië) en verdwijnen alle verwijzingen naar de volkeren, die deel uitmaken van het land. De verschillende gebieden worden voortaan naar rivieren vernoemd.
  +
1931: in september verkondigt de koning de geoctrooieerde grondwet, waarmee het Koninkrijk Joegoslavië een erfmonarchie werd onder leiding van het Huis Karađorđević.
  +
1939: Kroatië krijgt meer autonomie. De Joegoslavische regering sluit zich in maart 1941 aan bij de asmogendheden. Serviërs komen hier tegen in opstand, werpen de regering van prins-regent Paul omver en zetten koning Peter II op de troon. Hierop valt Duitsland het land binnen, dat na de capitulatie verdeeld wordt en deels onder Italiaans, Duits, Hongaars en Bulgaars bestuur komt. Zie ook Tweede Wereldoorlog.
  +
1944: communistische partizanen aangevoerd door Tito bevrijden in oktober Belgrado, met hulp van sovjettroepen. Een jaar later worden er verkiezingen gehouden, met slechts één lijst. In 1946 wordt de monarchie afgeschaft en de Federale Volksrepubliek Joegoslavië ingesteld, bestaande uit de zes republieken Servië, Kroatië, Slovenië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Macedonië en twee autonome gebieden: Kosovo en Vojvodina.
  +
1948: breuk met de Sovjet-Unie. Joegoslavië weigert verdere betutteling en kiest voor een onafhankelijke koers binnen het communisme; op buitenlands gebied behoorde het land vanaf het begin in 1961 tot de drijvende krachten achter de Organisatie van Niet-gebonden Landen.
  +
1974: een door Edvard Kardelj geïnspireerde nieuwe federale grondwet wordt aangenomen, die het centralisme vermindert en de republieken meer bevoegdheden toekent.
  +
1980: Tito overlijdt. Tegenstellingen tussen de verschillende nationaliteiten komen verder aan de oppervlakte. Servië wordt steeds dominanter.
  +
1981: oproer in Kosovo. De provincie telt voor elke 1000 inwoners 337 ambtenaren, 228 Serviërs en 109 Albanezen, hoewel bijna 85% van de bevolking Albanees is (1981). 20.000 studenten scanderen Kosovo - republiek.
  +
1985: In 1985 waren er 699 stakingen, tweemaal meer dan in 1984, viermaal meer dan in 1983. De economische situatie verslechtert in snel tempo.
  +
1986: het Sanu-Memorandum verschijnt. In dit door Dobrica Ćosić geïnspireerde en onder leiding van leidende Servische intellectuelen geschreven manifest van de Servische Academie van Kunsten en Wetenschappen wordt het Servische volk als cultureel, economisch en politiek bedreigd afgeschilderd en eisen zij "de totale nationale en culturele eenheid van het Servische volk, ongeacht de republiek of provincie waarin het leeft".
  +
1986: Slobodan Milošević wordt Servisch partijleider.
  +
1988: In de autonome provincie Vojvodina belegeren Servische nationalisten het parlement en eisen het aftreden van de regering. In november verzamelen zich tienduizenden Serviërs in een geregisseerde demonstratie voor het afschaffen van de autonomie van Kosovo.
  +
1989: Milošević wipt zijn vriend en voorbeeld Ivan Stambolić uit het zadel en wordt president van Servië. In de republiek Montenegro belegeren Servische nationalisten het parlement en eisen het aftreden van de regering. Deze treedt af en bondgenoot van Milošević Momir Bulatović neemt de regering over. Staking en protest in Kosovo over het voorstel van Servië de autonomie van Kosovo af te schaffen; in Slovenië worden in één dag 450.000 handtekeningen onder solidariteitsbetuigingen voor de Albanezen opgehaald, meer dan een op de vijf Slovenen ondertekent. Het parlement van Kosovo wordt door Servische tanks omsingeld en gedwongen met de afschaffing van de autonomie in te stemmen, Albanese leiders waaronder Azem Vllasi worden gearresteerd.
  +
1989: Ibrahim Rugova richt in Kosovo de Democratische Liga van Kosovo (LDK) op, die zich vreedzaam wil verzetten tegen de door Milošević uitgeroepen noodtoestand en buitenwerkingstelling van het rechtssysteem in Kosovo.
  +
april 1990: in de republieken Slovenië (twee kiesrondes op 8 april en 12 april), Kroatië (twee kiesrondes op 22 april en 7 mei), Bosnië en Herzegovina (18 november), Macedonië (25 november), Servië en Montenegro (9 december en 23 december) worden vrije verkiezingen gehouden. In Slovenië en Kroatië, de welvarendste landsdelen, winnen pro-onafhankelijkheidspartijen; in Servië en Montenegro winnen de nationalisten Milošević en Momir Bulatović. In Macedonië werd weliswaar de nationalistische VMRO grootste partij maar deze kon geen dominante positie veroveren, terwijl in Bosnië en Herzegovina naar etnische scheidslijnen gestemd werd en Alija Izetbegović er de grootste partij leidde.
  +
mei 1990: op 13 mei 1990 leidde een voetbalwedstrijd tussen GNK Dinamo Zagreb en Rode Ster Belgrado tot etnische conflicten. Het was een soort voorbode van de op til zijnde burgeroorlog. De fans van de Rode Ster riepen: "We zullen Tudjman doden". De Dynamosupporters gooiden met stenen.
  +
23 december 1990: Slovenië houdt een volksraadpleging over de Sloveense soevereiniteit, waarbij de opkomst 93,2% is en zich 88,5% voor een onafhankelijk en zelfstandig Slovenië uitspreekt.
  +
1991: Politiek leiders zoals George Bush en zijn minister James Baker, Jacques Delors, Hans van den Broek en Gianni de Michelis, Lawrence Eagleburger en vele anderen spreken namens hun regeringen hun steun uit voor de centralistische krachten in Joegoslavië en het behoud van de federatie.
  +
1991: in juni verklaren Slovenië en Kroatië zich onafhankelijk. Het federale leger (vnl. bestaande uit Serviërs) grijpt in. Tien dagen oorlog tegen Slovenië die eindigt met het Akkoord van Brioni; tegen Kroatië duurt de oorlog tot begin 1992. In beide gevallen verliest de federale overheid. Tegen de onafhankelijkheid van Macedonië, in september, wordt niet opgetreden. Het leger heeft namelijk de handen vol aan de oorlog tegen de Kroaten.
  +
1992: in februari kiest een meerderheid van de kiezers in Bosnië en Herzegovina voor onafhankelijkheid, in een volgens de Bosnische grondwet ongeldig referendum (een dergelijk besluit kon slechts genomen worden als er een meerderheid binnen alle drie nationale volkeren, Kroaten, Bosniakken en Serviërs, voor zo'n voorstel zou bestaan). Bosnische Serviërs, gesteund door Servië, komen in verzet. Oorlog tot eind 1995, toen de Dayton-akkoorden bereikt werden.
  +
1991-1992: Joegoslavië houdt op te bestaan als subject van internationaal recht.
  +
1992: De deelrepublieken Servië en Montenegro roepen op 27 april een nieuwe Federale Republiek Joegoslavië uit.
  +
1997: Milošević wordt president van Joegoslavië. Het Kosovaarse Bevrijdingsleger UCK treedt nadrukkelijk naar voren in het conflict in Kosovo en verkrijgt veel steun van de bevolking, sinds de in 1989 door de Democratische Liga van Kosovo begonnen vreedzame politiek van verzet nog steeds geen vruchten afwerpt. Het gezag van Liga-leider Ibrahim Rugova brokkelt af ten gunste van het UCK, dat naar onafhankelijkheid streeft.
  +
1998: Gevechten in Kosovo. Tienduizenden Albanezen slaan op de vlucht voor het geweld. In oktober eist de VN-Veiligheidsraad dat er een einde komt aan de gevechten en dat het Servische leger zich terugtrekt uit Kosovo. De Raad stelt een ultimatum, en de NAVO dreigt in te grijpen als er geen gehoor aan wordt gegeven. Uiteindelijk wordt een staakt-het-vuren bereikt; waarnemers van de OVSE zien toe op naleving ervan.
  +
1999: In Kosovo neemt de strijd tussen het Servische leger en politie en de Albanese guerrillabeweging UCK weer in hevigheid toe (Kosovo-oorlog). In Rambouillet en Parijs wordt onderhandeld over de staatkundige toekomst van Kosovo. De delegatie van Albanese Kosovaren gaat akkoord met het verdragsvoorstel van Rambouillet; Servië wijst dat echter af. Servië is ook niet bereid de autonomie die Kosovo vóór 1989 genoot te herstellen. Daarmee zijn de onderhandelingen mislukt. De OVSE-waarnemers worden uit Kosovo geëvacueerd en de strijd escaleert. In maart besluit de NAVO (zonder mandaat van de Veiligheidsraad van de VN) over te gaan tot militair ingrijpen. Aanvankelijk worden er alleen militaire doelen gebombardeerd, maar na enkele weken ook burgerdoelen in Servië. Nadat de bombardementen twee maanden hebben geduurd, geeft Milošević toe aan de eisen van de NAVO. In juni wordt Kosovo door de VN onder internationaal bestuur geplaatst.
  +
2000: in oktober treedt Milošević af na de verkiezingswinst van Vojislav Koštunica.
  +
2000: op 1 november treedt Joegoslavië toe tot de Verenigde Naties.
  +
2001: Voormalig president Milošević werd in de nacht van 31 maart in zijn villa in Dedinje, een voorstad van Belgrado, gearresteerd. 's Namiddags zat hij al in de gevangenis op beschuldiging van genocide, corruptie en machtsmisbruik. Milošević wordt in juni 2001 overgedragen aan het Joegoslavië-tribunaal.
  +
2002: in maart komen de Servische en Montenegrijnse regeringen overeen de federale republiek om te vormen tot een veel lossere unie met de naam Servië en Montenegro. Een belangrijke clausule in het door diplomatie van de Europese Unie bereikte akkoord is dat vóór 2005 geen referenda gehouden mogen worden over onafhankelijkheid (waar vooral het kleine Montenegro naar streeft). De federale en nationale parlementen stemmen met het plan in, en vanaf 4 februari 2003 heet het land Servië en Montenegro.
  +
2004: op 1 mei treedt Slovenië toe tot de Europese Unie.
  +
2006: op 11 maart wordt Slobodan Milošević dood aangetroffen in zijn cel in Den Haag, waar hij wordt berecht voor het Joegoslavië-tribunaal.
  +
2006: op 21 mei kiest 55,4% van de Montenegrijnen voor onafhankelijkheid; nadat de nodige formaliteiten geregeld zijn, zal de confederatie Servië en Montenegro niet meer bestaan.
  +
2008: op 17 februari roept Kosovo eenzijdig de onafhankelijkheid van Servië uit.
  +
2008: Voormalig Bosnisch-Servisch president Radovan Karadžić wordt op 21 juli gearresteerd terwijl hij op weg is naar de buitenstad van Belgrado. Hij zit momenteel vast in Den Haag op beschuldiging van genocide en misdaden tegen de menselijkheid.
  +
2011: De van oorlogsmisdaden verdachte Bosnisch-Servische ex-generaal Ratko Mladić is op 26 mei 2011 bij toeval opgepakt door een speciaal politieteam dat al jaren jacht op hem maakte.
  +
2013: op 1 juli treedt Kroatië toe tot de Europese Unie.
  +
2017: op 22 november wordt Bosnisch-Servische ex-generaal Ratko Mladić in Den Haag veroordeeld tot levenslang voor o.a. genocide.
  +
In de demografie is het bruto geboortecijfer (of de bruto nataliteit) van een bepaalde bevolkingsgroep het aantal bevallingen per 1000 personen per jaar. Het geboortecijfer wordt ook soms gebruikt om te verwijzen naar het gemiddelde aantal kinderen dat een vrouw baart gedurende haar leven. Correcter is om in dat geval te spreken over het totale geboortecijfer.
  +
  +
Inhoud
  +
Europa Bewerken
  +
  +
Het geboortecijfer is in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog sterk afgenomen. Factoren die hierbij een rol kunnen spelen, zijn:
  +
  +
de perceptie dat de kost om kinderen op te voeden ten koste gaat van de rijkdom van de ouders, ondanks de toegenomen welvaart;
  +
de veralgemening van het tweeverdienersmodel;
  +
de bredere verkrijgbaarheid van voorbehoedsmiddelen;
  +
onderwijs tot op latere leeftijd van kind en moeder.
  +
De laatste grote geboortegolf in West-Europa vond plaats in de periode 1945 - 1950; in Nederland duurde deze voort tot aan 1965. Deze periode is ook wel bekend onder de Engelse naam Baby boom.
  +
  +
In Nederland werden er in 2007 ongeveer 181.000 kinderen geboren. Van 40% hiervan waren de ouders ongetrouwd.[1]
  +
  +
Geboorteoverschot Bewerken
  +
  +
  +
Geboorteoverschot in Nederland. Gemiddeld jaarlijks geboorteoverschot in de periode 1980 tot 2000.
  +
Minder dan 3,0
  +
3,0 - 3,5
  +
3,5 - 4,5
  +
4,5 - 6,0
  +
6,0 of meer
  +
Het geboorteoverschot van een land of een bepaald gebied is het verschil tussen het aantal levendgeboren kinderen en het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners. In landen met een hoog geboortecijfer kan dit geboorteoverschot 40 ‰ bedragen, maar het kan ook negatieve waarden aannemen. Dit doet zich sinds het einde van de 20e eeuw voor in vele Europese landen. Zo bedroeg het geboorteoverschot van West-Duitsland in 1979 -2,1 ‰.[2] In dat geval spreekt men van denataliteit.
  +
  +
Beïnvloeding Bewerken
  +
  +
Sommige overheden proberen het geboortecijfer te beïnvloeden (nataliteitspolitiek).
  +
  +
Manipulatie Bewerken
  +
Dictatoriale regimes hebben daarbij omstreden middelen gebruikt of doen dat nog steeds. Zo kende China van ongeveer 1980 tot 2015 een eenkindpolitiek om de bevolkingsgroei terug te dringen, terwijl onder het bewind van Nicolae Ceaușescu in Roemenië het geboortecijfer juist opgestuwd werd na de uitvaardiging van decreet 770. Berucht is ook het nazibeleid in deze, dat doorspekt was van racisme en het streven naar een arisch Lebensraum waartoe grote gebieden veroverd en gekoloniseerd moesten worden. Teneinde daarvoor arische übermenschen te kweken werd het Lebensborn-project opgericht en kregen moeders van grote gezinnen onderscheidingen.
  +
  +
Het sterftecijfer (of de mortaliteit) is het jaarlijkse aantal sterfgevallen per 1000 mensen.
  +
  +
Men onderscheidt:
  +
  +
Het bruto sterftecijfer, het totale jaarlijkse aantal sterfgevallen per 1000 mensen.
  +
Het zuigelingensterftecijfer, het jaarlijkse aantal sterfgevallen van kinderen jonger dan één jaar oud per duizend levendgeborenen.
  +
Merk op dat het bruto sterftecijfer zoals hierboven bepaald en toegepast op een gehele bevolking een misleidende indruk kan geven. Bijvoorbeeld kan het aantal sterfgevallen per 1000 mensen hoger zijn voor ontwikkelde naties dan in minder ontwikkelde landen, ondanks dat de gezondheidsstandaard beter is in ontwikkelde landen. Dit komt doordat in ontwikkelde landen meer oudere mensen zijn, die in een bepaald jaar een hogere kans hebben om dood te gaan dan jongeren, zodat het totale sterftecijfer hoger kan zijn. Een vollediger beeld van mortaliteit wordt gegeven door een "sterftetafel" die afzonderlijke mortaliteit op elke tijd samenvat. Een sterftetafel is noodzakelijk om een goede raming van het levensverwachting te geven.
  +
  +
Om sterftecijfers in een ziekenhuizen te vergelijken is de Hospital Standardized Mortality Ratio (HSMR) ontwikkeld.
  +
  +
Inhoud
  +
Statistieken Bewerken
  +
  +
Nederland in verhouding tot Europa Bewerken
  +
Het sterftecijfer van Nederland is met 8,5 (2013) lager dan het gemiddelde sterftecijfer in de Europese landen. Gemiddeld stierven er in de Europese Unie 9,7 mensen per 1000 inwoners in 2008. In Bulgarije is het sterftecijfer met 14,3 (2013) het hoogst. In Ierland is het sterftecijfer het laagst met 6,4 (2013).
  +
  +
Sterftecijfers in Nederland Bewerken
  +
Uit de statistieken blijkt dat de meeste sterfgevallen plaatsvinden in de provincie Zeeland, met 9,6 personen per 1000 inwoners (2004, CBS Doodsoorzakenstatistiek). Zeeland heeft een hoog percentage 65-plussers.
  +
  +
De gemeente met het hoogste sterftecijfer is Warmond, met in de periode 2000-2004 21,5 mensen per 1000 inwoners.
  +
  +
Flevoland heeft het kleinste aantal sterfgevallen in Nederland. In 2004 stierven er 5,1 per 1000 inwoners. De gemeente Zeewolde heeft 3,3 sterfgevallen per 1000 inwoners en heeft daarmee het laagste gemeentelijke sterftecijfer van Nederland. Het lage sterftecijfer wordt veroorzaakt door een laag aandeel ouderen in Flevoland.
  +
  +
Zuigelingensterfte Bewerken
  +
De tien landen met het hoogste zuigelingensterftecijfer zijn[1]:
  +
  +
Land Sterftecijfer
  +
Angola 196
  +
Afghanistan 166
  +
Sierra Leone 145
  +
Mozambique 137
  +
Liberia 131
  +
Niger 123
  +
Somalië 119
  +
Mali 118
  +
Tadzjikistan 112
  +
Guinee-Bissau 109
  +
Bron: World Factbook 2004 (CIA).
  +
  +
Verschil sterftecijfer tussen man en vrouw Bewerken
  +
Gemiddeld is de totale sterfte onder mannen ongeveer anderhalf keer zo hoog als onder vrouwen. Uiteraard zijn er verschillen per land.
  +
  +
In Polen is bijvoorbeeld het sterftecijfer onder mannen 12,2 per 1000 inwoners terwijl onder vrouwen het sterftecijfer 6,8 per 1000 is.
  +
  +
In Nederland is dat 8,8 en 5,6 per 1000 voor mannen en vrouwen respectievelijk.
  +
  +
In de EU mag dit verschil geen rol spelen bij pensioenpremies en -uitkeringen. Vanaf eind 2012 ook niet bij premies en uitkeringen van overlijdensrisicoverzekeringen en lijfrenten.
  +
  +
Tarzan leeft in de jungle die langzamerhand gekapt wordt. Dit is natuurlijk erg jammer en Tarzan is natuurlijk erg cool. Dat is waarom hier een klein stukje over Tarzan staat.
  +
  +
Tarzan is een fictieve held, die bedacht werd door Edgar Rice Burroughs. Hij verscheen voor het eerst in Tarzan of the Apes in 1912. Dat afgeronde verhaal was een groot succes, met het gevolg dat de schrijver nog 23 avonturen met Tarzan ging schrijven.
  +
  +
Tarzan
  +
Harikalar Diyari Tarzan 06007 nevit.jpg
  +
Debuut
  +
Tarzan of the Apes
  +
Bedacht door
  +
Edgar Rice Burroughs
  +
Persoonsinformatie
  +
Volledige naam
  +
John Clayton, Lord Greystoke II
  +
Soort
  +
Mens
  +
Geslacht
  +
Man
  +
Nationaliteit
  +
Brits
  +
Specialiteit
  +
Verhoogde zintuigen. Reflexen, behendigheid en spierkracht van ver boven normaal menselijke niveau.
  +
Familie
  +
Huwelijk
  +
Jane Porter
  +
Portaal Portaalicoon Media
  +
Inhoud
  +
Personage Bewerken
  +
  +
Tarzan is de verweesde zoon van aristocratische Engelse ouders, John en Alice Clayton, ofwel Lord en Lady Greystoke, die eind 19e eeuw stranden aan de westkust van Afrika na een muiterij aan boord van het schip dat hen naar Afrika brengt. Ze proberen te overleven in het oerwoud aan de kust. Wanneer zijn ouders overlijden wordt de mensenbaby door de apin Kala, die net haar eigen jong verloren heeft, geadopteerd en opgevoed. Tarzans echte naam is John Clayton, Lord Greystoke. De naam Tarzan ('blanke huid') krijgt hij van Kala. De enige mensen met wie Tarzan gedurende de eerste 18 jaren van zijn leven in contact komt, zijn de leden van een kannibalenstam. Een van hen, Kulonga, vermoordt Tarzans voedster-pleegmoeder Kala, waarna Tarzan bloedig wraak neemt.
  +
  +
Jaren later vindt Tarzan in het hutje van zijn echte ouders een aantal kinderboekjes, die zijn ouders met vooruitziende blik mee hadden genomen. Met behulp van de plaatjes en letters leert hij zichzelf lezen en schrijven, maar een menselijke taal leert hij pas veel later - wanneer hij door blanken wordt ontdekt. De eerste mensen die hij leert kennen zijn de jonge Amerikaanse Jane Porter, haar vader en de Franse luitenant-ter-zee Paul D'Arnot. Van die laatste leert hij de eerste menselijke taal spreken, en wel het Frans, en later ook Engels. D'Arnot zal voor de rest van zijn leven ook Tarzans beste vriend blijven, en neemt hem mee naar de beschaafde wereld.
  +
  +
De Porters zijn samen met nog een groep andere mensen achtergelaten in Afrika door muiters. Tarzan en Jane ontmoeten elkaar en worden op slag verliefd. Wanneer Jane terugkeert naar Amerika, gaat Tarzan haar uiteindelijk achterna. In latere boeken zijn de twee getrouwd en hebben ze een zoon genaamd Jack, wiens naam in de apentaal Korak ('de doder') luidt.
  +
  +
De meeste van de vele Tarzanfilms die in de loop der jaren gemaakt zijn, doen geen recht aan het oorspronkelijke personage dat schrijver Burroughs schiep, maar hun minder complexe beeld van de wilde 'aapmens' werd spreekwoordelijk.
  +
  +
Uiterlijk en vaardigheden Bewerken
  +
  +
Tarzan is in de originele boeken van schrijver Edgar Rice Burroughs (1875-1950) een held met voornamelijk goede eigenschappen. Hij is een grote, zeer atletisch gebouwde blanke man, met grijze ogen en zwart haar. Hij is zeer intelligent en leert makkelijk en snel een nieuwe taal.
  +
  +
Tarzans opvoeding onder de mensapen en zijn jarenlange leven in de jungle gaven hem vaardigheden welke die van de meeste mensen te boven gaan. Hij heeft extra scherpe zintuigen. Zo kan hij op kilometers afstand een vijand horen aankomen of gevaar ruiken. Hij draagt doorgaans enkel een lendendoek. Bij voorkeur beweegt hij zich voort door zich in de hoge boomterrassen van tak naar tak te slingeren en te springen. Van lianen maakt hij zelden of nooit gebruik, hoewel die in de films vaker te zien zijn.
  +
  +
In gevechten met wilde dieren komt hij steeds als overwinnaar uit de bus.
  +
  +
Van alle diersoorten in de jungle kan Tarzan, in tegenstelling tot wat niet-kenners denken, alleen met apen communiceren, al heeft hij ook een speciale band met olifanten, die hem op de een of andere manier enigszins lijken te verstaan. Olifanten komen hem ook te hulp wanneer hij die in noodsituaties te hulp roept.
  +
  +
Tarzan heeft door het gebruik van bijzondere pillen, die hij verkreeg via een mysterieuze Kavurustam en een behandeling door een zwarte toverdokter, de 'eeuwige jeugd'. In het laatste door Burroughs voltooide Tarzanboek, dat zich afspeelt aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, ziet hij er uit als een man van ergens in de twintig. In werkelijkheid is hij dan echter al tegen de zestig jaar oud. Ook zijn vrouw Jane en zijn trouwe aapje Nkima slikten die pillen regelmatig. Tarzans liefde voor zijn vrouw Jane is onvoorwaardelijk, en hij wijst dan ook geregeld toenaderingspogingen van andere vrouwen af, zelfs wanneer die vrouwen mooier en interessanter dan Jane zijn; in de romans van schrijver Edgar Rice Burroughs zijn dat bijvoorbeeld Koningin Nemone en Hogepriesteres La van de verloren stad Opar.
  +
  +
Uitwerking Bewerken
  +
  +
Tarzan is een van de bekendste fictieve personen ter wereld. Behalve in meer dan twee dozijn boeken van Burroughs en een aantal van andere auteurs, duikt hij ook op in veel films, televisieseries, stripseries en hoorspelen.
  +
  +
Hoewel het auteursrecht op het originele verhaal van Tarzan inmiddels is verlopen in de Verenigde Staten, is de naam Tarzan nog wel auteursrechtelijk beschermd. De rechten zijn in handen van Edgar Rice Burroughs, Inc..
  +
  +
Kritiek Bewerken
  +
  +
Het eerste Tarzanboek was een groot succes, maar de latere boeken werden vaak minder goed ontvangen. Een veel gehoord punt van kritiek was dat de boeken te veel een vaste formule aanhielden die telkens herhaald werd.
  +
  +
In de jaren zeventig van de twintigste eeuw kwam er kritiek dat de Tarzanverhalen en films racistisch zouden zijn. Burroughs was een kind van zijn tijd, en sommige elementen uit zijn boeken kunnen tegenwoordig racistisch overkomen. Zo worden de Afrikaanse inboorlingen die in de verhalen voorkwamen regelmatig op een stereotype en negatieve manier neergezet. Aan de andere kant wordt de stam der Waziri, die Tarzan onder hen opneemt wanneer hij hen helpt in hun gevecht tegen Arabische slavenhandelaars, door Burroughs beschreven als prachtmensen. Zij spelen in meerdere Tarzan-romans een beduidende rol. Verder deed Burroughs voor die tijd gewaagde uitspraken, die hem niet in dank werden afgenomen door de voorstanders van verschillende rassentheorieën. Critici gaan daar, al dan niet opzettelijk, nogal eens aan voorbij.
  +
  +
Nevenpersonages Bewerken
  +
  +
Tarzan heeft in diverse versies intelligente dieren als vriend. De chimpansee Cheetah is daarvan het bekendste voorbeeld. In de originele boeken van Burroughs komt die echter niet voor. Sterker nog, in de boeken komen helemaal geen chimpansees voor. De vaste begeleider van Tarzan, het zeer kleine aapje Nkima, is een druktemaker met een bloeddorstig karakter, maar zeer behulpzaam in noodgevallen.
  +
  +
Een bij de mens onbekende grote apensoort, grijs van haarkleur, in de boeken de 'Mangani' genoemd, is die waarbij Tarzan opgroeide en waarvan hij later 'koning' werd. De gorilla's ('Bolgani') zijn de doodsvijanden van die apenstam, en dus ook van Tarzan. Met olifanten heeft Tarzan een bijzondere en sterke band. Hij noemt deze diersoort 'Tantor' (dat is dus niet de naam van één specifieke olifant). Jad-Bal-Ja, de 'gouden leeuw', is een reusachtige leeuw met zwarte manen, afgericht door Tarzan die het dier als welpje vond. Samen met hem beleeft Tarzan diverse avonturen.
  +
  +
Boeken Bewerken
  +
  +
Door Edgar Rice Burroughs Bewerken
  +
Tarzan of the Apes (1912)
  +
The Return of Tarzan (1913)
  +
The Beasts of Tarzan (1914)
  +
The Son of Tarzan (1915)
  +
Tarzan and the Jewels of Opar (1916)
  +
Jungle Tales of Tarzan (1916, 1917)
  +
Tarzan the Untamed (1919, 1921)
  +
Tarzan the Terrible (1921)
  +
Tarzan and the Golden Lion (1922, 1923)
  +
Tarzan and the Ant Men (1924)
  +
Tarzan, Lord of the Jungle (1927, 1928)
  +
Tarzan and the Lost Empire (1929)
  +
Tarzan at the Earth's Core (1930)
  +
Tarzan the Invincible (1930, 1931)
  +
Tarzan Triumphant (1932)
  +
Tarzan and the City of Gold (1932)
  +
Tarzan and the Lion Man (1933, 1934)
  +
Tarzan and the Leopard Men (1935)
  +
Tarzan's Quest (1935,1936)
  +
Tarzan and the Forbidden City (1938)
  +
Tarzan the Magnificent (1939)
  +
Tarzan and the Foreign Legion (1947)
  +
Tarzan and the Madman (1964)
  +
Tarzan and the Castaways (1965)
  +
Nederlandse uitgaven Bewerken
  +
Met uitzondering van de laatste twee zijn al deze verhalen in een Nederlandse vertaling uitgebracht. De eerste vertalingen verschenen in 1920 bij uitgeverij Blankwaardt & Schoonhoven te Rijswijk, spoedig gevolgd door uitgeverij Gebr. Graauw in Amsterdam en Soerabaja.
  +
  +
De compleetste serie werd in de jaren 1965 tot en met 1968 uitgebracht door uitgeversmaatschappij West-Friesland te Hoorn, in de zogenaamde Witte Raven-serie. De Nederlandse titels luidden daarbij als volgt:
  +
  +
Tarzan van de apen
  +
De terugkeer van Tarzan
  +
Tarzan en zijn dieren
  +
De zoon van Tarzan
  +
Tarzan en de juwelen van Opar
  +
Tarzan in het oerwoud
  +
Tarzan de ontembare
  +
Tarzan de verschrikkelijke
  +
Tarzan en de gouden leeuw
  +
Tarzan en het mierenvolk
  +
Tarzan, heerser van het oerwoud
  +
Tarzan en het verloren rijk
  +
Tarzan in de onderwereld
  +
Tarzan de onoverwinlijke
  +
Tarzan triomfeert
  +
Tarzan in de gouden stad
  +
Tarzan en de leeuwman
  +
Tarzan en het luipaardenvolk
  +
Tarzan's waagstuk
  +
Tarzan en de verboden stad
  +
Tarzan de geweldige
  +
Tarzan en het vreemdelingenlegioen
  +
Door andere auteurs Bewerken
  +
Na de dood van Burroughs hebben veel auteurs hun eigen Tarzanverhalen gepubliceerd, vaak zonder toestemming van Burroughs’ nabestaanden of van zijn estate. In sommige gevallen werd zulke publicatie tijdig tegengehouden, maar veel boeken zijn toch in de handel gebracht.
  +
  +
Tegenwoordig verschijnen er echter weer nieuwe Tarzan verhalen, die met toestemming van de rechthebbenden, ERB.Inc., worden uitgebracht.
  +
  +
Verfilmingen Bewerken
  +
  +
De boeken van Burroughs hadden zoveel succes dat Hollywood interesse toonde voor verfilmingen van de boeken. Het verhaal, met held Tarzan, vriendin Jane en wilde dieren in de jungle, sprak het grote publiek aan.
  +
  +
Volgens de Internet Movie Database zijn er tussen 1918 en 1999 88 films gemaakt over Tarzan. De eerste Tarzanfilm kwam uit in 1918 met Elmo Lincoln als Tarzan. Dat was een stomme film, net als een aantal films die hierop volgden.
  +
  +
Vanaf 1932 werd Tarzan wereldberoemd, toen de imposant gebouwde zwemkampioen Johnny Weissmuller de rol van Tarzan vertolkte. De succesvolste Tarzanfilms werden gemaakt tussen 1932 en 1948 met Weissmuller als Tarzan en Maureen O'Sullivan als Jane. De beroemdste uitspraak van de verbaal stuntelige Tarzan ten overstaan van de eerste menselijke vrouw die hij in de gedaante van Maureen tegenkwam was: "Me Tarzan, you Jane!"
  +
  +
Dat is echter een misvatting die een eigen leven is gaan leiden, nadat een slecht geïnformeerde journalist die ooit zo neerschreef. Die woorden werden namelijk nooit zo uitgesproken door Weissmuller. Hij wijst in de bewuste filmscène namelijk naar Jane, en noemt haar naam, om vervolgens naar zichzelf te wijzen en 'Tarzan' te zeggen. Daarna volgt een herhaling van hetzelfde.
  +
  +
De Weissmuller Tarzan versie week echter enorm af van de oorspronkelijke Tarzan, zoals die bedacht werd door schrijver Burroughs. Dat was deels te wijten aan Burroughs zélf, want die liet per contract met de filmmaatschappij MGM vastleggen, dat men geen enkele verhaallijn, of personage uit zijn oorspronkelijke boeken in de films mocht gebruiken. Alleen de namen Tarzan en Jane mocht men gebruiken, waarbij Jane dan zelfs nog een andere dan de oorspronkelijke achternaam kreeg, Parker, in plaats van Porter. Burroughs zou later, na het zien van een van Weissmullers Tarzanfilms, hoofdschuddend de uitspraak doen "Ik geef hen een prachtige intelligente held, en ze maken er een boerenpummel van".
  +
  +
In 1935 produceerde schrijver Burroughs zelf een 'filmserial', The New Adventures of Tarzan, later in kortere versie heruitgebracht als (The New Adventures of Tarzan en Tarzan and The Green Goddess (1938). De acteur die in deze films de hoofdrol speelde, olympisch kampioen kogelstoten Herman Brix (die zich later Bruce Bennett zou noemen), geldt tot op de dag van vandaag voor de fans van Burroughs als de meest Burroughs-getrouwe Tarzanacteur ooit.
  +
  +
In de jaren zestig van de 20e eeuw was er een grote opleving van de populariteit van Tarzan. Boeken en stripverhalen vlogen als warme broodjes over de toonbanken, en Tarzanfilms en -televisieseries volgden. In die periode werden er een aantal van de beste Tarzanfilms gemaakt: Tarzan's Greatest Adventure en Tarzan The Magnificent, met de gespierde Gordon Scott in de hoofdrol, gelden als toppers uit het genre, en staan veel dichter bij het origineel dan de films met Weissmuller en zijn opvolger Lex Barker. Ook de films Tarzan Goes To India (financieel gezien de succesvolste Tarzanfilm ooit) en Tarzan's Three Challenges, zijn schitterende producties in breedbeeld en kleur. Daarna nam de kwaliteit van de films weer snel af. Ron Ely had wel nog veel succes als de intelligentere Tarzan, in de gelijknamige 57-delige televisieserie uit de jaren zestig.
  +
  +
In 1984 bracht regisseur Hugh Hudson de film Greystoke: The Legend of Tarzan, Lord of the Apes uit. Daarin gaat hij weer meer terug naar Burroughs' verhaal en wordt Tarzan niet meer zo dom uitgebeeld als in de Weissmullerfilms.
  +
  +
De volgende Tarzanfilm, Tarzan and The Lost City, met Casper Van Dien, was min of meer bedoeld als vervolg op Greystoke. Een te klein budget en een weinig verheffend scenario lieten de film echter floppen.
  +
  +
In 2016 verscheen een nieuwe Tarzanfilm, groots van opzet, met veel actie en special effects. Alexander Skarsgård vertolkt de rol van Tarzan. Verder staan er nieuwe Tarzanboeken en een televisieserie op stapel, met een gemoderniseerde Tarzan als hoofdpersoon. Die zal het opnemen tegen de bandieten van deze tijd, zoals milieuvervuilers. In de jaren negentig kende een poging in die richting weinig bijval; de televisieserie Tarzan, met Wolf Larson in de titelrol, werd geen succes.
  +
  +
Andere media Bewerken
  +
  +
Televisie Bewerken
  +
In 1958 nam filmacteur Gordon Scott, die Tarzan voor- en nadien vertolkte in meerdere televisie- en lange speelfilms, ook drie afleveringen op voor een eventuele televisieserie, die echter nooit van de grond kwam.
  +
  +
In 1966 verscheen de eerste live-action Tarzan-serie op NBC . Deze serie, met Ron Ely in de hoofdrol, liep van 1966 tot 1968. Een animatieserie van Filmation getiteld Tarzan, Lord of the Jungle, werd uitgezonden van 1976–1977, gevolgd door het programma Batman/Tarzan Adventure Hour (1977–1978), Tarzan and the Super 7 (1978–1980), The Tarzan/Lone Ranger Adventure Hour (1980–1981), en The Tarzan/Lone Ranger/Zorro Adventure Hour) (1981–1982).
  +
  +
In de jaren 90 verschenen er weer twee live-action Tarzanseries: Tarzán (1991) en Tarzan: The Epic Adventures (1996). Van 2001 tot 2003 zond Disney de animatieserie The Legend of Tarzan uit, die een spin-off was van hun animatiefilm.
  +
  +
De laatste televisieserie was Tarzan uit 2003, met Travis Fimmel in de hoofdrol. Deze serie werd al na acht afleveringen stopgezet.
  +
  +
Stripverhaal Bewerken
  +
Van Tarzan verschenen in Amerika tevens series stripverhalen. Deze verhalen zijn gedeeltelijk ook in het Nederlands vertaald en verschenen in verschillende uitgaven, zowel als Lilliput-strip in stripformaat als in het in Europa gangbare stripboekenformaat.
  +
  +
Toneel Bewerken
  +
Reeds in 1921 werd het originele Tarzanverhaal bewerkt tot een toneelstuk, getiteld Tarzan of the Apes. Hoofdrollen werden vertolkt door Ronald Adair en Ethel Dwyer.
  +
  +
Omdat in 1943 geen Tarzanfilms vertoond mochten worden werd er in Den Haag een eigen werk opgevoerd. Nederland had op 5 maart 1943 een toneelstuk waarin Louis Bouwmeester, Wim Sonneveld en André Carell (Kesselaar) in meespeelden.[1] In 1976 schreef Richard O'Brien een musical getiteld "T. Zee," die losjes gebaseerd was op Tarzan.
  +
  +
Op 10 mei 2006 ging de op de Disneyfilm gebaseerde musical Tarzan in première. Deze musical werd opgevoerd in meerdere landen, waaronder Nederland.
  +
  +
Ontgroening is het afnemen van het aandeel jongeren in de bevolking als gevolg van een afname van het geboortecijfer, vaak door het aflopen van een geboortegolf. Een relatief groot jeugdcohort zal volwassen worden en daarmee tot het middensegment toetreden, en een kleiner jeugdsegment blijft achter.
  +
  +
Het gevolg van ontgroening is een stijging van de gemiddelde en de mediane leeftijd van de bevolking en een toename van het aandeel werkenden op de totale bevolking. De gevolgen hiervan (kunnen) zijn:
  +
  +
De kosten van sociale verzekeringen op basis van het omslagstelsel dalen, maar zullen in de toekomst toenemen wanneer deze relatief grote groep werkenden 65 wordt;
  +
Ontgroening leidt tot vergrijzing. In het begin is deze echter marginaal, omdat het aandeel jongeren niet alleen wordt afgezet tegen het aandeel ouderen, maar ook tegen het aandeel van het (grote) middensegment.
  +
De behoefte aan scholen en onderwijzend personeel zal afnemen;
  +
Het zal tijdelijk kunnen leiden tot een groter aanbod op de arbeidsmarkt en dus werkloosheid.
  +
Deze werkloosheid treft vooral de starters op de arbeidsmarkt, waarvan een deel buiten de boot zal vallen. Omdat jongvolwassenen toch al vatbaarder zijn voor nieuwe ideeën en hun onvrede sneller ventileren. Dit kan sociale onrust tot gevolg hebben; zo kan de onrust uit het jaar 1968 worden herleid tot de naoorlogse geboortegolf, en de val van Ceaușescu tot de generatie die door decreet 770 werd gecreëerd. Ook de Arabische Lente kan worden herleid tot een door de demografische overgang gecreëerde ontgroening in veel Arabische landen.
  +
Ontgroening vormt een demografische fase in een land waar de leefomstandigheden sterk zijn verbeterd. Na het sterftecijfer is ook het geboortecijfer gedaald, en de voorheen piramidevormige leeftijdsopbouwdiagrammen van een land zullen nu de urnvorm aannemen. Als het geboortecijfer en sterftecijfer dan stabiliseren, blijft de urnvorm gehandhaafd. De ontgroening (en vergrijzing) is gestopt. Het absolute aantal jongeren kan nog wel blijven dalen, het aandeel jongeren blijft echter gelijk.

Maatregelparameters

VariabeleWaarde
Of de bewerking wel of niet als klein gemarkeerd is (niet langer in gebruik) (minor_edit)
false
Aantal bewerkingen gebruiker (user_editcount)
0
Gebruikersaccountnaam (user_name)
'RAINBOWBOY'
Groepen (inclusief impliciete) waar gebruiker lid van is (user_groups)
[ 0 => '*', 1 => 'user' ]
Rechten die een gebruiker heeft (user_rights)
[ 0 => 'createaccount', 1 => 'read', 2 => 'writeapi', 3 => 'editmyusercss', 4 => 'editmyuserjs', 5 => 'viewmywatchlist', 6 => 'editmywatchlist', 7 => 'viewmyprivateinfo', 8 => 'editmyprivateinfo', 9 => 'editmyoptions', 10 => 'abusefilter-log-detail', 11 => 'abusefilter-view', 12 => 'abusefilter-log', 13 => 'move-rootuserpages', 14 => 'edit', 15 => 'createpage', 16 => 'createtalk', 17 => 'upload', 18 => 'reupload', 19 => 'reupload-shared', 20 => 'minoredit', 21 => 'purge', 22 => 'sendemail', 23 => 'applychangetags', 24 => 'changetags', 25 => 'editcontentmodel' ]
Pagina-ID (page_id)
0
Paginanaamruimte (page_namespace)
0
Paginanaam (zonder naamruimte) (page_title)
'Verlslag aardrijkskunde'
Volledige paginanaam (page_prefixedtitle)
'Verlslag aardrijkskunde'
Handeling (action)
'edit'
Bewerkingssamenvatting (summary)
'AARDRIJSKUNDE verslag van 30000'
Oude inhoudsmodel (old_content_model)
''
Nieuw inhoudsmodel (new_content_model)
'wikitext'
Wikitekst van de oude pagina vóór de bewerking (old_wikitext)
''
Wikitekst van de nieuwe pagina ná de bewerking (new_wikitext)
'Beste allemaal, dit is ons serieuze verslag van Aardrijkskunde, Hoe komt het dat er nog steeds last is van vergrijzing en vergroening ontstaat terwijl er ook overbevolking is? 50.537 woorden. Gemaakt door Jos Zikkerd en Ben Boy (Thema 6) Dit is ons verslag van aardrijkskunde thema 6. Waarom is er nog steeds last van vergrijzing terwijl er ook overbevolking is? We gaan het uitzoeken. Allereerst gaan we kijken naar vergrijzing. In Nederland is de vergrijzing het ergste in de Noordelijke provincies. Ook in de Zuidelijke provincies, is er sprake van vergrijzing. In het westen, bij de randstad, is er weinig last van vergrijzing, vooral langs de vier grote steden niet. Alleen in Rotterdam ligt het gemiddelde inkomen lager dan het gemiddelde van de rest van Nederland. In het oosten is er wel enige sprake van vergrijzing, maar niet met dezelfde mate als in het noorden en zuiden. Nu komt de cruciale vraag die we ons moeten stellen: wat is vergrijzing eigenlijk? Als er sprake is van vergrijzing, betekent dat dat de jonge mensen die geboren worden naar een andere plaats verhuizen en dat de ouderen alleen blijven. In het begin is dat niet een enorm probleem, maar na verloop van tijd sterven de ouderen. Als de ouderen sterven wonen er geen mensen meer op een plaats en spreekt men van zogeheten “spookdorpen.” In Nederland wonen de mensen dus vooral in de randstad. Nu komt de volgende vraag: waarom wonen de meeste mensen in de randstad? Deze vraag is makkelijk te beantwoorden. In de randstad is er veel werk en je krijgt goed betaald. Zoals u als voorbeeld gebruikt: u verdient ongeveer zeventigduizend euro per jaar terwijl iemand die in de Amsterdamse haven steeds kisten van een boot op een andere boot of van land naar boot of van boot naar land moet zetten, honderdduizend euro per jaar verdient. Huizen zijn er wel duurder! Nu gaan we uitzoeken waarom je meer verdient als je heel simpel werk doet, nu wil ik niet zeggen dat in een haven kisten sjouwen simpel werk is, maar je hebt er geen hoge opleiding voor nodig, terwijl als je hoogopgeleid bent en aardrijkskundedocent bent, je minder verdient. Ik heb een aantal sites onderzocht. Allereerst Centraal Bureau Voor De Statistiek. Hier heb ik gevonden dat er wel degelijk meer wordt verdient in de randstad dan in de rest van Nederland, behalve in Rotterdam dan. Ik heb echter geen bruikbare informatie gevonden om mijn vraag te beantwoorden waarom dat zo is. Hierna heb ik gekeken op reddit.com. Op de pagina die ik bezocht, had een persoon een vraag gesteld over het loon van mensen uit de ICT. Hier staat dat iemand die informatiekunde studeert, een startsalaris van drieduizend euro heeft. De meeste mensen die informatiekunde doen, werken onder hun niveau. Ook blijkt dat dat ongeveer evenveel en soms zelfs meer is dan wat een basisarts verdient terwijl die eigenlijk een hogere opleiding heeft. Ik ben er vanuit gegaan dat de persoon die dit geschreven heeft, gelijk had. Dit kan natuurlijk ook niet het geval zijn. Hieronder citeer ik een aantal antwoorden op de vraag: “In ict liggen lonen over het algemeen hoger, plus het is ook een vrij brede opleiding. Dat is voor bedrijven aantrekkelijk. Bron: ik doe zelf informatiekunde (groningen) en heb afgelopen jaar redelijk wat carrière gerelateerde activiteiten met mijn vereniging gedaan.” “Tja, dit is altijd een lastige discussie met een hoop voors en tegens. Persoonlijk denk ik dat er een hoop artsen zijn die te veel krijgen. Maar laten we eerlijk zijn, ik ben waarschijnlijk niet degene die moet gaan bepalen hoeveel welk beroep moet gaan verdienen. Maar het punt wat ik nu wel wil maken is dat je het loon van een basisarts niet als maatstaf moet gaan gebruiken voor het loon van een compleet ander ongerelateerd beroep.” “Salarisverschillen zijn een gevoelig onderwerp op deze sub, maar er bestaan nu eenmaal grote verschillen in beloningen voor verschillende vaardigheden. Software wordt steeds belangrijker voor vrijwel elk bedrijf en de vraag naar goede software ontwikkelaars stijgt enorm snel. Er is op dit moment veel meer vraag dan aanbod, en die vraag is veel bedrijven veel geld waard. Ik werk voor een internationaal technologie bedrijf en naar mijn mening is een startsalaris van 3k per maand een absoluut koopje voor een talentvolle software ontwikkelaar met een computer science achtergrond. In Amerika verdient de median startende software engineer $77k per jaar. Top 25% verdient meer dan $98k en top 10% verdient meer dan $110k. Na die start stijg je ook nog eens heel snel. https://www.payscale.com/research/US/Job=Software_Engineer/Salary/4fd947de/Entry-Level In Nederland zijn er ook startsalarissen die substantieel hoger liggen. ING betaalt haar huidige lichting IT trainees bijvoorbeeld 49k per jaar all-in met een redelijk stijl pad omhoog. Wanneer je naast technische 'hard skills' ook goed in staat bent om samen te werken met anderen (ook niet ontwikkelaars) en dus goede 'soft skills' hebt ben je simpelweg enorm veel geld waard voor veel bedrijven. Als een sidenote, ik kwam dit vandaag tegen op /r/programming, misschien vind je het interessant: https://nl.reddit.com/r/programming/comments/8phedd/falsehoods_programmers_believe_about_hiring/?ref=share&ref_source=link Dat allemaal gezegd hebbende. Ga alleen informatiekunde studeren wanneer je het echt interessant vindt. Je gaat uren en uren en uren 'bezig zijn met software' (=/= exclusief programmeren), dat moet je wel echt leuk vinden.” Het lijkt misschien alsof ik hier absoluut niets aan heb gehad voor mijn verslag, maar schijn bedriegt. Ik heb niet de exacte reden waarom mensen in de randstad meer verdienen, maar ik heb wel een idee. De antwoorden die op een compleet andere vraag gegeven zijn, kunnen ook verband hebben met mijn vraag. Omdat ik niet echt een specifiek antwoord heb gekregen op mijn vraag, ben ik verder gaan zoeken. Eerst heb ik gekeken op rtlnieuws.nl, waar ik niets vond behalve het artikel: je verdient modaal, maar hoe krijg je dan een huis. Voor mijn vraag heb ik aan dit artikel niets en dus kan ik deze site niet gebruiken. Daarna heb ik gekeken op porterenee.nl, maar daar vond ik niets. Ik vond wel een artikel wat met mijn vraag te maken had, maar het leek me niet betrouwbaar. Na veel onsuccesvolle zoekpogingen, stopte ik met op internet kijken voor antwoord. Ik besloot de vraag zelf te stellen. Zonder opbrengst, want antwoorden waren: “dan kun je net zo goed vragen waarom mensen in Afrika arm zijn en mensen in Europa niet.” Uiteraard kon ik daar niets mee. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit een onverklaarbaar verschijnsel is, tenzij ik hier verder op inga. Omdat ik daar niet genoeg tijd voor heb, het schijnt lastig te zijn om hierachter te komen, dus ga ik het niet doen. Wel heb ik hier veel van opgestoken. De volgende vraag is: wat is ontgroening? Ontgroening is een essentieel onderdeel van ons verslag. Wat is het dan? Nou, dat zal ik uitleggen. In Nederland is er sprake van ontgroening. Vooral in arme landen is er weinig sprake van ontgroening. Omdat de mensen er arm zijn, hebben ze geen dokters. Doordat ze geen dokters hebben, gaan ze eerder dood. Daardoor komen er minder oude mensen bij. Mensen krijgen ook meer kinderen omdat ze anders niet kunnen blijven leven en die komen daar dan wonen. Daarom zie je dat er meer jongeren wonen. Nu is er nog steeds geen antwoord gegeven op mijn vraag: wat is ontgroening? Ontgroening betekent dat er veel jongeren wegtrekken uit een streek. In erg gelovige landen gebeurt dat ook heel weinig omdat de mensen met standplaatsgebondenheid te maken hebben. Later wordt uitgelegd wat dat is. Ontgroening is dus een beetje de oorzaak van vergrijzing: jongeren trekken weg uit een streek; gevolg is dat er veel oudere mensen overblijven. Nu een fenomeen uit de vorige alinea: standplaatsgebondenheid. Wat is standplaatsgebondenheid? Standplaatsgebondenheid is dat mensen niet uit hun geboorteplaats weg willen gaan. In gelovige landen is het belangrijk dat je op je eigen plek blijft. Het maakt niet uit als er een kilometer verderop een waterput is en als mensen daarnaartoe verhuizen, ze veel sneller water hebben. Ze blijven op hun eigen plek. Het kan ook zo zijn dat je al je hele leven in Meerssen woont en er gewoon niet weg wil gaan. Dat is ook standplaatsgebondenheid. In het begin heb ik het al gezegd: om de vraag te beantwoorden, moeten we eerst een paar andere, simpelere vragen beantwoorden. Eerst komt natuurlijk wat is… dan komt er een fenomeen waarvan we moeten weten wat het is. Daarna komt het verband. Wat heeft ontgroening nu met vergrijzing te maken? Wat hebben die twee met overbevolking te maken? Uiteindelijk kun je op die manier de vraag oplossen. Het is niet veel werk, maar je moet er wel zin in hebben. Nu dus de vraag: wat is overbevolking? De naam zegt het al een beetje: overbevolking. Er is teveel bevolking. Met andere woorden: er wonen teveel mensen op een plaats. We spreken nu wel van vergrijzing en ontgroening in Nederland, maar er is ook sprake van overbevolking. In Nederland en België wonen soms wel zeshonderdvijftig mensen per vierkante kilometer. In andere delen van Europa is dat veel minder. Toch hebben we het hier niet slecht. Hoe komt het dan dat er in Nederland en België veel meer mensen wonen dan in de rest van Europa en zelfs de wereld? Om dat uit te zoeken heb ik weer eenzelfde project gemaakt als bij de vraag waarom mensen in de randstad meer verdienen dan op andere plaatsen in Nederland. Ik heb het eerst op internet opgezocht. Eerst keek ik op de site: republiekalochtonie.nl. Ik vond er een artikel over allochtonen in Nederland. Er wonen erg veel allochtonen in Nederland, vooral uit Polen, maar ook uit andere landen. De reden daarvoor is dat het gastarbeiders zijn. Ze werken in Nederland en doen het werk wat mensen in Nederland zelf niet willen doen omdat ze hoogopgeleid zijn. Dit zou een reden kunnen zijn waarom er in Nederland zoveel mensen wonen: misschien wonen er gewoon veel buitenlanders. Om het zeker te weten, heb ik ook opgezocht hoeveel buitenlanders er in andere landen wonen. Ik heb gekeken op flipvandyke.nl. Het was een goede site en alle landen stonden op een rijtje in procenten. Uitgaand van de procenten, is Nederland niet zo dichtbevolkt met allochtonen. Nederland staat op de vijftiende plek in de lijst met negenentwintig landen met elf komma vijf procent. Het probleem is dus niet dat er zoveel allochtonen wonenden Nederland. Daarom keek ik even op andere sites. Ik heb op scholieren.com gekeken. Er stond een artikel over asielzoekers. Ik heb er niets aan gehad omdat er geen statistieken instaan en omdat ik het niet kan vergelijken met andere landen. Ik heb nog op een aantal sites gekeken, maar heb niets gevonden. Vergrijzing Vergrijzing is een moeilijk woord dat betekent dat de gemiddelde leeftijd van de bevolking in een land stijgt. Dit gebeurt nu in Nederland, er zijn dus steeds meer oudere mensen in ons land en steeds minder kinderen en werkende mensen. De vergrijzing wordt de komende jaren erger en bereikt in Nederland in 2039 haar hoogtepunt met 4,6 miljoen inwoners die 65 jaar of ouder zijn. De oorzaken van de vergrijzing De vergrijzing heeft een aantal oorzaken. Mensen worden steeds ouder, de levensverwachting neemt toe. Er worden minder kinderen geboren dat vroeger. Na de tweede wereld oorlog was de babyboom, er werden toen erg veel kinderen geboren. Iedereen die toen geboren is is nu oud. Al lange tijd komen er veel buitenlanders naar Nederland om hier te wonen, deze mensen worden nu ook oud is ons land. De gevolgen van de vergrijzing Doordat een steeds groter deel van de bevolking in Nederland ouder is dan 65 veranderen er een aantal zaken. Alle mensen in Nederland gaan als zij ongeveer 65 jaar zijn met pensioen. Als je met pensioen gaat krijg je geld van de overheid om van te kunnen leven, omdat je nu geen geld meer verdient. Nu er steeds meer mensen zijn die met pensioen gaan, kost dat de overheid erg veel geld. Ook zijn oudere mensen vaker ziek dan jonge mensen en soms kunnen ze niet meer zelfstandig wonen en gaan zij naar een verzorgingstehuis. De overheid betaald deze zorginstellingen, omdat deze nu meer nodig zijn kost dat de overheid meer geld. De overheid kan al dit soort dingen betalen, doordat wij als we werken steeds een beetje van onze loon afstaan aan de belasting. Nu een steeds groter deel van de bevolking met pensioen is en niet meer werkt, is er een steeds kleiner wordend deel van de bevolking wat nog wel werkt die belasting betalen. De overheid moet meer betalen nu er meer oudere mensen zijn, maar krijgt minder geld binnen nu de verhouding tussen de werkende en de niet werkende veranderd. Deze verhouding noem je de Grijze druk. Ook zullen er in de inrichting van ons land zaken veranderen. Nu er minder kinderen geboren worden zijn en minder scholen nodig dan vroeger, maar er zijn juist wel weer meer verzorgingstehuizen nodig door het groeiende aantal ouderen is ons land. Veel jonge mensen willen graag in de stad wonen. Zij verhuizen vanuit de dorpen naar de stad. De ouderen blijven vaak in de dorpen wonen. Hierdoor zullen de verschillen tussen de stad en het dorp erg toenemen. Als de ouderen overlijden zal het dorp leeg komen te staan. Hoe kunnen we het beste met deze gevolgen omgaan? De vergrijzing zorgt ervoor dat er zaken gaan veranderen in ons land. Als we niks veranderen, zal de overheid straks niet voldoende geld hebben om alles te betalen en zullen er te weinig zorgvoorzieningen zijn. Ook zullen er scholen zijn met of heel weinig leerlingen, of er moeten scholen dicht en de gebouwen blijven dan leeg staan. Dit mag natuurlijk niet gebeuren, er zullen dus aanpassingen moeten worden gedaan. Om ervoor te zorgen dat de overheid alle voorzieningen (onderwijs, geld om de pensioen te betalen, verzorgingstehuizen enz.) kan blijven betalen moeten er zaken veranderen. Een mogelijke oplossing is mensen later met pensioen laten gaan. Hierdoor krijgt de overheid langer belasting binnen en hoeven zij de mensen pas later geld te betalen voor hun pensioen. Ook moet er in de inrichting van het land het één en ander veranderen. De steden worden steeds drukker hierdoor zullen er huizen en scholen bijgebouwd worden. De dorpen worden rustiger en hier wonen vaak oudere mensen. In de dorpen zouden leegstaande school en winkelpanden omgebouwd kunnen worden tot verzorgingstehuizen en andere vormen van zorgvoorzieningen. Door de vergrijzing moeten er dus een aantal zaken veranderen. Dit zijn lastige beslissingen die de overheid maakt. Mensen moeten altijd wennen aan veranderingen, daarom zou het het beste zijn als deze veranderingen stap voor stap worden doorgevoerd. Vergrijzing en ontgroening. bevolkingssaldo stijgt/daalt: 1. baby's worden geboren/ mensen sterven 2. immigranten vestigen zich/ emmigranten vertrekken Na WOII was de bevolking sterk gegroeit. Vruchtbaarheidscijfer: gem. 2,1 kinderen per vrouw om bevolking op peil te houden lukt niet --> laat moederschap in NL (29,5 jaar) door: 1. ontwikkeling van 'de pil'. 2. religie (katholieke kerk stimuleerde komst van veel kinderen, niet niet meer zo veel) ontgoening = aantal jongeren neemt af (0-19) vergrijzing = aantal ouderen neem toe (65+) door: 1. minder kinderen is relatief meer ouderen 2. 'babyboom'-generatie 3. levensverwachting vergoot (betere gezondheid) Demografische druk: grijze druk = druk van de niet productieve boven de 65 jaar op de productieven. groene druk = " " " " " onder de 18 jaar " " " afname van de bevolking = demografische krimp Overbevolking Het verloop van de bevolkingsgroei volgens Thomas Malthus en volgens Pierre-François Verhulst Overbevolking (synoniem: overpopulatie) is een begrip dat gebruikt wordt om aan te geven dat er te veel mensen wonen, leven of aanwezig zijn in een land, gebied, stad, op een bepaalde plaats, en op wereldschaal, en dit problemen met zich meebrengt. Deze problemen kunnen zowel fysiek (praktisch) als mentaal (gevoelsmatig) van aard zijn. Na Thomas Malthus in de 19e eeuw was het in de jaren 70 van de 20e eeuw de Club van Rome die de noodklok luidde over het probleem van overbevolking. Inhoud Ecologisch begrip Bewerken In de ecologie is er sprake van overbevolking als een soort de draagkracht van haar habitat uitput. Meestal verwijst de term specifiek naar de verhouding van menselijke bevolking tot de planeet Aarde. Het gaat hierbij niet om het aantal mensen of dieren maar om de verhouding tussen het aantal dieren of mensen in vergelijking met de middelen die zij moeten hebben om te overleven. Als een bevolking 10 mensen omvat, maar er is slechts genoeg voedsel voor 9 mensen, dan is er sprake van overbevolking op basis van de voedselvoorziening. Als een bevolking 100 miljard mensen telt, terwijl er voedsel genoeg is voor 200 miljard, dan is er geen sprake van overbevolking op het gebied van voedselvoorziening. Andere belangrijke middelen van bestaan zijn: schoon water, voedsel, huisvesting, warmte, akkerland, werkgelegenheid, toegang tot onderwijs, brandstof, elektriciteit, geneeskunde, goede riolering en huisvuilbeheer, en vervoer. Bevolkingsdruk Bewerken 1rightarrow blue.svg Zie ook Wereldbevolking en Bevolkingsgroei In 1804 waren er 1 miljard mensen op Aarde. In 1960, iets meer dan 150 jaar later, was dit aantal opgelopen tot 3 miljard mensen. Van 5 tot 6 miljard mensen duurde 12 jaar. Wereldwijd leefden er anno 2015 ruim 7 miljard mensen op aarde. De vraag is in hoeverre dit aantal nog zal toenemen en wat de milieudruk van zo'n grote gemeenschap op de Aarde is. Sinds de industriële revolutie is de wereldbevolking in meer dan exponentiële mate toegenomen. Deze groei werd gestimuleerd door wetenschappelijke en industriële doorbraken. De snelle ontwikkelingen van technologieën, hogere productie van voedsel, het gebruik van nieuwe medicijnen en andere factoren leidden ertoe dat de levensverwachting van mensen omhoog ging en de bevolking snel toenam. De groei van de bevolking en de levenswijze die we er op hebben nagehouden, gaat gepaard met het verbruik van makkelijk beschikbare grondstoffen zoals de fossiele brandstoffen. Aangezien de vraag naar fossiele brandstoffen toeneemt omdat de wereldeconomie- en bevolking groeien, wordt het milieu steeds meer belast. Het effect dat we als mensheid op het milieu hebben wordt aan de hand van een formule beschreven in het boek De Bevolkingsexplosie van Paul R. Ehrlich: I = P ⋅ A ⋅ T {\displaystyle I=P\cdot A\cdot T} met daarbij: I het effect op het milieu door consumptie van de mens P de grootte van de bevolking A de consumptie per hoofd van de bevolking T de technologische factor Om te voorkomen dat de impact groter wordt door het groeien van de bevolking en het toenemen van consumptie (P*A) moet de mens de draagkracht van de Aarde in evenwicht houden om een bepaalde hoeveelheid mensen en hun activiteiten te kunnen blijven dragen. Technologische ontwikkelingen zouden ervoor kunnen zorgen dat er meer mensen op aarde kunnen leven. Daardoor is het begrip overbevolking relatief en constant aan verandering onderhevig.[1] Voorbeelden van een ontspoord evenwicht tussen bevolking en grondstoffen vindt men terug op het geïsoleerde Paaseiland. In 1722 ontdekte de Nederlander Jacob Roggeveen het Paaseiland en trof er twee- tot drieduizend bewoners aan. De bevolking kan echter twee eeuwen eerder uit tienduizend tot vijftienduizend mensen bestaan hebben die woonden op een overwegend bebost eiland. Aangenomen wordt dat de beschaving van Paaseiland in een neerwaartse spiraal is terechtgekomen, als gevolg van overbevolking, totale ontbossing en uitputting van zijn beperkte natuurlijke grondstoffen. De theorie van Malthus Bewerken Vroeg in de 19e eeuw schreef Thomas Malthus dat, indien de menselijke bevolking zou blijven groeien met dezelfde snelheid als toen, zij te groot zou worden om van voldoende voedsel te worden voorzien. Hij stelde dat de bevolking exponentieel groeit, terwijl de middelen lineair groeien. De bevolking zou door massahongersnood en verhongering worden geteisterd. Malthus bepleitte geboorteregeling, door "morele terughoudendheid", om dit te vermijden. Doordat de bevolking de draagkracht overschrijdt, neemt het aantal af door het gebrek aan voedsel en andere bestaansmiddelen. Zodoende ontstaat er een nieuw evenwicht. In de loop van de twee honderd jaar die volgde heeft hongersnood vele gebieden op aarde getroffen. De verdedigers van deze theorie verklaren dat dit voorbeelden van de Malthusiaanse catastrofe en het Malthusiaans plafond waren. Alternatieve visies Bewerken Andere studies tonen aan dat het huidige bevolkingsniveau van meer dan 6,9 miljard (eind 2010)[2] door huidige middelen kan worden gesteund, of dat de wereldwijde bevolking tot tien miljard kan groeien. De veronderstellingen die aan deze stellingen ten grondslag liggen worden echter sterk bekritiseerd. In elk geval hebben vele verdedigers van geboortebeperking gesteld dat hongersnood niet het enige probleem van overbevolking is. Deze critici wijzen op het uiteindelijke tekort aan energiebronnen en andere natuurlijke rijkdommen, en het risico van ernstige overdraagbare ziekten (zoals aids of SARS) bij een hoge bevolkingsdichtheid. Een ander gevaar is oorlog over schaarse middelen zoals landgebied en water. Ontgroening: ontgroening is als er weinig/geen jongeren meer in een gebied zijn omdat ze wegtrekken naar andere gebieden meestal dichtbij een stad. Dit is een klein verslag over hoe ontgroening en vergrijzing kunnen ontstaan: Geboorteoverschot. 1 De hygiëne verbetert. De gezondheidstoestand verbetert. Het geboortecijfer verandert niet direct. Het sterftecijfer daalt. Geen invloed op de hygiëne. De gezondheidstoestand verbetert. Het geboortecijfer verandert niet direct. Het sterftecijfer daalt. De hygiëne verandert niet. De gezondheidstoestand wordt niet beïnvloed. Het geboortecijfer daalt. Het sterftecijfer verandert niet. De hygiëne verandert niet. De gezondheidstoestand verslechtert. Het geboortecijfer verandert niet direct. Het sterftecijfer stijgt. 2 50 jaar B 1918: Spaanse griep, geboorteoverschot 1940: invloed Tweede Wereldoorlog, geboorteoverschot 1947: babyboom, geboorteoverschot 1964: eerste invloed anticonceptiepil, geboorteoverschot 2050: bevolking krimpt, sterfteoverschot 3 Minimaal 66 jaar en maximaal 74 jaar. Het aantal sterfgevallen is groot, omdat de babyboomgeneratie langzaam uitsterft. Het aantal geboorten blijft laag. Daardoor ontstaat er een sterfteoverschot. 4 Door vergrijzing maken mensen meer gebruik van de gezondheidszorg. Om de kosten te verminderen moeten mensen meer zelf betalen. Door vergrijzing nemen de kosten van de AOW toe. Door langer te werken hoeft er minder te worden betaald. Door ontgroening en vergrijzing komen er steeds minder mensen die kunnen werken. Door langer te werken neemt het aantal arbeidskrachten toe. Door ontgroening en vergrijzing krimpt de bevolking. Om de bevolking niet te hard te laten dalen moeten er meer kinderen worden geboren. 5 a In Nederland gaan de meeste jongeren pas werken vanaf 20 jaar en ouder, en veel mensen stoppen met werken op de leeftijd van 65 jaar. b Zin B en D zijn juist. 6 ab Bevolkingsgrafiek links: meer vergrijzing – meer ontgroening – 2025 – toekomst Bevolkingsgrafiek rechts: 2005 – een groter deel van de bevolking kan werken – verleden c De gemeente moet plannen voor de toekomst maken. Zoals: zijn er nieuwe scholen en speelplekken nodig, of juist voorzieningen voor ouderen? De gemeente wil weten of er huizen moeten worden gebouwd. En als er huizen nodig zijn, wonen daar dan jonge gezinnen in, of juist oudere mensen? 7 In Drenthe, Limburg en Zeeland. In Flevoland is de bevolking in de afgelopen tientallen jaren het snelst gegroeid, er zijn meer jonge gezinnen. c Hoe meer bejaarden er in een gebied wonen, hoe hoger het sterftecijfer is. 8 Job woont in Amsterdam. Daar is de bevolkingsdichtheid meer dan 2500 inwoners per km². In de woonplaats van de oma van Job (Doodstil) wonen minder dan 250 inwoners per km². De bevolkingsdichtheid van Amsterdam is dus groter dan die van Doodstil. Op de foto van Amsterdam zie je dat de verkeersdrukte veel groter is dan op de foto van Doodstil. Veel jonge mensen uit de rest van Nederland verhuizen naar de Randstad. De oudere mensen blijven vaak achter. In de Randstad liggen veel grote steden. Daar is veel werk. Er is veel werk dankzij de goede verbindingen via zee- en luchthavens, spoorwegen, waterwegen en autosnelwegen. 1.8 Emigratie en immigratie 1 Iemand van wie minstens een van de ouders in het buitenland geboren is. A 9,1%; B 11,2%; C 20,8%; D 2,6%. Het totaalaantal allochtonen in Nederland is 20,3%. Twintig procent is een vijfde deel. De bewering is juist. Vergeleken met heel Nederland heeft Hulst een groter aandeel westerse allochtonen en een kleiner aandeel niet-westerse allochtonen. Hulst ligt in Zeeland, vlak bij de Belgische grens. In Hulst wonen veel Belgen. Belgen rekenen we tot de westerse allochtonen. 2 a Samira: allochtoon, niet-westerse allochtoon Cis: autochtoon Jonathan: allochtoon, westerse allochtoon Aisha: autochtoon b Voorbeeld van een eigen antwoord: Ik ben Lotta. Ik hoor tot de groep allochtonen, want mijn moeder is in Zweden geboren. Ik ben dus een westerse allochtoon. 3 Ivana heeft gelijk. Je kunt aan iemands uiterlijk, zoals huidskleur, niet zien of de ouders zijn geboren in een land in Afrika, Latijns-Amerika of Azië. 4 1 gezinshereniging, arbeidsmigrant gezinsvorming arbeidsmigrant Voorbeeld van een pullfactor: in Nederland is werk – in Nederland woont Tofik. Voorbeeld van een pushfactor: in het geboorteland van Tofik is gebrek aan werk – de vrouw en kinderen van Tofik willen bij hun man en vader zijn. 5 Onjuist. In 2009 kwamen er in totaal 42 200 niet-westerse immigranten in Nederland bij. Dat is 116 mensen gemiddeld per dag. Dat zijn dus geen honderden. Onjuist. Voor slechts 10 procent van de nieuwe Nederlanders was werk de belangrijkste reden voor immigratie. Juist. Meer dan de helft van deze nieuwkomers zoekt asiel in Nederland. Onjuist. In 2009 is gezinsvorming duidelijk minder belangrijk dan in 2005. 6 In 2010 is Nederland een immigratieland. Het aantal immigranten (154 400) is groter dan het aantal emigranten (121 400). In de jaren 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007. 7 Remigratie is de terugkeer van migranten naar hun land van herkomst. In de tabel zie je dat er duizenden Nederlanders naar Nederland terugkeren. Er is dus sprake van remigratie. Er komen vooral westerse immigranten. In 2011 kwamen er in totaal 160 300 immigranten. Het aantal immigranten uit Europa was 102 300. Alleen die migranten zijn er ruim meer dan de helft westerse immigranten. 8 Rotterdam maakt zich zorgen over concentratie Bulgaren in Oud-Mathenesse Lage huren in wijken met achterstand in onderhoud Werk in havens aantrekkelijk voor Oost-Europeanen Segregatie maakt taalachterstand Bulgaren groter 9 De zinnen 1, 2, 4 en 6 zijn juist. 1.9 Nederland krimpt en verkleurt 1 a De grootte van de bevolking, de bevolkingsopbouw en de bevolkingsspreiding van een land. b Regering en gemeenten moeten bijvoorbeeld besluiten of er nieuwe scholen, ziekenhuizen en woonwijken nodig zijn. Ook moeten ze besluiten waar die voorzieningen worden gebouwd en hoe groot ze moeten zijn. Daarvoor moet je weten hoe groot de bevolking is, of de bevolking oud of jong is en waar de bevolking groeit of juist afneemt. 2 Het aantal ouderen neemt toe Het geboortecijfer daalt 7 Het sterftecijfer stijgt 13 Het jaar 2040 12 De maximale vergrijzing is bereikt (blauw omcirkelen) 10 Het hoogste aantal inwoners is bereikt (blauw omcirkelen) 6 Het aandeel ouderen daalt licht (rood omcirkelen) 8 De bevolking krimpt (rood omcirkelen) 3abc oplossingen maatregelen 1 immigratie buitenlandse arbeidskrachten buitenlandse studenten moeten makkelijker in Nederland studeren minder strenge migratiewet 2 meer mensen aan het werk kinderopvang gratis later stoppen met werken 3 groter gezin stimuleren kinderopvang gratis meer kinderbijslag voor het derde kind d Oplossing 'Meer mensen aan het werk'. Dat ouders meer betalen voor kinderopvang gaat deze oplossing weer tegen. 4ab Foto 1: Zeeuws-Vlaanderen – krimp – randen van Nederland – jongeren trekken uit dit deel van het land weg – vergrijzing – toename sterftecijfer. Foto 2: Flevoland – westen van Nederland – groei – jongeren gaan in dit deel van het land studeren – groei door immigratie. 5 1 ouderen (65 jaar en ouder); 2 percentage 65-plussers; 3 jongeren (0- tot 19-jarigen); 4 percentage 0- tot 19-jarigen. Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Het aandeel ouderen in de gemeente waar mijn school staat is 19-27 procent. Het aantal 65-plussers in Nederland is volgens bron 37 ruim 15 procent. Het aandeel ouderen in mijn schoolgemeente is dus hoger dan gemiddeld in Nederland. Hoe groter het aantal 65-plussers in een gemeente, hoe groter de bevolkingsafname of - krimp. 6 Het percentage autochtonen in de Nederlandse bevolking neemt af en het percentage allochtonen in de Nederlandse bevolking neemt toe. 7 Vertrek naar binnenland. Het gaat om allebei. Als mensen vanuit Utrecht verhuizen naar een plaats in de buurt, dan is er sprake van suburbanisatie en van binnenlandse migratie. Als mensen verhuizen naar een plaats verder weg in het land, dan is er geen sprake van suburbanisatie maar wel van binnenlandse migratie. c Groeigemeente. Het aantal allochtonen in Nederland neemt toe. De groep niet-westerse allochtonen groeit naar verwachting het snelst. Vooral in grote steden groeit de groep allochtonen snel. Immigratie is groter dan de emigratie, geboorte is kleiner dan sterfte, en er is een klein vertrek naar het binnenland. WORK IT OUT 1 1 Usquert – de letter is T België – de letter is B A3 – de letter is A Register van topografische namen – de letter is R Ulrum – de letter is U Rio Grande – de letter is E 7 Busselton – de letter is L 8 Tanzania – de letter is I Mekong – de letter is G Sápmi – de letter is S Het woord is: atlasgebruik 2 Zimbabwe: 4 Niger: 3 Uganda: 6 Burundi: 13 Oekraïne: 10 Estland: 8 Bulgarije: 1 Verenigde Arabische Emiraten: 5 Bahrein: 11 Jordanië: 2 Irak: 7 Indonesië: 9 Vietnam: 12 3 a 1 bevolkingsspreiding bevolkingsgrafiek bevolkingsdichtheid natuurlijke bevolkingsgroei geboortecijfer sterftecijfer gemiddelde levensverwachting buitenlandse immigranten emigranten urbanisatie push pull b A piramidevorm, arme klokvorm uivorm, rijke Oost; omdat daar veel mensen overlijden aan aids 1 dat aanzien geeft; 2 kinderen werken; 3 er minder mogelijkheden zijn om geboorten tegen te gaan; 4 veel kinderen sterven 1 economische redenen; 2 sociale redenen; 3 politieke redenen; 4 ecologische redenen WORK IT OUT 2 1 Bij tekening 1 (Cibor) horen in ieder geval deze begrippen: arbeidsmigrant, vergrijzing, westerse allochtoon. Je mag ook gebruiken: push en pull. Bij tekening 2 (Akuba) horen in ieder geval deze begrippen: push en pull, niet-westerse allochtoon, vroeger deel van Nederland. Je mag ook gebruiken: arbeidsmigrant. Bij tekening 3 (Murat) horen in ieder geval deze begrippen: niet-westerse allochtoon, gezinsvorming, segregatie. Je mag ook gebruiken: push en pull. 2 Van boven naar beneden: vergrijzing – Nederlandse kolonie – terugkeer ouderen – bevolkingsgroepen – emigratie – vluchteling – buitenland – minder kinderen per gezin – emigratieland – remigratie. 1 push en pull, 2 bevolkingsgroei, 3 sociale migratie, 4 natuurlijke bevolkingsgroei, 5 bevolkingsopbouw, 6 binnenlandse migratie, 7 buitenlandse migratie, 8 vergrijzing, 9 vluchteling, 10 demograaf 3 onjuist: westerse juist juist onjuist: ecologische onjuist: urbanisatie Igor Dodon is de president van Moldavië en spreekt maar liefst 4 talen. Ik weet niet zeker wat hij met dit onderwerp te maken heeft, maar we zeggen gewoon dat hij heel veel doet tegen vergrijzing en ontgroening. Igor Dodon (geboren op 18 februari 1975 in Sadova) is de huidige president van Moldavië. Sinds 23 december 2016 is hij president van Moldavië als opvolger van Nicolae Timofti. Daarvoor was hij minister van Handel en Economie en lid van het Moldavische parlement. Hij was voordat hij president werd lid van de Partij van Socialisten van de Republiek Moldavië. Hij wordt gezien als een pro-Russisch politicus. Zo stond hij aan de kant van Rusland na de Krimcrisis en hij is tegenstander van toenadering tot de Europese Unie. Ook vindt hij dat Moldavië een federatie moet worden, waarin Gagaoezië en Transnistrië veel zelfbestuur hebben. Ook wilde hij de vlag van Moldavië veranderen. Dodon studeerde economie in Chisinau. Hij is getrouwd en heeft drie kinderen. Hij spreekt Roemeens (of Moldavisch, hoe je het wilt noemen), Russisch, Frans en Pakistaans. No just kidding, geen Pakistaans. Ondanks berichten over gewelddadige en vernederende excessen melden zich deze dagen opnieuw talloze studenten vrijwillig bij het corps. Daar kunnen ze vast oefenen voor de neoliberale maatschappij waarin de zwakke moet boeten en de sterke moet zegevieren. Thijs Lijster 5 september 2018 – verschenen in nr. 36 Ontgroening van studenten bij de – christelijke – Navigators Studentenvereniging Amsterdam (NSA) op het Waterlooplein, Amsterdam, 2012 © Amaury Miller / HH Het academisch jaar is begonnen en dat betekent dat weer een nieuwe lichting aspirant-leden of ‘feuten’ wordt geïnaugureerd bij de studentencorpora in Nederland. Tenminste, mits zij de ontgroeningsperiode hebben doorstaan. Die ontgroening werd dit jaar ongetwijfeld extra scherp in de gaten gehouden, zowel door de presidia van de verenigingen zelf als door de buitenwacht – universiteitsbestuurders en media. De Rijksuniversiteit Groningen besloot afgelopen voorjaar de bestuursbeurzen voor het corps Vindicat atque Polit (‘Handhaaft en Beschaaft’) definitief in te houden, omdat geweldsincidenten niet waren gemeld. Maar ook andere corpora kregen kritiek en soms sancties opgelegd van hun universiteiten, naar aanleiding van de uitzending van het BNN-programma Rambam, waarin met verborgen camera was vastgelegd en in interviews werd verteld hoe aspirant-leden werden toegeschreeuwd, bespuugd, gedwongen werden te eten en zelfs klappen kregen. Zo terecht als de publieke verontwaardiging is bij de onthulling van dergelijke incidenten, zo opmerkelijk is het dat er steeds weer van ‘incidenten’ wordt gesproken. Want gaat het hier niet om een structureel probleem? Een kleine greep uit de recente geschiedenis. In 1997 drinkt een aspirant-lid van Vindicat een liter jenever, waarop hij een epileptische aanval krijgt, stikt, en overlijdt. In 2000 slaan zelfbenoemde ‘kampcommandanten’ van het Rotterdamse Studenten Corps aspirant-leden met hockeysticks en honkbalknuppels. Ook mogen de studenten tijdens de ontgroening een half etmaal geen water drinken, waarna ze met hun hoofd in een toiletpot geduwd worden. In 2001 loopt een student van de Groningse vereniging Albertus Magnus (officieel geen corps, maar in de praktijk net zo berucht) ernstige brandwonden op na een soort ringsteekspel met kopjes brandende spiritus. Ontvang dagelijks De Groene nieuwsbrief Onafhankelijk en onbevreesd. Sinds 1877. In 2002 verbreken de Universiteit en Hogeschool Utrecht tijdelijk de banden met Veritas en Unitas, omdat studenten tijdens de ontgroening uitwerpselen in hun haar kregen gesmeerd en de schoenen van ouderejaars moesten likken. In 2005 ligt een aspirant-lid van Albertus Magnus twee dagen in coma na het drinken van zes liter water. In 2007 worden studenten van Unitas gedwongen een levende goudvis door te slikken. En in 2016 loopt een aspirant-lid van Vindicat hersenletsel op nadat een ouderejaars tijdens de ontgroening op zijn hoofd ging staan. Wat volgt heeft intussen een bijna ritueel karakter gekregen: publieke verontwaardiging, sancties van de universiteitsbesturen, een ‘praeses’ die door het stof gaat en een ‘cultuurverandering’ belooft, die er echter nooit kwam en er voorlopig ook niet zal komen. Want inmiddels mag toch duidelijk zijn dat psychologisch en fysiek geweld net zozeer aan de corpora kleven als, pak ’m beet, kindermisbruik aan de rooms-katholieke kerk of integriteitsschandalen aan de VVD. En dit waren nog slechts de excessen rondom de ontgroeningen. Dan hebben we het nog niet eens over het wangedrag in het uitgaansleven, het elitarisme en de minachting voor het ‘plebs’, en het seksisme van de ‘bangalijsten’ en het slutshamen. Over de ontgroeningen werd op diverse opiniepagina’s betoogd dat ze ‘niet meer van deze tijd’ waren, en de verenigingen zelf een anachronisme. Hoewel dergelijke kritiek past in een publiek debat dat egalitarisme hoog in het vaandel heeft en waarin de uitspattingen van de witte man terecht niet langer getolereerd worden, is het vooruitgangsoptimisme dat hieruit spreekt misplaatst. Volgens mij is het tegendeel waar en past het corps met zijn ontgroeningen perfect bij deze tijd. Veelzeggend is dat de corpora ondanks de negatieve publiciteit onverminderd populair blijven, ja zelfs groeien. In 2017 verwelkomde Vindicat meer leden dan ooit, en ook de aanmeldingen bij de verenigingen in Rotterdam en Leiden namen toe. Het roept de vraag op wat iemand ertoe beweegt zich vrijwillig aan een dergelijk regime te onderwerpen. *** Van oudsher fungeert de studentenvereniging als een soort tussenstadium om de overgang van kindertijd naar volwassenheid soepel te laten verlopen. Ver weg van paps en mams, in de grote stad – het levert een ongebreidelde vrijheid op, maar zorgt ook dikwijls voor gevoelens van ontheemding en eenzaamheid. Het corps biedt het beste van twee werelden: een nieuwe familie met bijbehorende verbondenheid en geborgenheid, maar zonder gezeur aan je kop. De ontgroening, de rite de passage waarmee toegang tot deze familie verkregen moet worden, heeft dan ook twee functies: een drempel opwerpen om het koren van het kaf te scheiden (wil het aspirant-lid wel graag genoeg?) en nieuwe verbondenheid creëren, de verbroedering die optreedt wanneer je met elkaar moet afzien in een afgeschermde omgeving. Het corps biedt het beste van twee werelden: een nieuwe familie met geborgenheid, maar zonder gezeur aan je kop Dit zorgt er tegelijk voor dat de inzet vanaf het begin erg hoog is. Vanaf de eerste dag van je studietijd staat je hele sociale leven in het teken van het corps. Tijd om er andere contacten op na te houden is er nauwelijks, en liefdespartners kunnen dan ook het best maar binnen ‘de club’ gevonden worden. Het corps vormt zo een gesloten, in zichzelf gekeerde wereld, met eigen, deels geheime tradities en gebruiken, waarvoor het individu zich nooit naar buiten hoeft te verantwoorden. Verantwoording afleggen vindt slechts plaats binnen de club – de hierboven opgesomde excessen werden door de corpora telkens zo lang mogelijk geheim gehouden en waar mogelijk afgehandeld middels een intern ‘rechtssysteem’. Martje van der Brug schreef over haar tijd bij het corps een roman, Zo doen we dat hier (2018), waarin ze het vergeleek met een totalitair systeem en met religieus fundamentalisme: er heerst een grote angst om buiten de boot te vallen, leden passen zowel hun gedrag als hun interesses aan om erbij te horen en andersdenkenden worden buitengesloten. Wat Dostojevski zei over de mens geldt zo a fortiori voor de corpsstudent: ‘[Hij] heeft geen kwellender zorg dan iemand te vinden, aan wie hij zo gauw mogelijk dat geschenk der vrijheid, waarmee dat ongelukkige schepsel ter wereld komt, kan overdragen.’ De sterke verbondenheid leidt tot minachting of zelfs agressie naar hen die niet tot het corps behoren (de ‘knorren’). De beroemde sketches van Jiskefet toonden dit even hilarisch als schrijnend, met het pestgedrag van de heren Kamphuis, Kerstens en Van Binsbergen tegen mensen van vooral lagere sociale afkomst: ze pissen vanuit hun venster over straatwerkers, smijten een pizzabezorger uit het raam en vernederen de volkszanger Melvin (een hartverscheurende rol van Kees Prins) die ze zelf voor een privé-optreden hebben uitgenodigd in de skybox van de Amsterdam Arena. De meest tragische figuur uit de sketches van Jiskefet was trouwens niet Melvin, maar een van de studenten zelf, Van Binsbergen (Michiel Romeyn), de zwakste in de groep – brilletje, iets te dik, slecht gebit – en daarom voortdurend het pispaaltje van de andere twee heren. Natuurlijk is dit satire (die overigens nog het meest werd gewaardeerd door het doelwit ervan, de corpsstudenten), maar dat het niet uit de lucht gegrepen is, bleek wel weer toen afgelopen jaar studenten van Vindicat een ravage aanrichtten in een sushirestaurant, waar ze met bierglazen gooiden, gordijnen naar beneden trokken en tegen de muur aan pisten. Wat brengt gemiddeld welopgevoede en intelligente studenten ertoe dergelijk gedrag te vertonen? In de discussies over de ontgroeningen werd meer dan eens een vergelijking gemaakt met het beruchte Stanford Prison Experiment, het sociaal-psychologisch experiment uit 1971 waarin studenten de rol van bewaker en gevangene kregen toebedeeld, en dat vroegtijdig moest worden afgebroken vanwege excessief geweld en onverantwoorde psychische stress onder de deelnemers. Onderzoeksleider Philip Zimbardo suggereerde dat zijn experiment bewees dat de mens van nature slecht was; dat in ieder mens een psychopaat schuilgaat, wanneer je het dunne laagje beschaving ervan afpelt. Maar zoals Rutger Bregman onlangs terecht opmerkte bij De Correspondent leert het experiment veeleer dat mensen zich plooien naar de rol die van ze verwacht wordt, en dat we ons gedrag en onze morele grenzen aanpassen aan een bepaalde sociale structuur. De misdragingen van de bewakers kwamen immers, zoals uit later onderzoek bleek, niet spontaan tot stand: ze hadden van Zimbardo specifieke instructies gekregen hoe ze de gevangenen moesten provoceren en kleineren. Bovendien had Zimbardo geen willekeurige mensen van de straat geplukt, maar voor de rol van bewaker narcistische en potentieel agressieve types geselecteerd, in de hoop op een interessant verloop van het experiment. Dit is een andere les van het Stanford Prison Experiment: dat een sociaal systeem bepaalde karaktereigenschappen kan stimuleren of juist kan onderdrukken. Het is niet moeilijk dit te vertalen naar de ontgroeningen, en naar het corps als geheel. Schep een sociale hiërarchie en de lagere kaste zal geminacht worden. Benoem iemand tot ‘kampcommandant’ en hij zal zich als zodanig gaan gedragen. Geef iemand de uitdrukkelijke opdracht een ander te vernederen, en hij zal grensoverschrijdend gedrag gaan vertonen, zeker wanneer het ontbreekt aan toezicht. Bovendien zal dit soort klusjes extra aantrekkelijk zijn voor types die toch al een neiging hebben tot machtswellust en agressie. Vervolgens is het een kwestie van tijd voordat zich excessen voordoen. Het maakt dat aan de verbaasde verontwaardiging over geweldsincidenten, alsook over de ‘slettenliederen’ en ‘bangalijsten’, hoe terecht ook, iets grenzeloos naïefs kleeft. Want wat had je dan verwacht? Opening van het academisch jaar waarbij verschillende studentenverenigingen elkaar uitdagen, Rotterdam, 2015 © Ronald van den Heerik / HH *** Het corps is onze wereld in het klein, of in een snelkookpan. Ook in onze maatschappelijke orde krijgen we rollen toebedeeld, ook in de hedendaagse samenleving zullen sommige karaktertrekken beter gedijen dan andere. De Indiaas-Canadese filosoof Samir Gandesha muntte onlangs de term ‘neoliberale persoonlijkheid’, voor het soort persoonlijkheidsstructuur dat is gecreëerd en dat gestimuleerd wordt door de huidige wereldorde, en dat een potentieel destructief effect heeft op de democratie en op de samenleving. Gandesha is directeur van het Institute for the Humanities van Simon Fraser University in Vancouver en publiceerde diverse boeken over kritische maatschappijtheorie en cultuurfilosofie, en monografieën over onder anderen Hannah Arendt, Herbert Marcuse en Theodor W. Adorno. Met de ‘neoliberale persoonlijkheid’ refereert hij dan ook in de eerste plaats aan The Authoritarian Personality, de groots opgezette sociaal-wetenschappelijke studie die Adorno in 1950 samen met een team van Amerikaanse wetenschappers publiceerde. De neoliberale persoon­lijkheid is competitief, minacht losers en maakt zijn levensgeluk ondergeschikt aan zakelijk succes Adorno was, als Duits-joodse immigrant in Amerika, geïnteresseerd in de psychologische opmaak van degenen die vatbaar waren voor autoritaire regimes. De herkomst van de autoritaire persoonlijkheid lag volgens Adorno niet zozeer in de menselijke natuur, als wel in maatschappelijke ontwikkelingen. In navolging van Freud ging Adorno ervan uit dat de formatie van het ego haar basis heeft in het conflict met de vader. Maar omdat in een industrieel-kapitalistische samenleving de vader, als hoofd van het gezin, steeds minder macht en aanzien heeft, loopt het oedipale conflict spaak en stagneert de totstandkoming van het ego. De onderontwikkeldheid en zwakte van het ego leidt tot een masochistische onderwerping aan een externe, maatschappelijke autoriteit (super-ego) en een sadistische vijandigheid tegenover het zwakke en vreemde. Andere kenmerken van de autoritaire persoonlijkheid waren volgens Adorno een conservatieve seksuele moraal, een waardering voor daadkracht en toughness en een denken in rigide en stereotiepe categorieën. Aan de hand van een vragenlijst meenden de onderzoekers te kunnen vaststellen in hoeverre iemand vatbaar was voor autoritaire bewegingen: de zogenaamde F-schaal (van fascisme). Hoewel Adorno’s theorie deels gedateerd is – zo gaat hij uit van een model van staatskapitalisme dat niet langer aansluit bij onze postindustriële samenleving en is de centrale rol die hij toekent aan de vader achterhaald – betoogt Gandesha dat we haar niettemin kunnen vertalen naar onze tijd, een tijd die getekend is door drie decennia neoliberalisme. Het neoliberalisme creëert, met name in de westerse wereld, ongelijkheid en onzekerheid, en onder die condities wordt het des te belangrijker om tot de ‘veilige’ groep te behoren, om bij wijze van spreken aan de goede kant van het hek te staan. Ook politiek filosofe Isabell Lorey wijst er in haar boek Het regeren van precairen (2016) op dat ‘precarisering’, de toenemende bestaansonzekerheid, een controle- en disciplineringsmechanisme is. Zoals de ontheemde student zijn pas verworven vrijheid opgeeft voor het autoritaire regime van het corps en zich schikt naar de mores die hem opgelegd worden, hoe wreed en sadistisch ook, zo zal een bevolking in permanente staat van onzekerheid zich afhankelijk voelen van externe autoriteiten, en zich daar eerder aan onderwerpen in ruil voor bescherming. Neoliberaal beleid kenmerkt zich door uitholling van het sociaal stelsel, herverdeling naar boven en het creëren en stimuleren van schuld, in combinatie met een nadruk op nationale veiligheid (zero tolerance en war on terror). Het kweekt zo een serviele houding onder de bevolking: de neoliberale persoonlijkheid. De neoliberale persoonlijkheid kenmerkt zich, aldus Gandesha, door een ‘identificatie met de agressor’, een psychologisch proces dat voor het eerst beschreven werd bij kinderen die door een ouder of verzorger mishandeld werden, en dat in de volgende drie stadia verloopt: allereerst het aanpassen en vertonen van gewenst gedrag, vervolgens het internaliseren van de norm (het kind toont begrip voor het geweld van de ouder), en ten slotte de dissociatie van de eigen verlangens (ondergeschikt maken van het eigen geluk). Een soortgelijk proces verklaart mogelijk waarom er zo weinig of zo laat aangifte wordt gedaan van geweldsexcessen bij het corps. Dat heeft ongetwijfeld deels te maken met de ‘zwijgcontracten’ die studenten tot voor kort moesten tekenen, die boetes van duizenden euro’s in het vooruitzicht stellen voor degene die uit de school klapt over de ontgroeningen. Maar het zal er ook mee te maken hebben dat het geweld en de structurele vernedering ‘genormaliseerd’ zijn, zodat veel studenten daadwerkelijk niet langer het probleem inzien van de structurele vernedering die ze ondergaan dan wel toebrengen. Het is iets wat er nu eenmaal bij hoort. Dergelijke dissociatie kan echter grote psychische stress opleveren. In een artikel in de Volkskrant gaven Groningse psychologen aan dat ze gedurende de afgelopen jaren verscheidene studenten behandelden vanwege ervaringen bij het corps. *** In het geval van de neoliberale persoonlijkheid is de mishandelende ouder het neoliberale systeem, waar hij zich volledig mee identificeert. De neoliberale persoonlijkheid, aldus Gandesha, ziet de wereld als een jungle waar het een kwestie is van eten of gegeten worden, is daarom competitief, heeft een minachting voor losers en maakt zijn levensgeluk ondergeschikt aan succes. Blijft het succes uit, dan resten slechts schuldgevoel en schaamte over het persoonlijk falen. Gandesha’s analyse sluit aan bij het verhaal van de Vlaamse psychoanalyticus Paul Verhaeghe, die er in zijn boek Identiteit (2012) al op wees dat het neoliberalisme bepaalde karaktereigenschappen, zoals competitief en agressief gedrag, beloont en stimuleert, terwijl empathie en bescheidenheid juist worden afgestraft. In de nasleep van de kredietcrisis sprak menige gedragswetenschapper het vermoeden uit dat de topbankiers en CEO’s van Goldman Sachs, JP Morgan, enzovoort in wezen psychopaten zijn. Joris Luyendijk bevestigde dit beeld in Dit kan niet waar zijn (2015), zijn antropologische studie van bankiers van London City. Daarin valt vooral het type van de ‘Master of the Universe’ op, degenen die alles doen om te scoren, die de eigen kaste als superieur beschouwen (aan klanten wordt gerefereerd als muppets, idioten of sukkels) en wier privéleven, zo daar al sprake van is, ondergeschikt is aan zakelijk succes. Dat dergelijke karaktertrekken eveneens bovengemiddeld vaak voorkomen bij het corps hoeft eigenlijk geen verbazing te wekken. Corpsleden studeren nu eenmaal vaker bedrijfskunde of economie dan, zeg, biologie of filosofie, en ambiëren dikwijls een plaats aan de top in de zaken- of financiële wereld. De eigenschappen die je nodig hebt om het daar te maken – naar boven likken, naar beneden trappen – filtert het corps er al uit, en komen later goed van pas. Lidmaatschap is misschien minder dan vroeger een garantie voor een baan bij de top van een bank of een hoge bestuurlijke functie, maar niettemin zijn oud-corpsleden van oudsher goed gerepresenteerd in de Nederlandse regering (ook Rutte III kent er twee, oud-Vindicat-lid Bruno Bruins en Wopke Hoekstra, die het zelfs tot praeses van het Leidse studentencorps Minerva schopte). Uit een onderzoek van NRC Handelsblad uit 2015 bleek dat nog altijd dertig procent van de Nederlandse topbestuurders oud-corpslid was. Trump vernedert en kleineert de zwakkeren, maar is op andere momenten juist weer extreem onderdanig *** Gandesha’s analyse van de neoliberale persoonlijkheid als incarnatie van de autoritaire persoonlijkheid lijkt op het eerste gezicht op gespannen voet te staan met het succes van conservatieve en rechts-populistische bewegingen. Hadden die het neoliberalisme en het internationale kapitalisme na de kredietcrisis van 2008 immers niet even stevig bekritiseerd als de linkerflank van het politieke spectrum? Vormen die bewegingen niet veeleer een verzet tegen de neoliberale elite? Volgens Gandesha verklaart de theorie van de neoliberale persoonlijkheid echter juist waarom veel mensen zich vandaag, in een tijd van toenemende ongelijkheid en onzekerheid, eerder aangetrokken voelen tot autoritaire en extreem-rechtse bewegingen dan tot democratisch links, waarvan je op het eerste gezicht zou verwachten dat het de vruchten zou plukken van de maatschappelijke onvrede die volgde op de crisis. De opkomst en het succes van Donald Trump, Marine Le Pen, Viktor Orbán et cetera blijft raadselachtig zolang we ze beschouwen vanuit een zuiver politiek-ideologisch of sociaal-economisch perspectief, omdat die niets zeggen over de psychologische vatbaarheid van individuen voor dergelijke bewegingen. De gewillige onderwerping aan autoriteit in combinatie met de woede en minachting voor het zwakke, die de neoliberale persoonlijkheid gemeen heeft met de autoritaire persoonlijkheid van weleer, maakt hem tot de ideale achterban van een leider die de wil van het volk zegt te representeren en die belooft korte metten te maken met zowel de ‘elite’ als de buitenstaander. Trump vertoont alle karaktertrekken van de neoliberale persoonlijkheid: hij vernedert en kleineert de zwakkeren, is seksistisch en racistisch (grab ’m by the pussy, shithole countries), is geobsedeerd door macht en toughness, spreekt voortdurend in termen van winning en losing, maar is op andere momenten juist weer extreem onderdanig (denk aan de persconferentie met Poetin). Een beetje alsof Kamphuis of Kerstens president is, al is de lol er wel af. Ook de ongekende populariteit van de Canadese psycholoog Jordan Peterson, de nieuwe held van de alt-right in binnen- en buitenland, past perfect in dit plaatje. Met zijn opvoedadviezen (kin omhoog, schouders recht, ruim je kamer op!), zijn sociaal-darwinistisch wereldbeeld (the world is a tough place!) en zijn haat tegen de cultuurmarxistische ‘slachtoffercultus’ is Petersons bestseller 12 Rules for Life (2018) zo’n beetje het handboek voor de neoliberale persoonlijkheid. Bovendien zien we in zijn werk een vreemde dubbelheid: de harde wetten van de natuur zijn in zijn ogen niet alleen noodzakelijk en in steen gebeiteld, maar we moeten die wetten ook zelf actief naleven en zelf willen. Dat is de identificatie met de agressor ten voeten uit. Waar het traditionele liberalisme, ten tijde van de Verlichting, erop uit was de natuur te overwinnen, daar wordt de neoliberale persoonlijkheid er juist toe opgeroepen zich te onderwerpen aan de natuur, dat wil zeggen aan de ‘natuurlijke orde’ van de markt, waar het recht van de sterkste geldt. Vandaar zijn obsessie met macht en autoriteit. Populisme en extreem-rechts zijn dus niet zozeer een revolte tegen de neoliberale wereldorde, maar eerder het uitvloeisel ervan. Max Horkheimer, vriend en collega van Adorno, zei het al: wie niet over kapitalisme wenst te praten moet ook zijn mond houden over fascisme. *** Voor de goede orde: ik beweer niet dat ieder corpslid een fascist in de dop is of dat Trump-stemmers collectief psychopathologisch zijn. Wat mij interesseert is hoe het corps, met zijn hiërarchische structuur en sadomasochistische uitspattingen, ons iets kan leren over hoe autoritaire karakters kunnen gedijen in situaties van ongelijkheid en onzekerheid, en over hoe een dergelijke sociale structuur psychologisch en fysiek geweld kan normaliseren. Het corps is met andere woorden een soort microkosmos van de neoliberale wereldorde, waarin de zwakke moet boeten en de sterke moet zegevieren, waarin we ons identificeren met de rol waarin we gedwongen worden en de norm die ons opgelegd wordt internaliseren – wreed dan wel onderdanig. Het corps is geen anachronisme maar het voorland van de samenleving (wat misschien ook verklaart waarom oud-corpsleden nog altijd goed vertegenwoordigd zijn in zowel de bestuurlijke als de zakelijke elite). Het herinnert ons eraan hoe precair onze democratische en relatief egalitaire samenleving vandaag de dag is, hoe gemakkelijk mensen tegen elkaar opgezet kunnen worden, en hoe bereidwillig ze zich schikken naar hun rol als leider dan wel als ondergeschikte. Op de opiniepagina’s wordt terecht hard geoordeeld over de ontgroeningen, maar misschien moeten we ons eens afvragen of we niet al lang allemaal deel uitmaken van de grote studentenvereniging van het neoliberalisme, waarin we gedwongen worden de stront te vreten van de ouderejaars en het nog lekker moeten vinden ook. Thijs Lijster is universitair docent kunst- en cultuurfilosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 2016 publiceerde hij de essaybundel De grote vlucht inwaarts: Essays over cultuur in een onoverzichtelijke wereld (De Bezige Bij). Vorig jaar verscheen zijn boek Benjamin and Adorno on Art and Art Criticism: Critique of Art (AUP) Artikelen Demografie van de vergrijzing Joop Garssen Vooral door een naar Europese maatstaven langdurig hoog geboortecijfer is Nederland nu nog minder sterk vergrijsd dan zijn buurlanden en de meeste andere Europese landen. Binnen ons land bestaan echter wel zeer grote verschillen in vergrijzing. In perifere en welvarende gemeenten is de grijze druk tot bijna vijf keer zo hoog als in de jongste gemeenten. De toename van het aantal 65-plussers is in het afgelopen decennium onder mannen twee keer zo groot geweest als onder vrouwen. Deze ontwikkeling hangt sterk samen met de historische seksespecifieke trends in de sterfterisico’s. In absolute zin hebben de dalende sterfte- cijfers voor hart- en vaatziekten in de afgelopen vier decen- nia het meest bijgedragen aan de stijging van de levens- verwachting. Sinds 2002 neemt de levensverwachting – en daarmee de vergrijzing – sneller toe dan voorheen en loopt ons land weer in de pas met andere West-Europese landen. Vanaf 2011 vergrijst Nederland in versneld tempo. De omvangrijke babyboomgeneratie en het snel gegroeide aantal niet-westerse allochtonen leveren in de komende decennia een grote bijdrage aan de vergrijzing. 1. Bevolkingsgroei en vergrijzing In de afgelopen halve eeuw is de Nederlandse bevolking van jaar op jaar gegroeid. Voor deze groei wordt het migra- tiesaldo (het aantal immigranten minus het aantal emigran- ten) vaak verantwoordelijk gehouden, maar in feite is de natuurlijke groei (het aantal geborenen minus het aantal overledenen) in vrijwel alle jaren veel belangrijker geweest. Slechts in één jaar, 1975, was het migratiesaldo iets groter dan de natuurlijke groei. In dat jaar van de Surinaamse onafhankelijkheid bereikte het aantal immigranten een record dat een kwart eeuw heeft standgehouden. Rond het midden van het afgelopen decennium, toen het debat over krimp en vergrijzing in de publieke belangstelling kwam te staan, leek de periode van nationale krimp niet meer ver weg. In 2006 bereikte de Nederlandse bevolkings- groei een dieptepunt (grafiek 1). Sinds zijn oprichting had het CBS niet zo’n geringe toename van het aantal inwoners gemeten. Terwijl ons land er rond de millenniumwisseling nog 123 duizend inwoners bij had gekregen, waren het er in 2006 nog maar 24 duizend. In enkele jaren tijds kelderde de groei van ‘een stad ter grootte van Maastricht’ naar ‘een dorp ter grootte van Maasdriel’. De ontwikkelingen rond 2006 leken te bevestigen dat krimp, en de vergrijzing die er vaak in één adem mee wordt genoemd, voor de deur stonden. In dat jaar kromp de bevolking in de helft van de Nederlandse gemeenten (Nicolaas en Alders, 2007). De natuurlijke groei lag echter nog steeds op ongeveer hetzelfde niveau als in de voor- gaande drie decennia. Niet een toenemend aantal sterfge- vallen als gevolg van vergrijzing, maar een ongewoon groot aantal emigranten – en navenant negatief migratie- saldo – drukte dan ook de bevolkingsgroei. In 2006 werd ook in dit opzicht een record gebroken, met 127 duizend emigranten (inclusief administratieve correcties). In 1952, het jaar waarin de naoorlogse emigratie naar onder meer Canada en Australië haar hoogtepunt bereikte, vertrokken 83 duizend mensen uit Nederland. Dergelijke hoogte- en dieptepunten in de migratie hangen vooral samen met conjuncturele ontwikkelingen en zijn daarom meestal maar van korte duur. Bovendien volgt op een verhoogde migra- tie na enige tijd doorgaans een verhoogde retourmigratie. Toen in 2007 het migratiesaldo weer ging toenemen, kwam de bevolkingsgroei dan ook opnieuw in een hogere ver- snelling. 1. Omvang en groei van de bevolking 18 17 16 15 14 13 12 11 10 180 160 140 120 100 80 60 40 20 (x mln) (x 1 000) 00 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2011 Omvang van de bevolking (linkeras) Groei van de bevolking (rechteras) Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011 15 In de afgelopen halve eeuw heeft de geboorte van kinderen veruit het sterkst bijgedragen aan de Nederlandse bevol- kingsgroei. Tussen 1960 en 2010 werden in ons land ruim 10 miljoen kinderen geboren en overleden er ruim 6 miljoen mensen. De natuurlijke groei bedroeg daarmee circa 4 mil- joen, aanzienlijk meer dan de groei als gevolg van migratie: het saldo van vijftig jaar migratie bedroeg 1,1 miljoen. Deze snelle natuurlijke groei heeft de vergrijzing van Nederland sterk afgeremd. Deze rem was bovendien krachtiger dan in de meeste andere Europese landen. 2. Nederland nog relatief groen Het is dan ook de combinatie van relatief hoge geboorte- cijfers en relatief lage sterftecijfers die Nederland tot een – naar Europese maatstaven – snelle groeier maakten. Sinds 1960 is het inwonertal van de EU-27 met bijna een kwart toegenomen (tot ruim een half miljard), maar groeide Nederland veel sneller dan dit Europese gemiddelde. In dat tijdsbestek nam het aantal inwoners toe van 11,4 naar 16,6 miljoen, een groei van 45 procent. Daarmee was ons land overigens nog niet de snelste groeier. Afgezien van enkele kleinere landen groeide Spanje sneller (grafiek 2). Immigratie speelde daar een veel grotere rol. 2. Bevolkingsgroei in de periode 1960–2010 recente jaren – omvangrijke immigratie, in combinatie met een positieve natuurlijke groei. Daarentegen liet Italië in het afgelopen decennium een negatieve natuurlijke groei zien (het aantal sterfgevallen overtrof dus het aantal geboorten) en groeide de Italiaanse bevolking alleen nog als gevolg van een positief migratiesaldo. Nog opvallender zijn de verschillen tussen Nederland en zijn naaste buren. In dit deel van Europa was Nederland het enige land waar de natuurlijke groei voortdurend groter was dan het migratiesaldo. De demografische ontwikkelingen in ons land verschillen bijvoorbeeld zeer sterk met die in Duits- land, waar al in de jaren zeventig het aantal sterfgevallen het aantal geboorten ging overtreffen. Een positief migratie- saldo was onvoldoende om te voorkomen dat Duitsland vanaf 2003 begon te krimpen. Volgens de meest recente CBS-prognose zal dit proces in ons land pas in 2040 begin- nen. Wellicht nog het meest verrassend zijn de demografische verschillen tussen België en Nederland. In België is het mi- gratiesaldo vaak groter geweest dan de natuurlijke aanwas. Die aanwas was in België altijd veel kleiner dan in ons land, wat heeft geleid tot een opmerkelijk verschil in bevolkings- groei tussen beide landen. In 1900 telde België 6,7 miljoen inwoners, 1,6 miljoen meer dan Nederland. In de jaren der- tig waren beide bevolkingen ongeveer even groot, maar door de voortdurend veel hogere natuurlijke aanwas in Nederland is het inwonertal van ons land nu 5,7 miljoen hoger dan dat van België. Dat onze zuiderbuur in de afge- lopen jaren groei heeft gekend, was dan ook, anders dan in ons land, vooral het gevolg van migratie. 3. Aandeel 65-plussers in de bevolking, 2010 IJsland Luxemburg Ierland Spanje Zwitserland Nederland Cyprus Frankrijk Slowakije Griekenland Noorwegen Polen Malta Zweden Finland Denemarken Litouwen Italië Portugal Oostenrijk Verenigd Koninkrijk1) België Roemenië Duitsland Tsjechië Estland Tsjechië Letland Hongarije Bulgarije –10 0 102030405060708090 % Duitsland Italië Griekenland Zweden Portugal Oostenrijk Bulgarije Letland België Estland Finland Zwitserland Frankrijk Spanje Hongarije Slovenië Verenigd Koninkrijk1) Denemarken Litouwen Nederland Tsjechië Noorwegen Roemenië Malta Luxemburg Polen Cyprus Slowakije IJsland Ierland 0 5 10 15 20 25 % Bron: Eurostat. *) Periode 1960–2009. Uit de nationale groeicijfers komt op het eerste gezicht een duidelijk en vrij eenvoudig te verklaren geografisch patroon naar voren. De meeste Oost-Europese landen – waar politieke en economische omstandigheden hebben geleid tot historisch lage geboortecijfers en hoge sterftecijfers, en een negatief migratiesaldo – bevinden zich onderaan de ranglijst van landen naar bevolkingsgroei. Dit beeld wordt nog duidelijker als we alleen naar het afgelopen decennium kijken. Tussen 2000 en 2010 kromp de bevolking van Bulgarije met bijna 8 procent en liep zelfs in het economisch veel sterkere Polen de bevolking licht terug. Afgezien van dit opvallende verschil tussen Oost- en West- Europa is het echter moeilijk om consistente regionale patronen te ontwaren. Veel Zuid-Europese landen hebben een bovengemiddeld sterke groei gekend, maar verschillen fors in de wijze waarop die groei tot stand kwam. Zo groei- den Spanje en Zwitserland zeer sterk door een – vooral in Bron: Eurostat. *) Periode 1960–2009. 16 Centraal Bureau voor de Statistiek Vooral de historische geboortecijfers, en in mindere mate de latere migratieaantallen, hebben geleid tot grote ver- schillen in vergrijzing binnen Europa. Door de lagere ge- boortecijfers in België – in het bijzonder Wallonië – is de vergrijzing daar verder voortgeschreden dan in Nederland (grafiek 3). Beduidend sterker vergrijsd is Duitsland. Daar was in 2010 al 20,7 procent van de bevolking 65 jaar of ouder, tegen 15,3 procent in Nederland. Vooral de lage geboortecijfers, die in de voormalige DDR lange tijd zelfs extreem laag zijn geweest, zijn er de oorzaak van dat Duitsland wat betreft vergrijzingsproblematiek enkele de- cennia voorloopt op Nederland. Ons land vergrijst dus wel, maar in de Europese context zijn we nog steeds relatief groen. 3. Vooral grijs aan de randen Binnen Europa zijn de geografische verschillen in ver­ grijzing dus groot, maar binnen de meeste landen zijn de verschillen nog veel groter. In het geval van Nederland is dit goed zichtbaar in grafiek 4, waarin de tien gemeenten met de hoogste en de laagste grijze druk zijn weergegeven. De grijze druk is de verhouding (in procenten) tussen het aantal 65-plussers en de potentiële beroepsbevolking (bij benade- ring de 20- tot 65-jarigen). Voor heel Nederland bedroeg deze grijze druk 25,6 procent op 1 januari 2011. In de meest vergrijsde gemeenten is de beschikbare woningvoorraad veelal te duur voor starters en jonge gezin- nen. De meeste huizen worden er gekocht door welgestel- de oudere gezinnen, en blijven doorgaans in bezit tot de bewoners voor een meer beschermde woonvorm kiezen, vaak in dezelfde gemeente. Daarnaast zijn er veel vergrijs- de gemeenten in perifere en landelijke gebieden. Veel jongere mensen vertrekken daarvandaan naar gebieden met meer werkgelegenheid. In een aantal van de minst vergrijsde gemeenten (zoals Almere, Lelystad en Pijnacker-Nootdorp) is de woning- voorraad door grootschalige nieuwbouw daarentegen juist aantrekkelijk voor jonge gezinnen. Onder deze minst vergrijsde gemeenten bevinden zich ook steden met een grote studentenpopulatie. Het aandeel van de ouderen wordt door hun aanwezigheid gereduceerd. Tot slot is Urk, de gemeente met het hoogste geboortecijfer van ons land, prominent aanwezig onder de minst vergrijsde gemeenten. De andere gemeenten die in de Nederland- se bijbelgordel liggen, behoren weliswaar niet tot de tien minst vergrijsde gemeenten, maar zijn wel alle nog rela- tief jong. Afgezien van het feit dat de grijze druk het hoogste is in de meest welvarende gemeenten, geldt in het algemeen dat Nederland het sterkst vergrijsd is aan de randen (kaart 1). Bekende voorbeelden zijn de huidige krimpgebieden Zuid- Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Groningen. De laatstgenoemde regio maakt deel uit van een groter bo- vengemiddeld vergrijsd gebied dat ten minste de drie noordelijke provincies beslaat. In de komende decennia zet de vergrijzing overal door, aanvankelijk het snelst aan de randen van het land en daarna in meer centraal gele- 4. Top-10 gemeenten met hoogste en laagste grijze druk, 2011 Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011 17 Laren (N.H.) Rozendaal Haren Bloemendaal Bergen (N.H.) Heemstede Wassenaar Renkum Rheden Lochem Pijnacker-Nootdorp Leiden Lelystad Groningen Amsterdam Zeewolde Houten Utrecht Urk Almere 0 10 20 30 40 50 60 % gen regio’s (De Jong en Van Duin, 2010). In Zuid- en Mid- den-Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Groningen zal rond 2025 al meer dan een kwart van de bevolking 65-plus- ser zijn. Behoudens enkele uitzonderingen is de grijze druk ook dan het hoogst aan de randen van Nederland (kaart 2). Grijze druk, 2011 lager dan 25% 25 tot 35% 35 tot 45% 45% of hoger Grijze druk, 2025 lager dan 25% 25 tot 35% 35 tot 45% 45% of hoger was van een toenemend aantal geboorten. Tussen 1937 en 1944 steeg het jaarlijks aantal geboorten van 170 naar 220 duizend. Deze historische ontwikkeling wordt weer- spiegeld in de versnellende groei van het aantal 65-plus- sers vanaf 2002 (grafiek 5). Tot op zekere hoogte speelde daarbij ook de sterkere daling van de sterfterisico’s onder ouderen, vanaf ongeveer 2002, een rol. In de afgelopen vijftig jaar is de vergrijzing van Nederland een heel geleidelijk en daarmee ook weinig opvallend ver- schijnsel geweest. Afgezien van de meest recente jaren groeide de groep 65-plussers jaarlijks met ongeveer 30 dui- zend personen. Met uitzondering van de meest recente periode is het verloop in grafiek 5, die de jaarlijkse groei van het aantal 65-plussers weergeeft, veel gelijkmatiger dan die van de totale bevolkingsgroei in grafiek 1. Migratie speelt op hogere leeftijden immers maar een geringe rol. Omdat de historische geboorteaantallen bekend zijn en de sterfte- risico’s doorgaans maar langzaam veranderen, is de ver- grijzing dan ook een van de best te voorspellen demo- grafische ontwikkelingen. Zo voorspelde de CBS­prognose van 1984 het huidige aantal 65-plussers vrijwel exact, en viel het hoogtepunt van de vergrijzing volgens die prognose in 2035, slechts enkele jaren eerder dan verwacht volgens de meest recente prognose. De ontwikkelingen verlopen dus geleidelijk, maar dit neemt niet weg dat, wanneer we een halve eeuw terugblikken, de samenstelling van de Nederlandse bevolking ingrijpend is veranderd. Dit geldt in het bijzonder voor de verhouding tussen groen en grijs. In 1960 waren er op elke honderd inwoners 38 jongeren (tot 20 jaar) en 9 ouderen (65 jaar en ouder). Ook nu nog zijn er meer jongeren dan ouderen (23 jongeren tegen 15 ouderen per honderd inwoners), maar de toename van de groep 65-plussers is wel veel sterker geweest dan de toch al aanzienlijke totale bevol- kingsgroei: in vijftig jaar tijd groeide deze groep van één naar 2,5 miljoen. Lange tijd is de toename van het aantal 65-plussers onder mannen veel geringer geweest dan onder vrouwen. Tot begin jaren negentig verliep deze toename onder vrouwen ongeveer twee keer zo snel als onder mannen. Daarna daalde de groei onder vrouwen opvallend scherp totdat, aan het begin van het nieuwe millennium, de toename van het aantal 65-plussers onder mannen twee keer zo groot was als die onder vrouwen. Sindsdien neemt de jaarlijkse groei bij beide seksen fors toe, maar blijft het aantal oudere mannen sneller stijgen dan het aantal oudere vrouwen. Deze uiteenlopende ontwikkelingen hebben ook gevolgen gehad voor het vrouwenoverschot op hogere leeftijd (grafiek 6). Een halve eeuw geleden vormden vrouwen op hogere leeftijd een lichte meerderheid, maar daarna is de geslachtsverhouding gedurende enkele decennia steeds schever geworden. Het meest opvallend is dit op de hoog- ste leeftijden, waarbij bovendien een onmiskenbaar cohort- effect zichtbaar is. Zo raken vanaf ongeveer 1990 het aantal mannelijke en vrouwelijke zeventigers weer iets meer in evenwicht, en zet dit proces onder tachtigers tien jaar later in. Zeer recent groeit, voor het eerst in lange tijd, ook het aantal mannen van 100 jaar en ouder. Onder de honderd- plussers vormen zij, met een aandeel van een zevende, overigens nog wel steeds een zeer kleine minderheid. 4. Vooral geboortecijfers bepalen vergrijzing Omdat de sterfterisico’s van ouderen gewoonlijk maar heel geleidelijk dalen, wordt de groei van het aantal 65-plussers op de korte termijn vooral bepaald door de geboorteaantal- len van 65 jaar geleden. De Nederlandse bevolkings- prognoses voorspellen dan ook al heel lang een versnelling van de groei van het aantal 65-plussers vanaf 2011, het jaar waarin de eerste babyboomers 65 worden. Minder bekend is het feit dat er ook al vóór de oorlog, vanaf 1937, sprake 5. Omvang en groei van het aantal 65-plussers 18 Centraal Bureau voor de Statistiek 2,8 2,6 2,4 2,2 2,0 1,8 1,6 1,4 1,2 1,0 (x mln) (x 1 000) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 00 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 Omvang van de bevolking (linkeras) Groei van de bevolking (rechteras) 6. Aantal mannen per 100 vrouwen stagnatie, waarna de daling opnieuw inzette. Het grootste verschil in het seksepatroon van de sterfterisico’s is zicht- baar bij de zeventigers. Begin jaren negentig was het risico bij vrouwen al bijna gehalveerd ten opzichte van het niveau in 1960, terwijl er bij mannen nog geen enkele winst was geboekt. In recente jaren hebben echter juist de mannelijke zeventigers een forse inhaalslag gemaakt. De daling bij deze groep, maar ook die bij de iets jongere en oudere mannen, hangt onder meer samen met de afname van rookgerelateerde doodsoorzaken. Enkele decennia eerder is, anders dan bij vrouwen, het percentage rokers onder mannen sterk gedaald. 5. Levensverwachting meest gestegen door afname hartziekten De ontwikkeling van de sterfterisico’s op alle leeftijden wordt samengevat in de levensverwachting bij geboorte. Deze maat heeft gewoonlijk betrekking op de levensverwachting die is gebaseerd op de sterfterisico’s in een bepaald jaar. Uit grafiek 8 blijkt dat de (periode-)levensverwachting bij mannen tot begin jaren zeventig stagneerde of zelfs licht daalde. Een belangrijke reden hiervan was de onrustbarende toename van het aantal verkeers- doden. De nadelige gevolgen van de nieuwe mobiliteit, waarin brommers een belangrijke rol speelden, waren veertig jaar geleden vooral onder mannen onmiskenbaar. Jaarlijks stier- ven toen meer dan 3 duizend mensen in het verkeer, ruim vier keer zoveel als tegenwoordig. Een duidelijke daling van de verkeerssterfte trad op na 1975, het jaar waarin de autogordel en bromfietshelm verplicht werden. Omdat bijna de helft van deze slachtoffers destijds jonger was dan dertig jaar, gingen veel potentiële levensjaren in het verkeer verloren. Het effect hiervan op de levensverwachting was, ondanks het kleine aandeel van de verkeerssterfte in de totale sterfte, dan ook relatief groot: rond 1970 werd hierdoor de levensverwachting bij geboorte bij mannen met 0,9 jaar, en bij vrouwen met bijna 0,4 jaar gereduceerd. Tegenwoordig is dit minder dan 0,2 jaar bij mannen en minder dan 0,1 jaar bij vrouwen. 8. Levensverwachting bij geboorte 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 1960 1970 65–69 jaar 80–89 jaar 1980 1990 2000 2010 70–79 jaar 90 jaar of ouder Het verschil in vergrijzing tussen mannen en vrouwen is voor een belangrijk deel het gevolg van de historische ontwikkeling van hun sterfterisico’s. Voor de totale groep mannen van 65 jaar en ouder was er, tot ongeveer 1990, geen sprake van dalende sterfterisico’s (grafiek 7a). Tot in de jaren zeventig namen deze risico’s, vooral als gevolg van welvaartsziekten, zelfs toe. In dezelfde periode, tot ongeveer 1990, daalden de risico’s bij vrouwen met ruim een kwart (grafiek 7b). Daarna was enige tijd sprake van 7. Sterfterisico1) per leeftijd 120 100 80 60 40 20 0 1960=100 Mannen 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 Vrouwen 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 65 jaar 75 jaar 85 jaar 95 jaar 120 1960=100 100 80 60 40 20 0 Jaren 84 82 80 78 76 74 72 70 68 ’60 ’65 ’70 ’75 Mannen ’80 ’85 ’90 Vrouwen ’95 ’00 ’05 ’10 �) Vijfjaars voortschrijdende gemiddelden. Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011 19 Veruit het belangrijkst voor de ontwikkeling van de levens- verwachting was de daling van de sterfte door hart- en vaat- ziekten (Garssen en Hoogenboezem, 2005). Evenals de verkeerssterfte was cardiovasculaire sterfte, en in het bijzonder de sterfte door ischemische hartziekten, een gevolg van de toenemende welvaart die vooral in de jaren zestig een grote invloed had op de leefstijl. Waarschijnlijk voor het eerst in de geschiedenis was één enkele doods- oorzaak verantwoordelijk voor een langdurige daling van de levensverwachting. Binnen de categorie van hart- en vaat- ziekten was het hartinfarct, aanvankelijk aangeduid als ‘managersziekte’ maar al snel toegeschreven aan een ongezonde leefstijl, de hoofdverantwoordelijke voor de stagnatie van de levensverwachting in de jaren zestig. Pas eind jaren zeventig begon het negatieve effect van hart- en vaatziekten op de levensverwachting af te nemen. Het aan- tal door hart- en vaatziekten verloren levensjaren bedroeg destijds maar liefst circa 6,5 bij mannen (grafiek 9). Vooral het hartinfarct werd toen als mannenkwaal gezien, maar het totale verlies aan levensjaren door hart- en vaatziekten was bij vrouwen, met ongeveer 6 jaar, maar weinig lager. De afname van de sterfte is te danken aan een combinatie van preventie (door medicatie en leefstijl) en medische behan- deling. Ook het effect van hersenvaatletsels op de levens- verwachting is afgenomen, maar dit effect is, vooral door de gemiddeld hogere leeftijden waarop deze aandoeningen zich voordoen, naar verhouding minder sterk. Veertig jaar geleden waren hart- en vaatziekten met grote afstand de belangrijkste doodsoorzaak. Destijds was het aantal sterfgevallen als gevolg van deze ziekten ongeveer twee keer zo groot als het aantal sterfgevallen door kanker. Sindsdien is, onder invloed van de vergrijzing, de sterfte door kanker gestaag toegenomen. Vanaf medio jaren tachtig daalde, onder mannen, de sterfte door hart- en vaat- ziekten vrijwel van jaar op jaar, met een versnelling na 2002. Vooral onder zeventigers was deze daling opvallend sterk (Garssen en Hoogenboezem, 2007). Onder vrouwen is vooral na 2002 een snelle daling van de sterfte door hart- en vaatziekten zichtbaar. Als gevolg hiervan werd kanker in 2008 doodsoorzaak nummer één. Bij vrouwen kwam sterfte door hart- en vaatziekten nog wel iets vaker voor, maar het verschil met kanker was nog maar gering (Hoog- enboezem en Garssen, 2009). Het effect van kanker (alle vormen tezamen) op de stijging van de levensverwachting is in de afgelopen veertig jaar betrekkelijk gering geweest. Weliswaar is er bij sommige vormen van kanker aanzienlijke winst geboekt, maar elders is sprake van (soms forse) verliezen. Het duidelijkste voor- beeld van een dergelijk verlies is longkanker bij vrouwen. Rond 1970 was het neerwaartse effect van longkanker op de levensverwachting van vrouwen met 0,07 jaar nog zeer gering, maar sindsdien is dit vertienvoudigd. Ook bij prostaat- en dikkedarmkanker (mannen) en bij slokdarm- kanker, alvleesklierkanker, leverkanker en melanoom (beide seksen) is het neerwaartse effect op de levensverwachting toegenomen. Gunstig was de ontwikkeling van longkanker bij mannen (een afname van het aantal verloren levensjaren van 1,4 eind jaren tachtig naar 1,0), borstkanker (sinds begin jaren negentig, van 0,75 naar 0,57 jaar) en, op een lager niveau wat betreft het aantal verloren levensjaren, vooral maag- kanker. Voor de afname van de laatstgenoemde vorm van kanker, die ook in de landen om ons heen plaatsvond (Boyle et al., 2003), zijn al wel veel factoren genoemd, maar is nog geen bevredigende verklaring gevonden (Garssen et al., 2006). Door de gemiddeld lage leeftijd van de slachtoffers gaan ook door zelfdoding relatief veel levensjaren verloren. Bij mannen was sprake van een stijging tot medio jaren tachtig, en daarna een min of meer constant niveau (neerwaarts effect circa 0,3 jaar). Ook bij vrouwen nam het aantal ver- loren levensjaren door zelfdoding toe, maar trad sinds medio jaren tachtig een daling op (van circa 0,25 naar 0,15 jaar). Accidentele val is vooral een doodsoorzaak die op hoge leeftijd voorkomt, met bijgevolg een betrekkelijk klein effect op de levensverwachting. De laatste jaren overlijden jaar- lijks ongeveer 1,5 duizend 80-plussers ten gevolge van accidentele val. Twee derde van hen is vrouw. Sinds medio jaren negentig is het effect van deze doodsoorzaak licht toegenomen, tot 0,13 jaar bij mannen en 0,15 jaar bij vrouwen. 9. Aantal verloren levensjaren (bij geboorte) ten gevolge van hart- en vaatziekten Jaren 8 7 6 5 4 3 2 1 0 1969 1974 1979 1984 1989 1994 1999 2004 2009 Ischemische hartziekten, vrouwen Hersenvaatletsel, mannen Hersenvaatletsel, vrouwen Hart- en vaatziekten totaal, mannen Hart- en vaatziekten totaal, vrouwen Ischemische hartziekten, mannen 20 Centraal Bureau voor de Statistiek Doordat de sterfte in de loop der tijd steeds verder is opge- schoven naar hoge leeftijden, wordt ook het sekseverschil in de levensverwachting voor een steeds groter deel bepaald door de verschillen in sterfterisico’s die er op hogere leeftijden bestaan tussen mannen en vrouwen. In 1960 was het verschil tussen mannen en vrouwen in resterende levensverwachting op de 65e verjaardag slechts 1,5 jaar, tegen een verschil van 3,9 jaar in de levensver- wachting bij geboorte. Tegenwoordig is dit verschil op de 65e verjaardag met 3,2 jaar veel groter, en verklaren – anders dan vroeger – de sterfteverschillen op hogere leef- tijden het overgrote deel van het verschil in levensverwach- ting bij geboorte (3,9 jaar). In de afgelopen twee decennia is het sekseverschil echter wel geleidelijk afgenomen, doordat de sterfterisico’s van oudere mannen nog sneller daalden dan die van oudere vrouwen (grafiek 10). Gedurende deze hele periode daalden de sterfterisico’s van 65- tot 74-jarige mannen beduidend sterker dan die van even oude vrouwen. Vanaf medio jaren negentig dalen, vooral bij mannen, ook de sterfterisico’s van de 75- tot 84-jarigen. Ten slotte dalen, vanaf ongeveer medio jaren nul, de sterftekansen van de alleroudste mannen en vrouwen. Naast dit cohorteffect is in de trends ook een periode-effect waarneembaar: de dalingen versnellen vanaf ongeveer 2002 bij beide seksen en in vrijwel alle leeftijdsgroepen. Deze ver- snelling kan, anders dan eerdere dalingen, niet overwegend worden toegeschreven aan rookgerelateerde doodsoorza- ken. Als meest waarschijnlijke kandidaten voor een gedeelte- lijke verklaring van de recente versnelde sterftedaling zijn een verruiming van de zorgbudgetten en een actievere hou- ding in de behandeling van ernstig zieke oudere patiënten genoemd (Mackenbach en Garssen, 2011). 10. Kans om te overlijden 11. Resterende levensverwachting op 65e verjaardag Jaren 22 20 18 16 14 12 ’60 ’65 ’70 ’75 Mannen ’80 ’85 ’90 Vrouwen ’95 ’00 ’05 ’10 % 30 25 20 15 10 5 0 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 Mannen, 65–74 jaar Mannen, 75–84 jaar Mannen, 85–94 jaar Vrouwen, 65–74 jaar Vrouwen, 75–84 jaar Vrouwen, 85–94 jaar 6. Resterende levensverwachting op 65e verjaardag stijgt weer De grafiek van de resterende levensverwachting op de 65e verjaardag laat zien dat de periode waarin ouderen van hun AOW kunnen genieten gedurende lange tijd maar weinig veranderde (grafiek 11). Zo was er bij vrouwen stagnatie tussen begin jaren tachtig en begin jaren nul. Daarmee leek het argument dat de stijgende levensverwachting een zware wissel trekt op de oudedagsvoorzieningen niet erg steekhoudend. Recent is daar echter verandering in gekomen. Tussen 2002 en 2010 steeg de resterende levensverwachting van 65-jarige vrouwen van 19,3 naar 20,8 jaar, en die van even oude mannen van 15,6 naar 17,6 jaar. Daar komt nog bij dat de werkelijk te verwachten levensduur, die het best wordt benaderd door de cohort- levensverwachting, nog hoger is. In 2010 bedroeg deze cohort-levensverwachting bij vrouwen 22,0 jaar, 1,2 jaar hoger dan de periode-levensverwachting. Bij mannen is de cohort-levensverwachting met 19,1 jaar zelfs 1,5 jaar hoger (Van Duin en Garssen, 2010). In de jaren dertig en vijftig van de vorige eeuw waren Neder- landers kortstondig wereldkampioen levensverwachting. Bij mannen verslechterde deze positie echter vooral in de jaren zestig en negentig (Garssen, 2005), maar sinds de eeuwwis- seling lijken ze aan een inhaalslag te zijn begonnen. In tien jaar tijd nam bij mannen de levensverwachting op de 65e ver- jaardag toe met 2,4 jaar, een grotere toename dan in vrijwel alle andere Europese landen. In de internationale rangorde zijn zij hierdoor weer iets opgeklommen. De winst in de levensverwachting van mannen was het grootst onder zesti- gers en (vooral) zeventigers, een ontwikkeling die zich ook in enkele andere landen (Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Finland, Denemarken) heeft voorgedaan. In schril contrast hiermee staan een aantal Oost-Europese landen (Bulgarije, Litouwen, Roemenië) waar op de hoge leeftijden weinig vooruitgang is geboekt (European Commission, 2011). Op hun 65e verjaardag lag de levensverwachting van Neder- landse mannen in 2009, met 17,6 jaar, tussen die van Belgische en Duitse mannen (grafiek 12a). Het verschil met Zwitserse mannen, die de ranglijst op de 65e verjaardag aan- voerden, bedroeg 1,4 jaar. Nederlandse vrouwen voerden nog rond 1980 de ranglijst van landen met een hoge levensverwachting aan. Daarna raakten ze echter achterop. Vooral door de stagnatie van hun levensverwachting in de jaren negentig waren ze rond de eeuwwisseling afgezakt tot de Europese middenmoot. Sinds- dien loopt de ontwikkeling bij Nederlandse vrouwen weer in de pas met die in de meeste andere Europese landen, maar van een positieverbetering is nog geen sprake. In 2009 was hun levensverwachting op de 65e verjaardag 21,1 jaar, hoger dan die van Duitse vrouwen, maar iets lager dan die van Belgische vrouwen (grafiek 12b). Het verschil in levensver- wachting op deze leeftijd bedraagt 2,2 jaar ten opzichte van de Franse vrouwen, die de ranglijst aanvoeren. Bij vrouwen is de achterstand op de Europese koploper daarmee groter dan bij mannen. Waarom Nederlandse vrouwen achterlopen op vrouwen in met Nederland vergelijkbare landen is nog on- duidelijk. Roken en leefstijl verklaren lang niet alles, en ook andere mogelijke oorzaken (zoals minder goede ouderen- zorg en euthanasie) bieden slechts een deelverklaring (Bonneux, 2008). Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011 21 12. Levensverwachting op 65e verjaardag, 2009 Hoezeer de levensverwachting wordt beïnvloed door sociaaleconomische factoren blijkt wel uit de grote verschil- len die er bij mannen tussen de Europese landen bestaan. Oost-Europese mannen hebben een levensverwachting die 8 à 9 jaar lager is dan die van onder meer Nederlandse mannen. In veel Oost-Europese landen is de ontwikkeling in het recente of iets minder recente verleden ook uitgespro- ken ongunstig geweest als gevolg van toenemende sociale problematiek. Vooral de alcoholgerelateerde – doorgaans vroegtijdige – sterfte heeft de levensverwachting in Oost- Europa sterk gedrukt (Shkolnikov en Alexander, 1997). De verschillen tussen landen zijn dus groot, maar ook binnen de landen zijn er opvallend grote verschillen tussen allerlei bevolkingsgroepen. Zo is in ons land de resterende levensverwachting van 65-jarigen met een opleiding op hbo- of universitair niveau ruim 4 jaar hoger dan die van 65-jarigen met alleen basisonderwijs. Een zelfde verschil is gemeten tussen de laagste en de hoogste van vijf onder- scheiden inkomensklassen (Knoops en Van den Bra- kel, 2010). De levensverwachting neemt in alle sociaal- economische groepen toe, maar van een afnemende kloof tussen de groepen lijkt geen sprake te zijn (Kardal et al., 2009; Bruggink, 2009). Omdat hoogopgeleiden doorgaans fysiek minder belastend werk verrichten en er een gezondere leefstijl op na houden dan laagopgeleiden, hebben zij op 65-jarige leeftijd maar liefst 8 jaren meer voor de boeg in een gezondheid die ze als goed ervaren dan laagopgeleide 65-jarigen (grafiek 13). Het verschil in levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen is bijna 6 jaar. Aan één of meer chronische ziekten ontkomen echter maar weinig 65-plussers. Deze resterende levensverwachting is relatief kort en laat minder verschil naar opleidingsniveau zien dan de cijfers met betrekking tot de als goed ervaren gezondheid. Gezien hun hogere totale levensverwachting betekent dit dat 65-jarige vrouwen naar verwachting een groter deel van hun resterende leven zullen doorbrengen met een of meer chronische ziekten. Dit geldt ook voor de meeste andere Europese landen (European Commissi- 13. Gezonde levensverwachting op 65-jarige leeftijd naar opleidings- niveau, 2005/2008 Mannen Zwitserland Frankrijk IJsland Spanje Zweden Italië1) Cyprus Griekenland Noorwegen Verenigd Koninkrijk1) Oostenrijk Duitsland Nederland Luxemburg België Finland Ierland Portugal Denemarken Malta Slovenië Tsjechië Polen Slowakije Estland Roemenië Hongarije Bulgarije Litouwen Letland 12 14 16 18 20 22 24 jaren Vrouwen Frankrijk Spanje Zwitserland Italië1) Finland Luxemburg Zweden Oostenrijk België Noorwegen Nederland IJsland Cyprus Duitsland Ierland Malta Slovenië Portugal Verenigd Koninkrijk1) Griekenland Denemarken Estland Polen Tsjechië Litouwen Letland Hongarije Slowakije Roemenië Bulgarije 12 14 16 18 20 22 24 jaren Laag Hoog Laag Hoog 0 5 10 15 20 25 Resterende levensverwachting W.v. zonder lichamelijke beperkingen In goed ervaren gezondheid Zonder chronische ziekten jaren Bron: Eurostat. 22 Centraal Bureau voor de Statistiek Vrouwen Mannen on, 2011). Het aantal jaren dat vrouwen in als goed ervaren gezondheid zullen doorbrengen, is niettemin toch wat hoger dan voor mannen. 7. Vrouwen in verzorgings- en verpleeghuizen ouder en talrijker Nog in de jaren zestig en zeventig kozen veel ouderen ervoor om in een bejaardenoord te gaan wonen zonder dat daarvoor een dringende (medische) noodzaak bestond. In de afgelopen decennia is het huisvestingsbeleid echter gericht geweest op het behoud van zelfstandigheid, waar- onder ook het voeren van een eigen huishouden valt. Het effect van dit beleid is duidelijk zichtbaar in de statistieken. Eind jaren tachtig woonden bijna 200 duizend 65-plussers in een instelling, tegen 124 duizend in 2010. Gezien de groei van het aantal ouderen was de afname in relatieve zin nog veel sterker: in genoemde periode daalde het percen- tage 65-plussers in een ‘institutioneel huishouden’ van bijna 11 naar bijna 5. Een groot deel van de oudere institutionele bevolking woont in een verzorgings- of verpleeghuis. Op elke leeftijd daalt al langere tijd het aandeel mannen en vrouwen dat in een dergelijke instelling is gehuisvest (grafiek 14). Zo halveerde tussen 1995 en 2010 het aandeel van de 90-jarige mannen dat in een verzorgings- of verpleeghuis woont, en daalde het aandeel onder 90-jarige vrouwen van bijna de helft naar minder dan een derde. In 2010 woonde 2,4 procent van alle mannen van 65 jaar of ouder in een verzorgings- of ver- pleeghuis, tegen 6,0 procent van alle vrouwen van deze leeftijd. Ook in absolute zin waren vrouwen sterk in de meerderheid (ruim 86 duizend vrouwen tegen ruim 26 dui- zend mannen). Mannen die in een verzorgings- of verpleeghuis wonen zijn gemiddeld jonger dan vrouwen. In 2010 was de gemiddelde leeftijd van 65-plussers in een dergelijke instelling 83,5 jaar voor mannen, tegen 86,3 jaar voor vrouwen. Bovendien is 14. Aandeel van de bevolking woonachtig in verzorgings- of verpleeghuis de leeftijd bij vrouwen in de loop der tijd geleidelijk opge- lopen, terwijl deze bij mannen vrijwel constant is gebleven. De oververtegenwoordiging van vrouwen is niet alleen een logisch gevolg van het feit dat vrouwen langer leven dan mannen en op hogere leeftijden dus ook talrijker zijn. Zeker in oudere echtparen is nog vaak sprake van een asymme- trische zorgrelatie: mannen zijn doorgaans afhankelijker van hun vrouw dan vrouwen van hun man. Zolang beide partners leven, zullen mannen die verzorging nodig hebben deze verzorging vaak bij hun vrouw vinden. Daar komt uiter- aard bij dat mannen vaak als eerste van het paar overlijden. Het gevolg hiervan is dat oudere mannen op hogere leeftijd veel vaker een partner hebben dan oudere vrouwen. Zo wonen ruim zeven op de tien 80-jarige mannen samen, tegen slechts ruim drie op de tien 80-jarige vrouwen (gra- fiek 15). 15. Aandeel 65-plussers dat samenwoont % 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 65 70 75 Mannen, 1995 Mannen, 2010 80 85 Vrouwen, 1995 Vrouwen, 2010 90 95 of ouder leeftijd 16. Aandeel 65-plussers dat alleenwoont % 70 60 50 40 30 20 10 0 65 70 75 Mannen, 1995 Mannen, 2010 80 85 Vrouwen, 1995 Vrouwen, 2010 90 95 of ouder leeftijd % 70 60 50 40 30 20 10 0 65 70 75 Mannen, 1995 Mannen, 2010 80 85 Vrouwen, 1995 Vrouwen, 2010 90 95 of ouder leeftijd Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011 23 Alleenstaande vrouwen blijven gemiddeld langer alleen- wonen dan alleenstaande mannen. Uit grafiek 16 blijkt dat vooral vrouwen ook langer alleen blijven wonen dan in het verleden. Het hoogste aandeel alleenwonende vrouwen werd in 2010 gemeten onder de 85-jarigen (62 procent), waar dit in 1995 nog voor de 81-jarigen gold (56 procent). Door hun gestegen overlevingskansen komen op hoge leef- tijd mannen nu ook iets vaker alleen te staan dan in het verleden. Bij vrouwen vertaalt zich dit juist in een gedaald aandeel alleenstaanden, tot ongeveer 80-jarige leeftijd. 8. Op verkleuring volgt vergrijzing De vergrijzing van Nederland wordt geremd door de aan- wezigheid van niet-westerse allochtonen. Op 1 januari 2010 was de gemiddelde leeftijd van niet-westerse allochtonen 29,8 jaar (eerste en tweede generatie tezamen), tegen 41,4 jaar voor autochtonen. De gemiddelde leeftijd van alle inwoners van Nederland was 40,1 jaar. Ondanks dit forse leeftijdsverschil is het effect van de aanwezigheid van niet- westerse allochtonen op de gemiddelde leeftijd van de inwoners van Nederland dus bescheiden. Dit geldt, in iets mindere mate, ook voor hun effect op het aandeel ouderen in de bevolking. In 2010 was 15,3 procent van alle inwoners 65 jaar of ouder, tegen 16,8 procent van de autochtonen. Westerse allochtonen zijn door hun veel langere migratie- geschiedenis en lagere vruchtbaarheid met 42,1 jaar juist iets ouder dan autochtonen, en hebben dus geen neer- waartse invloed op de vergrijzing. Binnen deze hoofdgroep zijn vooral de allochtonen van Duitse herkomst boven- gemiddeld grijs: in 2010 was bijna een derde van hen 65 jaar of ouder. Vooralsnog heeft de aanwezigheid van niet-westerse al- lochtonen veel meer effect op de grijze druk dan op het aan- tal 65-plussers (Stoeldraijer en Garssen, 2011). Momenteel is nog maar 4 procent van de niet-westerse allochtonen 65 jaar of ouder, en vormen ze slechts 3 procent van alle 65-plussers. Niettemin hebben de eerste gastarbeiders van weleer hun 65e verjaardag inmiddels achter de rug en beginnen ze dus bij te dragen aan de vergrijzing. Dit is duidelijk zichtbaar aan de ontwikkeling van het aandeel 65-plussers onder Turkse en Marokkaanse mannen. Lange tijd kwamen er nauwelijks 65-plussers voor in deze groepen, maar sinds het begin van de jaren negentig is sprake van een relatief snelle toename. Momenteel is bijna 6 procent van de Marokkaanse mannen en bijna 5 procent van de Turkse mannen 65 jaar of ouder (grafiek 17a). Ook onder Surinaamse en Antilliaanse mannen neemt de vergrijzing toe, zij het geleidelijker vanwege hun langere migratie- geschiedenis. De cijfers in grafiek 17 zijn tot en met 1995 geschat, hetgeen heeft geleid tot een knik in de grafiek voor Antillianen in 1995. Bij niet-westerse vrouwen is eveneens sprake van vergrij- zing, maar binnen de herkomstgroepen bestaan in dit opzicht soms opvallende verschillen. Zo zijn er onder Surinamers en Antillianen naar verhouding meer oudere vrouwen dan mannen, vooral omdat Surinaamse en Antil- liaanse vrouwen vaak met een autochtone man zijn getrouwd (en daarvoor naar Nederland zijn gekomen, dan wel in Nederland zijn gebleven). Huwelijksmigratie komt, vooral in recente decennia, ook veel voor onder Turken en Marokkanen. In deze groepen vinden huwelijken echter hoofdzakelijk binnen de eigen herkomstgroep plaats. Mede doordat deze vrouwen soms beduidend jonger zijn dan hun man, zijn de vrouwen in deze groepen minder sterk ver- grijsd dan de mannen (grafiek 17b). 17. Aandeel 65-plussers, niet-westerse herkomstgroepen % 7 6 5 4 3 2 1 0 1980 1985 Mannen % 7 6 5 4 3 2 1 0 1980 1985 2000 2005 2010 Suriname Turkije 1990 1995 Vrouwen 1990 1995 2000 2005 2010 Niet-westers totaal Marokko Ned. Antillen 24 Centraal Bureau voor de Statistiek Omdat er nog maar weinig zeer oude niet-westerse alloch- tonen zijn, kan nog niet veel meer dan een indicatie worden gegeven van de mate waarin zij gebruik (zullen) maken van institutionele zorg. Op basis van gegevens voor de leef- tijden van 65 tot 75 jaar komt al wel het beeld naar voren dat de verschillen tussen de niet-westerse herkomstgroepen nog groter zijn dan die tussen allochtonen en autochtonen. Zo wonen onder deze jongere ouderen relatief veel Surina- mers en Antillianen in een instelling, terwijl dit zeldzaam is bij Turken en Marokkanen. Autochtonen nemen in dit opzicht een tussenpositie in. In het algemeen zou men onder niet-westerse allochtonen een naar verhouding hogere mate van institutionalisering mogen verwachten. Niet-westerse ouderen hebben over het geheel genomen immers een slechtere gezondheid dan autochtone ouderen (Schellingerhout, 2004). Deze verschillen in leefsituatie hangen, behalve met ge- zondheid, ongetwijfeld ook samen met de verschillen in leefsituatie die ook al op jongere leeftijden bestaan. Op alle leeftijden zijn Surinaamse en Antilliaanse vrouwen relatief vaak alleenstaand. Op 65–69-jarige leeftijd geldt dit al voor ruim de helft. Van de autochtone vrouwen van deze leeftijd is ruim een kwart alleenstaand. Onder Turkse en Marok- kaanse vrouwen is dit aandeel nog iets kleiner. Surinaamse en Antilliaanse vrouwen wonen dan ook beduidend minder vaak gehuwd samen dan Turkse en Marokkaanse vrouwen. Opvallend groot zijn de verschillen met betrekking tot de huishoudenspositie ‘overig’, waarmee een samenwoonver- band wordt bedoeld met anderen dan een partner of kind(eren). Bij alle niet-westerse herkomstgroepen komt deze positie veel vaker voor dan bij autochtonen. Van de autochtone 65–69-jarige vrouwen maakt maar 1,3 procent deel uit van een dergelijke samenlevingsvorm, tegen 8,1 procent van de Marokkaanse vrouwen en 15,1 procent van de Turkse vrouwen. Deze cijfers suggereren dat vooral oudere Turkse en Marokkaanse vrouwen, wellicht ondanks grotere gezondheidsproblemen, minder vaak gebruik zullen maken van institutionele huisvesting dan autochtone vrouwen. 9. Een grijzere toekomst door babyboomers en allochtonen De vergrijzing van Nederland zal in de komende jaren ver- sneld doorzetten. Het jaar 2011 vormt daarbij een mijlpaal: in dat jaar zullen de eersten van de omvangrijke naoorlogse geboortegolf de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. In maar vijf jaar tijd zullen er een half miljoen 65-plussers bijkomen, twee keer zoveel als in de voorgaande vijf jaar. Op het hoogtepunt van de vergrijzing, in 2039, telt Nederland 4,6 miljoen inwoners van 65 jaar of ouder (grafiek 18). Niet alleen komen er meer ouderen bij, maar die ouderen worden ook steeds ouder. Een halve eeuw geleden was maar een op de 74 inwoners 80 jaar of ouder, nu is dit een op de 25. Omstreeks 2050 zijn maar liefst 1,8 miljoen inwoners 80-plusser en behoort daarmee één op de tien mensen tot de groep die we nu tot de alleroudsten rekenen. Vooral de groei van deze groep zal gevolgen hebben voor 18. Aantal 65-plussers, prognose de zorgvraag en de behoefte aan voorzieningen voor oude- ren. Van belang daarbij is verder dat ouderen in de toe- komst vaker dan nu geen nakomelingen zullen hebben. Zo zal het aandeel kinderloze vrouwen van 65 jaar naar ver- wachting stijgen van 11 procent (2009) naar 20 procent in 2050 (Van Duin, 2009). Op het hoogtepunt van de vergrijzing zal de demografische druk – de verhouding tussen het aantal jongeren plus oude- ren en de potentiële beroepsbevolking – ongeveer even groot zijn als begin jaren zestig van de vorige eeuw. De leef- tijdssamenstelling van het niet-werkzame deel van de bevolking is dan echter wel heel anders dan in het verleden. In 2040 zal ruim de helft van de demografische druk worden veroorzaakt door ouderen. Een halve eeuw geleden was dit nog maar een vijfde (Van Duin en Garssen, 2011). Volgens de nieuwe prognose neemt bij mannen de (perio- de-)levensverwachting op de 65e verjaardag tussen nu en 2060 met 3,9 jaar toe, van 17,8 naar 21,7 jaar (grafiek 19). Bij vrouwen bedraagt deze toename 3,2 jaar, van 20,9 naar 24,2 jaar. Het verschil in de levensverwachting op deze leef- tijd neemt geleidelijk verder af, tot ongeveer 2,5 jaar in 2060. De nu nog zeer scheve geslachtsverhoudingen zullen, vanaf ongeveer 70-jarige leeftijd, geleidelijk minder scheef worden. Zo neemt in de leeftijdsgroep 80–84 jaar het aantal mannen per honderd vrouwen toe van 63 nu naar 85 in 2060. Onder de 95-plussers loopt deze sex ratio op van 21 naar 47. 19. Resterende levensverwachting op 65e verjaardag, prognose Jaren 26 24 22 20 18 16 14 12 ’00 ’05 ’10 ’15 ’20 ’25 ’30 ’35 ’40 ’45 ’50 ’55 ’60 Mannen Vrouwen 5 x mln 4.5 4 3.5 3 2.5 2 1.5 1 0.5 0 '00 '05 '10 '15 '20 '25 '30 '35 '40 '45 '50 '55 '60 65–79 jaar 80 jaar of ouder Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011 25 Niet-westerse allochtonen zijn nog schaars onder de 65-plussers, maar in de komende decennia zal dit snel ver- anderen. Nu is slechts 4 procent van de niet-westerse allochtonen 65 jaar of ouder. Volgens de meest recente prognose is dit in 2020 ruim 6 procent en in 2060 zelfs 22 procent. Tegen die tijd is de niet-westerse bevolking naar verwachting sterker vergrijsd dan de huidige autochtone bevolking (Stoeldraijer en Garssen, 2011). In 2060 is 26 pro- cent van de autochtone bevolking 65 jaar of ouder. De ‘traditionele’ niet-westerse herkomstgroepen, uitgezonderd de Antillianen, zijn over een halve eeuw zelfs nog grijzer: van de Turken is dan 29 procent 65-plus, van de Marokka- nen 27 procent en van de Surinamers 35 procent. In relatieve zin is sprake van een zeer sterke groei van het aantal oudere niet-westerse allochtonen. De totale groep groeit tussen nu en 2060 van 78 duizend naar 708 duizend. Turkse en Marokkaanse 65-plussers vormen dan de groot- ste groepen, met respectievelijk 145 en 138 duizend. Nu zijn het er nog bijna 18 en 17 duizend. De Surinaamse ouderen, die met 21 duizend nu nog de grootste afzonder- lijke groep vormen, groeijen naar verhouding iets minder snel, tot 129 duizend in 2060. Ondanks deze snelle vergrijzing van de niet-westers alloch- tone bevolkingscomponent zal ook in de toekomst de populatie 65-plussers voor het overgrote deel uit autoch- tonen bestaan (grafiek 20). In 2060 is naar verwachting 73 procent van alle ouderen autochtoon. Nu is dat nog 87 procent. 20. Aantal 65-plussers naar herkomstgroep, prognose telde ons land 1743 eeuwelingen. Daarmee was op dat moment één op bijna 10 duizend inwoners 100 jaar of ouder. Uit een vooruitberekening blijkt dat dit aantal medio deze eeuw bijna 14 duizend kan bedragen (grafiek 21). In deze groep zal het aandeel van mannen sterk zijn toege- nomen, van bijna een zesde in 2010 naar bijna een derde in 2050. Tegen die tijd is naar verwachting ongeveer één op de circa 1250 inwoners een eeuweling (Garssen en Harmsen, 2010). De (niet onomstreden) verwachting dat de meerderheid van de kinderen die na 2000 in de westerse wereld zijn geboren de 100-jarige leeftijd zullen bereiken (Christensen et al., 2009), lijkt op basis van de CBS-progno- se (die niet verder gaat dan 2060) niet erg waarschijnlijk. Weliswaar is de cohort-levensverwachting iets hoger dan de gepubliceerde cijfers voor de periode-levensverwach- ting, maar niet zodanig dat honderdplussers tegen het eind van deze eeuw niet langer betrekkelijk zeldzaam zullen zijn. 21. Aantal 100-plussers (vooruitberekening) 16 x mln 14 12 10 8 6 4 2 0 '00 '05 '10 '15 '20 '25 '30 '35 '40 '45 '50 '55 '60 Vrouwen Mannen 5 x mln 4.5 4 3.5 3 2.5 2 1.5 1 0.5 0 '00 '05 '10 '15 '20 '25 '30 '35 '40 '45 '50 '55 '60 Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Autochtonen De totale groep ouderen zal, volgens de CBS-huishouden- sprognose, in de toekomst vaker alleenwonen dan momen- teel het geval is. Onder de jongere ouderen, tot bijna 80-ja- rige leeftijd, neemt het aandeel alleenstaanden toe, maar onder de (kleinere groep) alleroudsten juist af. De toename onder de jongere ouderen is vooral het gevolg van de toe- nemende instabiliteit van relaties. De alleroudsten daaren- tegen zullen wat vaker samenwonen, onder invloed van een stijgende levensverwachting (Van Duin en Loozen, 2009). De toename van het aantal alleenstaande ouderen geldt vooral voor mannen, omdat zij hun vrouw steeds vaker zullen overleven. Tussen nu en 2050 neemt het aandeel alleenstaande mannen van 65 jaar of ouder toe van 19 naar 31 procent. Ook bij vrouwen vindt een toename plaats, van 32 naar 39 procent. Ondanks de forse aanstaande vergrijzing en stijgende levensverwachting zullen mensen van 100 jaar of ouder ook in de komende decennia schaars blijven. Op 1 januari 2010 Literatuur Bonneux, L., 2008, Tandje bijschakelen. Levensverwach- ting Nederlanders blijft achter. In: Nimwegen, N. van, J. van Everdingen, J. Geraedts en M. Evenblij (red.), Over bevol- king. Demografische ontwikkelingen in Nederland en daar- buiten, blz. 39–47. Cahier Bio-Wetenschappen en Maat- schappij 27(3). Stichting BWM, Den Haag. Boyle, P., A. d’Onofrio, P. Maisonneuve, G. Severi, C. Robertson, M. Tubiana en U. Veronesi, 2003, Measuring progress against cancer in Europe: Has the 15% decline targeted for 2000 come about? Annals of Oncology 14(8), blz. 1312–1325. Bruggink, J.-W., 2009, Ontwikkelingen in (gezonde) levens- verwachting naar opleidingsniveau. Bevolkingstrends 57(4), blz. 72–75. Christensen, K., G. Doblhammer, R. Rau en J.W. Vaupel, 2009, Ageing populations: The challenges ahead. The Lancet 374, blz. 1196–1208. 26 Centraal Bureau voor de Statistiek Duin, C. van, 2009, In 2050 meer hoogbejaarden zonder nakomelingen. CBS-Webmagazine, 1 april 2009. Duin, C. van, en S. Loozen, 2009, Huishoudensprognose 2008–2050: uitkomsten. Bevolkingstrends 57(3), blz. 14– 19. Duin, C. van, en J. Garssen, 2010, Werkelijke levensduur hoger dan levensverwachting. CBS-Webmagazine, 17 de- cember 2010. Duin, C. van, en J. Garssen, 2011 Bevolkingsprognose 2010–2060: sterkere vergrijzing, langere levensduur. Bevolkingstrends 59(1), blz. 16–23. European Commission, 2011, Demography Report 2010. Commission Staff Working Document. EC/Eurostat, Brussel/Luxemburg. Garssen, J., 2005, De toekomst van onze levensverwacht- ing. Bevolkingstrends 53(3), blz. 26–56. Garssen, J. en J. Hoogenboezem, 2005, Achtergronden van recente ontwikkelingen in de Nederlandse sterfte. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 149(46), blz. 2554–60. Garssen, J., J. Kardaun en I. Deerenberg, 2006, Enkele ontwikkelingen in de doodsoorzaken sinds 1950. In: Hilten O. van, en A. Mares (red.), Gezondheid en Zorg in Cijfers, blz. 53–69. CBS, Voorburg/Heerlen. Garssen, J. en J. Hoogenboezem, 2007, Aantal sterfgeval- len blijft dalen. CBS-Webmagazine, 10 september 2007. Garssen, J. en C. Harmsen, 2010, Meer mannen worden 100. CBS-Webmagazine, 15 september 2010. Hoogenboezem, J. en J. Garssen, 2009, Kanker nu doodsoorzaak nummer één (Cancer number one cause of death in 2008). CBS-Webmagazine, 4 februari 2009. Jong, A. de, en C. van Duin, 2010, Regionale prognose 2009–2040: vergrijzing en omslag van groei naar krimp. PBL/CBS, Bilthoven/Den Haag. Kardal, M., B. Lodder en J. Garssen, 2009, Levensver- wachting stijgt, maar verschil tussen laag- en hoog- opgeleiden blijft groot. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 153(49), blz. 2384–2388. Knoops, K. en M. van den Brakel, 2010, Rijke mensen leven lang en gezond. Inkomensgerelateerde verschillen in gezonde levensverwachting. TSG Tijdschrift voor Gezond- heidswetenschappen 88(1), blz. 17–24. Mackenbach, J. en J. Garssen, 2011, Renewed progress in life expectancy: The case of the Netherlands. In: Crimmins, E.M., S.H. Preston en B. Cohen (eds.), International differences in mortality at older ages: Dimensions and sources, blz. 369–384. National Academies Press, Washington DC. Nicolaas, H. en M. Alders, 2007, Bevolking krimpt in helft van gemeenten. CBS-Webmagazine, 26 maart 2007. Schellingerhout, R., 2004, Gezondheid en welzijn van allochtone ouderen. SCP, Den Haag. Shkolnikov, V. en N. Alexander, 1997, The anti-alcohol campaign and variations in Russian mortality. In: Bobadilla, J.L., C.A. Costello en F. Mitchell (eds.), Premature death in the New Independent States, blz. 239–261. National Academy Press, Washington DC. Stoeldraijer, L. en J. Garssen, 2011, Prognose van de Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011 27 bevolking naar herkomst, strends 59(1), blz. 24–31. 2010–2060. Bevolking- Onderbevolking In de jaren tachtig gold kinderbijslag als `fokpremie' en werd het krijgen van kinderen beschouwd als een begrotelijke privé-hobby, te vergelijken met het bezit van een klassieke sportwagen. Die tijd is definitief voorbij. Nu de Nederlandse bevolking de 16 miljoen is gepasseerd, dreigt de groei door geboorten tot beneden het dieptepunt uit de jaren tachtig te dalen. De gemiddelde vruchtbaarheid van vrouwen is inmiddels gedaald tot beneden 1,7 kind, terwijl voor het op peil houden van de bevolking meer dan 2 kinderen per vrouw zijn vereist. 22 juli 2005 Die daling is niet uniek Nederlands. In veel Europese landen wordt nog minder gebaard, met vrijwel alle Oost-Europese landen, Duitsland (1,38 kind per vrouw), Griekenland (1,32) en Italië (1,27) als dieptepunten. De achteruitgang van het aantal geboorten is niet alleen nadelig. Nederland is al een van de volste landen ter wereld. Het is woekeren met de ruimte en een flinke bevolkingsgroei zou het nog erger maken. Dankzij het geringe aantal jongeren neemt ondanks de lange recessie de jeugdwerkloosheid weer af. Vooral immigranten van de eerste en tweede generatie krijgen kinderen. Met het stichten van een gezin kunnen immigranten definitief wortel schieten in hun nieuwe land. Doordat jongeren schaars zijn, hebben die allochtone kinderen grotere kans op een baan. In een land met weinig jongeren daalt de criminaliteit. Toch geeft de dalende jeugdwerkloosheid ook te denken. Als de economie weer aantrekt, wordt het een arbeidstekort. Omdat te weinig jongeren meebetalen, stijgen nu al de AOW-premies. Het langer doorwerken van ouderen biedt dan beperkt soelaas. Jongeren geven de economie dynamiek en innovatief vermogen. Immigratie biedt geen compensatie voor de geboortestaking, omdat de gemiddelde immigrant nauwelijks jonger is dan de gemiddelde autochtoon. Voor een evenwichtige bevolkingsopbouw is het ongunstig de voortplanting voor een groot deel aan immigranten over te laten. Het lage kindertal van hoogopgeleiden baart zorgen omdat juist zij – ondanks de matig gefinancierde Nederlandse onderwijsvoorzieningen – voor een goede opleiding van hun kinderen proberen te zorgen. Het is winst dat het kabinet erkent dat kinderen geen privé-hobby zijn en de hele samenleving aangaan. Kinderen beperken de pensioenpremie van degenen die geen kinderen hebben. Toch blijft het in Nederland moeilijk om eigen kinderen te combineren met een loopbaan. Vooral moeders houden het niet vol en haken geheel of gedeeltelijk af. Het kabinet versterkt die trend door in te zetten op betaald of gespaard verlof. Maar het gaat er juist om dat ouders van jonge kinderen net als ieder ander kunnen doorwerken. Dat wordt door ongunstige school- en vakantietijden en een ingewikkelde kinderopvangregeling veel moeilijker gemaakt dan elders in Europa. Juist als kinderen en arbeidskrachten schaars worden, moeten ouders meer buitenshuis kunnen worden ingezet. Kinder- en jongerenopvang is een tweesnijdend zwaard tegen de effecten van vergrijzing. Bevolking van Nederland Bevolkingsgroei Nederland 1900 t/m 2006 (gebaseerd op gegevens van het CBS) Bevolkingsdichtheid per gemeente en buurtniveau in 2007 (bron: CBS) Nederland telt in 2017 17 miljoen inwoners. De bevolking is in de laatste anderhalve eeuw meer dan vervijfvoudigd. 1rightarrow blue.svg Zie ook: Nederland#Bevolking Het bevolkingsaantal zal volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) toenemen tot 17,8 miljoen in het jaar 2040 en 17,9 miljoen in 2060. Het tempo van de groei neemt af, aldus het CBS. Vooral een lager aantal immigranten is daar de oorzaak van. In 2002 is bovendien het aantal asielverzoeken afgenomen tot ongeveer de helft van het jaar daarvoor. Niet al deze asielzoekers worden overigens als immigrant geregistreerd. Door vergrijzing zal het aantal sterfgevallen toenemen. Dat gaat een steeds grotere rol spelen in de afname van de bevolkingsgroei. Het aantal geboortes blijft in de prognoses van het CBS vrijwel gelijk. Inhoud Bevolkingsontwikkeling vanaf 1900[1] Bewerken Jaar[2] Gemiddelde bevolking (x 1000) Levend- geborenen (x 1000) Sterf- gevallen (x 1000) Geboorte- overschot (x 1000) Immigratie (x 1000) Emigratie (x 1000)[3] Migratie- saldo (x 1000) Bevolkings- groei (x 1000) Geboorte- overschot (%) Migratie- saldo (%) Bevolkings- groei (%)[4] 1900 5104 163 92 71 28 25 3 75 1,4 0,1 1,5 1901 5163 168 90 78 26 23 3 84 1,5 0,1 1,6 1902 5233 169 86 82 25 25 0 84 1,6 0,0 1,6 1903 5307 170 84 86 26 32 -7 84 1,6 -0,1 1,6 1904 5384 171 87 84 24 30 -7 79 1,6 -0,1 1,5 1905 5460 171 85 86 25 30 -5 82 1,6 -0,1 1,5 1906 5537 171 83 88 26 34 -8 81 1,6 -0,1 1,5 1907 5616 172 83 88 27 41 -14 75 1,5 -0,2 1,3 1908 5696 172 87 85 30 38 -8 78 1,5 -0,1 1,4 1909 5772 171 80 90 32 49 -17 33 1,6 -0,3 0,6 1910 5858 169 80 89 35 35 0 87 1,5 0,0 1,5 1911 5951 167 87 80 36 39 -3 77 1,3 -0,1 1,3 1912 6033 170 75 96 36 41 -4 92 1,6 -0,1 1,5 1913 6133 174 76 98 40 40 0 98 1,6 0,0 1,6 1914 6235 177 78 99 56 30 26 127 1,6 0,4 2,0 1915 6340 167 80 88 38 17 21 110 1,4 0,3 1,7 1916 6433 173 84 89 57 11 45 134 1,4 0,7 2,1 1917 6527 173 87 86 60 9 51 142 1,3 0,8 2,2 1918 6618 168 115 52 23 24 -2 54 0,7 0,0 0,8 1919 6675 164 90 75 32 54 -22 53 1,1 -0,3 0,8 1920 6754 193 82 111 42 63 -21 34 1,6 -0,3 0,5 1921 6865 190 77 113 30 35 -5 112 1,6 -0,1 1,6 1922 6978 182 80 102 43 34 9 110 1,4 0,1 1,6 1923 7081 186 71 115 51 40 11 126 1,6 0,2 1,8 1924 7196 182 71 111 41 50 -9 102 1,5 -0,1 1,4 1925 7308 179 72 106 38 44 -5 101 1,4 -0,1 1,4 1926 7416 177 73 104 48 42 6 110 1,4 0,1 1,5 1927 7522 175 78 97 47 45 2 99 1,3 0,0 1,3 1928 7621 179 74 105 49 48 0 105 1,4 0,0 1,4 1929 7728 177 83 94 58 50 8 102 1,2 0,1 1,3 1930 7825 182 72 111 67 57 10 103 1,4 0,1 1,3 1931 7936 177 77 100 65 37 28 126 1,3 0,4 1,6 1932 8062 179 73 105 56 39 17 122 1,3 0,2 1,5 1933 8183 171 72 99 50 42 8 107 1,2 0,1 1,3 1934 8290 172 70 102 44 44 -1 102 1,2 0,0 1,2 1935 8392 170 74 97 34 48 -14 82 1,2 -0,2 1,0 1936 8475 172 74 98 33 48 -16 82 1,2 -0,2 1,0 1937 8557 170 76 95 34 45 -12 83 1,1 -0,1 1,0 1938 8640 178 74 104 33 48 -15 89 1,2 -0,2 1,0 1939 8729 181 76 105 50 51 -1 105 1,2 0,0 1,2 1940 8834 185 88 97 20 26 -7 89 1,1 -0,1 1,0 1941 8923 182 90 92 11 17 -7 84 1,0 -0,1 0,9 1942 9008 190 86 104 8 43 -34 69 1,2 -0,4 0,8 1943 9076 209 91 118 9 71 -62 52 1,3 -0,7 0,6 1944 9129 220 108 112 5 24 -19 92 1,2 -0,2 1,0 1945 9220 210 141 68 29 16 13 84 0,7 0,1 0,9 1946 9304 284 80 204 107 67 41 238 2,2 0,4 2,6 1947 9543 267 78 190 54 66 -11 173 2,0 -0,1 1,8 1948 9716 248 72 175 46 66 -20 169 1,8 -0,2 1,7 1949 9884 236 81 155 36 58 -22 142 1,6 -0,2 1,4 1950 10027 230 76 154 71 51 20 174 1,5 0,2 1,7 1951 10200 228 78 151 45 67 -22 128 1,5 -0,2 1,3 1952 10328 232 76 156 34 81 -48 107 1,5 -0,5 1,0 1953 10436 228 81 147 35 67 -32 115 1,4 -0,3 1,1 1954 10551 228 80 149 42 61 -19 129 1,4 -0,2 1,2 1955 10680 229 82 148 52 57 -5 142 1,4 0,0 1,3 1956 10822 231 85 147 52 63 -11 135 1,4 -0,1 1,2 1957 10957 234 83 151 50 63 -13 139 1,4 -0,1 1,3 1958 11096 237 84 152 68 56 12 182 1,4 0,1 1,6 1959 11278 243 86 156 37 54 -17 139 1,4 -0,2 1,2 1960 11417 239 88 151 45 58 -13 139 1,3 -0,1 1,2 1961 11556 247 88 159 55 49 6 165 1,4 0,1 1,4 1962 11721 246 94 152 66 49 17 169 1,3 0,1 1,4 1963 11890 250 96 154 55 47 8 152 1,3 0,1 1,3 1964 12042 251 93 157 67 53 14 170 1,3 0,1 1,4 1965 12212 245 98 147 77 58 19 165 1,2 0,2 1,4 1966 12377 240 101 139 82 62 20 158 1,1 0,2 1,3 1967 12535 239 100 139 56 67 -12 126 1,1 -0,1 1,0 1968 12661 237 105 132 64 58 6 137 1,0 0,0 1,1 1969 12798 248 108 140 76 56 20 159 1,1 0,2 1,2 1970 12958 239 110 129 91 57 33 162 1,0 0,3 1,3 1971 13119 227 110 117 95 62 33 150 0,9 0,3 1,1 1972 13270 214 114 101 81 62 19 118 0,8 0,1 0,9 1973 13388 195 111 84 85 64 21 103 0,6 0,2 0,8 1974 13491 186 109 77 94 61 33 108 0,6 0,2 0,8 1975 13599 178 114 64 127 55 72 134 0,5 0,5 1,0 1976 13734 177 114 63 83 62 21 81 0,5 0,2 0,6 1977 13814 173 110 63 84 61 23 83 0,5 0,2 0,6 1978 13898 176 114 61 89 61 28 88 0,4 0,2 0,6 1979 13986 175 113 62 105 60 45 105 0,5 0,3 0,8 1980 14091 181 114 67 113 59 53 118 0,5 0,4 0,8 1981 14209 179 116 63 80 63 17 77 0,4 0,1 0,5 1982 14286 172 117 55 71 68 3 54 0,4 0,0 0,4 1983 14340 170 118 52 67 61 6 55 0,4 0,0 0,4 1984 14395 174 120 55 67 59 8 59 0,4 0,1 0,4 1985 14454 178 123 55 79 55 24 76 0,4 0,2 0,5 1986 14529 185 125 59 87 55 33 86 0,4 0,2 0,6 1987 14615 187 122 64 96 52 44 100 0,4 0,3 0,7 1988 14715 187 124 62 91 56 35 90 0,4 0,2 0,6 1989 14805 189 129 60 99 60 39 87 0,4 0,3 0,6 1990 14893 198 129 69 117 57 60 118 0,5 0,4 0,8 1991 15010 199 130 69 120 57 63 119 0,5 0,4 0,8 1992 15129 197 130 67 117 59 58 110 0,4 0,4 0,7 1993 15239 196 138 58 119 59 60 102 0,4 0,4 0,7 1994 15342 196 133 62 99 62 37 83 0,4 0,2 0,5 1995 15424 191 136 55 96 63 33 70 0,4 0,2 0,5 1996 15494 190 138 52 109 65 43 73 0,3 0,3 0,5 1997 15567 192 136 57 110 62 48 87 0,4 0,3 0,6 1998 15654 199 137 62 122 60 62 106 0,4 0,4 0,7 1999 15760 200 140 60 119 59 60 104 0,4 0,4 0,7 2000 15864 207 141 66 133 61 72 123 0,4 0,5 0,8 2001 15987 203 140 62 133 63 70 118 0,4 0,4 0,7 2002 16105 202 142 60 121 67 55 87 0,4 0,3 0,5 2003 16193 200 142 58 105 69 36 65 0,4 0,2 0,4 2004 16258 194 137 57 94 75 19 47 0,4 0,1 0,3 2005 16306 188 136 52 92 83 9 29 0,3 0,1 0,2 2006 16334 185 135 50 101 91 10 24 0,3 0,1 0,1 2007 16358 181 133 48 117 91 26 47 0,3 0,2 0,3 2008 16405 185 135 49 144 90 53 80 0,3 0,3 0,5 2009 16486 185 134 51 146 85 61 89 0,3 0,4 0,5 2010 16575 184 136 48 154 91 63 81 0,3 0,4 0,5 2011 16656 180 136 44 163 106 57 75 0,3 0,3 0,5 2012 16730 176 141 35 158 110 48 49 0,2 0,3 0,3 2013 16780 171 141 30 165 117 48 50 0,2 0,3 0,3 2014 16829 175 139 36 183 122 61 71 0,2 0,4 0,4 2015 16901 171 147 23 205 127 78 78 0,1 0,5 0,5 2016 16979 173 149 24 231 127 103 102 0,1 0,6 0,6 2017[5] 17082 82 78 4 100 57 43 35 0,0 0,3 0,2 Leeftijdsopbouw Bewerken De leeftijdsopbouw is in Nederland in de loop van de jaren gewijzigd. Sinds deze informatie door het CBS wordt bijgehouden, blijkt dat het relatieve aantal jongeren tot 20 jaar de afgelopen eeuw bijna is gehalveerd. Het aantal ouderen boven de 65 jaar is meer dan verdubbeld van 6 tot bijna 15 procent. De oorzaak hiervan is te vinden in de verbeterde hygiënische omstandigheden waaronder mensen leven, samen met een verder ontwikkelde gezondheidszorg. In vergelijking met 1900 is de zuigelingensterfte met 97% afgenomen.[6] De gemiddelde levensverwachting is de laatste 57 jaar toegenomen met 8,5 jaar.[7] Onderwerpen Perioden 1900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 Inwoners x 1 000 5104 5858 6754 7825 8834 10027 11417 12958 14091 14893 15864 16405 Mannen x 1 000 2521 2899 3352 3886 4408 4998 5686 6465 6994 7358 7846 8112 Vrouwen x 1 000 2583 2959 3402 3939 4426 5029 5731 6493 7097 7534 8018 8293 < 20 jaar % 44,4 44 42,4 40,3 37,5 37,3 37,9 35,9 31,5 25,7 24,4 24 20 - 45 jaar % 33,9 34,7 35,6 36,6 37,4 35,9 32,9 34 37,2 40,9 37,7 34 45 - 65 jaar % 15,7 15,2 16 17 18,1 19,1 20,2 20 19,8 20,7 24,4 27,3 65 - 80 jaar % 5,3 5,4 5,2 5,3 6,1 6,7 7,6 8,4 9,2 9,9 10,4 11 > 80 jaar % 0,7 0,7 0,8 0,8 0,8 1 1,3 1,7 2,2 2,9 3,2 3,7 Kentallen Bewerken Percentage bevolkingsgroei: 0,60% (2016) Netto migratie: 4,64 /1000 (2016) Onderscheid bevolking naar sekse (2001): zuigelingen: 1,04 m/v onder 15 jaar: 1,05 m/v 15-64 jaar: 1,03 m/v 65 jaar en ouder: 0,7 m/v Totale bevolking: 0,98 m/v (2001) Zuigelingensterfte: 3,6 sterftes op 1.000 levendgeborenen (2011) Levensverwachting (2001): totale bevolking: 78,43 jaar mannen: 75,55 jaar vrouwen: 81,44 jaar Vruchtbaarheidspercentage: 1,77 kinderen/vrouw (2008) Etnische bevolkingssamenstelling Bewerken Sinds de jaren 60/70 van de 20e eeuw kent Nederland een forse immigratie. In die jaren kwamen er vooral veel Turken, Marokkanen en Surinamers naar Nederland. Ook wonen er in Nederland veel westerse allochtonen.[8] In 2005 woonden er 3,1 miljoen allochtonen in Nederland. Niet-westerse allochtonen concentreren zich vooral in de grote steden en sinds 2017 vormen bewoners met een immigratie achtergrond een meerderheid in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.[9] Volgens definitie van het CBS valt de groep derde generatie allochtonen onder de groep autochtonen, aangezien beide ouders van deze derde generatie in Nederland geboren zijn: 'Tot de derde generatie behoren personen van wie beide ouders in Nederland geboren zijn, maar van wie ten minste één ouder een migratieachtergrond heeft. Mensen die tot deze generatie behoren, hebben per definitie een Nederlandse achtergrond'. Deze derde generatie allochtonen bestaat uit 859.000 personen. De gegevens in onderstaande tabellen zijn voor 1 januari 2014 door het CBS.[10] Bevolkingsgroepen Aantal Allochtoon 3.594.744 Autochtoon 13.234.545 Totaal niet-westerse allochtoon 1.997.584 Totaal westerse allochtoon 1.597.160 Totaal Afrika 612.627 Totaal Amerika 643.290 Totaal Azië 775.520 Totaal Europa (exclusief autochtoon) 1.542.277 Totaal Oceanië 21.030 Europese Unie (exclusief autochtoon) 984.106 Totale bevolking 17.000.260 Land van herkomst Aantal Afghanistan 43.183 Albanië 1.771 Algerije 7.989 Amerikaans-Samoa 3 Amerikaanse Maagdeneilanden 13 Andorra 15 Angola 8.495 Anguilla 30 Antarctica - Antigua en Barbuda 46 Argentinië 5.028 Australië 15.377 Bahama's 84 Bahrein 133 Bangladesh 1.737 Barbados 133 België 115.028 Belize 23 Benin 416 Bermuda 42 Bhutan 370 Bolivia 1.110 Botswana 186 Brazilië 20.997 Britse Maagdeneilanden 11 Brits Territorium in de Indische Oceaan 6 Brunei 638 Bulgarije 21.153 Burkina Faso 581 Burundi 3.275 Cambodja 1.080 Canada 14.925 Centraal-Afrikaanse Republiek 75 Chili 5.426 China 64.097 Colombia 14.759 Comoren 27 Congo 1.585 Congo (Democratische Republiek) 8.297 Cookeilanden 17 Costa Rica 899 Cuba 1.999 Cyprus 714 Denemarken 6.092 Djibouti 196 Dominica 111 Dominicaanse Republiek 13.220 Duitsland 368.512 Ecuador 3.028 Egypte 22.205 El Salvador 602 Equatoriaal-Guinea 69 Eritrea 2.595 Ethiopië 12.596 Faeröer 8 Falklandeilanden 5 Fiji 104 Filipijnen 18.627 Finland 4.554 Frankrijk 39.595 Frans-Guyana 765 Frans-Polynesië 17 Gabon 140 Gambia 1.070 Ghana 22.556 Gibraltar 51 Grenada 65 Griekenland 19.217 Groenland 15 Guadeloupe 323 Guam 1 Guatemala 790 Guinee 4.111 Guinee-Bissau 384 Guyana 4.225 Haïti 659 Honduras 624 Hongarije 20.226 Hongkong 18.218 Ierland 8.589 IJsland 538 India 26.932 Indonesië 372.233 Irak 54.159 Iran 36.561 Israël 8.669 Italië 44.105 Ivoorkust 1.832 Jamaica 1.524 Japan 7.334 Jemen 652 Voormalig Joegoslavië 82.290 — Bosnië-Herzegovina 804 — Federale Republiek Joegoslavië — Joegoslavië 80.001 — Kosovo 20 — Kroatië 252 — Macedonië 157 — Montenegro 8 — Servië 98 — Servië en Montenegro 805 — Slovenië 145 Jordanië 1.566 Kaapverdië 21.714 Kameroen 2.835 Kanaaleilanden 35 Katar 94 Kenia 3.813 Kiribati 4 Koeweit 1.659 Laos 322 Lesotho 111 Libanon 5.493 Liberia 3.086 Libië 1.246 Liechtenstein 6 Luxemburg 1.592 Macau 116 Madagaskar 256 Malawi 396 Maldiven 21 Maleisië 5.356 Mali 316 Malta 540 Man 15 Marokko 374.996 Marshalleilanden 6 Martinique 118 Mauritanië 423 Mauritius 608 Mayotte 7 Mexico 5.254 Micronesië - Monaco 78 Mongolië 639 Montserrat 10 Mozambique 926 Myanmar 1.282 Namibië 356 Nauru 4 Voormalige Nederlandse Antillen en Aruba 146.855 — Aruba 3.760 — Caribisch Nederland 12 — Curaçao 124 — Sint Maarten 6 — Nederlandse Antillen (oud) 142.953 Nepal 1.794 Nicaragua 659 Nieuw-Caledonië 17 Nieuw-Zeeland 5.187 Niger 380 Nigeria 11.766 Niue - Noordelijke Marianen - Noord-Korea 104 Noorwegen 4.328 Norfolk - Oman 363 Oostenrijk 15.631 Pakistan 20.653 Palau 2 Panama 461 Papoea-Nieuw-Guinea 187 Paraguay 318 Peru 5.830 Pitcairneilanden - Polen 123.003 Portugal 23.613 Puerto Rico 189 Réunion 66 Roemenië 18.740 Rwanda 1.547 Saint Kitts en Nevis 107 Saint Pierre en Miquelon - Saint Vincent en de Grenadines 107 Salomonseilanden 29 Samoa 42 San Marino - Sao Tomé en Principe 276 Saoedi-Arabië 1.962 Senegal 1.765 Seychellen 120 Sierra Leone 5.997 Singapore 4.782 Sint-Helena 8 Sint Lucia 75 Soedan 6.317 Somalië 37.432 Voormalig Sovjet-Unie 72.203 — Armenië 854 — Azerbeidzjan 718 — Estland 1.240 — Georgië 298 — Kazachstan 225 — Kirgizië 72 — Letland 3.642 — Litouwen 5.091 — Moldavië 170 — Oekraïne 1.180 — Oezbekistan 173 — Rusland 2.519 — Rusland (oud) 436 — Sovjet-Unie 55.233 — Tadzjikistan 55 — Turkmenistan 17 — Wit-Rusland 280 Spanje 38.955 Sri Lanka 11.703 Suriname 348.291 Swaziland 112 Syrië 13.744 Taiwan 2.882 Tanzania 2.107 Thailand 18.483 Timor Leste 18 Togo 1.847 Tokelau-eilanden - Tonga 21 Trinidad en Tobago 946 Tsjaad 145 Voormalig Tsjecho-Slowakije 15.513 — Slowakije 438 — Tsjechië 579 — Tsjecho-Slowakije 14.496 Tunesië 9.103 Turkije 396.414 Turks- en Caicoseilanden 2 Tuvalu 1 Oeganda 1.974 Uruguay 1.117 Vanuatu 10 Vaticaanstad - Venezuela 5.721 Verenigd Koninkrijk 81.860 Verenigde Arabische Emiraten 666 Verenigde Staten van Amerika 35.736 Verre eilanden van de Verenigde Staten 1 Vietnam 20.603 Wallis en Futuna - Zambia 1.382 Zimbabwe 1.942 Zuid-Afrika 18.586 Zuid-Korea 6.592 Zuid-Soedan - Zweden 6.504 Zwitserland 10.789 Religie Bewerken 1rightarrow blue.svg Zie Religie in Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp. Volgens de Religieuze Kaart van Nederland van het CBS was dit de verdeling tussen religies in 2015 in Nederland. CBS.[11] Religie Percentage Geen kerkelijke gezindte 50,1% Rooms-katholiek 23,7% Nederlands Hervormd 6,5% Protestants 5,7% Islam 4,9% Gereformeerd 3,3% Hindoeïsme 0,6% Boeddhisme 0,4% Jodendom 0,1% Overige gezindten 4,6% Talen: Nederlands, Nederlandse Gebarentaal, Fries (Friesland), Papiaments(Bonaire), Engels (Saba en Sint Eustatius) zie ook Talen in Nederland. Alfabetisme (percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder die kunnen lezen en schrijven) totale bevolking: 99% (schatting 2000) Nelson Mandela heeft de wereld vergrijst omdat uiteindelijk zijn haar grijs was en omdat hij zo’n voorbeeld was is de hele wereld met hem samen vergrijst. De definitie van vergrijzing is, of zou moeten zijn: de verhouding tussen het aantal mensen dat ouder is dan een bepaalde leeftijd en het aantal mensen dat jonger is wordt groter. Nederland is — de facto al sinds 1965 — aan het vergrijzen, zoals te zien is op de deze CBS-pagina. (De groep 100-jarigen lijkt extra snel te groeien, maar dat komt omdat in de grafiek alle 100-plussers bij elkaar opgeteld worden. Achter de 100 had een plusje moeten staan.) Er wordt vaak gesproken van dubbele vergrijzing, waarmee meestal wordt bedoeld dat het aantal ouderen toeneemt en het aantal niet-ouderen afneemt doordat het aantal kinderen daalde/daalt ('ontgroening'). Methodologisch gezien is dat echter onjuist, omdat het slechts gaat om de verhouding. Anders gezegd: een toenemend aantal ouderen is geen probleem als het aantal niet-ouderen evenredig toeneemt. De leeftijdsopbouwgrafiek blijft dan dezelfde vorm houden. Toch is er sprake van een dubbele vergrijzing, want naast dat de genoemde verhouding ongunstiger is geworden, is ook de levensverwachting toegenomen — tussen 1950 en 2010 met 10 jaar. Beiden hebben invloed op de verhouding tussen het aantal mensen dat ouder is dan bijv. 65 en het aantal mensen dat jonger is. AOW-vraagstuk De vergrijzing is uiteraard ook van invloed op het AOW-vraagstuk. Dat hoeft evenwel toch niet te betekenen dat de pensioenleeftijd verhoogd moet worden. Daarbij speelt namelijk de werkgelegenheid ook een rol. Als die wezenlijk te laag is, heeft het weinig zin om de pensioenleeftijd te verhogen. Men krijgt dan slechts een verschuiving van AOW- naar WW- of bijstandsuitkering. Uit zuiver leeftijdsdemografisch oogpunt gezien zou de pensioenleeftijd wel mee moeten groeien met de levensverwachting, maar bij een wezenlijk te lage werkgelegenheid heeft dat dus geen zin. Hooguit zou het zin hebben om de pensioenleeftijd op individueel-vrijwillige basis facultatief te maken, als bepaalde pensioensgerechtigden niet gemist kunnen worden op de werkvloer. Men zou dus eerst de werkgelegenheid moeten verhogen. Dat kan door loonmatiging — van in eerste instantie de hogere inkomens en waarbij een behoorlijk bestaansminimum voor de laagste inkomens in acht zou moeten worden genomen — en/of het verlagen van de werkgeverslasten op arbeid. Het tegenargument dat met loonmatiging ook de binnenlandse besteding omlaag gaat en de economie daarmee in een neerwaartse spiraal terecht komt houdt geen stand. Immers, bij goedkopere arbeid zullen ook de binnenlandse prijzen geremd worden. Daarentegen zal de Nederlandse concurrentiepositie, en daarmee direct of indirect de werkgelegenheid, verbeteren. AWBZ-premie Waar de vergrijzing wel een absolute invloed op heeft is op de hoogte van de AWBZ-premie, waarmee het grootste deel van ouderenzorg betaald wordt. Die premie is in Nederland in het verleden te laag geweest. Dat komt waarschijnlijk niet door een gebrek aan rekenkundig inzicht, maar door politiek populisme: men won en wint weinig stemmen met de boodschap dat de AWBZ-premie verhoogd moet worden omdat de bevolking op afzienbare termijn gaat vergrijzen. Dat dient echter wel te gebeuren, zelfs met terugwerkende kracht, als men de AWBZ-gefinancierde zorg op peil wil houden. Pieken en dalen Wat verder van belang is, is dat de groei van het aantal ouderen niet gelijkmatig verloopt. Als men in de grafiek op de eerstgelinkte pagina het aantal 80-jarigen bekijkt, ziet men dat er rond 2027 en 2050 ook nog twee piekgolven voorbij komen. Dat heeft consequenties voor de ouderenzorg en in het bijzonder voor de verzorgingshuiscapaciteit. Gezonde levensverwachting Tot slot is t.a.v. diverse vraagstukken belangrijk te weten dat enerzijds men (ook) steeds langer vrij blijft van beperkingen, en anderzijds het percentage mensen zonder chronische aandoeningen afneemt. Zie daarvoor deze CBS-pagina. De verklaring voor deze schijnbare tegenstrijdigheid is dat de levensstijl van de mensen slechter wordt (men wordt o.a. steeds dikker) en men daardoor meer chronische aandoeningen krijgt, maar dat de gezondheidszorg de gevolgen van die chronische aandoeningen sterk weet te beperken. (Zie de pagina Preventiebeleid voor hoe met het vraagstuk levensstijl om te gaan.) Urbanisatie Verstedelijking of urbanisatie is de geleidelijke uitbreiding van intensief bewoonde gebieden, als gevolg van bevolkingsgroei en veranderingen in het levenspatroon van de bevolking. De mate van verstedelijking wordt uitgedrukt in de urbanisatiegraad. Sinds de 21e eeuw leeft voor het eerst de meerderheid van de wereldbevolking in een stad. De voedselvoorziening wordt daarmee verzorgd door een steeds kleiner deel van de bevolking, wat de kwetsbaarheid van de voedselbevoorrading vergroot. Daarnaast neemt de arbeidsreserve af die in het verleden snelle economische expansies mogelijk maakte. De verhoogde levensstandaard vergroot de ecologische voetafdruk. Binnenlandse migratie in Nederland Urbanisatie (tot 1960) Suburbanisatie (1960-1975) Desurbanisatie (1975-1980) Re-urbanisatie (na 1980) Inhoud Geschiedenis en oorzaken Bewerken Geürbaniseerd deel van de bevolking per land, 2006. Percentages stads- en plattelandsbewoners op de gehele wereldbevolking. Hoewel er ook in het verre verleden al zeer grote steden bestonden - zoals Rome anno 100 n.C. met 650.000 inwoners - kon pas ten tijde van de industriële revolutie de grote groei van de steden beginnen. Betere landbouwtechnieken lieten toe met kleinere mankracht grotere opbrengsten te realiseren, waardoor meerdere mensen buiten landbouw tewerkgesteld konden worden. Dankzij ontwikkelingen binnen het domein van vervoer werden de steden minder afhankelijk van hun directe omgeving, want het voedsel voor het groeiende aantal stedelingen kon van grotere afstand aangevoerd worden. Tegelijkertijd eisten fabrieken steeds meer arbeiders. Verstedelijking was dus tegelijkertijd zowel het gevolg als de oorzaak van de industriële revolutie. Van de totale bevolking leefde rond 1900 zo'n 225 miljoen mensen in steden, 12 tot 15 procent. Tegen 1950 lag dit rond de 30 procent en rond 2000 was dit met een kleine drie miljard mensen bijna de helft. Deels bestond deze groei uit migratie vanaf het platteland, maar sinds de sanitaire revolutie waren steden in staat te groeien door een eigen geboorteoverschot. De levensverwachting in de steden werd in een aantal gevallen ook hoger dan op het platteland, een groot contrast met vroeger tijden. Rond 1750 reduceerde de sterfte in Londen bijvoorbeeld de bevolkingsgroei in het gehele land met de helft. Deze verstedelijking begon in de westerse wereld. Daar werd het eerste stadium van verstedelijking tegen jaren dertig tot vijftig van de twintigste eeuw voltooid. Het Westen werd gevolgd door de Sovjet-Unie en Latijns-Amerika. In sommige Latijns-Amerikaanse landen is zij bijna voltooid, in andere Latijns-Amerikaanse en Aziatische landen is zijn nog volop op de gang met de nodige krottenwijken tot gevolg waar vroegere boeren in hoop op beter leven komen wonen. In China stimuleerde de overheid het platteland, maar na 1980 vond daar de grootste en snelste verstedelijking ooit plaats. In vele Afrikaanse landen is de verstedelijking nog niet begonnen. Gevolgen Bewerken Over de gehele wereld ontstonden steden met soms tientallen miljoenen inwoners. Het leven in de stad vergde andere omgangsvormen dan die in dorpen en had daarmee een grote invloed op alle facetten van het dagelijks leven. In plaats van traditionele plattelandsgezinnen, waar meerdere generaties onder één dak woonden, kwam er een gezin bestaande uit een man, zijn vrouw en hun kinderen. Dat heeft ook in meer individualisme geresulteerd doordat familiebanden losser werden. Persoonlijk vertrouwen kon niet meer aan de basis staan, waarmee een groter beroep werd gedaan op het rechtssysteem, politie en opvoeding. Reacties daarop varieerden van de vorming van straatbendes tot buurtverenigingen. Hoewel op veel van de stadsproblemen nog geen bevredigend antwoord is gevonden, had het stadsleven dusdanig veel voordelen dat het mensen aan bleef trekken. Oorzaken lagen bij werkgelegenheid, onderwijs, gezondheidszorg en uitgaansleven. Waar kinderen op het platteland nog bij kunnen dragen in het dagelijks onderhoud door bijvoorbeeld het hoeden van dieren, geldt dit in de stad in veel mindere mate, terwijl meisjes in steden meer kans op onderwijs hebben. Dit alles stimuleerde een geboortedaling die zich rond 1970 zo ver had doorgezet in Duitsland en Japan dat het geboortecijfer dermate laag werd dat de bevolking kromp. Na 1980 was dit ook het geval in Rusland en de Oekraïne. Mogelijk worden steden door deze trend opnieuw demografische zwarte gaten, deze keer niet door een hoog sterftecijfer, maar door een laag geboortecijfer. Suburbanisatie Bewerken Toch wil het niet zeggen dat de verstedelijking in Europa en Amerika sinds de jaren vijftig gestopt is. Na het eerste stadium komt het tweede, dat onder de naam suburbanisatie bekend is, van suburb, Engels voor buitenwijk. Nu gaat de mensenstroom in de andere richting. Mensen willen uit de stad om gebrek aan ruimte, lawaai, luchtvervuiling en dergelijke te ontvluchten (stadsvlucht). Hoewel mensen dus ogenschijnlijk buiten de stad gaan wonen, is dit proces ook een resultaat en een onderdeel van verstedelijking, want de voorstadsinwoners zijn zeker geen plattelandsmensen van vroeger. Ze doen niet aan landbouw (hoogstens een tuintje met wat bloemen) en ze zijn nog steeds afhankelijk van de stad, die hen "bedient" op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en cultuur. Gevolgen voor het milieu Bewerken Stedelijk milieu Verstedelijking lijkt op het eerste gezicht slecht te zijn voor het milieu. Men ziet veel verkeer, asfalt, productie van fijn stof, en relatief weinig groen. Echter als je kijkt naar het effect van verstedelijking op het milieu vanuit een relatief perspectief dan wordt duidelijk dat het tegenovergestelde juist waar is. In stedelijke gebieden is per inwoner de hoeveelheid asfalt, het aantal personenauto's en het oppervlakte bebouwd terrein een aanzienlijk stuk lager dan in niet-stedelijke gebieden. In onderstaande figuur is duidelijk de relatie te zien van de individuele impact van inwoners van Nederlandse gemeentes op het milieu en stedelijkheid. Verstedelijking heeft vaak nadelige gevolgen voor de waterhuishouding in een gebied. De neerslag die er valt kan niet langer in de bodem infiltreren en komt versneld tot afstroming in de rivieren en beken die het gebied doorkruisen. Die krijgen daardoor te maken met hogere debieten, waardoor de kans op overstromingen en dijkdoorbraken in de benedenloop van de rivier groter wordt. Verstedelijking of urbanisatie is de geleidelijke uitbreiding van intensief bewoonde gebieden, als gevolg van bevolkingsgroei en veranderingen in het levenspatroon van de bevolking. De mate van verstedelijking wordt uitgedrukt in de urbanisatiegraad. Sinds de 21e eeuw leeft voor het eerst de meerderheid van de wereldbevolking in een stad. De voedselvoorziening wordt daarmee verzorgd door een steeds kleiner deel van de bevolking, wat de kwetsbaarheid van de voedselbevoorrading vergroot. Daarnaast neemt de arbeidsreserve af die in het verleden snelle economische expansies mogelijk maakte. De verhoogde levensstandaard vergroot de ecologische voetafdruk. Binnenlandse migratie in Nederland Urbanisatie (tot 1960) Suburbanisatie (1960-1975) Desurbanisatie (1975-1980) Re-urbanisatie (na 1980) Inhoud Geschiedenis en oorzaken Bewerken Geürbaniseerd deel van de bevolking per land, 2006. Percentages stads- en plattelandsbewoners op de gehele wereldbevolking. Hoewel er ook in het verre verleden al zeer grote steden bestonden - zoals Rome anno 100 n.C. met 650.000 inwoners - kon pas ten tijde van de industriële revolutie de grote groei van de steden beginnen. Betere landbouwtechnieken lieten toe met kleinere mankracht grotere opbrengsten te realiseren, waardoor meerdere mensen buiten landbouw tewerkgesteld konden worden. Dankzij ontwikkelingen binnen het domein van vervoer werden de steden minder afhankelijk van hun directe omgeving, want het voedsel voor het groeiende aantal stedelingen kon van grotere afstand aangevoerd worden. Tegelijkertijd eisten fabrieken steeds meer arbeiders. Verstedelijking was dus tegelijkertijd zowel het gevolg als de oorzaak van de industriële revolutie. Van de totale bevolking leefde rond 1900 zo'n 225 miljoen mensen in steden, 12 tot 15 procent. Tegen 1950 lag dit rond de 30 procent en rond 2000 was dit met een kleine drie miljard mensen bijna de helft. Deels bestond deze groei uit migratie vanaf het platteland, maar sinds de sanitaire revolutie waren steden in staat te groeien door een eigen geboorteoverschot. De levensverwachting in de steden werd in een aantal gevallen ook hoger dan op het platteland, een groot contrast met vroeger tijden. Rond 1750 reduceerde de sterfte in Londen bijvoorbeeld de bevolkingsgroei in het gehele land met de helft. Deze verstedelijking begon in de westerse wereld. Daar werd het eerste stadium van verstedelijking tegen jaren dertig tot vijftig van de twintigste eeuw voltooid. Het Westen werd gevolgd door de Sovjet-Unie en Latijns-Amerika. In sommige Latijns-Amerikaanse landen is zij bijna voltooid, in andere Latijns-Amerikaanse en Aziatische landen is zijn nog volop op de gang met de nodige krottenwijken tot gevolg waar vroegere boeren in hoop op beter leven komen wonen. In China stimuleerde de overheid het platteland, maar na 1980 vond daar de grootste en snelste verstedelijking ooit plaats. In vele Afrikaanse landen is de verstedelijking nog niet begonnen. Er is een grote voorspelling dat er over 60 jaar een superheld komt genaamd SUPEROMA! Dit zou Marinde van Belle worden maar dat is nog niet bekend. Een demografische transitie of demografische revolutie is de overgang van een hoog sterfte- en geboortecijfer naar een laag sterfte- en geboortecijfer binnen een bepaalde bevolkingsgroep. In West-Europa werd deze overgang gemaakt tussen 1750 en 1960, dus vanaf de tweede helft van de 18e eeuw, in het klimaat van industrialisering dat in de 18de eeuw in Europa kiemde. Een gevolg was de sterke toename van de Europese bevolking in die periode. In de zuidelijke continenten startte de demografische transitie veel later en werd deze ingezet door een verbetering van de gezondheidszorg. De sterfte daalde er sneller dan de vruchtbaarheid, waardoor de toename van de bevolking er ook sterker was. In een groot deel van Afrika is de transitie nog lopend. De transitie verloopt per land verschillend, waarbij de nationale geschiedenis (oorlogen etc.) het standaardbeeld kunnen verstoren. De demografische transitie in Nederland kenmerkt zich bijvoorbeeld door een tussen 1880 en 1950 slechts geleidelijk verlagen van de geboorte- en sterftecijfers, met in 1945 en 1946 een geboortegolf vanwege het eind van de Tweede Wereldoorlog. In China wordt de demografische transitie weer sterk beïnvloed door de eenkindpolitiek van de regering. Inhoud Verloop Bewerken Voordat de demografische transitie inzet bestaat het volgende beeld. Het sterftecijfer is relatief hoog, ook vooral onder kinderen. Veel kinderen halen de leeftijd van 5 jaar niet eens. Daarom is ook het geboortecijfer hoog. Een andere reden voor een hoog geboortecijfer is de ontoereikendheid van oudedagsvoorzieningen: de kinderen worden geacht later voor de ouders te zorgen en hoe meer kinderen, des te meer zekerheid. Bovendien zijn voorbehoedsmiddelen onbekend, niet beschikbaar, of niet geaccepteerd. Leefomstandigheden, gezondheidszorg en hygiëne zijn slecht, waardoor bij tijd en wijle epidemieën zoals mazelen, cholera en pokken grote hoeveelheden slachtoffers maken en pieken in de sterftecijfers veroorzaken. Ziekten of ernstige verwondingen lopen vaak fataal af. De bevolking groeit hierdoor niet of langzaam. De economische ontwikkeling van een land of de industriële revolutie zorgen voor het inzetten van de demografische transitie. Leefomstandigheden, hygiëne en gezondheidszorg verbeteren. Hierdoor verlaagt het sterftecijfer drastisch. Met name de kindersterfte neemt af. Het geboortecijfer blijft hierbij achter en blijft nog steeds hoog. Hierdoor versnelt de bevolkingsgroei. Bovendien is het mogelijk dat dit effect versterkt wordt doordat immigranten op het economische succes afkomen en dus ook het migratiesaldo zijn steentje bijdraagt. De verstedelijking neemt hierdoor toe. Het krijgen van veel kinderen wordt hierdoor ook steeds minder lonend, bovendien kosten kinderen in een moderne economie ook meer en meer geld. Het is mogelijk dat het economisch succes leidt tot het instellen van betere pensioenregelingen waardoor kinderen niet of minder voor hun ouders hoeven te zorgen. Door de verstedelijking krijgen ook nieuwe ideeën hun ingang en vindt ontkerkelijking plaats. Voorbehoedsmiddelen worden meer en meer geaccepteerd en de seksuele revolutie en vrouwenemancipatie doen hun intrede. Door deze redenen daalt in een later stadium ook het geboortecijfer, waardoor de bevolkingsgroei weer afneemt. Na het voltooien van de demografische transitie zien we een laag geboortecijfer en een laag sterftecijfer. Een vergrijzingsgolf zal zich inzetten doordat de generatie uit de demografische transitie ('babyboomers') veroudert en zelf een kleinere generatie voortbrengt. Dit kan druk op de sociale voorzieningen veroorzaken. In dit stadium zien staten zich gedwongen hun pensioenstelsels aan te passen of lopen de begrotingstekorten op omdat ze noodgedwongen de pensioentekorten uit de nationale begroting moeten aanvullen. Het is zelfs mogelijk dat door de vergrijzing het sterftecijfer het geboortecijfer overtreft en de bevolking licht gaat dalen. Wanneer de 'babyboomers' zijn overleden is ook de vergrijzing voorbij en kan men de demografische transitie als volledig voltooid zien. Europa Bewerken 1rightarrow blue.svg Zie ook Geschiedenis van Europa#De moderne tijd (± 1800 - ± 1945) De bevolking van Europa steeg van 163 miljoen in 1740 tot 408 miljoen in 1900. Dankzij betere landbouw- en veeteeltmethoden en de teelt van nieuwe gewassen (maïs, aardappels) namen de opbrengsten sterk toe en kon de groeiende bevolking gevoed worden. Dit werd ook mogelijk gemaakt door een verbetering van het klimaat. Dankzij onder meer verbetering van de hygiëne en verlaging van de huwelijksleeftijd versnelde na 1800 de groei nog. Hoewel Europa in de negentiende eeuw regelmatig geteisterd werd door uitbraken van cholera, kwamen epidemieën, met name dankzij de aanleg van drinkwaterleidingen en rioleringssystemen, na 1870 veel minder voor. Een uitzondering hierop vormde de uitbraak van de Spaanse griep in 1918/1919, waarbij miljoenen Europeanen omkwamen. De demografische transitie werd op gang gebracht door de mechanisering in de landbouw en liep grotendeels parallel aan de industriële revolutie die zorgde voor hogere productie van kleding, gereedschappen en dergelijke. Dit gaf ook uitbreiding van werkgelegenheid. De snel toenemende verstedelijking bood een woonplek aan de expanderende bevolking. Er vond dus een moderniseringsproces plaats, waardoor de Europese samenleving drastisch veranderde. Op alle gebieden (economisch, sociaal, politiek, cultureel en religieus) waren de veranderingen groot. Theorie van Malthus Bewerken 1rightarrow blue.svg Zie ook Malthusiaanse catastrofe en Malthusiaans plafond Thomas Malthus schreef in 1798 een pamflet over de demografische revolutie (An Essay on the Principles of Population). Hij beschreef daarin de wetten die de bevolkingsgroei beheersen, de bevolking zou om de 25 jaar verdubbelen in omvang, terwijl het landbouwareaal in dezelfde periode met slechts één eenheid kon toenemen. Hongersnood, ziektes en oorlogen zouden hiervan het gevolg zijn. Malthus noemde dit de repressive check. Om deze door hem voorziene catastrofes af te wenden pleitte hij voor 'preventive checks'. Hiermee doelde hij op het afwenden van crises door aanpassing van het demografisch gedrag van de bevolking. Een voorbeeld hiervan is de 'moral restraint'; het uitstellen van het huwelijk of helemaal niet huwen om nakomelingen te vermijden. Rond 1845 leek het erop dat Malthus gelijk zou krijgen; een hongersnood teisterde Europa als gevolg van een massaal om zich heen grijpende aardappelziekte. Ondanks de agrarische- en industriële revolutie duurde het een aantal jaar voordat er weer voldoende voedsel en werk was voor de steeds maar groeiende bevolking. Die moest echter vaak met weinig genoegen nemen en door de bijzondere omstandigheden zoals in Oekraïne en enkele andere delen van Rusland kwamen daar nog tot ver in de twintigste eeuw miljoenen mensen om door hongersnoden. De visie van Malthus stimuleerde de industriële revolutie en de neiging tot geboortebeperking, maar zou later blijken te pessimistisch te zijn. Door bijvoorbeeld de import van nieuwe voedingsgewassen en innovatie in de bewerking van agrarische producten was er in de negentiende eeuw en later in het industrialiserende deel van de wereld geen sprake van verhoogde mortaliteitscijfers door tekorten. En met de verhoging van de productiviteit in de landbouw groeide ook in die sector nog vele tientallen jaren het aantal arbeidsplaatsen. Jeugdbult Bewerken Wanneer de demografische transitie aanvangt en de sterftecijfers beginnen te dalen, zal dit in eerste instantie betekenen dat veel kinderen die voorheen jong overleden volwassen worden. De brede basis van de piramide versmalt hierdoor niet en 'schuift' op naar boven. Dit kan een 'jeugdbult' ('youth bulge') veroorzaken, een oververtegenwoordiging van jongeren in de leeftijd 18-24. Het gevolg hiervan is dat vrij plotseling een grote groep jongeren toetreedt tot een arbeidsmarkt die deze grote toevloed niet kan verwerken. De (jeugd)werkloosheid zal hierdoor explosief toenemen. Bovendien zijn jongeren gevoeliger voor nieuwe denkbeelden en gaan sneller over tot bekritiseren van de oudere generatie die de macht in handen heeft. Hiermee kan de jeugdbult politieke instabiliteit veroorzaken, uiteraard afhankelijk van hoe een land hiermee om kan gaan. De Russische econoom Korotajev wijst de aanwezigheid van een jeugdbult in Arabische landen (met name Egypte) aan als voornaamste oorzaak voor de Arabische Lente. Demografische fuik Bewerken Het begrip 'demografische fuik' ('demographic trap') ziet op situaties waar de demografische transitie tot een vicieuze cirkel leidt. Dit is met name in de volgende twee situaties mogelijk: De bevolkingsgroei die wordt veroorzaakt door de demografische transitie kan leiden tot overbevolking en daarmee tot een afname van de levensstandaard. Hierdoor zal het geboortecijfer hoog blijven want kinderen vormen immers een oudedagsvoorziening wanneer er geen goede pensioenregelingen bestaan (omdat hier door de slechte economische omstandigheden bijvoorbeeld geen ruimte voor is). Hierdoor blijft de bevolking onverminderd groeien waardoor de omstandigheden slecht blijven. Dit ziet men vooral wanneer de demografische transitie inzet in een gebied met weinig hulpbronnen en andere economische mogelijkheden. Een typisch voorbeeld van een gebied in een dergelijke demografische fuik is de Gazastrook. Dit is de zogenaamde 'Malthusiaanse val'. Ook aan het eind van de demografische transitie kan een land in een demografische fuik belanden, veroorzaakt door vergrijzing. Door het weglekken van financiële middelen om de vergrijzingskosten te betalen vermindert de ruimte voor consumptie en hiermee uiteindelijk ook de belastinginkomsten voor de overheid. Deze heeft hierdoor nog minder speelruimte om maatregelen te nemen waardoor de economie nog verder onder druk zal staan. Bovendien zal de zwaarder belaste generatie hierdoor nog minder geneigd zijn om aan kinderen te beginnen, aangezien kinderen duur en de economische vooruitzichten duurzaam somber zijn. Hierdoor zal een nog kleinere generatie worden voortgebracht waardoor de vergrijzing en bevolkingsdaling doorzetten. Een voorbeeld van een land dat zich in deze situatie bevindt is Japan, maar ook voor China, Rusland en de rijke West-Europese landen dreigt een dergelijke situatie te ontstaan in de nabije toekomst. Joegoslavië Historisch land Grondgebied door de jaren heen van het eerste, tweede en derde Joegoslavië Joegoslavië was tussen 1918 en 2003 de naam van meerdere opeenvolgende staten in Zuidoost-Europa op de Balkan. De hoofdstad was telkens Belgrado. Vanaf 2003 heette het land Servië en Montenegro, in 2006 viel het uiteen in Servië en Montenegro. Inhoud Koninkrijk Joegoslavië Bewerken 1rightarrow blue.svg Zie Koninkrijk Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp. Het eerste Joegoslavië (1917-1942) was een monarchie, die pas vanaf 1930 zo zou heten en uiteindelijk als een koninklijke dictatuur functioneerde, tot zij door de Duitsers werd ontmanteld. Van 1918 tot 1929 heette het het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen en vanaf 1929 tot 1941 het Koninkrijk Joegoslavië. Republiek Joegoslavië Bewerken 1rightarrow blue.svg Zie Socialistische Federale Republiek Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp. Het tweede Joegoslavië (1943-1992) was het meest bekend: de communistische staat onder leiding van Josip Broz (beter bekend onder zijn schuilnaam en later bijnaam Tito). Deze staat heette van 1943 tot 1945 de Federale Democratische Republiek Joegoslavië, van 1945 tot 1963 de Federale Volksrepubliek Joegoslavië en van 1963 tot 1992 de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië. Staatsinrichting (1946-1992) Bewerken De communisten, sinds 1945 aan de macht, riepen in 1946 na de verkiezingsoverwinning de Federale Volksrepubliek Joegoslavië uit. Staatshoofd werd Ivan Ribar, maar de werkelijke macht lag bij Josip Tito, die in 1953 het ambt van staatshoofd op zich nam.[1] Tot 1963 had Joegoslavië een grondwet die sterk op die van de Sovjet-Unie leek. In 1963 werd er een nieuwe grondwet aangenomen waarin Joegoslavië de naam Socialistische Federale Republiek van Joegoslavië kreeg. Staatshoofd van Joegoslavië was de president. Josip Broz Tito, die sinds 1953 dit ambt bekleedde, bleef dit ambt vervullen en werd na de grondwetswijziging van 1974 president voor het leven. De president was tevens voorzitter van het Presidium van het Presidentschap. Dit presidium bestond uit de presidenten van de deelrepublieken, plus de voorzitter van de Joegoslavische Communistenbond. Uit hun midden werd steeds een president gekozen die het ambt één jaar mocht bekleden. Omdat Tito president voor het leven was, ging dit roulerend systeem pas in 1980 - het jaar van Tito's overlijden - in. In vergelijking met andere communistische staten bezat de president een relatief grote macht. Naast het presidentschap kende men in Joegoslavië tot 1992 tevens het voorzitterschap van de Federale Uitvoerende Raad, vergelijkbaar met het ambt van minister-president of eerste minister. De Federale Uitvoerende Raad werd uit het midden van het verenigde parlement gekozen. Het ambt van minister was in 1953 afgeschaft en vervangen door dat van secretaris. De secretarissen waren dus lid van het parlement en belast met het uitvoeren van de besluiten. Joegoslavië kende een tweekamerparlement (volgens de grondwetswijziging van 1974). In de Bondskamer hadden 220 leden zitting; 30 voor de zes verschillende republieken en 20 voor de twee autonome provincies. Deze vertegenwoordigers werden via getrapte verkiezingen (dat wil zeggen indirect) gekozen. De Kamer van de Republiek en de Autonome Provincies bestond uit 88 leden (12 leden voor iedere republiek, 8 leden voor iedere autonome provincie). Deze Kamer werd gekozen uit het midden van de diverse deelparlementen van de republieken. De gemeenteraden hadden twee-kamers: één door burgers gekozen kamer en één door arbeiders- en boeren samengestelde kamer (bestaande uit afgevaardigden van deze beroepsgroepen). De deelrepublieken hadden ieder een eigen grondwet, die echter allemaal sterk op elkaar leken. Daarnaast bezat elke republiek een eigen parlement, regering en constitutioneel hof. De autonomie van Kosovo en Vojvodina, was tot de tweede helft van de jaren tachtig groot. De Servische partijvoorzitter van de communistenbond, Slobodan Milošević heeft toen de macht der autonome provincies sterk ingeperkt en zelfs geheel ongedaan gemaakt. Joegoslavische Communistenbond Bewerken De macht van de Joegoslavische Communistenbond (ook Joegoslavische Communistische Liga genaamd) was vrij groot, doch beperkter dan die van de communistische partijen in andere Oost-Europese landen. Tot zijn dood in 1980 was Tito voorzitter van de Joegoslavische Communistenbond. De communistenbond heette tot 1964 Joegoslavische Communistische Partij, maar om het idee te wekken dat de communisten in Joegoslavië minder (partij)bureaucratisch te werk gingen dan hun Sovjet-Russische collega's, werd de naam gewijzigd in communistenbond. Hoogste orgaan van de Joegoslavische Communistenbond was officieel het partijcongres, maar de werkelijke macht lag bij de tijdens het partijcongres gekozen centraal comité, waaruit het dagelijks bestuur, het presidium van de communistenbond werd gekozen. Socialistische Alliantie Bewerken De Socialistische Alliantie (ruim 8,5 miljoen leden) was de organisatie die alle massa-organisaties omvatte, namelijk de vakbonden, de vrouwenbonden, arbeidersraden, de kunstenaarsverenigingen en de verenigingen voor intellectuelen. De macht van de Socialistische Alliantie was groter dan die van de massa-organisaties van de omliggende communistische landen, omdat de Joegoslavische Communistenbond vaak bepaalde taken delegeerde aan de Socialistische Alliantie. Ondergang Bewerken 1rightarrow blue.svg Zie Oorlogen in Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp. Met de val van het communisme tussen 1989 en 1992 in Joegoslavië, viel het land in feite (en ook de jure) uiteen. Het uiteenvallen van het land ging in de periode van 1992-1999 gepaard met een serie van bloedige (burger)oorlogen. Federale Republiek van Joegoslavië (1992-2003) Bewerken Uiteenvallen Joegoslavië 1rightarrow blue.svg Zie Federale Republiek Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp. Het derde Joegoslavië (1992-2003) ontstond uit de Joegoslavische Oorlog. Het omvatte Servië en Montenegro. De officiële naam was de Federale Republiek Joegoslavië. Ook werd in de beginjaren wel gesproken over Klein-Joegoslavië. Vrijwel alle republieken gingen verder als onafhankelijke staten behalve Servië en Montenegro, die een nieuwe federatie oprichtten. De naam van het land werd de Federale Republiek Joegoslavië, waarop grote kritiek kwam uit sommige voormalige Joegoslavische republieken. Volgens hen mochten Servië en Montenegro de naam Joegoslavië niet gebruiken, omdat zij daarmee probeerden een continuïteit tussen het oude Joegoslavië en de Servisch-Montenegrijnse rompstaat te creëren - iets wat niet strookte met de internationaal-rechterlijke successie. Op 28 april 1992 werd er een grondwet aangenomen. Het collectieve presidentschap werd vervangen door een gekozen presidentschap. De president trad op als staatshoofd en opperbevelhebber van de strijdkrachten. De president werd door het verenigde parlement gekozen. Aan het hoofd van de Ministerraad stond een federaal premier. Het federale parlement bestond uit twee-kamers, de Raad van de Republieken, bestaande uit vertegenwoordigers van de deelrepublieken Servië en Montenegro, en een Raad van Burgers, bestaande uit 138 direct gekozen leden. In deze nieuwe federatie had de Joegoslavische Communistenbond geen monopoliepositie meer. De bond werd daarna opgeheven. De feitelijke opvolger van de communistenbond werd Slobodan Milošević's Servische Socialistische Partij (SSP), die tot de val van Milošević in 2000 een niet-officiële monopoliepositie bezat. Vooral in de beginperiode van Milošević' bewind was de SSP machtig, daarna moest het de macht delen met andere partijen, waaronder die van de echtgenote van Milošević, Mira Markovic, de Unie van Verenigd Links (een orthodox-communistische partij). Na de val van Milošević kwam Vojislav Koštunica (1944) van de sociaaldemocratische Servische Democratische Partij (SSD) aan de macht. De Federale Republiek Joegoslavië kwam in 2003 ten einde en werd vervangen door de losse federatie Servië en Montenegro (nieuwe grondwet 4 februari 2003). Op 3 juni 2006 hield deze confederatie ook op met bestaan, nadat Montenegro na een referendum de onafhankelijkheid uitriep. Geschiedenis in vogelvlucht Bewerken 1918: in de nasleep van de ontmanteling van Oostenrijk-Hongarije na de Eerste Wereldoorlog wordt door samengaan van het Koninkrijk Servië enerzijds en de Staat SHS anderzijds het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen gevormd, met de Serviër Peter I als koning. De kiem voor latere conflicten is meteen gelegd, omdat Servië voor een eenheidsstaat pleit terwijl Kroatië meer ziet in een federatie. Servië drijft zijn zin door. Kroatië probeert zich in 1928 los te maken nadat een belangrijke Kroaat in het parlement wordt doodgeschoten. 1919: de noordgrens van het nieuwe Koninkrijk werd geregeld in het Verdrag van Saint-Germain. 1920: de westgrens van het nieuwe Koninkrijk werd geregeld in het Verdrag van Rapallo. Joegoslavië rond 1990. 1: Slovenië; 2: Kroatië; 3: Bosnië en Herzegovina; 4: Servië; 4a: Vojvodina; 4b: Kosovo; 5: Montenegro; 6:Macedonië; A: Adriatische Zee 1924: het verdrag van Rome wijst het door Italië reeds bezette Rijeka definitief toe aan Italië. 1929: Alexander, koning sinds 1921, ontbindt het parlement en het stelt een persoonlijke dictatuur in. Deze periode werd bekend als de zes-januari-dictatuur, ontleend aan de datum waarop de dictatuur werd afgekondigd. 1929: op 3 oktober wordt de landsnaam gewijzigd in Joegoslavië (= Zuid-Slavië) en verdwijnen alle verwijzingen naar de volkeren, die deel uitmaken van het land. De verschillende gebieden worden voortaan naar rivieren vernoemd. 1931: in september verkondigt de koning de geoctrooieerde grondwet, waarmee het Koninkrijk Joegoslavië een erfmonarchie werd onder leiding van het Huis Karađorđević. 1939: Kroatië krijgt meer autonomie. De Joegoslavische regering sluit zich in maart 1941 aan bij de asmogendheden. Serviërs komen hier tegen in opstand, werpen de regering van prins-regent Paul omver en zetten koning Peter II op de troon. Hierop valt Duitsland het land binnen, dat na de capitulatie verdeeld wordt en deels onder Italiaans, Duits, Hongaars en Bulgaars bestuur komt. Zie ook Tweede Wereldoorlog. 1944: communistische partizanen aangevoerd door Tito bevrijden in oktober Belgrado, met hulp van sovjettroepen. Een jaar later worden er verkiezingen gehouden, met slechts één lijst. In 1946 wordt de monarchie afgeschaft en de Federale Volksrepubliek Joegoslavië ingesteld, bestaande uit de zes republieken Servië, Kroatië, Slovenië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Macedonië en twee autonome gebieden: Kosovo en Vojvodina. 1948: breuk met de Sovjet-Unie. Joegoslavië weigert verdere betutteling en kiest voor een onafhankelijke koers binnen het communisme; op buitenlands gebied behoorde het land vanaf het begin in 1961 tot de drijvende krachten achter de Organisatie van Niet-gebonden Landen. 1974: een door Edvard Kardelj geïnspireerde nieuwe federale grondwet wordt aangenomen, die het centralisme vermindert en de republieken meer bevoegdheden toekent. 1980: Tito overlijdt. Tegenstellingen tussen de verschillende nationaliteiten komen verder aan de oppervlakte. Servië wordt steeds dominanter. 1981: oproer in Kosovo. De provincie telt voor elke 1000 inwoners 337 ambtenaren, 228 Serviërs en 109 Albanezen, hoewel bijna 85% van de bevolking Albanees is (1981). 20.000 studenten scanderen Kosovo - republiek. 1985: In 1985 waren er 699 stakingen, tweemaal meer dan in 1984, viermaal meer dan in 1983. De economische situatie verslechtert in snel tempo. 1986: het Sanu-Memorandum verschijnt. In dit door Dobrica Ćosić geïnspireerde en onder leiding van leidende Servische intellectuelen geschreven manifest van de Servische Academie van Kunsten en Wetenschappen wordt het Servische volk als cultureel, economisch en politiek bedreigd afgeschilderd en eisen zij "de totale nationale en culturele eenheid van het Servische volk, ongeacht de republiek of provincie waarin het leeft". 1986: Slobodan Milošević wordt Servisch partijleider. 1988: In de autonome provincie Vojvodina belegeren Servische nationalisten het parlement en eisen het aftreden van de regering. In november verzamelen zich tienduizenden Serviërs in een geregisseerde demonstratie voor het afschaffen van de autonomie van Kosovo. 1989: Milošević wipt zijn vriend en voorbeeld Ivan Stambolić uit het zadel en wordt president van Servië. In de republiek Montenegro belegeren Servische nationalisten het parlement en eisen het aftreden van de regering. Deze treedt af en bondgenoot van Milošević Momir Bulatović neemt de regering over. Staking en protest in Kosovo over het voorstel van Servië de autonomie van Kosovo af te schaffen; in Slovenië worden in één dag 450.000 handtekeningen onder solidariteitsbetuigingen voor de Albanezen opgehaald, meer dan een op de vijf Slovenen ondertekent. Het parlement van Kosovo wordt door Servische tanks omsingeld en gedwongen met de afschaffing van de autonomie in te stemmen, Albanese leiders waaronder Azem Vllasi worden gearresteerd. 1989: Ibrahim Rugova richt in Kosovo de Democratische Liga van Kosovo (LDK) op, die zich vreedzaam wil verzetten tegen de door Milošević uitgeroepen noodtoestand en buitenwerkingstelling van het rechtssysteem in Kosovo. april 1990: in de republieken Slovenië (twee kiesrondes op 8 april en 12 april), Kroatië (twee kiesrondes op 22 april en 7 mei), Bosnië en Herzegovina (18 november), Macedonië (25 november), Servië en Montenegro (9 december en 23 december) worden vrije verkiezingen gehouden. In Slovenië en Kroatië, de welvarendste landsdelen, winnen pro-onafhankelijkheidspartijen; in Servië en Montenegro winnen de nationalisten Milošević en Momir Bulatović. In Macedonië werd weliswaar de nationalistische VMRO grootste partij maar deze kon geen dominante positie veroveren, terwijl in Bosnië en Herzegovina naar etnische scheidslijnen gestemd werd en Alija Izetbegović er de grootste partij leidde. mei 1990: op 13 mei 1990 leidde een voetbalwedstrijd tussen GNK Dinamo Zagreb en Rode Ster Belgrado tot etnische conflicten. Het was een soort voorbode van de op til zijnde burgeroorlog. De fans van de Rode Ster riepen: "We zullen Tudjman doden". De Dynamosupporters gooiden met stenen. 23 december 1990: Slovenië houdt een volksraadpleging over de Sloveense soevereiniteit, waarbij de opkomst 93,2% is en zich 88,5% voor een onafhankelijk en zelfstandig Slovenië uitspreekt. 1991: Politiek leiders zoals George Bush en zijn minister James Baker, Jacques Delors, Hans van den Broek en Gianni de Michelis, Lawrence Eagleburger en vele anderen spreken namens hun regeringen hun steun uit voor de centralistische krachten in Joegoslavië en het behoud van de federatie. 1991: in juni verklaren Slovenië en Kroatië zich onafhankelijk. Het federale leger (vnl. bestaande uit Serviërs) grijpt in. Tien dagen oorlog tegen Slovenië die eindigt met het Akkoord van Brioni; tegen Kroatië duurt de oorlog tot begin 1992. In beide gevallen verliest de federale overheid. Tegen de onafhankelijkheid van Macedonië, in september, wordt niet opgetreden. Het leger heeft namelijk de handen vol aan de oorlog tegen de Kroaten. 1992: in februari kiest een meerderheid van de kiezers in Bosnië en Herzegovina voor onafhankelijkheid, in een volgens de Bosnische grondwet ongeldig referendum (een dergelijk besluit kon slechts genomen worden als er een meerderheid binnen alle drie nationale volkeren, Kroaten, Bosniakken en Serviërs, voor zo'n voorstel zou bestaan). Bosnische Serviërs, gesteund door Servië, komen in verzet. Oorlog tot eind 1995, toen de Dayton-akkoorden bereikt werden. 1991-1992: Joegoslavië houdt op te bestaan als subject van internationaal recht. 1992: De deelrepublieken Servië en Montenegro roepen op 27 april een nieuwe Federale Republiek Joegoslavië uit. 1997: Milošević wordt president van Joegoslavië. Het Kosovaarse Bevrijdingsleger UCK treedt nadrukkelijk naar voren in het conflict in Kosovo en verkrijgt veel steun van de bevolking, sinds de in 1989 door de Democratische Liga van Kosovo begonnen vreedzame politiek van verzet nog steeds geen vruchten afwerpt. Het gezag van Liga-leider Ibrahim Rugova brokkelt af ten gunste van het UCK, dat naar onafhankelijkheid streeft. 1998: Gevechten in Kosovo. Tienduizenden Albanezen slaan op de vlucht voor het geweld. In oktober eist de VN-Veiligheidsraad dat er een einde komt aan de gevechten en dat het Servische leger zich terugtrekt uit Kosovo. De Raad stelt een ultimatum, en de NAVO dreigt in te grijpen als er geen gehoor aan wordt gegeven. Uiteindelijk wordt een staakt-het-vuren bereikt; waarnemers van de OVSE zien toe op naleving ervan. 1999: In Kosovo neemt de strijd tussen het Servische leger en politie en de Albanese guerrillabeweging UCK weer in hevigheid toe (Kosovo-oorlog). In Rambouillet en Parijs wordt onderhandeld over de staatkundige toekomst van Kosovo. De delegatie van Albanese Kosovaren gaat akkoord met het verdragsvoorstel van Rambouillet; Servië wijst dat echter af. Servië is ook niet bereid de autonomie die Kosovo vóór 1989 genoot te herstellen. Daarmee zijn de onderhandelingen mislukt. De OVSE-waarnemers worden uit Kosovo geëvacueerd en de strijd escaleert. In maart besluit de NAVO (zonder mandaat van de Veiligheidsraad van de VN) over te gaan tot militair ingrijpen. Aanvankelijk worden er alleen militaire doelen gebombardeerd, maar na enkele weken ook burgerdoelen in Servië. Nadat de bombardementen twee maanden hebben geduurd, geeft Milošević toe aan de eisen van de NAVO. In juni wordt Kosovo door de VN onder internationaal bestuur geplaatst. 2000: in oktober treedt Milošević af na de verkiezingswinst van Vojislav Koštunica. 2000: op 1 november treedt Joegoslavië toe tot de Verenigde Naties. 2001: Voormalig president Milošević werd in de nacht van 31 maart in zijn villa in Dedinje, een voorstad van Belgrado, gearresteerd. 's Namiddags zat hij al in de gevangenis op beschuldiging van genocide, corruptie en machtsmisbruik. Milošević wordt in juni 2001 overgedragen aan het Joegoslavië-tribunaal. 2002: in maart komen de Servische en Montenegrijnse regeringen overeen de federale republiek om te vormen tot een veel lossere unie met de naam Servië en Montenegro. Een belangrijke clausule in het door diplomatie van de Europese Unie bereikte akkoord is dat vóór 2005 geen referenda gehouden mogen worden over onafhankelijkheid (waar vooral het kleine Montenegro naar streeft). De federale en nationale parlementen stemmen met het plan in, en vanaf 4 februari 2003 heet het land Servië en Montenegro. 2004: op 1 mei treedt Slovenië toe tot de Europese Unie. 2006: op 11 maart wordt Slobodan Milošević dood aangetroffen in zijn cel in Den Haag, waar hij wordt berecht voor het Joegoslavië-tribunaal. 2006: op 21 mei kiest 55,4% van de Montenegrijnen voor onafhankelijkheid; nadat de nodige formaliteiten geregeld zijn, zal de confederatie Servië en Montenegro niet meer bestaan. 2008: op 17 februari roept Kosovo eenzijdig de onafhankelijkheid van Servië uit. 2008: Voormalig Bosnisch-Servisch president Radovan Karadžić wordt op 21 juli gearresteerd terwijl hij op weg is naar de buitenstad van Belgrado. Hij zit momenteel vast in Den Haag op beschuldiging van genocide en misdaden tegen de menselijkheid. 2011: De van oorlogsmisdaden verdachte Bosnisch-Servische ex-generaal Ratko Mladić is op 26 mei 2011 bij toeval opgepakt door een speciaal politieteam dat al jaren jacht op hem maakte. 2013: op 1 juli treedt Kroatië toe tot de Europese Unie. 2017: op 22 november wordt Bosnisch-Servische ex-generaal Ratko Mladić in Den Haag veroordeeld tot levenslang voor o.a. genocide. In de demografie is het bruto geboortecijfer (of de bruto nataliteit) van een bepaalde bevolkingsgroep het aantal bevallingen per 1000 personen per jaar. Het geboortecijfer wordt ook soms gebruikt om te verwijzen naar het gemiddelde aantal kinderen dat een vrouw baart gedurende haar leven. Correcter is om in dat geval te spreken over het totale geboortecijfer. Inhoud Europa Bewerken Het geboortecijfer is in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog sterk afgenomen. Factoren die hierbij een rol kunnen spelen, zijn: de perceptie dat de kost om kinderen op te voeden ten koste gaat van de rijkdom van de ouders, ondanks de toegenomen welvaart; de veralgemening van het tweeverdienersmodel; de bredere verkrijgbaarheid van voorbehoedsmiddelen; onderwijs tot op latere leeftijd van kind en moeder. De laatste grote geboortegolf in West-Europa vond plaats in de periode 1945 - 1950; in Nederland duurde deze voort tot aan 1965. Deze periode is ook wel bekend onder de Engelse naam Baby boom. In Nederland werden er in 2007 ongeveer 181.000 kinderen geboren. Van 40% hiervan waren de ouders ongetrouwd.[1] Geboorteoverschot Bewerken Geboorteoverschot in Nederland. Gemiddeld jaarlijks geboorteoverschot in de periode 1980 tot 2000. Minder dan 3,0 3,0 - 3,5 3,5 - 4,5 4,5 - 6,0 6,0 of meer Het geboorteoverschot van een land of een bepaald gebied is het verschil tussen het aantal levendgeboren kinderen en het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners. In landen met een hoog geboortecijfer kan dit geboorteoverschot 40 ‰ bedragen, maar het kan ook negatieve waarden aannemen. Dit doet zich sinds het einde van de 20e eeuw voor in vele Europese landen. Zo bedroeg het geboorteoverschot van West-Duitsland in 1979 -2,1 ‰.[2] In dat geval spreekt men van denataliteit. Beïnvloeding Bewerken Sommige overheden proberen het geboortecijfer te beïnvloeden (nataliteitspolitiek). Manipulatie Bewerken Dictatoriale regimes hebben daarbij omstreden middelen gebruikt of doen dat nog steeds. Zo kende China van ongeveer 1980 tot 2015 een eenkindpolitiek om de bevolkingsgroei terug te dringen, terwijl onder het bewind van Nicolae Ceaușescu in Roemenië het geboortecijfer juist opgestuwd werd na de uitvaardiging van decreet 770. Berucht is ook het nazibeleid in deze, dat doorspekt was van racisme en het streven naar een arisch Lebensraum waartoe grote gebieden veroverd en gekoloniseerd moesten worden. Teneinde daarvoor arische übermenschen te kweken werd het Lebensborn-project opgericht en kregen moeders van grote gezinnen onderscheidingen. Het sterftecijfer (of de mortaliteit) is het jaarlijkse aantal sterfgevallen per 1000 mensen. Men onderscheidt: Het bruto sterftecijfer, het totale jaarlijkse aantal sterfgevallen per 1000 mensen. Het zuigelingensterftecijfer, het jaarlijkse aantal sterfgevallen van kinderen jonger dan één jaar oud per duizend levendgeborenen. Merk op dat het bruto sterftecijfer zoals hierboven bepaald en toegepast op een gehele bevolking een misleidende indruk kan geven. Bijvoorbeeld kan het aantal sterfgevallen per 1000 mensen hoger zijn voor ontwikkelde naties dan in minder ontwikkelde landen, ondanks dat de gezondheidsstandaard beter is in ontwikkelde landen. Dit komt doordat in ontwikkelde landen meer oudere mensen zijn, die in een bepaald jaar een hogere kans hebben om dood te gaan dan jongeren, zodat het totale sterftecijfer hoger kan zijn. Een vollediger beeld van mortaliteit wordt gegeven door een "sterftetafel" die afzonderlijke mortaliteit op elke tijd samenvat. Een sterftetafel is noodzakelijk om een goede raming van het levensverwachting te geven. Om sterftecijfers in een ziekenhuizen te vergelijken is de Hospital Standardized Mortality Ratio (HSMR) ontwikkeld. Inhoud Statistieken Bewerken Nederland in verhouding tot Europa Bewerken Het sterftecijfer van Nederland is met 8,5 (2013) lager dan het gemiddelde sterftecijfer in de Europese landen. Gemiddeld stierven er in de Europese Unie 9,7 mensen per 1000 inwoners in 2008. In Bulgarije is het sterftecijfer met 14,3 (2013) het hoogst. In Ierland is het sterftecijfer het laagst met 6,4 (2013). Sterftecijfers in Nederland Bewerken Uit de statistieken blijkt dat de meeste sterfgevallen plaatsvinden in de provincie Zeeland, met 9,6 personen per 1000 inwoners (2004, CBS Doodsoorzakenstatistiek). Zeeland heeft een hoog percentage 65-plussers. De gemeente met het hoogste sterftecijfer is Warmond, met in de periode 2000-2004 21,5 mensen per 1000 inwoners. Flevoland heeft het kleinste aantal sterfgevallen in Nederland. In 2004 stierven er 5,1 per 1000 inwoners. De gemeente Zeewolde heeft 3,3 sterfgevallen per 1000 inwoners en heeft daarmee het laagste gemeentelijke sterftecijfer van Nederland. Het lage sterftecijfer wordt veroorzaakt door een laag aandeel ouderen in Flevoland. Zuigelingensterfte Bewerken De tien landen met het hoogste zuigelingensterftecijfer zijn[1]: Land Sterftecijfer Angola 196 Afghanistan 166 Sierra Leone 145 Mozambique 137 Liberia 131 Niger 123 Somalië 119 Mali 118 Tadzjikistan 112 Guinee-Bissau 109 Bron: World Factbook 2004 (CIA). Verschil sterftecijfer tussen man en vrouw Bewerken Gemiddeld is de totale sterfte onder mannen ongeveer anderhalf keer zo hoog als onder vrouwen. Uiteraard zijn er verschillen per land. In Polen is bijvoorbeeld het sterftecijfer onder mannen 12,2 per 1000 inwoners terwijl onder vrouwen het sterftecijfer 6,8 per 1000 is. In Nederland is dat 8,8 en 5,6 per 1000 voor mannen en vrouwen respectievelijk. In de EU mag dit verschil geen rol spelen bij pensioenpremies en -uitkeringen. Vanaf eind 2012 ook niet bij premies en uitkeringen van overlijdensrisicoverzekeringen en lijfrenten. Tarzan leeft in de jungle die langzamerhand gekapt wordt. Dit is natuurlijk erg jammer en Tarzan is natuurlijk erg cool. Dat is waarom hier een klein stukje over Tarzan staat. Tarzan is een fictieve held, die bedacht werd door Edgar Rice Burroughs. Hij verscheen voor het eerst in Tarzan of the Apes in 1912. Dat afgeronde verhaal was een groot succes, met het gevolg dat de schrijver nog 23 avonturen met Tarzan ging schrijven. Tarzan Harikalar Diyari Tarzan 06007 nevit.jpg Debuut Tarzan of the Apes Bedacht door Edgar Rice Burroughs Persoonsinformatie Volledige naam John Clayton, Lord Greystoke II Soort Mens Geslacht Man Nationaliteit Brits Specialiteit Verhoogde zintuigen. Reflexen, behendigheid en spierkracht van ver boven normaal menselijke niveau. Familie Huwelijk Jane Porter Portaal Portaalicoon Media Inhoud Personage Bewerken Tarzan is de verweesde zoon van aristocratische Engelse ouders, John en Alice Clayton, ofwel Lord en Lady Greystoke, die eind 19e eeuw stranden aan de westkust van Afrika na een muiterij aan boord van het schip dat hen naar Afrika brengt. Ze proberen te overleven in het oerwoud aan de kust. Wanneer zijn ouders overlijden wordt de mensenbaby door de apin Kala, die net haar eigen jong verloren heeft, geadopteerd en opgevoed. Tarzans echte naam is John Clayton, Lord Greystoke. De naam Tarzan ('blanke huid') krijgt hij van Kala. De enige mensen met wie Tarzan gedurende de eerste 18 jaren van zijn leven in contact komt, zijn de leden van een kannibalenstam. Een van hen, Kulonga, vermoordt Tarzans voedster-pleegmoeder Kala, waarna Tarzan bloedig wraak neemt. Jaren later vindt Tarzan in het hutje van zijn echte ouders een aantal kinderboekjes, die zijn ouders met vooruitziende blik mee hadden genomen. Met behulp van de plaatjes en letters leert hij zichzelf lezen en schrijven, maar een menselijke taal leert hij pas veel later - wanneer hij door blanken wordt ontdekt. De eerste mensen die hij leert kennen zijn de jonge Amerikaanse Jane Porter, haar vader en de Franse luitenant-ter-zee Paul D'Arnot. Van die laatste leert hij de eerste menselijke taal spreken, en wel het Frans, en later ook Engels. D'Arnot zal voor de rest van zijn leven ook Tarzans beste vriend blijven, en neemt hem mee naar de beschaafde wereld. De Porters zijn samen met nog een groep andere mensen achtergelaten in Afrika door muiters. Tarzan en Jane ontmoeten elkaar en worden op slag verliefd. Wanneer Jane terugkeert naar Amerika, gaat Tarzan haar uiteindelijk achterna. In latere boeken zijn de twee getrouwd en hebben ze een zoon genaamd Jack, wiens naam in de apentaal Korak ('de doder') luidt. De meeste van de vele Tarzanfilms die in de loop der jaren gemaakt zijn, doen geen recht aan het oorspronkelijke personage dat schrijver Burroughs schiep, maar hun minder complexe beeld van de wilde 'aapmens' werd spreekwoordelijk. Uiterlijk en vaardigheden Bewerken Tarzan is in de originele boeken van schrijver Edgar Rice Burroughs (1875-1950) een held met voornamelijk goede eigenschappen. Hij is een grote, zeer atletisch gebouwde blanke man, met grijze ogen en zwart haar. Hij is zeer intelligent en leert makkelijk en snel een nieuwe taal. Tarzans opvoeding onder de mensapen en zijn jarenlange leven in de jungle gaven hem vaardigheden welke die van de meeste mensen te boven gaan. Hij heeft extra scherpe zintuigen. Zo kan hij op kilometers afstand een vijand horen aankomen of gevaar ruiken. Hij draagt doorgaans enkel een lendendoek. Bij voorkeur beweegt hij zich voort door zich in de hoge boomterrassen van tak naar tak te slingeren en te springen. Van lianen maakt hij zelden of nooit gebruik, hoewel die in de films vaker te zien zijn. In gevechten met wilde dieren komt hij steeds als overwinnaar uit de bus. Van alle diersoorten in de jungle kan Tarzan, in tegenstelling tot wat niet-kenners denken, alleen met apen communiceren, al heeft hij ook een speciale band met olifanten, die hem op de een of andere manier enigszins lijken te verstaan. Olifanten komen hem ook te hulp wanneer hij die in noodsituaties te hulp roept. Tarzan heeft door het gebruik van bijzondere pillen, die hij verkreeg via een mysterieuze Kavurustam en een behandeling door een zwarte toverdokter, de 'eeuwige jeugd'. In het laatste door Burroughs voltooide Tarzanboek, dat zich afspeelt aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, ziet hij er uit als een man van ergens in de twintig. In werkelijkheid is hij dan echter al tegen de zestig jaar oud. Ook zijn vrouw Jane en zijn trouwe aapje Nkima slikten die pillen regelmatig. Tarzans liefde voor zijn vrouw Jane is onvoorwaardelijk, en hij wijst dan ook geregeld toenaderingspogingen van andere vrouwen af, zelfs wanneer die vrouwen mooier en interessanter dan Jane zijn; in de romans van schrijver Edgar Rice Burroughs zijn dat bijvoorbeeld Koningin Nemone en Hogepriesteres La van de verloren stad Opar. Uitwerking Bewerken Tarzan is een van de bekendste fictieve personen ter wereld. Behalve in meer dan twee dozijn boeken van Burroughs en een aantal van andere auteurs, duikt hij ook op in veel films, televisieseries, stripseries en hoorspelen. Hoewel het auteursrecht op het originele verhaal van Tarzan inmiddels is verlopen in de Verenigde Staten, is de naam Tarzan nog wel auteursrechtelijk beschermd. De rechten zijn in handen van Edgar Rice Burroughs, Inc.. Kritiek Bewerken Het eerste Tarzanboek was een groot succes, maar de latere boeken werden vaak minder goed ontvangen. Een veel gehoord punt van kritiek was dat de boeken te veel een vaste formule aanhielden die telkens herhaald werd. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw kwam er kritiek dat de Tarzanverhalen en films racistisch zouden zijn. Burroughs was een kind van zijn tijd, en sommige elementen uit zijn boeken kunnen tegenwoordig racistisch overkomen. Zo worden de Afrikaanse inboorlingen die in de verhalen voorkwamen regelmatig op een stereotype en negatieve manier neergezet. Aan de andere kant wordt de stam der Waziri, die Tarzan onder hen opneemt wanneer hij hen helpt in hun gevecht tegen Arabische slavenhandelaars, door Burroughs beschreven als prachtmensen. Zij spelen in meerdere Tarzan-romans een beduidende rol. Verder deed Burroughs voor die tijd gewaagde uitspraken, die hem niet in dank werden afgenomen door de voorstanders van verschillende rassentheorieën. Critici gaan daar, al dan niet opzettelijk, nogal eens aan voorbij. Nevenpersonages Bewerken Tarzan heeft in diverse versies intelligente dieren als vriend. De chimpansee Cheetah is daarvan het bekendste voorbeeld. In de originele boeken van Burroughs komt die echter niet voor. Sterker nog, in de boeken komen helemaal geen chimpansees voor. De vaste begeleider van Tarzan, het zeer kleine aapje Nkima, is een druktemaker met een bloeddorstig karakter, maar zeer behulpzaam in noodgevallen. Een bij de mens onbekende grote apensoort, grijs van haarkleur, in de boeken de 'Mangani' genoemd, is die waarbij Tarzan opgroeide en waarvan hij later 'koning' werd. De gorilla's ('Bolgani') zijn de doodsvijanden van die apenstam, en dus ook van Tarzan. Met olifanten heeft Tarzan een bijzondere en sterke band. Hij noemt deze diersoort 'Tantor' (dat is dus niet de naam van één specifieke olifant). Jad-Bal-Ja, de 'gouden leeuw', is een reusachtige leeuw met zwarte manen, afgericht door Tarzan die het dier als welpje vond. Samen met hem beleeft Tarzan diverse avonturen. Boeken Bewerken Door Edgar Rice Burroughs Bewerken Tarzan of the Apes (1912) The Return of Tarzan (1913) The Beasts of Tarzan (1914) The Son of Tarzan (1915) Tarzan and the Jewels of Opar (1916) Jungle Tales of Tarzan (1916, 1917) Tarzan the Untamed (1919, 1921) Tarzan the Terrible (1921) Tarzan and the Golden Lion (1922, 1923) Tarzan and the Ant Men (1924) Tarzan, Lord of the Jungle (1927, 1928) Tarzan and the Lost Empire (1929) Tarzan at the Earth's Core (1930) Tarzan the Invincible (1930, 1931) Tarzan Triumphant (1932) Tarzan and the City of Gold (1932) Tarzan and the Lion Man (1933, 1934) Tarzan and the Leopard Men (1935) Tarzan's Quest (1935,1936) Tarzan and the Forbidden City (1938) Tarzan the Magnificent (1939) Tarzan and the Foreign Legion (1947) Tarzan and the Madman (1964) Tarzan and the Castaways (1965) Nederlandse uitgaven Bewerken Met uitzondering van de laatste twee zijn al deze verhalen in een Nederlandse vertaling uitgebracht. De eerste vertalingen verschenen in 1920 bij uitgeverij Blankwaardt & Schoonhoven te Rijswijk, spoedig gevolgd door uitgeverij Gebr. Graauw in Amsterdam en Soerabaja. De compleetste serie werd in de jaren 1965 tot en met 1968 uitgebracht door uitgeversmaatschappij West-Friesland te Hoorn, in de zogenaamde Witte Raven-serie. De Nederlandse titels luidden daarbij als volgt: Tarzan van de apen De terugkeer van Tarzan Tarzan en zijn dieren De zoon van Tarzan Tarzan en de juwelen van Opar Tarzan in het oerwoud Tarzan de ontembare Tarzan de verschrikkelijke Tarzan en de gouden leeuw Tarzan en het mierenvolk Tarzan, heerser van het oerwoud Tarzan en het verloren rijk Tarzan in de onderwereld Tarzan de onoverwinlijke Tarzan triomfeert Tarzan in de gouden stad Tarzan en de leeuwman Tarzan en het luipaardenvolk Tarzan's waagstuk Tarzan en de verboden stad Tarzan de geweldige Tarzan en het vreemdelingenlegioen Door andere auteurs Bewerken Na de dood van Burroughs hebben veel auteurs hun eigen Tarzanverhalen gepubliceerd, vaak zonder toestemming van Burroughs’ nabestaanden of van zijn estate. In sommige gevallen werd zulke publicatie tijdig tegengehouden, maar veel boeken zijn toch in de handel gebracht. Tegenwoordig verschijnen er echter weer nieuwe Tarzan verhalen, die met toestemming van de rechthebbenden, ERB.Inc., worden uitgebracht. Verfilmingen Bewerken De boeken van Burroughs hadden zoveel succes dat Hollywood interesse toonde voor verfilmingen van de boeken. Het verhaal, met held Tarzan, vriendin Jane en wilde dieren in de jungle, sprak het grote publiek aan. Volgens de Internet Movie Database zijn er tussen 1918 en 1999 88 films gemaakt over Tarzan. De eerste Tarzanfilm kwam uit in 1918 met Elmo Lincoln als Tarzan. Dat was een stomme film, net als een aantal films die hierop volgden. Vanaf 1932 werd Tarzan wereldberoemd, toen de imposant gebouwde zwemkampioen Johnny Weissmuller de rol van Tarzan vertolkte. De succesvolste Tarzanfilms werden gemaakt tussen 1932 en 1948 met Weissmuller als Tarzan en Maureen O'Sullivan als Jane. De beroemdste uitspraak van de verbaal stuntelige Tarzan ten overstaan van de eerste menselijke vrouw die hij in de gedaante van Maureen tegenkwam was: "Me Tarzan, you Jane!" Dat is echter een misvatting die een eigen leven is gaan leiden, nadat een slecht geïnformeerde journalist die ooit zo neerschreef. Die woorden werden namelijk nooit zo uitgesproken door Weissmuller. Hij wijst in de bewuste filmscène namelijk naar Jane, en noemt haar naam, om vervolgens naar zichzelf te wijzen en 'Tarzan' te zeggen. Daarna volgt een herhaling van hetzelfde. De Weissmuller Tarzan versie week echter enorm af van de oorspronkelijke Tarzan, zoals die bedacht werd door schrijver Burroughs. Dat was deels te wijten aan Burroughs zélf, want die liet per contract met de filmmaatschappij MGM vastleggen, dat men geen enkele verhaallijn, of personage uit zijn oorspronkelijke boeken in de films mocht gebruiken. Alleen de namen Tarzan en Jane mocht men gebruiken, waarbij Jane dan zelfs nog een andere dan de oorspronkelijke achternaam kreeg, Parker, in plaats van Porter. Burroughs zou later, na het zien van een van Weissmullers Tarzanfilms, hoofdschuddend de uitspraak doen "Ik geef hen een prachtige intelligente held, en ze maken er een boerenpummel van". In 1935 produceerde schrijver Burroughs zelf een 'filmserial', The New Adventures of Tarzan, later in kortere versie heruitgebracht als (The New Adventures of Tarzan en Tarzan and The Green Goddess (1938). De acteur die in deze films de hoofdrol speelde, olympisch kampioen kogelstoten Herman Brix (die zich later Bruce Bennett zou noemen), geldt tot op de dag van vandaag voor de fans van Burroughs als de meest Burroughs-getrouwe Tarzanacteur ooit. In de jaren zestig van de 20e eeuw was er een grote opleving van de populariteit van Tarzan. Boeken en stripverhalen vlogen als warme broodjes over de toonbanken, en Tarzanfilms en -televisieseries volgden. In die periode werden er een aantal van de beste Tarzanfilms gemaakt: Tarzan's Greatest Adventure en Tarzan The Magnificent, met de gespierde Gordon Scott in de hoofdrol, gelden als toppers uit het genre, en staan veel dichter bij het origineel dan de films met Weissmuller en zijn opvolger Lex Barker. Ook de films Tarzan Goes To India (financieel gezien de succesvolste Tarzanfilm ooit) en Tarzan's Three Challenges, zijn schitterende producties in breedbeeld en kleur. Daarna nam de kwaliteit van de films weer snel af. Ron Ely had wel nog veel succes als de intelligentere Tarzan, in de gelijknamige 57-delige televisieserie uit de jaren zestig. In 1984 bracht regisseur Hugh Hudson de film Greystoke: The Legend of Tarzan, Lord of the Apes uit. Daarin gaat hij weer meer terug naar Burroughs' verhaal en wordt Tarzan niet meer zo dom uitgebeeld als in de Weissmullerfilms. De volgende Tarzanfilm, Tarzan and The Lost City, met Casper Van Dien, was min of meer bedoeld als vervolg op Greystoke. Een te klein budget en een weinig verheffend scenario lieten de film echter floppen. In 2016 verscheen een nieuwe Tarzanfilm, groots van opzet, met veel actie en special effects. Alexander Skarsgård vertolkt de rol van Tarzan. Verder staan er nieuwe Tarzanboeken en een televisieserie op stapel, met een gemoderniseerde Tarzan als hoofdpersoon. Die zal het opnemen tegen de bandieten van deze tijd, zoals milieuvervuilers. In de jaren negentig kende een poging in die richting weinig bijval; de televisieserie Tarzan, met Wolf Larson in de titelrol, werd geen succes. Andere media Bewerken Televisie Bewerken In 1958 nam filmacteur Gordon Scott, die Tarzan voor- en nadien vertolkte in meerdere televisie- en lange speelfilms, ook drie afleveringen op voor een eventuele televisieserie, die echter nooit van de grond kwam. In 1966 verscheen de eerste live-action Tarzan-serie op NBC . Deze serie, met Ron Ely in de hoofdrol, liep van 1966 tot 1968. Een animatieserie van Filmation getiteld Tarzan, Lord of the Jungle, werd uitgezonden van 1976–1977, gevolgd door het programma Batman/Tarzan Adventure Hour (1977–1978), Tarzan and the Super 7 (1978–1980), The Tarzan/Lone Ranger Adventure Hour (1980–1981), en The Tarzan/Lone Ranger/Zorro Adventure Hour) (1981–1982). In de jaren 90 verschenen er weer twee live-action Tarzanseries: Tarzán (1991) en Tarzan: The Epic Adventures (1996). Van 2001 tot 2003 zond Disney de animatieserie The Legend of Tarzan uit, die een spin-off was van hun animatiefilm. De laatste televisieserie was Tarzan uit 2003, met Travis Fimmel in de hoofdrol. Deze serie werd al na acht afleveringen stopgezet. Stripverhaal Bewerken Van Tarzan verschenen in Amerika tevens series stripverhalen. Deze verhalen zijn gedeeltelijk ook in het Nederlands vertaald en verschenen in verschillende uitgaven, zowel als Lilliput-strip in stripformaat als in het in Europa gangbare stripboekenformaat. Toneel Bewerken Reeds in 1921 werd het originele Tarzanverhaal bewerkt tot een toneelstuk, getiteld Tarzan of the Apes. Hoofdrollen werden vertolkt door Ronald Adair en Ethel Dwyer. Omdat in 1943 geen Tarzanfilms vertoond mochten worden werd er in Den Haag een eigen werk opgevoerd. Nederland had op 5 maart 1943 een toneelstuk waarin Louis Bouwmeester, Wim Sonneveld en André Carell (Kesselaar) in meespeelden.[1] In 1976 schreef Richard O'Brien een musical getiteld "T. Zee," die losjes gebaseerd was op Tarzan. Op 10 mei 2006 ging de op de Disneyfilm gebaseerde musical Tarzan in première. Deze musical werd opgevoerd in meerdere landen, waaronder Nederland. Ontgroening is het afnemen van het aandeel jongeren in de bevolking als gevolg van een afname van het geboortecijfer, vaak door het aflopen van een geboortegolf. Een relatief groot jeugdcohort zal volwassen worden en daarmee tot het middensegment toetreden, en een kleiner jeugdsegment blijft achter. Het gevolg van ontgroening is een stijging van de gemiddelde en de mediane leeftijd van de bevolking en een toename van het aandeel werkenden op de totale bevolking. De gevolgen hiervan (kunnen) zijn: De kosten van sociale verzekeringen op basis van het omslagstelsel dalen, maar zullen in de toekomst toenemen wanneer deze relatief grote groep werkenden 65 wordt; Ontgroening leidt tot vergrijzing. In het begin is deze echter marginaal, omdat het aandeel jongeren niet alleen wordt afgezet tegen het aandeel ouderen, maar ook tegen het aandeel van het (grote) middensegment. De behoefte aan scholen en onderwijzend personeel zal afnemen; Het zal tijdelijk kunnen leiden tot een groter aanbod op de arbeidsmarkt en dus werkloosheid. Deze werkloosheid treft vooral de starters op de arbeidsmarkt, waarvan een deel buiten de boot zal vallen. Omdat jongvolwassenen toch al vatbaarder zijn voor nieuwe ideeën en hun onvrede sneller ventileren. Dit kan sociale onrust tot gevolg hebben; zo kan de onrust uit het jaar 1968 worden herleid tot de naoorlogse geboortegolf, en de val van Ceaușescu tot de generatie die door decreet 770 werd gecreëerd. Ook de Arabische Lente kan worden herleid tot een door de demografische overgang gecreëerde ontgroening in veel Arabische landen. Ontgroening vormt een demografische fase in een land waar de leefomstandigheden sterk zijn verbeterd. Na het sterftecijfer is ook het geboortecijfer gedaald, en de voorheen piramidevormige leeftijdsopbouwdiagrammen van een land zullen nu de urnvorm aannemen. Als het geboortecijfer en sterftecijfer dan stabiliseren, blijft de urnvorm gehandhaafd. De ontgroening (en vergrijzing) is gestopt. Het absolute aantal jongeren kan nog wel blijven dalen, het aandeel jongeren blijft echter gelijk.'
Unified diff van wijzigingen in bewerking (edit_diff)
'@@ -1,1 +1,1906 @@ +Beste allemaal, dit is ons serieuze verslag van Aardrijkskunde, +Hoe komt het dat er nog steeds last is van vergrijzing en vergroening ontstaat terwijl er ook overbevolking is? 50.537 woorden. Gemaakt door Jos Zikkerd en Ben Boy (Thema 6) + + + + + + + + + + +Dit is ons verslag van aardrijkskunde thema 6. Waarom is er nog steeds last van vergrijzing terwijl er ook overbevolking is? We gaan het uitzoeken. + +Allereerst gaan we kijken naar vergrijzing. In Nederland is de vergrijzing het ergste in de Noordelijke provincies. Ook in de Zuidelijke provincies, is er sprake van vergrijzing. In het westen, bij de randstad, is er weinig last van vergrijzing, vooral langs de vier grote steden niet. Alleen in Rotterdam ligt het gemiddelde inkomen lager dan het gemiddelde van de rest van Nederland. In het oosten is er wel enige sprake van vergrijzing, maar niet met dezelfde mate als in het noorden en zuiden. Nu komt de cruciale vraag die we ons moeten stellen: wat is vergrijzing eigenlijk? Als er sprake is van vergrijzing, betekent dat dat de jonge mensen die geboren worden naar een andere plaats verhuizen en dat de ouderen alleen blijven. In het begin is dat niet een enorm probleem, maar na verloop van tijd sterven de ouderen. Als de ouderen sterven wonen er geen mensen meer op een plaats en spreekt men van zogeheten “spookdorpen.” In Nederland wonen de mensen dus vooral in de randstad. Nu komt de volgende vraag: waarom wonen de meeste mensen in de randstad? Deze vraag is makkelijk te beantwoorden. In de randstad is er veel werk en je krijgt goed betaald. Zoals u als voorbeeld gebruikt: u verdient ongeveer zeventigduizend euro per jaar terwijl iemand die in de Amsterdamse haven steeds kisten van een boot op een andere boot of van land naar boot of van boot naar land moet zetten, honderdduizend euro per jaar verdient. Huizen zijn er wel duurder! + +Nu gaan we uitzoeken waarom je meer verdient als je heel simpel werk doet, nu wil ik niet zeggen dat in een haven kisten sjouwen simpel werk is, maar je hebt er geen hoge opleiding voor nodig, terwijl als je hoogopgeleid bent en aardrijkskundedocent bent, je minder verdient. Ik heb een aantal sites onderzocht. Allereerst Centraal Bureau Voor De Statistiek. Hier heb ik gevonden dat er wel degelijk meer wordt verdient in de randstad dan in de rest van Nederland, behalve in Rotterdam dan. Ik heb echter geen bruikbare informatie gevonden om mijn vraag te beantwoorden waarom dat zo is. Hierna heb ik gekeken op reddit.com. Op de pagina die ik bezocht, had een persoon een vraag gesteld over het loon van mensen uit de ICT. Hier staat dat iemand die informatiekunde studeert, een startsalaris van drieduizend euro heeft. De meeste mensen die informatiekunde doen, werken onder hun niveau. Ook blijkt dat dat ongeveer evenveel en soms zelfs meer is dan wat een basisarts verdient terwijl die eigenlijk een hogere opleiding heeft. Ik ben er vanuit gegaan dat de persoon die dit geschreven heeft, gelijk had. Dit kan natuurlijk ook niet het geval zijn. Hieronder citeer ik een aantal antwoorden op de vraag: + +“In ict liggen lonen over het algemeen hoger, plus het is ook een vrij brede opleiding. Dat is voor bedrijven aantrekkelijk. Bron: ik doe zelf informatiekunde (groningen) en heb afgelopen jaar redelijk wat carrière gerelateerde activiteiten met mijn vereniging gedaan.” + +“Tja, dit is altijd een lastige discussie met een hoop voors en tegens. Persoonlijk denk ik dat er een hoop artsen zijn die te veel krijgen. Maar laten we eerlijk zijn, ik ben waarschijnlijk niet degene die moet gaan bepalen hoeveel welk beroep moet gaan verdienen. +Maar het punt wat ik nu wel wil maken is dat je het loon van een basisarts niet als maatstaf moet gaan gebruiken voor het loon van een compleet ander ongerelateerd beroep.” + +“Salarisverschillen zijn een gevoelig onderwerp op deze sub, maar er bestaan nu eenmaal grote verschillen in beloningen voor verschillende vaardigheden. +Software wordt steeds belangrijker voor vrijwel elk bedrijf en de vraag naar goede software ontwikkelaars stijgt enorm snel. Er is op dit moment veel meer vraag dan aanbod, en die vraag is veel bedrijven veel geld waard. Ik werk voor een internationaal technologie bedrijf en naar mijn mening is een startsalaris van 3k per maand een absoluut koopje voor een talentvolle software ontwikkelaar met een computer science achtergrond. +In Amerika verdient de median startende software engineer $77k per jaar. Top 25% verdient meer dan $98k en top 10% verdient meer dan $110k. Na die start stijg je ook nog eens heel snel. +https://www.payscale.com/research/US/Job=Software_Engineer/Salary/4fd947de/Entry-Level +In Nederland zijn er ook startsalarissen die substantieel hoger liggen. ING betaalt haar huidige lichting IT trainees bijvoorbeeld 49k per jaar all-in met een redelijk stijl pad omhoog. +Wanneer je naast technische 'hard skills' ook goed in staat bent om samen te werken met anderen (ook niet ontwikkelaars) en dus goede 'soft skills' hebt ben je simpelweg enorm veel geld waard voor veel bedrijven. +Als een sidenote, ik kwam dit vandaag tegen op /r/programming, misschien vind je het interessant: https://nl.reddit.com/r/programming/comments/8phedd/falsehoods_programmers_believe_about_hiring/?ref=share&ref_source=link +Dat allemaal gezegd hebbende. Ga alleen informatiekunde studeren wanneer je het echt interessant vindt. Je gaat uren en uren en uren 'bezig zijn met software' (=/= exclusief programmeren), dat moet je wel echt leuk vinden.” + +Het lijkt misschien alsof ik hier absoluut niets aan heb gehad voor mijn verslag, maar schijn bedriegt. Ik heb niet de exacte reden waarom mensen in de randstad meer verdienen, maar ik heb wel een idee. De antwoorden die op een compleet andere vraag gegeven zijn, kunnen ook verband hebben met mijn vraag. Omdat ik niet echt een specifiek antwoord heb gekregen op mijn vraag, ben ik verder gaan zoeken. Eerst heb ik gekeken op rtlnieuws.nl, waar ik niets vond behalve het artikel: je verdient modaal, maar hoe krijg je dan een huis. Voor mijn vraag heb ik aan dit artikel niets en dus kan ik deze site niet gebruiken. Daarna heb ik gekeken op porterenee.nl, maar daar vond ik niets. Ik vond wel een artikel wat met mijn vraag te maken had, maar het leek me niet betrouwbaar. Na veel onsuccesvolle zoekpogingen, stopte ik met op internet kijken voor antwoord. Ik besloot de vraag zelf te stellen. Zonder opbrengst, want antwoorden waren: “dan kun je net zo goed vragen waarom mensen in Afrika arm zijn en mensen in Europa niet.” +Uiteraard kon ik daar niets mee. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit een onverklaarbaar verschijnsel is, tenzij ik hier verder op inga. Omdat ik daar niet genoeg tijd voor heb, het schijnt lastig te zijn om hierachter te komen, dus ga ik het niet doen. Wel heb ik hier veel van opgestoken. + +De volgende vraag is: wat is ontgroening? Ontgroening is een essentieel onderdeel van ons verslag. Wat is het dan? Nou, dat zal ik uitleggen. In Nederland is er sprake van ontgroening. Vooral in arme landen is er weinig sprake van ontgroening. Omdat de mensen er arm zijn, hebben ze geen dokters. Doordat ze geen dokters hebben, gaan ze eerder dood. Daardoor komen er minder oude mensen bij. Mensen krijgen ook meer kinderen omdat ze anders niet kunnen blijven leven en die komen daar dan wonen. Daarom zie je dat er meer jongeren wonen. Nu is er nog steeds geen antwoord gegeven op mijn vraag: wat is ontgroening? Ontgroening betekent dat er veel jongeren wegtrekken uit een streek. In erg gelovige landen gebeurt dat ook heel weinig omdat de mensen met standplaatsgebondenheid te maken hebben. Later wordt uitgelegd wat dat is. Ontgroening is dus een beetje de oorzaak van vergrijzing: jongeren trekken weg uit een streek; gevolg is dat er veel oudere mensen overblijven. + +Nu een fenomeen uit de vorige alinea: standplaatsgebondenheid. Wat is standplaatsgebondenheid? Standplaatsgebondenheid is dat mensen niet uit hun geboorteplaats weg willen gaan. In gelovige landen is het belangrijk dat je op je eigen plek blijft. Het maakt niet uit als er een kilometer verderop een waterput is en als mensen daarnaartoe verhuizen, ze veel sneller water hebben. Ze blijven op hun eigen plek. Het kan ook zo zijn dat je al je hele leven in Meerssen woont en er gewoon niet weg wil gaan. Dat is ook standplaatsgebondenheid. + +In het begin heb ik het al gezegd: om de vraag te beantwoorden, moeten we eerst een paar andere, simpelere vragen beantwoorden. Eerst komt natuurlijk wat is… dan komt er een fenomeen waarvan we moeten weten wat het is. Daarna komt het verband. Wat heeft ontgroening nu met vergrijzing te maken? Wat hebben die twee met overbevolking te maken? Uiteindelijk kun je op die manier de vraag oplossen. Het is niet veel werk, maar je moet er wel zin in hebben. Nu dus de vraag: wat is overbevolking? De naam zegt het al een beetje: overbevolking. Er is teveel bevolking. Met andere woorden: er wonen teveel mensen op een plaats. We spreken nu wel van vergrijzing en ontgroening in Nederland, maar er is ook sprake van overbevolking. In Nederland en België wonen soms wel zeshonderdvijftig mensen per vierkante kilometer. In andere delen van Europa is dat veel minder. Toch hebben we het hier niet slecht. Hoe komt het dan dat er in Nederland en België veel meer mensen wonen dan in de rest van Europa en zelfs de wereld? Om dat uit te zoeken heb ik weer eenzelfde project gemaakt als bij de vraag waarom mensen in de randstad meer verdienen dan op andere plaatsen in Nederland. Ik heb het eerst op internet opgezocht. Eerst keek ik op de site: republiekalochtonie.nl. Ik vond er een artikel over allochtonen in Nederland. Er wonen erg veel allochtonen in Nederland, vooral uit Polen, maar ook uit andere landen. De reden daarvoor is dat het gastarbeiders zijn. Ze werken in Nederland en doen het werk wat mensen in Nederland zelf niet willen doen omdat ze hoogopgeleid zijn. Dit zou een reden kunnen zijn waarom er in Nederland zoveel mensen wonen: misschien wonen er gewoon veel buitenlanders. Om het zeker te weten, heb ik ook opgezocht hoeveel buitenlanders er in andere landen wonen. Ik heb gekeken op flipvandyke.nl. Het was een goede site en alle landen stonden op een rijtje in procenten. Uitgaand van de procenten, is Nederland niet zo dichtbevolkt met allochtonen. Nederland staat op de vijftiende plek in de lijst met negenentwintig landen met elf komma vijf procent. Het probleem is dus niet dat er zoveel allochtonen wonenden Nederland. Daarom keek ik even op andere sites. Ik heb op scholieren.com gekeken. Er stond een artikel over asielzoekers. Ik heb er niets aan gehad omdat er geen statistieken instaan en omdat ik het niet kan vergelijken met andere landen. Ik heb nog op een aantal sites gekeken, maar heb niets gevonden. + + +Vergrijzing +Vergrijzing is een moeilijk woord dat betekent dat de gemiddelde leeftijd van de bevolking in een land stijgt. Dit gebeurt nu in Nederland, er zijn dus steeds meer oudere mensen in ons land en steeds minder kinderen en werkende mensen. De vergrijzing wordt de komende jaren erger en bereikt in Nederland in 2039 haar hoogtepunt met 4,6 miljoen inwoners die 65 jaar of ouder zijn. + +De oorzaken van de vergrijzing + +De vergrijzing heeft een aantal oorzaken. +Mensen worden steeds ouder, de levensverwachting neemt toe. +Er worden minder kinderen geboren dat vroeger. +Na de tweede wereld oorlog was de babyboom, er werden toen erg veel kinderen geboren. Iedereen die toen geboren is is nu oud. +Al lange tijd komen er veel buitenlanders naar Nederland om hier te wonen, deze mensen worden nu ook oud is ons land. +De gevolgen van de vergrijzing + +Doordat een steeds groter deel van de bevolking in Nederland ouder is dan 65 veranderen er een aantal zaken. Alle mensen in Nederland gaan als zij ongeveer 65 jaar zijn met pensioen. Als je met pensioen gaat krijg je geld van de overheid om van te kunnen leven, omdat je nu geen geld meer verdient. Nu er steeds meer mensen zijn die met pensioen gaan, kost dat de overheid erg veel geld. Ook zijn oudere mensen vaker ziek dan jonge mensen en soms kunnen ze niet meer zelfstandig wonen en gaan zij naar een verzorgingstehuis. De overheid betaald deze zorginstellingen, omdat deze nu meer nodig zijn kost dat de overheid meer geld. +De overheid kan al dit soort dingen betalen, doordat wij als we werken steeds een beetje van onze loon afstaan aan de belasting. Nu een steeds groter deel van de bevolking met pensioen is en niet meer werkt, is er een steeds kleiner wordend deel van de bevolking wat nog wel werkt die belasting betalen. De overheid moet meer betalen nu er meer oudere mensen zijn, maar krijgt minder geld binnen nu de verhouding tussen de werkende en de niet werkende veranderd. Deze verhouding noem je de Grijze druk. +Ook zullen er in de inrichting van ons land zaken veranderen. Nu er minder kinderen geboren worden zijn en minder scholen nodig dan vroeger, maar er zijn juist wel weer meer verzorgingstehuizen nodig door het groeiende aantal ouderen is ons land. Veel jonge mensen willen graag in de stad wonen. Zij verhuizen vanuit de dorpen naar de stad. De ouderen blijven vaak in de dorpen wonen. Hierdoor zullen de verschillen tussen de stad en het dorp erg toenemen. Als de ouderen overlijden zal het dorp leeg komen te staan. +Hoe kunnen we het beste met deze gevolgen omgaan? + +De vergrijzing zorgt ervoor dat er zaken gaan veranderen in ons land. Als we niks veranderen, zal de overheid straks niet voldoende geld hebben om alles te betalen en zullen er te weinig zorgvoorzieningen zijn. Ook zullen er scholen zijn met of heel weinig leerlingen, of er moeten scholen dicht en de gebouwen blijven dan leeg staan. Dit mag natuurlijk niet gebeuren, er zullen dus aanpassingen moeten worden gedaan. +Om ervoor te zorgen dat de overheid alle voorzieningen (onderwijs, geld om de pensioen te betalen, verzorgingstehuizen enz.) kan blijven betalen moeten er zaken veranderen. Een mogelijke oplossing is mensen later met pensioen laten gaan. Hierdoor krijgt de overheid langer belasting binnen en hoeven zij de mensen pas later geld te betalen voor hun pensioen. +Ook moet er in de inrichting van het land het één en ander veranderen. De steden worden steeds drukker hierdoor zullen er huizen en scholen bijgebouwd worden. De dorpen worden rustiger en hier wonen vaak oudere mensen. In de dorpen zouden leegstaande school en winkelpanden omgebouwd kunnen worden tot verzorgingstehuizen en andere vormen van zorgvoorzieningen. +Door de vergrijzing moeten er dus een aantal zaken veranderen. Dit zijn lastige beslissingen die de overheid maakt. Mensen moeten altijd wennen aan veranderingen, daarom zou het het beste zijn als deze veranderingen stap voor stap worden doorgevoerd. + +Vergrijzing en ontgroening. + +bevolkingssaldo stijgt/daalt: +1. baby's worden geboren/ mensen sterven +2. immigranten vestigen zich/ emmigranten vertrekken + +Na WOII was de bevolking sterk gegroeit. + +Vruchtbaarheidscijfer: +gem. 2,1 kinderen per vrouw om bevolking op peil te houden +lukt niet --> laat moederschap in NL (29,5 jaar) + +door: +1. ontwikkeling van 'de pil'. +2. religie (katholieke kerk stimuleerde komst van veel kinderen, niet niet meer zo veel) + +ontgoening = aantal jongeren neemt af (0-19) + +vergrijzing = aantal ouderen neem toe (65+) + +door: +1. minder kinderen is relatief meer ouderen +2. 'babyboom'-generatie +3. levensverwachting vergoot (betere gezondheid) + +Demografische druk: +grijze druk = druk van de niet productieve boven de 65 jaar op de productieven. +groene druk = " " " " " onder de 18 jaar " " " + +afname van de bevolking = demografische krimp + +Overbevolking + +Het verloop van de bevolkingsgroei volgens Thomas Malthus en volgens Pierre-François Verhulst +Overbevolking (synoniem: overpopulatie) is een begrip dat gebruikt wordt om aan te geven dat er te veel mensen wonen, leven of aanwezig zijn in een land, gebied, stad, op een bepaalde plaats, en op wereldschaal, en dit problemen met zich meebrengt. Deze problemen kunnen zowel fysiek (praktisch) als mentaal (gevoelsmatig) van aard zijn. Na Thomas Malthus in de 19e eeuw was het in de jaren 70 van de 20e eeuw de Club van Rome die de noodklok luidde over het probleem van overbevolking. + +Inhoud +Ecologisch begrip Bewerken + +In de ecologie is er sprake van overbevolking als een soort de draagkracht van haar habitat uitput. Meestal verwijst de term specifiek naar de verhouding van menselijke bevolking tot de planeet Aarde. Het gaat hierbij niet om het aantal mensen of dieren maar om de verhouding tussen het aantal dieren of mensen in vergelijking met de middelen die zij moeten hebben om te overleven. + +Als een bevolking 10 mensen omvat, maar er is slechts genoeg voedsel voor 9 mensen, dan is er sprake van overbevolking op basis van de voedselvoorziening. Als een bevolking 100 miljard mensen telt, terwijl er voedsel genoeg is voor 200 miljard, dan is er geen sprake van overbevolking op het gebied van voedselvoorziening. Andere belangrijke middelen van bestaan zijn: schoon water, voedsel, huisvesting, warmte, akkerland, werkgelegenheid, toegang tot onderwijs, brandstof, elektriciteit, geneeskunde, goede riolering en huisvuilbeheer, en vervoer. + +Bevolkingsdruk Bewerken + +1rightarrow blue.svg Zie ook Wereldbevolking en Bevolkingsgroei +In 1804 waren er 1 miljard mensen op Aarde. In 1960, iets meer dan 150 jaar later, was dit aantal opgelopen tot 3 miljard mensen. Van 5 tot 6 miljard mensen duurde 12 jaar. Wereldwijd leefden er anno 2015 ruim 7 miljard mensen op aarde. De vraag is in hoeverre dit aantal nog zal toenemen en wat de milieudruk van zo'n grote gemeenschap op de Aarde is. + +Sinds de industriële revolutie is de wereldbevolking in meer dan exponentiële mate toegenomen. Deze groei werd gestimuleerd door wetenschappelijke en industriële doorbraken. De snelle ontwikkelingen van technologieën, hogere productie van voedsel, het gebruik van nieuwe medicijnen en andere factoren leidden ertoe dat de levensverwachting van mensen omhoog ging en de bevolking snel toenam. De groei van de bevolking en de levenswijze die we er op hebben nagehouden, gaat gepaard met het verbruik van makkelijk beschikbare grondstoffen zoals de fossiele brandstoffen. Aangezien de vraag naar fossiele brandstoffen toeneemt omdat de wereldeconomie- en bevolking groeien, wordt het milieu steeds meer belast. Het effect dat we als mensheid op het milieu hebben wordt aan de hand van een formule beschreven in het boek De Bevolkingsexplosie van Paul R. Ehrlich: + +I += +P +⋅ +A +⋅ +T +{\displaystyle I=P\cdot A\cdot T} +met daarbij: + +I het effect op het milieu door consumptie van de mens +P de grootte van de bevolking +A de consumptie per hoofd van de bevolking +T de technologische factor +Om te voorkomen dat de impact groter wordt door het groeien van de bevolking en het toenemen van consumptie (P*A) moet de mens de draagkracht van de Aarde in evenwicht houden om een bepaalde hoeveelheid mensen en hun activiteiten te kunnen blijven dragen. Technologische ontwikkelingen zouden ervoor kunnen zorgen dat er meer mensen op aarde kunnen leven. Daardoor is het begrip overbevolking relatief en constant aan verandering onderhevig.[1] + +Voorbeelden van een ontspoord evenwicht tussen bevolking en grondstoffen vindt men terug op het geïsoleerde Paaseiland. In 1722 ontdekte de Nederlander Jacob Roggeveen het Paaseiland en trof er twee- tot drieduizend bewoners aan. De bevolking kan echter twee eeuwen eerder uit tienduizend tot vijftienduizend mensen bestaan hebben die woonden op een overwegend bebost eiland. Aangenomen wordt dat de beschaving van Paaseiland in een neerwaartse spiraal is terechtgekomen, als gevolg van overbevolking, totale ontbossing en uitputting van zijn beperkte natuurlijke grondstoffen. + +De theorie van Malthus Bewerken + +Vroeg in de 19e eeuw schreef Thomas Malthus dat, indien de menselijke bevolking zou blijven groeien met dezelfde snelheid als toen, zij te groot zou worden om van voldoende voedsel te worden voorzien. Hij stelde dat de bevolking exponentieel groeit, terwijl de middelen lineair groeien. De bevolking zou door massahongersnood en verhongering worden geteisterd. Malthus bepleitte geboorteregeling, door "morele terughoudendheid", om dit te vermijden. Doordat de bevolking de draagkracht overschrijdt, neemt het aantal af door het gebrek aan voedsel en andere bestaansmiddelen. Zodoende ontstaat er een nieuw evenwicht. In de loop van de twee honderd jaar die volgde heeft hongersnood vele gebieden op aarde getroffen. De verdedigers van deze theorie verklaren dat dit voorbeelden van de Malthusiaanse catastrofe en het Malthusiaans plafond waren. + +Alternatieve visies Bewerken + +Andere studies tonen aan dat het huidige bevolkingsniveau van meer dan 6,9 miljard (eind 2010)[2] door huidige middelen kan worden gesteund, of dat de wereldwijde bevolking tot tien miljard kan groeien. De veronderstellingen die aan deze stellingen ten grondslag liggen worden echter sterk bekritiseerd. In elk geval hebben vele verdedigers van geboortebeperking gesteld dat hongersnood niet het enige probleem van overbevolking is. Deze critici wijzen op het uiteindelijke tekort aan energiebronnen en andere natuurlijke rijkdommen, en het risico van ernstige overdraagbare ziekten (zoals aids of SARS) bij een hoge bevolkingsdichtheid. Een ander gevaar is oorlog over schaarse middelen zoals landgebied en water. + + + + + +Ontgroening: ontgroening is als er weinig/geen jongeren meer in een gebied zijn omdat ze wegtrekken naar andere gebieden meestal dichtbij een stad. + +Dit is een klein verslag over hoe ontgroening en vergrijzing kunnen ontstaan: + +Geboorteoverschot. +1 De hygiëne verbetert. De gezondheidstoestand verbetert. Het geboortecijfer +verandert niet direct. Het sterftecijfer daalt. + +Geen invloed op de hygiëne. De gezondheidstoestand verbetert. Het geboortecijfer verandert niet direct. Het sterftecijfer daalt. +De hygiëne verandert niet. De gezondheidstoestand wordt niet beïnvloed. Het geboortecijfer daalt. Het sterftecijfer verandert niet. +De hygiëne verandert niet. De gezondheidstoestand verslechtert. Het geboortecijfer verandert niet direct. Het sterftecijfer stijgt. + + +2 + +50 jaar +B +1918: Spaanse griep, geboorteoverschot +1940: invloed Tweede Wereldoorlog, geboorteoverschot + +1947: babyboom, geboorteoverschot + +1964: eerste invloed anticonceptiepil, geboorteoverschot + +2050: bevolking krimpt, sterfteoverschot + + + +3 + +Minimaal 66 jaar en maximaal 74 jaar. +Het aantal sterfgevallen is groot, omdat de babyboomgeneratie langzaam uitsterft. Het aantal geboorten blijft laag. Daardoor ontstaat er een sterfteoverschot. + + +4 + +Door vergrijzing maken mensen meer gebruik van de gezondheidszorg. Om de kosten te verminderen moeten mensen meer zelf betalen. +Door vergrijzing nemen de kosten van de AOW toe. Door langer te werken hoeft er minder te worden betaald. +Door ontgroening en vergrijzing komen er steeds minder mensen die kunnen werken. Door langer te werken neemt het aantal arbeidskrachten toe. +Door ontgroening en vergrijzing krimpt de bevolking. Om de bevolking niet te hard te laten dalen moeten er meer kinderen worden geboren. + + +5 + +a In Nederland gaan de meeste jongeren pas werken vanaf 20 jaar en ouder, en veel mensen stoppen met werken op de leeftijd van 65 jaar. b Zin B en D zijn juist. + + + +6 + +ab Bevolkingsgrafiek links: meer vergrijzing – meer ontgroening – 2025 – toekomst + +Bevolkingsgrafiek rechts: 2005 – een groter deel van de bevolking kan werken – verleden c De gemeente moet plannen voor de toekomst maken. Zoals: zijn er nieuwe scholen en speelplekken nodig, of juist voorzieningen voor ouderen? De gemeente wil weten of er huizen moeten worden gebouwd. En als er huizen nodig zijn, wonen daar dan jonge gezinnen in, of juist oudere mensen? + + + +7 + +In Drenthe, Limburg en Zeeland. +In Flevoland is de bevolking in de afgelopen tientallen jaren het snelst gegroeid, er zijn meer jonge gezinnen. c Hoe meer bejaarden er in een gebied wonen, hoe hoger het sterftecijfer is. + + +8 + +Job woont in Amsterdam. Daar is de bevolkingsdichtheid meer dan 2500 inwoners per km². In de woonplaats van de oma van Job (Doodstil) wonen minder dan 250 inwoners per km². De +bevolkingsdichtheid van Amsterdam is dus groter dan die van Doodstil. + +Op de foto van Amsterdam zie je dat de verkeersdrukte veel groter is dan op de foto van Doodstil. + +Veel jonge mensen uit de rest van Nederland verhuizen naar de Randstad. De oudere mensen blijven vaak achter. +In de Randstad liggen veel grote steden. Daar is veel werk. Er is veel werk dankzij de goede verbindingen via zee- en luchthavens, spoorwegen, waterwegen en autosnelwegen. + + + + +1.8 Emigratie en immigratie + + +1 + +Iemand van wie minstens een van de ouders in het buitenland geboren is. +A 9,1%; B 11,2%; C 20,8%; D 2,6%. +Het totaalaantal allochtonen in Nederland is 20,3%. Twintig procent is een vijfde deel. De bewering is juist. +Vergeleken met heel Nederland heeft Hulst een groter aandeel westerse allochtonen en een kleiner aandeel niet-westerse allochtonen. +Hulst ligt in Zeeland, vlak bij de Belgische grens. In Hulst wonen veel Belgen. Belgen rekenen we tot de westerse allochtonen. + + +2 + +a Samira: allochtoon, niet-westerse allochtoon + +Cis: autochtoon + +Jonathan: allochtoon, westerse allochtoon + +Aisha: autochtoon b Voorbeeld van een eigen antwoord: Ik ben Lotta. Ik hoor tot de groep allochtonen, want mijn moeder is in Zweden geboren. Ik ben dus een westerse allochtoon. + + + +3 + +Ivana heeft gelijk. +Je kunt aan iemands uiterlijk, zoals huidskleur, niet zien of de ouders zijn geboren in een land in Afrika, Latijns-Amerika of Azië. + + +4 + +1 gezinshereniging, arbeidsmigrant +gezinsvorming +arbeidsmigrant +Voorbeeld van een pullfactor: in Nederland is werk – in Nederland woont Tofik. +Voorbeeld van een pushfactor: in het geboorteland van Tofik is gebrek aan werk – de vrouw en kinderen van Tofik willen bij hun man en vader zijn. + + + +5 + +Onjuist. In 2009 kwamen er in totaal 42 200 niet-westerse immigranten in Nederland bij. Dat is 116 mensen gemiddeld per dag. Dat zijn dus geen honderden. +Onjuist. Voor slechts 10 procent van de nieuwe Nederlanders was werk de belangrijkste reden voor immigratie. +Juist. Meer dan de helft van deze nieuwkomers zoekt asiel in Nederland. +Onjuist. In 2009 is gezinsvorming duidelijk minder belangrijk dan in 2005. +6 + +In 2010 is Nederland een immigratieland. Het aantal immigranten (154 400) is groter dan het aantal emigranten (121 400). +In de jaren 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007. + + +7 + +Remigratie is de terugkeer van migranten naar hun land van herkomst. In de tabel zie je dat er duizenden Nederlanders naar Nederland terugkeren. Er is dus sprake van remigratie. +Er komen vooral westerse immigranten. In 2011 kwamen er in totaal 160 300 immigranten. Het aantal immigranten uit Europa was 102 300. Alleen die migranten zijn er ruim meer dan de helft westerse immigranten. + + +8 + +Rotterdam maakt zich zorgen over concentratie Bulgaren in Oud-Mathenesse + +Lage huren in wijken met achterstand in onderhoud + +Werk in havens aantrekkelijk voor Oost-Europeanen + +Segregatie maakt taalachterstand Bulgaren groter + + + +9 + +De zinnen 1, 2, 4 en 6 zijn juist. + + + +1.9 Nederland krimpt en verkleurt + + 1 + +a De grootte van de bevolking, de bevolkingsopbouw en de bevolkingsspreiding van een land. b Regering en gemeenten moeten bijvoorbeeld besluiten of er nieuwe scholen, ziekenhuizen en woonwijken nodig zijn. Ook moeten ze besluiten waar die voorzieningen worden gebouwd en hoe groot ze moeten zijn. Daarvoor moet je weten hoe groot de bevolking is, of de bevolking oud of jong is en waar de bevolking groeit of juist afneemt. + + + +2 + +Het aantal ouderen neemt toe +Het geboortecijfer daalt +7 Het sterftecijfer stijgt + +13 Het jaar 2040 + +12 De maximale vergrijzing is bereikt (blauw omcirkelen) + +10 Het hoogste aantal inwoners is bereikt (blauw omcirkelen) + +6 Het aandeel ouderen daalt licht (rood omcirkelen) + +8 De bevolking krimpt (rood omcirkelen) + + + +3abc + + + +oplossingen + +maatregelen + +1 immigratie buitenlandse arbeidskrachten + +buitenlandse studenten moeten makkelijker in +Nederland studeren + +minder strenge migratiewet +2 meer mensen aan het werk + +kinderopvang gratis +later stoppen met werken +3 groter gezin stimuleren + +kinderopvang gratis +meer kinderbijslag voor het derde kind + + +d Oplossing 'Meer mensen aan het werk'. Dat ouders meer betalen voor kinderopvang gaat deze oplossing weer tegen. + + + +4ab + +Foto 1: Zeeuws-Vlaanderen – krimp – randen van Nederland – jongeren trekken uit dit deel van het land weg – vergrijzing – toename sterftecijfer. + +Foto 2: Flevoland – westen van Nederland – groei – jongeren gaan in dit deel van het land studeren – groei door immigratie. + +5 + +1 ouderen (65 jaar en ouder); 2 percentage 65-plussers; 3 jongeren (0- tot 19-jarigen); 4 percentage 0- tot 19-jarigen. +Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Het aandeel ouderen in de gemeente waar mijn school staat is 19-27 procent. Het aantal 65-plussers in Nederland is volgens bron 37 ruim 15 procent. Het aandeel +ouderen in mijn schoolgemeente is dus hoger dan gemiddeld in Nederland. + +Hoe groter het aantal 65-plussers in een gemeente, hoe groter de bevolkingsafname of - krimp. + + +6 + +Het percentage autochtonen in de Nederlandse bevolking neemt af en het percentage allochtonen in de Nederlandse bevolking neemt toe. + + + +7 + +Vertrek naar binnenland. +Het gaat om allebei. Als mensen vanuit Utrecht verhuizen naar een plaats in de buurt, dan is er sprake van suburbanisatie en van binnenlandse migratie. Als mensen verhuizen naar een plaats verder weg in het land, dan is er geen sprake van suburbanisatie maar wel van binnenlandse migratie. c Groeigemeente. +Het aantal allochtonen in Nederland neemt toe. De groep niet-westerse allochtonen groeit naar verwachting het snelst. Vooral in grote steden groeit de groep allochtonen snel. +Immigratie is groter dan de emigratie, geboorte is kleiner dan sterfte, en er is een klein vertrek naar het binnenland. + + +WORK IT OUT 1 + + + +1 + +Usquert – de letter is T +België – de letter is B +A3 – de letter is A +Register van topografische namen – de letter is R +Ulrum – de letter is U +Rio Grande – de letter is E 7 Busselton – de letter is L 8 Tanzania – de letter is I +Mekong – de letter is G +Sápmi – de letter is S + + +Het woord is: atlasgebruik + + + +2 + +Zimbabwe: 4 +Niger: 3 + +Uganda: 6 + +Burundi: 13 + +Oekraïne: 10 +Estland: 8 + +Bulgarije: 1 + +Verenigde Arabische Emiraten: 5 +Bahrein: 11 + +Jordanië: 2 + +Irak: 7 +Indonesië: 9 + +Vietnam: 12 + + + + + +3 + +a 1 bevolkingsspreiding + +bevolkingsgrafiek +bevolkingsdichtheid +natuurlijke bevolkingsgroei +geboortecijfer +sterftecijfer +gemiddelde levensverwachting +buitenlandse +immigranten +emigranten +urbanisatie +push +pull b A piramidevorm, arme +klokvorm +uivorm, rijke +Oost; omdat daar veel mensen overlijden aan aids +1 dat aanzien geeft; 2 kinderen werken; 3 er minder mogelijkheden zijn om geboorten tegen te gaan; 4 veel kinderen sterven +1 economische redenen; 2 sociale redenen; 3 politieke redenen; 4 ecologische redenen + + +WORK IT OUT 2 + + + +1 + +Bij tekening 1 (Cibor) horen in ieder geval deze begrippen: arbeidsmigrant, vergrijzing, westerse allochtoon. + +Je mag ook gebruiken: push en pull. + +Bij tekening 2 (Akuba) horen in ieder geval deze begrippen: push en pull, niet-westerse allochtoon, vroeger deel van Nederland. Je mag ook gebruiken: arbeidsmigrant. + +Bij tekening 3 (Murat) horen in ieder geval deze begrippen: niet-westerse allochtoon, gezinsvorming, segregatie. Je mag ook gebruiken: push en pull. + + + +2 + +Van boven naar beneden: vergrijzing – Nederlandse kolonie – terugkeer ouderen – bevolkingsgroepen – emigratie – vluchteling – buitenland – minder kinderen per gezin – emigratieland – remigratie. +1 push en pull, 2 bevolkingsgroei, 3 sociale migratie, 4 natuurlijke bevolkingsgroei, +5 bevolkingsopbouw, 6 binnenlandse migratie, 7 buitenlandse migratie, 8 vergrijzing, 9 vluchteling, 10 demograaf + + + +3 + +onjuist: westerse +juist +juist +onjuist: ecologische +onjuist: urbanisatie + + + +Igor Dodon is de president van Moldavië en spreekt maar liefst 4 talen. Ik weet niet zeker wat hij met dit onderwerp te maken heeft, maar we zeggen gewoon dat hij heel veel doet tegen vergrijzing en ontgroening. + +Igor Dodon (geboren op 18 februari 1975 in Sadova) is de huidige president van Moldavië. Sinds 23 december 2016 is hij president van Moldavië als opvolger van Nicolae Timofti. Daarvoor was hij minister van Handel en Economie en lid van het Moldavische parlement. Hij was voordat hij president werd lid van de Partij van Socialisten van de Republiek Moldavië. Hij wordt gezien als een pro-Russisch politicus. Zo stond hij aan de kant van Rusland na de Krimcrisis en hij is tegenstander van toenadering tot de Europese Unie. Ook vindt hij dat Moldavië een federatie moet worden, waarin Gagaoezië en Transnistrië veel zelfbestuur hebben. Ook wilde hij de vlag van Moldavië veranderen. +Dodon studeerde economie in Chisinau. Hij is getrouwd en heeft drie kinderen. Hij spreekt Roemeens (of Moldavisch, hoe je het wilt noemen), Russisch, Frans en Pakistaans. No just kidding, geen Pakistaans. + +Ondanks berichten over gewelddadige en vernederende excessen melden zich deze dagen opnieuw talloze studenten vrijwillig bij het corps. Daar kunnen ze vast oefenen voor de neoliberale maatschappij waarin de zwakke moet boeten en de sterke moet zegevieren. + +Thijs Lijster +5 september 2018 – verschenen in nr. 36 + + +Ontgroening van studenten bij de – christelijke – Navigators Studentenvereniging Amsterdam (NSA) op het Waterlooplein, Amsterdam, 2012 +© Amaury Miller / HH +Het academisch jaar is begonnen en dat betekent dat weer een nieuwe lichting aspirant-leden of ‘feuten’ wordt geïnaugureerd bij de studentencorpora in Nederland. Tenminste, mits zij de ontgroeningsperiode hebben doorstaan. Die ontgroening werd dit jaar ongetwijfeld extra scherp in de gaten gehouden, zowel door de presidia van de verenigingen zelf als door de buitenwacht – universiteitsbestuurders en media. De Rijksuniversiteit Groningen besloot afgelopen voorjaar de bestuursbeurzen voor het corps Vindicat atque Polit (‘Handhaaft en Beschaaft’) definitief in te houden, omdat geweldsincidenten niet waren gemeld. Maar ook andere corpora kregen kritiek en soms sancties opgelegd van hun universiteiten, naar aanleiding van de uitzending van het BNN-programma Rambam, waarin met verborgen camera was vastgelegd en in interviews werd verteld hoe aspirant-leden werden toegeschreeuwd, bespuugd, gedwongen werden te eten en zelfs klappen kregen. + +Zo terecht als de publieke verontwaardiging is bij de onthulling van dergelijke incidenten, zo opmerkelijk is het dat er steeds weer van ‘incidenten’ wordt gesproken. Want gaat het hier niet om een structureel probleem? Een kleine greep uit de recente geschiedenis. + +In 1997 drinkt een aspirant-lid van Vindicat een liter jenever, waarop hij een epileptische aanval krijgt, stikt, en overlijdt. In 2000 slaan zelfbenoemde ‘kampcommandanten’ van het Rotterdamse Studenten Corps aspirant-leden met hockeysticks en honkbalknuppels. Ook mogen de studenten tijdens de ontgroening een half etmaal geen water drinken, waarna ze met hun hoofd in een toiletpot geduwd worden. In 2001 loopt een student van de Groningse vereniging Albertus Magnus (officieel geen corps, maar in de praktijk net zo berucht) ernstige brandwonden op na een soort ringsteekspel met kopjes brandende spiritus. + + +Ontvang dagelijks De Groene nieuwsbrief +Onafhankelijk en onbevreesd. Sinds 1877. + + + +In 2002 verbreken de Universiteit en Hogeschool Utrecht tijdelijk de banden met Veritas en Unitas, omdat studenten tijdens de ontgroening uitwerpselen in hun haar kregen gesmeerd en de schoenen van ouderejaars moesten likken. In 2005 ligt een aspirant-lid van Albertus Magnus twee dagen in coma na het drinken van zes liter water. In 2007 worden studenten van Unitas gedwongen een levende goudvis door te slikken. En in 2016 loopt een aspirant-lid van Vindicat hersenletsel op nadat een ouderejaars tijdens de ontgroening op zijn hoofd ging staan. + +Wat volgt heeft intussen een bijna ritueel karakter gekregen: publieke verontwaardiging, sancties van de universiteitsbesturen, een ‘praeses’ die door het stof gaat en een ‘cultuurverandering’ belooft, die er echter nooit kwam en er voorlopig ook niet zal komen. Want inmiddels mag toch duidelijk zijn dat psychologisch en fysiek geweld net zozeer aan de corpora kleven als, pak ’m beet, kindermisbruik aan de rooms-katholieke kerk of integriteitsschandalen aan de VVD. En dit waren nog slechts de excessen rondom de ontgroeningen. Dan hebben we het nog niet eens over het wangedrag in het uitgaansleven, het elitarisme en de minachting voor het ‘plebs’, en het seksisme van de ‘bangalijsten’ en het slutshamen. + +Over de ontgroeningen werd op diverse opiniepagina’s betoogd dat ze ‘niet meer van deze tijd’ waren, en de verenigingen zelf een anachronisme. Hoewel dergelijke kritiek past in een publiek debat dat egalitarisme hoog in het vaandel heeft en waarin de uitspattingen van de witte man terecht niet langer getolereerd worden, is het vooruitgangsoptimisme dat hieruit spreekt misplaatst. Volgens mij is het tegendeel waar en past het corps met zijn ontgroeningen perfect bij deze tijd. Veelzeggend is dat de corpora ondanks de negatieve publiciteit onverminderd populair blijven, ja zelfs groeien. In 2017 verwelkomde Vindicat meer leden dan ooit, en ook de aanmeldingen bij de verenigingen in Rotterdam en Leiden namen toe. Het roept de vraag op wat iemand ertoe beweegt zich vrijwillig aan een dergelijk regime te onderwerpen. + +*** +Van oudsher fungeert de studentenvereniging als een soort tussenstadium om de overgang van kindertijd naar volwassenheid soepel te laten verlopen. Ver weg van paps en mams, in de grote stad – het levert een ongebreidelde vrijheid op, maar zorgt ook dikwijls voor gevoelens van ontheemding en eenzaamheid. Het corps biedt het beste van twee werelden: een nieuwe familie met bijbehorende verbondenheid en geborgenheid, maar zonder gezeur aan je kop. De ontgroening, de rite de passage waarmee toegang tot deze familie verkregen moet worden, heeft dan ook twee functies: een drempel opwerpen om het koren van het kaf te scheiden (wil het aspirant-lid wel graag genoeg?) en nieuwe verbondenheid creëren, de verbroedering die optreedt wanneer je met elkaar moet afzien in een afgeschermde omgeving. + +Het corps biedt het beste van twee werelden: een nieuwe familie met geborgenheid, maar zonder gezeur aan je kop +Dit zorgt er tegelijk voor dat de inzet vanaf het begin erg hoog is. Vanaf de eerste dag van je studietijd staat je hele sociale leven in het teken van het corps. Tijd om er andere contacten op na te houden is er nauwelijks, en liefdespartners kunnen dan ook het best maar binnen ‘de club’ gevonden worden. Het corps vormt zo een gesloten, in zichzelf gekeerde wereld, met eigen, deels geheime tradities en gebruiken, waarvoor het individu zich nooit naar buiten hoeft te verantwoorden. Verantwoording afleggen vindt slechts plaats binnen de club – de hierboven opgesomde excessen werden door de corpora telkens zo lang mogelijk geheim gehouden en waar mogelijk afgehandeld middels een intern ‘rechtssysteem’. + +Martje van der Brug schreef over haar tijd bij het corps een roman, Zo doen we dat hier (2018), waarin ze het vergeleek met een totalitair systeem en met religieus fundamentalisme: er heerst een grote angst om buiten de boot te vallen, leden passen zowel hun gedrag als hun interesses aan om erbij te horen en andersdenkenden worden buitengesloten. Wat Dostojevski zei over de mens geldt zo a fortiori voor de corpsstudent: ‘[Hij] heeft geen kwellender zorg dan iemand te vinden, aan wie hij zo gauw mogelijk dat geschenk der vrijheid, waarmee dat ongelukkige schepsel ter wereld komt, kan overdragen.’ + +De sterke verbondenheid leidt tot minachting of zelfs agressie naar hen die niet tot het corps behoren (de ‘knorren’). De beroemde sketches van Jiskefet toonden dit even hilarisch als schrijnend, met het pestgedrag van de heren Kamphuis, Kerstens en Van Binsbergen tegen mensen van vooral lagere sociale afkomst: ze pissen vanuit hun venster over straatwerkers, smijten een pizzabezorger uit het raam en vernederen de volkszanger Melvin (een hartverscheurende rol van Kees Prins) die ze zelf voor een privé-optreden hebben uitgenodigd in de skybox van de Amsterdam Arena. De meest tragische figuur uit de sketches van Jiskefet was trouwens niet Melvin, maar een van de studenten zelf, Van Binsbergen (Michiel Romeyn), de zwakste in de groep – brilletje, iets te dik, slecht gebit – en daarom voortdurend het pispaaltje van de andere twee heren. + +Natuurlijk is dit satire (die overigens nog het meest werd gewaardeerd door het doelwit ervan, de corpsstudenten), maar dat het niet uit de lucht gegrepen is, bleek wel weer toen afgelopen jaar studenten van Vindicat een ravage aanrichtten in een sushirestaurant, waar ze met bierglazen gooiden, gordijnen naar beneden trokken en tegen de muur aan pisten. + +Wat brengt gemiddeld welopgevoede en intelligente studenten ertoe dergelijk gedrag te vertonen? In de discussies over de ontgroeningen werd meer dan eens een vergelijking gemaakt met het beruchte Stanford Prison Experiment, het sociaal-psychologisch experiment uit 1971 waarin studenten de rol van bewaker en gevangene kregen toebedeeld, en dat vroegtijdig moest worden afgebroken vanwege excessief geweld en onverantwoorde psychische stress onder de deelnemers. Onderzoeksleider Philip Zimbardo suggereerde dat zijn experiment bewees dat de mens van nature slecht was; dat in ieder mens een psychopaat schuilgaat, wanneer je het dunne laagje beschaving ervan afpelt. + +Maar zoals Rutger Bregman onlangs terecht opmerkte bij De Correspondent leert het experiment veeleer dat mensen zich plooien naar de rol die van ze verwacht wordt, en dat we ons gedrag en onze morele grenzen aanpassen aan een bepaalde sociale structuur. De misdragingen van de bewakers kwamen immers, zoals uit later onderzoek bleek, niet spontaan tot stand: ze hadden van Zimbardo specifieke instructies gekregen hoe ze de gevangenen moesten provoceren en kleineren. Bovendien had Zimbardo geen willekeurige mensen van de straat geplukt, maar voor de rol van bewaker narcistische en potentieel agressieve types geselecteerd, in de hoop op een interessant verloop van het experiment. Dit is een andere les van het Stanford Prison Experiment: dat een sociaal systeem bepaalde karaktereigenschappen kan stimuleren of juist kan onderdrukken. + +Het is niet moeilijk dit te vertalen naar de ontgroeningen, en naar het corps als geheel. Schep een sociale hiërarchie en de lagere kaste zal geminacht worden. Benoem iemand tot ‘kampcommandant’ en hij zal zich als zodanig gaan gedragen. Geef iemand de uitdrukkelijke opdracht een ander te vernederen, en hij zal grensoverschrijdend gedrag gaan vertonen, zeker wanneer het ontbreekt aan toezicht. Bovendien zal dit soort klusjes extra aantrekkelijk zijn voor types die toch al een neiging hebben tot machtswellust en agressie. Vervolgens is het een kwestie van tijd voordat zich excessen voordoen. Het maakt dat aan de verbaasde verontwaardiging over geweldsincidenten, alsook over de ‘slettenliederen’ en ‘bangalijsten’, hoe terecht ook, iets grenzeloos naïefs kleeft. Want wat had je dan verwacht? + + +Opening van het academisch jaar waarbij verschillende studentenverenigingen elkaar uitdagen, Rotterdam, 2015 +© Ronald van den Heerik / HH +*** +Het corps is onze wereld in het klein, of in een snelkookpan. Ook in onze maatschappelijke orde krijgen we rollen toebedeeld, ook in de hedendaagse samenleving zullen sommige karaktertrekken beter gedijen dan andere. De Indiaas-Canadese filosoof Samir Gandesha muntte onlangs de term ‘neoliberale persoonlijkheid’, voor het soort persoonlijkheidsstructuur dat is gecreëerd en dat gestimuleerd wordt door de huidige wereldorde, en dat een potentieel destructief effect heeft op de democratie en op de samenleving. Gandesha is directeur van het Institute for the Humanities van Simon Fraser University in Vancouver en publiceerde diverse boeken over kritische maatschappijtheorie en cultuurfilosofie, en monografieën over onder anderen Hannah Arendt, Herbert Marcuse en Theodor W. Adorno. Met de ‘neoliberale persoonlijkheid’ refereert hij dan ook in de eerste plaats aan The Authoritarian Personality, de groots opgezette sociaal-wetenschappelijke studie die Adorno in 1950 samen met een team van Amerikaanse wetenschappers publiceerde. + +De neoliberale persoon­lijkheid is competitief, minacht losers en maakt zijn levensgeluk ondergeschikt aan zakelijk succes +Adorno was, als Duits-joodse immigrant in Amerika, geïnteresseerd in de psychologische opmaak van degenen die vatbaar waren voor autoritaire regimes. De herkomst van de autoritaire persoonlijkheid lag volgens Adorno niet zozeer in de menselijke natuur, als wel in maatschappelijke ontwikkelingen. In navolging van Freud ging Adorno ervan uit dat de formatie van het ego haar basis heeft in het conflict met de vader. Maar omdat in een industrieel-kapitalistische samenleving de vader, als hoofd van het gezin, steeds minder macht en aanzien heeft, loopt het oedipale conflict spaak en stagneert de totstandkoming van het ego. De onderontwikkeldheid en zwakte van het ego leidt tot een masochistische onderwerping aan een externe, maatschappelijke autoriteit (super-ego) en een sadistische vijandigheid tegenover het zwakke en vreemde. + +Andere kenmerken van de autoritaire persoonlijkheid waren volgens Adorno een conservatieve seksuele moraal, een waardering voor daadkracht en toughness en een denken in rigide en stereotiepe categorieën. Aan de hand van een vragenlijst meenden de onderzoekers te kunnen vaststellen in hoeverre iemand vatbaar was voor autoritaire bewegingen: de zogenaamde F-schaal (van fascisme). + +Hoewel Adorno’s theorie deels gedateerd is – zo gaat hij uit van een model van staatskapitalisme dat niet langer aansluit bij onze postindustriële samenleving en is de centrale rol die hij toekent aan de vader achterhaald – betoogt Gandesha dat we haar niettemin kunnen vertalen naar onze tijd, een tijd die getekend is door drie decennia neoliberalisme. Het neoliberalisme creëert, met name in de westerse wereld, ongelijkheid en onzekerheid, en onder die condities wordt het des te belangrijker om tot de ‘veilige’ groep te behoren, om bij wijze van spreken aan de goede kant van het hek te staan. + +Ook politiek filosofe Isabell Lorey wijst er in haar boek Het regeren van precairen (2016) op dat ‘precarisering’, de toenemende bestaansonzekerheid, een controle- en disciplineringsmechanisme is. Zoals de ontheemde student zijn pas verworven vrijheid opgeeft voor het autoritaire regime van het corps en zich schikt naar de mores die hem opgelegd worden, hoe wreed en sadistisch ook, zo zal een bevolking in permanente staat van onzekerheid zich afhankelijk voelen van externe autoriteiten, en zich daar eerder aan onderwerpen in ruil voor bescherming. Neoliberaal beleid kenmerkt zich door uitholling van het sociaal stelsel, herverdeling naar boven en het creëren en stimuleren van schuld, in combinatie met een nadruk op nationale veiligheid (zero tolerance en war on terror). Het kweekt zo een serviele houding onder de bevolking: de neoliberale persoonlijkheid. + +De neoliberale persoonlijkheid kenmerkt zich, aldus Gandesha, door een ‘identificatie met de agressor’, een psychologisch proces dat voor het eerst beschreven werd bij kinderen die door een ouder of verzorger mishandeld werden, en dat in de volgende drie stadia verloopt: allereerst het aanpassen en vertonen van gewenst gedrag, vervolgens het internaliseren van de norm (het kind toont begrip voor het geweld van de ouder), en ten slotte de dissociatie van de eigen verlangens (ondergeschikt maken van het eigen geluk). + +Een soortgelijk proces verklaart mogelijk waarom er zo weinig of zo laat aangifte wordt gedaan van geweldsexcessen bij het corps. Dat heeft ongetwijfeld deels te maken met de ‘zwijgcontracten’ die studenten tot voor kort moesten tekenen, die boetes van duizenden euro’s in het vooruitzicht stellen voor degene die uit de school klapt over de ontgroeningen. Maar het zal er ook mee te maken hebben dat het geweld en de structurele vernedering ‘genormaliseerd’ zijn, zodat veel studenten daadwerkelijk niet langer het probleem inzien van de structurele vernedering die ze ondergaan dan wel toebrengen. Het is iets wat er nu eenmaal bij hoort. Dergelijke dissociatie kan echter grote psychische stress opleveren. In een artikel in de Volkskrant gaven Groningse psychologen aan dat ze gedurende de afgelopen jaren verscheidene studenten behandelden vanwege ervaringen bij het corps. + +*** +In het geval van de neoliberale persoonlijkheid is de mishandelende ouder het neoliberale systeem, waar hij zich volledig mee identificeert. De neoliberale persoonlijkheid, aldus Gandesha, ziet de wereld als een jungle waar het een kwestie is van eten of gegeten worden, is daarom competitief, heeft een minachting voor losers en maakt zijn levensgeluk ondergeschikt aan succes. Blijft het succes uit, dan resten slechts schuldgevoel en schaamte over het persoonlijk falen. Gandesha’s analyse sluit aan bij het verhaal van de Vlaamse psychoanalyticus Paul Verhaeghe, die er in zijn boek Identiteit (2012) al op wees dat het neoliberalisme bepaalde karaktereigenschappen, zoals competitief en agressief gedrag, beloont en stimuleert, terwijl empathie en bescheidenheid juist worden afgestraft. + +In de nasleep van de kredietcrisis sprak menige gedragswetenschapper het vermoeden uit dat de topbankiers en CEO’s van Goldman Sachs, JP Morgan, enzovoort in wezen psychopaten zijn. Joris Luyendijk bevestigde dit beeld in Dit kan niet waar zijn (2015), zijn antropologische studie van bankiers van London City. Daarin valt vooral het type van de ‘Master of the Universe’ op, degenen die alles doen om te scoren, die de eigen kaste als superieur beschouwen (aan klanten wordt gerefereerd als muppets, idioten of sukkels) en wier privéleven, zo daar al sprake van is, ondergeschikt is aan zakelijk succes. + +Dat dergelijke karaktertrekken eveneens bovengemiddeld vaak voorkomen bij het corps hoeft eigenlijk geen verbazing te wekken. Corpsleden studeren nu eenmaal vaker bedrijfskunde of economie dan, zeg, biologie of filosofie, en ambiëren dikwijls een plaats aan de top in de zaken- of financiële wereld. De eigenschappen die je nodig hebt om het daar te maken – naar boven likken, naar beneden trappen – filtert het corps er al uit, en komen later goed van pas. Lidmaatschap is misschien minder dan vroeger een garantie voor een baan bij de top van een bank of een hoge bestuurlijke functie, maar niettemin zijn oud-corpsleden van oudsher goed gerepresenteerd in de Nederlandse regering (ook Rutte III kent er twee, oud-Vindicat-lid Bruno Bruins en Wopke Hoekstra, die het zelfs tot praeses van het Leidse studentencorps Minerva schopte). Uit een onderzoek van NRC Handelsblad uit 2015 bleek dat nog altijd dertig procent van de Nederlandse topbestuurders oud-corpslid was. + +Trump vernedert en kleineert de zwakkeren, maar is op andere momenten juist weer extreem onderdanig +*** +Gandesha’s analyse van de neoliberale persoonlijkheid als incarnatie van de autoritaire persoonlijkheid lijkt op het eerste gezicht op gespannen voet te staan met het succes van conservatieve en rechts-populistische bewegingen. Hadden die het neoliberalisme en het internationale kapitalisme na de kredietcrisis van 2008 immers niet even stevig bekritiseerd als de linkerflank van het politieke spectrum? Vormen die bewegingen niet veeleer een verzet tegen de neoliberale elite? Volgens Gandesha verklaart de theorie van de neoliberale persoonlijkheid echter juist waarom veel mensen zich vandaag, in een tijd van toenemende ongelijkheid en onzekerheid, eerder aangetrokken voelen tot autoritaire en extreem-rechtse bewegingen dan tot democratisch links, waarvan je op het eerste gezicht zou verwachten dat het de vruchten zou plukken van de maatschappelijke onvrede die volgde op de crisis. + +De opkomst en het succes van Donald Trump, Marine Le Pen, Viktor Orbán et cetera blijft raadselachtig zolang we ze beschouwen vanuit een zuiver politiek-ideologisch of sociaal-economisch perspectief, omdat die niets zeggen over de psychologische vatbaarheid van individuen voor dergelijke bewegingen. De gewillige onderwerping aan autoriteit in combinatie met de woede en minachting voor het zwakke, die de neoliberale persoonlijkheid gemeen heeft met de autoritaire persoonlijkheid van weleer, maakt hem tot de ideale achterban van een leider die de wil van het volk zegt te representeren en die belooft korte metten te maken met zowel de ‘elite’ als de buitenstaander. + +Trump vertoont alle karaktertrekken van de neoliberale persoonlijkheid: hij vernedert en kleineert de zwakkeren, is seksistisch en racistisch (grab ’m by the pussy, shithole countries), is geobsedeerd door macht en toughness, spreekt voortdurend in termen van winning en losing, maar is op andere momenten juist weer extreem onderdanig (denk aan de persconferentie met Poetin). Een beetje alsof Kamphuis of Kerstens president is, al is de lol er wel af. + +Ook de ongekende populariteit van de Canadese psycholoog Jordan Peterson, de nieuwe held van de alt-right in binnen- en buitenland, past perfect in dit plaatje. Met zijn opvoedadviezen (kin omhoog, schouders recht, ruim je kamer op!), zijn sociaal-darwinistisch wereldbeeld (the world is a tough place!) en zijn haat tegen de cultuurmarxistische ‘slachtoffercultus’ is Petersons bestseller 12 Rules for Life (2018) zo’n beetje het handboek voor de neoliberale persoonlijkheid. + +Bovendien zien we in zijn werk een vreemde dubbelheid: de harde wetten van de natuur zijn in zijn ogen niet alleen noodzakelijk en in steen gebeiteld, maar we moeten die wetten ook zelf actief naleven en zelf willen. Dat is de identificatie met de agressor ten voeten uit. Waar het traditionele liberalisme, ten tijde van de Verlichting, erop uit was de natuur te overwinnen, daar wordt de neoliberale persoonlijkheid er juist toe opgeroepen zich te onderwerpen aan de natuur, dat wil zeggen aan de ‘natuurlijke orde’ van de markt, waar het recht van de sterkste geldt. Vandaar zijn obsessie met macht en autoriteit. + +Populisme en extreem-rechts zijn dus niet zozeer een revolte tegen de neoliberale wereldorde, maar eerder het uitvloeisel ervan. Max Horkheimer, vriend en collega van Adorno, zei het al: wie niet over kapitalisme wenst te praten moet ook zijn mond houden over fascisme. + +*** +Voor de goede orde: ik beweer niet dat ieder corpslid een fascist in de dop is of dat Trump-stemmers collectief psychopathologisch zijn. Wat mij interesseert is hoe het corps, met zijn hiërarchische structuur en sadomasochistische uitspattingen, ons iets kan leren over hoe autoritaire karakters kunnen gedijen in situaties van ongelijkheid en onzekerheid, en over hoe een dergelijke sociale structuur psychologisch en fysiek geweld kan normaliseren. Het corps is met andere woorden een soort microkosmos van de neoliberale wereldorde, waarin de zwakke moet boeten en de sterke moet zegevieren, waarin we ons identificeren met de rol waarin we gedwongen worden en de norm die ons opgelegd wordt internaliseren – wreed dan wel onderdanig. + +Het corps is geen anachronisme maar het voorland van de samenleving (wat misschien ook verklaart waarom oud-corpsleden nog altijd goed vertegenwoordigd zijn in zowel de bestuurlijke als de zakelijke elite). Het herinnert ons eraan hoe precair onze democratische en relatief egalitaire samenleving vandaag de dag is, hoe gemakkelijk mensen tegen elkaar opgezet kunnen worden, en hoe bereidwillig ze zich schikken naar hun rol als leider dan wel als ondergeschikte. Op de opiniepagina’s wordt terecht hard geoordeeld over de ontgroeningen, maar misschien moeten we ons eens afvragen of we niet al lang allemaal deel uitmaken van de grote studentenvereniging van het neoliberalisme, waarin we gedwongen worden de stront te vreten van de ouderejaars en het nog lekker moeten vinden ook. + +Thijs Lijster is universitair docent kunst- en cultuurfilosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 2016 publiceerde hij de essaybundel De grote vlucht inwaarts: Essays over cultuur in een onoverzichtelijke wereld (De Bezige Bij). Vorig jaar verscheen zijn boek Benjamin and Adorno on Art and Art Criticism: Critique of Art (AUP) + +Artikelen +Demografie van de vergrijzing +Joop Garssen +Vooral door een naar Europese maatstaven langdurig hoog geboortecijfer is Nederland nu nog minder sterk vergrijsd dan zijn buurlanden en de meeste andere Europese landen. Binnen ons land bestaan echter wel zeer grote verschillen in vergrijzing. In perifere en welvarende gemeenten is de grijze druk tot bijna vijf keer zo hoog als in de jongste gemeenten. De toename van het aantal 65-plussers is in het afgelopen decennium onder mannen twee keer zo groot geweest als onder vrouwen. Deze ontwikkeling hangt sterk samen met de historische seksespecifieke trends in de sterfterisico’s. In absolute zin hebben de dalende sterfte- cijfers voor hart- en vaatziekten in de afgelopen vier decen- nia het meest bijgedragen aan de stijging van de levens- verwachting. Sinds 2002 neemt de levensverwachting – en daarmee de vergrijzing – sneller toe dan voorheen en loopt ons land weer in de pas met andere West-Europese landen. Vanaf 2011 vergrijst Nederland in versneld tempo. De omvangrijke babyboomgeneratie en het snel gegroeide aantal niet-westerse allochtonen leveren in de komende decennia een grote bijdrage aan de vergrijzing. +1. Bevolkingsgroei en vergrijzing +In de afgelopen halve eeuw is de Nederlandse bevolking van jaar op jaar gegroeid. Voor deze groei wordt het migra- tiesaldo (het aantal immigranten minus het aantal emigran- ten) vaak verantwoordelijk gehouden, maar in feite is de natuurlijke groei (het aantal geborenen minus het aantal overledenen) in vrijwel alle jaren veel belangrijker geweest. Slechts in één jaar, 1975, was het migratiesaldo iets groter dan de natuurlijke groei. In dat jaar van de Surinaamse onafhankelijkheid bereikte het aantal immigranten een record dat een kwart eeuw heeft standgehouden. +Rond het midden van het afgelopen decennium, toen het debat over krimp en vergrijzing in de publieke belangstelling kwam te staan, leek de periode van nationale krimp niet meer ver weg. In 2006 bereikte de Nederlandse bevolkings- groei een dieptepunt (grafiek 1). Sinds zijn oprichting had het CBS niet zo’n geringe toename van het aantal inwoners gemeten. Terwijl ons land er rond de millenniumwisseling nog 123 duizend inwoners bij had gekregen, waren het er in 2006 nog maar 24 duizend. In enkele jaren tijds kelderde de groei van ‘een stad ter grootte van Maastricht’ naar ‘een dorp ter grootte van Maasdriel’. +De ontwikkelingen rond 2006 leken te bevestigen dat krimp, en de vergrijzing die er vaak in één adem mee wordt genoemd, voor de deur stonden. In dat jaar kromp de bevolking in de helft van de Nederlandse gemeenten +(Nicolaas en Alders, 2007). De natuurlijke groei lag echter nog steeds op ongeveer hetzelfde niveau als in de voor- gaande drie decennia. Niet een toenemend aantal sterfge- vallen als gevolg van vergrijzing, maar een ongewoon groot aantal emigranten – en navenant negatief migratie- saldo – drukte dan ook de bevolkingsgroei. In 2006 werd ook in dit opzicht een record gebroken, met 127 duizend emigranten (inclusief administratieve correcties). In 1952, het jaar waarin de naoorlogse emigratie naar onder meer Canada en Australië haar hoogtepunt bereikte, vertrokken 83 duizend mensen uit Nederland. Dergelijke hoogte- en dieptepunten in de migratie hangen vooral samen met conjuncturele ontwikkelingen en zijn daarom meestal maar van korte duur. Bovendien volgt op een verhoogde migra- tie na enige tijd doorgaans een verhoogde retourmigratie. Toen in 2007 het migratiesaldo weer ging toenemen, kwam de bevolkingsgroei dan ook opnieuw in een hogere ver- snelling. +1. Omvang en groei van de bevolking + 18 17 16 15 14 13 12 11 10 +180 160 140 120 100 80 60 40 20 +(x mln) (x 1 000) + 00 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2011 +Omvang van de bevolking (linkeras) Groei van de bevolking (rechteras) + Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011 +15 +In de afgelopen halve eeuw heeft de geboorte van kinderen veruit het sterkst bijgedragen aan de Nederlandse bevol- kingsgroei. Tussen 1960 en 2010 werden in ons land ruim 10 miljoen kinderen geboren en overleden er ruim 6 miljoen mensen. De natuurlijke groei bedroeg daarmee circa 4 mil- joen, aanzienlijk meer dan de groei als gevolg van migratie: het saldo van vijftig jaar migratie bedroeg 1,1 miljoen. Deze snelle natuurlijke groei heeft de vergrijzing van Nederland sterk afgeremd. Deze rem was bovendien krachtiger dan in de meeste andere Europese landen. + +2. Nederland nog relatief groen +Het is dan ook de combinatie van relatief hoge geboorte- cijfers en relatief lage sterftecijfers die Nederland tot een – naar Europese maatstaven – snelle groeier maakten. Sinds 1960 is het inwonertal van de EU-27 met bijna een kwart toegenomen (tot ruim een half miljard), maar groeide Nederland veel sneller dan dit Europese gemiddelde. In dat tijdsbestek nam het aantal inwoners toe van 11,4 naar 16,6 miljoen, een groei van 45 procent. Daarmee was ons land overigens nog niet de snelste groeier. Afgezien van enkele kleinere landen groeide Spanje sneller (grafiek 2). Immigratie speelde daar een veel grotere rol. +2. Bevolkingsgroei in de periode 1960–2010 +recente jaren – omvangrijke immigratie, in combinatie met een positieve natuurlijke groei. Daarentegen liet Italië in het afgelopen decennium een negatieve natuurlijke groei zien (het aantal sterfgevallen overtrof dus het aantal geboorten) en groeide de Italiaanse bevolking alleen nog als gevolg van een positief migratiesaldo. +Nog opvallender zijn de verschillen tussen Nederland en zijn naaste buren. In dit deel van Europa was Nederland het enige land waar de natuurlijke groei voortdurend groter was dan het migratiesaldo. De demografische ontwikkelingen in ons land verschillen bijvoorbeeld zeer sterk met die in Duits- land, waar al in de jaren zeventig het aantal sterfgevallen het aantal geboorten ging overtreffen. Een positief migratie- saldo was onvoldoende om te voorkomen dat Duitsland vanaf 2003 begon te krimpen. Volgens de meest recente CBS-prognose zal dit proces in ons land pas in 2040 begin- nen. +Wellicht nog het meest verrassend zijn de demografische verschillen tussen België en Nederland. In België is het mi- gratiesaldo vaak groter geweest dan de natuurlijke aanwas. Die aanwas was in België altijd veel kleiner dan in ons land, wat heeft geleid tot een opmerkelijk verschil in bevolkings- groei tussen beide landen. In 1900 telde België 6,7 miljoen inwoners, 1,6 miljoen meer dan Nederland. In de jaren der- tig waren beide bevolkingen ongeveer even groot, maar door de voortdurend veel hogere natuurlijke aanwas in Nederland is het inwonertal van ons land nu 5,7 miljoen hoger dan dat van België. Dat onze zuiderbuur in de afge- lopen jaren groei heeft gekend, was dan ook, anders dan in ons land, vooral het gevolg van migratie. +3. Aandeel 65-plussers in de bevolking, 2010 + IJsland Luxemburg Ierland Spanje Zwitserland Nederland Cyprus Frankrijk Slowakije Griekenland Noorwegen Polen Malta Zweden Finland Denemarken Litouwen Italië Portugal Oostenrijk Verenigd Koninkrijk1) België Roemenië Duitsland Tsjechië Estland Tsjechië Letland Hongarije Bulgarije +–10 0 102030405060708090 % + Duitsland Italië Griekenland Zweden Portugal Oostenrijk Bulgarije Letland België Estland Finland Zwitserland Frankrijk Spanje Hongarije Slovenië Verenigd Koninkrijk1) Denemarken Litouwen Nederland Tsjechië Noorwegen Roemenië Malta Luxemburg Polen Cyprus Slowakije IJsland Ierland + 0 5 10 15 20 25 % +Bron: Eurostat. +*) Periode 1960–2009. +Uit de nationale groeicijfers komt op het eerste gezicht een duidelijk en vrij eenvoudig te verklaren geografisch patroon naar voren. De meeste Oost-Europese landen – waar politieke en economische omstandigheden hebben geleid tot historisch lage geboortecijfers en hoge sterftecijfers, en een negatief migratiesaldo – bevinden zich onderaan de ranglijst van landen naar bevolkingsgroei. Dit beeld wordt nog duidelijker als we alleen naar het afgelopen decennium kijken. Tussen 2000 en 2010 kromp de bevolking van Bulgarije met bijna 8 procent en liep zelfs in het economisch veel sterkere Polen de bevolking licht terug. +Afgezien van dit opvallende verschil tussen Oost- en West- Europa is het echter moeilijk om consistente regionale patronen te ontwaren. Veel Zuid-Europese landen hebben een bovengemiddeld sterke groei gekend, maar verschillen fors in de wijze waarop die groei tot stand kwam. Zo groei- den Spanje en Zwitserland zeer sterk door een – vooral in +Bron: Eurostat. +*) Periode 1960–2009. +16 +Centraal Bureau voor de Statistiek + + Vooral de historische geboortecijfers, en in mindere mate de latere migratieaantallen, hebben geleid tot grote ver- schillen in vergrijzing binnen Europa. Door de lagere ge- boortecijfers in België – in het bijzonder Wallonië – is de vergrijzing daar verder voortgeschreden dan in Nederland (grafiek 3). Beduidend sterker vergrijsd is Duitsland. Daar was in 2010 al 20,7 procent van de bevolking 65 jaar of ouder, tegen 15,3 procent in Nederland. Vooral de lage geboortecijfers, die in de voormalige DDR lange tijd zelfs extreem laag zijn geweest, zijn er de oorzaak van dat Duitsland wat betreft vergrijzingsproblematiek enkele de- cennia voorloopt op Nederland. Ons land vergrijst dus wel, maar in de Europese context zijn we nog steeds relatief groen. +3. Vooral grijs aan de randen +Binnen Europa zijn de geografische verschillen in ver­ grijzing dus groot, maar binnen de meeste landen zijn de verschillen nog veel groter. In het geval van Nederland is dit goed zichtbaar in grafiek 4, waarin de tien gemeenten met de hoogste en de laagste grijze druk zijn weergegeven. De grijze druk is de verhouding (in procenten) tussen het aantal 65-plussers en de potentiële beroepsbevolking (bij benade- ring de 20- tot 65-jarigen). Voor heel Nederland bedroeg deze grijze druk 25,6 procent op 1 januari 2011. +In de meest vergrijsde gemeenten is de beschikbare woningvoorraad veelal te duur voor starters en jonge gezin- nen. De meeste huizen worden er gekocht door welgestel- de oudere gezinnen, en blijven doorgaans in bezit tot de bewoners voor een meer beschermde woonvorm kiezen, vaak in dezelfde gemeente. Daarnaast zijn er veel vergrijs- de gemeenten in perifere en landelijke gebieden. Veel jongere mensen vertrekken daarvandaan naar gebieden met meer werkgelegenheid. +In een aantal van de minst vergrijsde gemeenten (zoals Almere, Lelystad en Pijnacker-Nootdorp) is de woning- voorraad door grootschalige nieuwbouw daarentegen juist aantrekkelijk voor jonge gezinnen. Onder deze minst vergrijsde gemeenten bevinden zich ook steden met een grote studentenpopulatie. Het aandeel van de ouderen wordt door hun aanwezigheid gereduceerd. Tot slot is Urk, de gemeente met het hoogste geboortecijfer van ons land, prominent aanwezig onder de minst vergrijsde gemeenten. De andere gemeenten die in de Nederland- se bijbelgordel liggen, behoren weliswaar niet tot de tien minst vergrijsde gemeenten, maar zijn wel alle nog rela- tief jong. +Afgezien van het feit dat de grijze druk het hoogste is in de meest welvarende gemeenten, geldt in het algemeen dat Nederland het sterkst vergrijsd is aan de randen (kaart 1). Bekende voorbeelden zijn de huidige krimpgebieden Zuid- Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Groningen. De laatstgenoemde regio maakt deel uit van een groter bo- vengemiddeld vergrijsd gebied dat ten minste de drie noordelijke provincies beslaat. In de komende decennia zet de vergrijzing overal door, aanvankelijk het snelst aan de randen van het land en daarna in meer centraal gele- +4. Top-10 gemeenten met hoogste en laagste grijze druk, 2011 +Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011 +17 +Laren (N.H.) +Rozendaal Haren Bloemendaal Bergen (N.H.) Heemstede Wassenaar Renkum Rheden Lochem +Pijnacker-Nootdorp Leiden Lelystad Groningen Amsterdam Zeewolde Houten Utrecht Urk Almere +0 10 20 30 40 50 60 % +gen regio’s (De Jong en Van Duin, 2010). In Zuid- en Mid- den-Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Groningen zal rond 2025 al meer dan een kwart van de bevolking 65-plus- ser zijn. Behoudens enkele uitzonderingen is de grijze druk ook dan het hoogst aan de randen van Nederland (kaart 2). +Grijze druk, 2011 +lager dan 25% 25 tot 35% +35 tot 45% 45% of hoger + + Grijze druk, 2025 +lager dan 25% 25 tot 35% +35 tot 45% 45% of hoger +was van een toenemend aantal geboorten. Tussen 1937 en 1944 steeg het jaarlijks aantal geboorten van 170 naar 220 duizend. Deze historische ontwikkeling wordt weer- spiegeld in de versnellende groei van het aantal 65-plus- sers vanaf 2002 (grafiek 5). Tot op zekere hoogte speelde daarbij ook de sterkere daling van de sterfterisico’s onder ouderen, vanaf ongeveer 2002, een rol. +In de afgelopen vijftig jaar is de vergrijzing van Nederland een heel geleidelijk en daarmee ook weinig opvallend ver- schijnsel geweest. Afgezien van de meest recente jaren groeide de groep 65-plussers jaarlijks met ongeveer 30 dui- zend personen. Met uitzondering van de meest recente periode is het verloop in grafiek 5, die de jaarlijkse groei van het aantal 65-plussers weergeeft, veel gelijkmatiger dan die van de totale bevolkingsgroei in grafiek 1. Migratie speelt op hogere leeftijden immers maar een geringe rol. Omdat de historische geboorteaantallen bekend zijn en de sterfte- risico’s doorgaans maar langzaam veranderen, is de ver- grijzing dan ook een van de best te voorspellen demo- grafische ontwikkelingen. Zo voorspelde de CBS­prognose van 1984 het huidige aantal 65-plussers vrijwel exact, en viel het hoogtepunt van de vergrijzing volgens die prognose in 2035, slechts enkele jaren eerder dan verwacht volgens de meest recente prognose. +De ontwikkelingen verlopen dus geleidelijk, maar dit neemt niet weg dat, wanneer we een halve eeuw terugblikken, de samenstelling van de Nederlandse bevolking ingrijpend is veranderd. Dit geldt in het bijzonder voor de verhouding tussen groen en grijs. In 1960 waren er op elke honderd inwoners 38 jongeren (tot 20 jaar) en 9 ouderen (65 jaar en ouder). Ook nu nog zijn er meer jongeren dan ouderen (23 jongeren tegen 15 ouderen per honderd inwoners), maar de toename van de groep 65-plussers is wel veel sterker geweest dan de toch al aanzienlijke totale bevol- kingsgroei: in vijftig jaar tijd groeide deze groep van één naar 2,5 miljoen. +Lange tijd is de toename van het aantal 65-plussers onder mannen veel geringer geweest dan onder vrouwen. Tot begin jaren negentig verliep deze toename onder vrouwen ongeveer twee keer zo snel als onder mannen. Daarna daalde de groei onder vrouwen opvallend scherp totdat, aan het begin van het nieuwe millennium, de toename van het aantal 65-plussers onder mannen twee keer zo groot was als die onder vrouwen. Sindsdien neemt de jaarlijkse groei bij beide seksen fors toe, maar blijft het aantal oudere mannen sneller stijgen dan het aantal oudere vrouwen. Deze uiteenlopende ontwikkelingen hebben ook gevolgen gehad voor het vrouwenoverschot op hogere leeftijd (grafiek 6). Een halve eeuw geleden vormden vrouwen op hogere leeftijd een lichte meerderheid, maar daarna is de geslachtsverhouding gedurende enkele decennia steeds schever geworden. Het meest opvallend is dit op de hoog- ste leeftijden, waarbij bovendien een onmiskenbaar cohort- effect zichtbaar is. Zo raken vanaf ongeveer 1990 het aantal mannelijke en vrouwelijke zeventigers weer iets meer in evenwicht, en zet dit proces onder tachtigers tien jaar later in. Zeer recent groeit, voor het eerst in lange tijd, ook het aantal mannen van 100 jaar en ouder. Onder de honderd- plussers vormen zij, met een aandeel van een zevende, overigens nog wel steeds een zeer kleine minderheid. +4. Vooral geboortecijfers bepalen vergrijzing +Omdat de sterfterisico’s van ouderen gewoonlijk maar heel geleidelijk dalen, wordt de groei van het aantal 65-plussers op de korte termijn vooral bepaald door de geboorteaantal- len van 65 jaar geleden. De Nederlandse bevolkings- prognoses voorspellen dan ook al heel lang een versnelling van de groei van het aantal 65-plussers vanaf 2011, het jaar waarin de eerste babyboomers 65 worden. Minder bekend is het feit dat er ook al vóór de oorlog, vanaf 1937, sprake +5. Omvang en groei van het aantal 65-plussers +18 +Centraal Bureau voor de Statistiek +2,8 2,6 2,4 2,2 2,0 1,8 1,6 1,4 1,2 1,0 +(x mln) +(x 1 000) +100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 +00 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 +Omvang van de bevolking (linkeras) Groei van de bevolking (rechteras) + +6. Aantal mannen per 100 vrouwen +stagnatie, waarna de daling opnieuw inzette. Het grootste verschil in het seksepatroon van de sterfterisico’s is zicht- baar bij de zeventigers. Begin jaren negentig was het risico bij vrouwen al bijna gehalveerd ten opzichte van het niveau in 1960, terwijl er bij mannen nog geen enkele winst was geboekt. In recente jaren hebben echter juist de mannelijke zeventigers een forse inhaalslag gemaakt. De daling bij deze groep, maar ook die bij de iets jongere en oudere mannen, hangt onder meer samen met de afname van rookgerelateerde doodsoorzaken. Enkele decennia eerder is, anders dan bij vrouwen, het percentage rokers onder mannen sterk gedaald. +5. Levensverwachting meest gestegen door afname hartziekten +De ontwikkeling van de sterfterisico’s op alle leeftijden wordt samengevat in de levensverwachting bij geboorte. Deze maat heeft gewoonlijk betrekking op de levensverwachting die is gebaseerd op de sterfterisico’s in een bepaald jaar. Uit grafiek 8 blijkt dat de (periode-)levensverwachting bij mannen tot begin jaren zeventig +stagneerde of zelfs licht daalde. Een belangrijke reden hiervan was de onrustbarende toename van het aantal verkeers- doden. De nadelige gevolgen van de nieuwe mobiliteit, waarin brommers een belangrijke rol speelden, waren veertig jaar geleden vooral onder mannen onmiskenbaar. Jaarlijks stier- ven toen meer dan 3 duizend mensen in het verkeer, ruim vier keer zoveel als tegenwoordig. Een duidelijke daling van de verkeerssterfte trad op na 1975, het jaar waarin de autogordel en bromfietshelm verplicht werden. Omdat bijna de helft van deze slachtoffers destijds jonger was dan dertig jaar, gingen veel potentiële levensjaren in het verkeer verloren. Het effect hiervan op de levensverwachting was, ondanks het kleine aandeel van de verkeerssterfte in de totale sterfte, dan ook relatief groot: rond 1970 werd hierdoor de levensverwachting bij geboorte bij mannen met 0,9 jaar, en bij vrouwen met bijna 0,4 jaar gereduceerd. Tegenwoordig is dit minder dan 0,2 jaar bij mannen en minder dan 0,1 jaar bij vrouwen. +8. Levensverwachting bij geboorte + 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 +0 +1960 +1970 +65–69 jaar 80–89 jaar +1980 1990 2000 2010 +70–79 jaar +90 jaar of ouder + Het verschil in vergrijzing tussen mannen en vrouwen is voor een belangrijk deel het gevolg van de historische ontwikkeling van hun sterfterisico’s. Voor de totale groep mannen van 65 jaar en ouder was er, tot ongeveer 1990, geen sprake van dalende sterfterisico’s (grafiek 7a). Tot in de jaren zeventig namen deze risico’s, vooral als gevolg van welvaartsziekten, zelfs toe. In dezelfde periode, tot ongeveer 1990, daalden de risico’s bij vrouwen met ruim een kwart (grafiek 7b). Daarna was enige tijd sprake van +7. Sterfterisico1) per leeftijd + 120 100 80 60 40 20 0 +1960=100 +Mannen + 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 +Vrouwen +1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 +65 jaar 75 jaar 85 jaar 95 jaar +120 1960=100 +100 80 60 40 20 0 + Jaren +84 +82 +80 +78 +76 +74 +72 +70 +68 +’60 ’65 ’70 ’75 +Mannen +’80 ’85 ’90 +Vrouwen +’95 ’00 +’05 ’10 + �) Vijfjaars voortschrijdende gemiddelden. +Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011 +19 + +Veruit het belangrijkst voor de ontwikkeling van de levens- verwachting was de daling van de sterfte door hart- en vaat- ziekten (Garssen en Hoogenboezem, 2005). Evenals de verkeerssterfte was cardiovasculaire sterfte, en in het bijzonder de sterfte door ischemische hartziekten, een gevolg van de toenemende welvaart die vooral in de jaren zestig een grote invloed had op de leefstijl. Waarschijnlijk voor het eerst in de geschiedenis was één enkele doods- oorzaak verantwoordelijk voor een langdurige daling van de levensverwachting. Binnen de categorie van hart- en vaat- ziekten was het hartinfarct, aanvankelijk aangeduid als ‘managersziekte’ maar al snel toegeschreven aan een ongezonde leefstijl, de hoofdverantwoordelijke voor de stagnatie van de levensverwachting in de jaren zestig. Pas eind jaren zeventig begon het negatieve effect van hart- en vaatziekten op de levensverwachting af te nemen. Het aan- tal door hart- en vaatziekten verloren levensjaren bedroeg destijds maar liefst circa 6,5 bij mannen (grafiek 9). Vooral het hartinfarct werd toen als mannenkwaal gezien, maar het totale verlies aan levensjaren door hart- en vaatziekten was bij vrouwen, met ongeveer 6 jaar, maar weinig lager. De afname van de sterfte is te danken aan een combinatie van preventie (door medicatie en leefstijl) en medische behan- deling. Ook het effect van hersenvaatletsels op de levens- verwachting is afgenomen, maar dit effect is, vooral door de gemiddeld hogere leeftijden waarop deze aandoeningen zich voordoen, naar verhouding minder sterk. +Veertig jaar geleden waren hart- en vaatziekten met grote afstand de belangrijkste doodsoorzaak. Destijds was het aantal sterfgevallen als gevolg van deze ziekten ongeveer twee keer zo groot als het aantal sterfgevallen door kanker. Sindsdien is, onder invloed van de vergrijzing, de sterfte door kanker gestaag toegenomen. Vanaf medio jaren tachtig daalde, onder mannen, de sterfte door hart- en vaat- ziekten vrijwel van jaar op jaar, met een versnelling na 2002. Vooral onder zeventigers was deze daling opvallend sterk (Garssen en Hoogenboezem, 2007). Onder vrouwen is vooral na 2002 een snelle daling van de sterfte door hart- en vaatziekten zichtbaar. Als gevolg hiervan werd kanker in 2008 doodsoorzaak nummer één. Bij vrouwen kwam sterfte door hart- en vaatziekten nog wel iets vaker voor, maar het verschil met kanker was nog maar gering (Hoog- enboezem en Garssen, 2009). +Het effect van kanker (alle vormen tezamen) op de stijging van de levensverwachting is in de afgelopen veertig jaar betrekkelijk gering geweest. Weliswaar is er bij sommige vormen van kanker aanzienlijke winst geboekt, maar elders is sprake van (soms forse) verliezen. Het duidelijkste voor- beeld van een dergelijk verlies is longkanker bij vrouwen. Rond 1970 was het neerwaartse effect van longkanker op de levensverwachting van vrouwen met 0,07 jaar nog zeer gering, maar sindsdien is dit vertienvoudigd. Ook bij prostaat- en dikkedarmkanker (mannen) en bij slokdarm- kanker, alvleesklierkanker, leverkanker en melanoom (beide seksen) is het neerwaartse effect op de levensverwachting toegenomen. +Gunstig was de ontwikkeling van longkanker bij mannen (een afname van het aantal verloren levensjaren van 1,4 eind jaren tachtig naar 1,0), borstkanker (sinds begin jaren negentig, van 0,75 naar 0,57 jaar) en, op een lager niveau +wat betreft het aantal verloren levensjaren, vooral maag- kanker. Voor de afname van de laatstgenoemde vorm van kanker, die ook in de landen om ons heen plaatsvond (Boyle et al., 2003), zijn al wel veel factoren genoemd, maar is nog geen bevredigende verklaring gevonden (Garssen et al., 2006). +Door de gemiddeld lage leeftijd van de slachtoffers gaan ook door zelfdoding relatief veel levensjaren verloren. Bij mannen was sprake van een stijging tot medio jaren tachtig, en daarna een min of meer constant niveau (neerwaarts effect circa 0,3 jaar). Ook bij vrouwen nam het aantal ver- loren levensjaren door zelfdoding toe, maar trad sinds medio jaren tachtig een daling op (van circa 0,25 naar 0,15 jaar). +Accidentele val is vooral een doodsoorzaak die op hoge leeftijd voorkomt, met bijgevolg een betrekkelijk klein effect op de levensverwachting. De laatste jaren overlijden jaar- lijks ongeveer 1,5 duizend 80-plussers ten gevolge van accidentele val. Twee derde van hen is vrouw. Sinds medio jaren negentig is het effect van deze doodsoorzaak licht toegenomen, tot 0,13 jaar bij mannen en 0,15 jaar bij vrouwen. +9. Aantal verloren levensjaren (bij geboorte) ten gevolge van hart- en vaatziekten + Jaren +8 +7 +6 +5 +4 +3 +2 +1 +0 + 1969 1974 +1979 1984 +1989 +1994 1999 2004 2009 +Ischemische hartziekten, vrouwen +Hersenvaatletsel, mannen +Hersenvaatletsel, vrouwen +Hart- en vaatziekten totaal, mannen +Hart- en vaatziekten totaal, vrouwen + Ischemische hartziekten, mannen + 20 +Centraal Bureau voor de Statistiek +Doordat de sterfte in de loop der tijd steeds verder is opge- schoven naar hoge leeftijden, wordt ook het sekseverschil in de levensverwachting voor een steeds groter deel bepaald door de verschillen in sterfterisico’s die er op hogere leeftijden bestaan tussen mannen en vrouwen. In 1960 was het verschil tussen mannen en vrouwen in resterende levensverwachting op de 65e verjaardag slechts 1,5 jaar, tegen een verschil van 3,9 jaar in de levensver- wachting bij geboorte. Tegenwoordig is dit verschil op de 65e verjaardag met 3,2 jaar veel groter, en verklaren – anders dan vroeger – de sterfteverschillen op hogere leef- tijden het overgrote deel van het verschil in levensverwach- ting bij geboorte (3,9 jaar). In de afgelopen twee decennia is het sekseverschil echter wel geleidelijk afgenomen, doordat de sterfterisico’s van oudere mannen nog sneller daalden + +dan die van oudere vrouwen (grafiek 10). Gedurende deze hele periode daalden de sterfterisico’s van 65- tot 74-jarige mannen beduidend sterker dan die van even oude vrouwen. Vanaf medio jaren negentig dalen, vooral bij mannen, ook de sterfterisico’s van de 75- tot 84-jarigen. Ten slotte dalen, vanaf ongeveer medio jaren nul, de sterftekansen van de alleroudste mannen en vrouwen. +Naast dit cohorteffect is in de trends ook een periode-effect waarneembaar: de dalingen versnellen vanaf ongeveer 2002 bij beide seksen en in vrijwel alle leeftijdsgroepen. Deze ver- snelling kan, anders dan eerdere dalingen, niet overwegend worden toegeschreven aan rookgerelateerde doodsoorza- ken. Als meest waarschijnlijke kandidaten voor een gedeelte- lijke verklaring van de recente versnelde sterftedaling zijn een verruiming van de zorgbudgetten en een actievere hou- ding in de behandeling van ernstig zieke oudere patiënten genoemd (Mackenbach en Garssen, 2011). +10. Kans om te overlijden +11. Resterende levensverwachting op 65e verjaardag + Jaren +22 20 18 16 14 12 + ’60 ’65 ’70 ’75 +Mannen +’80 ’85 ’90 +Vrouwen +’95 ’00 +’05 ’10 + % +30 25 20 15 10 +5 +0 +1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 + Mannen, 65–74 jaar Mannen, 75–84 jaar Mannen, 85–94 jaar +Vrouwen, 65–74 jaar Vrouwen, 75–84 jaar Vrouwen, 85–94 jaar + 6. Resterende levensverwachting op 65e verjaardag stijgt weer +De grafiek van de resterende levensverwachting op de 65e verjaardag laat zien dat de periode waarin ouderen van hun AOW kunnen genieten gedurende lange tijd maar weinig veranderde (grafiek 11). Zo was er bij vrouwen stagnatie tussen begin jaren tachtig en begin jaren nul. Daarmee leek het argument dat de stijgende levensverwachting een zware wissel trekt op de oudedagsvoorzieningen niet erg steekhoudend. Recent is daar echter verandering in gekomen. Tussen 2002 en 2010 steeg de resterende levensverwachting van 65-jarige vrouwen van 19,3 naar 20,8 jaar, en die van even oude mannen van 15,6 naar 17,6 jaar. Daar komt nog bij dat de werkelijk te verwachten levensduur, die het best wordt benaderd door de cohort- levensverwachting, nog hoger is. In 2010 bedroeg deze cohort-levensverwachting bij vrouwen 22,0 jaar, 1,2 jaar hoger dan de periode-levensverwachting. Bij mannen is de cohort-levensverwachting met 19,1 jaar zelfs 1,5 jaar hoger (Van Duin en Garssen, 2010). +In de jaren dertig en vijftig van de vorige eeuw waren Neder- landers kortstondig wereldkampioen levensverwachting. Bij mannen verslechterde deze positie echter vooral in de jaren zestig en negentig (Garssen, 2005), maar sinds de eeuwwis- seling lijken ze aan een inhaalslag te zijn begonnen. In tien jaar tijd nam bij mannen de levensverwachting op de 65e ver- jaardag toe met 2,4 jaar, een grotere toename dan in vrijwel alle andere Europese landen. In de internationale rangorde zijn zij hierdoor weer iets opgeklommen. De winst in de levensverwachting van mannen was het grootst onder zesti- gers en (vooral) zeventigers, een ontwikkeling die zich ook in enkele andere landen (Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Finland, Denemarken) heeft voorgedaan. In schril contrast hiermee staan een aantal Oost-Europese landen (Bulgarije, Litouwen, Roemenië) waar op de hoge leeftijden weinig vooruitgang is geboekt (European Commission, 2011). Op hun 65e verjaardag lag de levensverwachting van Neder- landse mannen in 2009, met 17,6 jaar, tussen die van Belgische en Duitse mannen (grafiek 12a). Het verschil met Zwitserse mannen, die de ranglijst op de 65e verjaardag aan- voerden, bedroeg 1,4 jaar. +Nederlandse vrouwen voerden nog rond 1980 de ranglijst van landen met een hoge levensverwachting aan. Daarna raakten ze echter achterop. Vooral door de stagnatie van hun levensverwachting in de jaren negentig waren ze rond de eeuwwisseling afgezakt tot de Europese middenmoot. Sinds- dien loopt de ontwikkeling bij Nederlandse vrouwen weer in de pas met die in de meeste andere Europese landen, maar van een positieverbetering is nog geen sprake. In 2009 was hun levensverwachting op de 65e verjaardag 21,1 jaar, hoger dan die van Duitse vrouwen, maar iets lager dan die van Belgische vrouwen (grafiek 12b). Het verschil in levensver- wachting op deze leeftijd bedraagt 2,2 jaar ten opzichte van de Franse vrouwen, die de ranglijst aanvoeren. Bij vrouwen is de achterstand op de Europese koploper daarmee groter dan bij mannen. Waarom Nederlandse vrouwen achterlopen op vrouwen in met Nederland vergelijkbare landen is nog on- duidelijk. Roken en leefstijl verklaren lang niet alles, en ook andere mogelijke oorzaken (zoals minder goede ouderen- zorg en euthanasie) bieden slechts een deelverklaring (Bonneux, 2008). +Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011 +21 + +12. Levensverwachting op 65e verjaardag, 2009 +Hoezeer de levensverwachting wordt beïnvloed door sociaaleconomische factoren blijkt wel uit de grote verschil- len die er bij mannen tussen de Europese landen bestaan. Oost-Europese mannen hebben een levensverwachting die 8 à 9 jaar lager is dan die van onder meer Nederlandse mannen. In veel Oost-Europese landen is de ontwikkeling in het recente of iets minder recente verleden ook uitgespro- ken ongunstig geweest als gevolg van toenemende sociale problematiek. Vooral de alcoholgerelateerde – doorgaans vroegtijdige – sterfte heeft de levensverwachting in Oost- Europa sterk gedrukt (Shkolnikov en Alexander, 1997). +De verschillen tussen landen zijn dus groot, maar ook binnen de landen zijn er opvallend grote verschillen tussen allerlei bevolkingsgroepen. Zo is in ons land de resterende levensverwachting van 65-jarigen met een opleiding op hbo- of universitair niveau ruim 4 jaar hoger dan die van 65-jarigen met alleen basisonderwijs. Een zelfde verschil is gemeten tussen de laagste en de hoogste van vijf onder- scheiden inkomensklassen (Knoops en Van den Bra- kel, 2010). De levensverwachting neemt in alle sociaal- economische groepen toe, maar van een afnemende kloof tussen de groepen lijkt geen sprake te zijn (Kardal et al., 2009; Bruggink, 2009). +Omdat hoogopgeleiden doorgaans fysiek minder belastend werk verrichten en er een gezondere leefstijl op na houden dan laagopgeleiden, hebben zij op 65-jarige leeftijd maar liefst 8 jaren meer voor de boeg in een gezondheid die ze als goed ervaren dan laagopgeleide 65-jarigen (grafiek 13). Het verschil in levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen is bijna 6 jaar. +Aan één of meer chronische ziekten ontkomen echter maar weinig 65-plussers. Deze resterende levensverwachting is relatief kort en laat minder verschil naar opleidingsniveau zien dan de cijfers met betrekking tot de als goed ervaren gezondheid. Gezien hun hogere totale levensverwachting betekent dit dat 65-jarige vrouwen naar verwachting een groter deel van hun resterende leven zullen doorbrengen met een of meer chronische ziekten. Dit geldt ook voor de meeste andere Europese landen (European Commissi- +13. Gezonde levensverwachting op 65-jarige leeftijd naar opleidings- niveau, 2005/2008 + Mannen + Zwitserland Frankrijk IJsland Spanje Zweden Italië1) Cyprus Griekenland Noorwegen Verenigd Koninkrijk1) Oostenrijk Duitsland Nederland Luxemburg België Finland Ierland Portugal Denemarken Malta Slovenië Tsjechië Polen Slowakije Estland Roemenië Hongarije Bulgarije Litouwen Letland +12 14 16 18 20 22 24 jaren +Vrouwen +Frankrijk Spanje Zwitserland Italië1) Finland Luxemburg Zweden Oostenrijk België Noorwegen Nederland IJsland Cyprus Duitsland Ierland Malta Slovenië Portugal Verenigd Koninkrijk1) Griekenland Denemarken Estland Polen Tsjechië Litouwen Letland Hongarije Slowakije Roemenië Bulgarije +12 14 16 18 20 22 24 jaren + Laag Hoog +Laag Hoog + 0 5 10 15 20 25 + Resterende levensverwachting +W.v. zonder lichamelijke beperkingen In goed ervaren gezondheid +Zonder chronische ziekten +jaren + Bron: Eurostat. +22 +Centraal Bureau voor de Statistiek +Vrouwen Mannen + +on, 2011). Het aantal jaren dat vrouwen in als goed ervaren gezondheid zullen doorbrengen, is niettemin toch wat hoger dan voor mannen. +7. Vrouwen in verzorgings- en verpleeghuizen ouder en talrijker +Nog in de jaren zestig en zeventig kozen veel ouderen ervoor om in een bejaardenoord te gaan wonen zonder dat daarvoor een dringende (medische) noodzaak bestond. In de afgelopen decennia is het huisvestingsbeleid echter gericht geweest op het behoud van zelfstandigheid, waar- onder ook het voeren van een eigen huishouden valt. Het effect van dit beleid is duidelijk zichtbaar in de statistieken. Eind jaren tachtig woonden bijna 200 duizend 65-plussers in een instelling, tegen 124 duizend in 2010. Gezien de groei van het aantal ouderen was de afname in relatieve zin nog veel sterker: in genoemde periode daalde het percen- tage 65-plussers in een ‘institutioneel huishouden’ van bijna 11 naar bijna 5. +Een groot deel van de oudere institutionele bevolking woont in een verzorgings- of verpleeghuis. Op elke leeftijd daalt al langere tijd het aandeel mannen en vrouwen dat in een dergelijke instelling is gehuisvest (grafiek 14). Zo halveerde tussen 1995 en 2010 het aandeel van de 90-jarige mannen dat in een verzorgings- of verpleeghuis woont, en daalde het aandeel onder 90-jarige vrouwen van bijna de helft naar minder dan een derde. In 2010 woonde 2,4 procent van alle mannen van 65 jaar of ouder in een verzorgings- of ver- pleeghuis, tegen 6,0 procent van alle vrouwen van deze leeftijd. Ook in absolute zin waren vrouwen sterk in de meerderheid (ruim 86 duizend vrouwen tegen ruim 26 dui- zend mannen). +Mannen die in een verzorgings- of verpleeghuis wonen zijn gemiddeld jonger dan vrouwen. In 2010 was de gemiddelde leeftijd van 65-plussers in een dergelijke instelling 83,5 jaar voor mannen, tegen 86,3 jaar voor vrouwen. Bovendien is +14. Aandeel van de bevolking woonachtig in verzorgings- of verpleeghuis +de leeftijd bij vrouwen in de loop der tijd geleidelijk opge- lopen, terwijl deze bij mannen vrijwel constant is gebleven. +De oververtegenwoordiging van vrouwen is niet alleen een logisch gevolg van het feit dat vrouwen langer leven dan mannen en op hogere leeftijden dus ook talrijker zijn. Zeker in oudere echtparen is nog vaak sprake van een asymme- trische zorgrelatie: mannen zijn doorgaans afhankelijker van hun vrouw dan vrouwen van hun man. Zolang beide partners leven, zullen mannen die verzorging nodig hebben deze verzorging vaak bij hun vrouw vinden. Daar komt uiter- aard bij dat mannen vaak als eerste van het paar overlijden. Het gevolg hiervan is dat oudere mannen op hogere leeftijd veel vaker een partner hebben dan oudere vrouwen. Zo wonen ruim zeven op de tien 80-jarige mannen samen, tegen slechts ruim drie op de tien 80-jarige vrouwen (gra- fiek 15). +15. Aandeel 65-plussers dat samenwoont + % +90 80 70 60 50 40 30 20 10 +0 + 65 70 75 +Mannen, 1995 Mannen, 2010 +80 85 +Vrouwen, 1995 Vrouwen, 2010 +90 95 of ouder +leeftijd + 16. Aandeel 65-plussers dat alleenwoont + % +70 60 50 40 30 20 10 +0 + 65 70 75 +Mannen, 1995 Mannen, 2010 +80 85 +Vrouwen, 1995 Vrouwen, 2010 +90 95 of ouder +leeftijd + % +70 60 50 40 30 20 10 +0 + 65 70 75 +Mannen, 1995 Mannen, 2010 +80 85 +Vrouwen, 1995 Vrouwen, 2010 +90 95 of ouder +leeftijd + Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011 +23 + +Alleenstaande vrouwen blijven gemiddeld langer alleen- wonen dan alleenstaande mannen. Uit grafiek 16 blijkt dat vooral vrouwen ook langer alleen blijven wonen dan in het verleden. Het hoogste aandeel alleenwonende vrouwen werd in 2010 gemeten onder de 85-jarigen (62 procent), waar dit in 1995 nog voor de 81-jarigen gold (56 procent). Door hun gestegen overlevingskansen komen op hoge leef- tijd mannen nu ook iets vaker alleen te staan dan in het verleden. Bij vrouwen vertaalt zich dit juist in een gedaald aandeel alleenstaanden, tot ongeveer 80-jarige leeftijd. +8. Op verkleuring volgt vergrijzing +De vergrijzing van Nederland wordt geremd door de aan- wezigheid van niet-westerse allochtonen. Op 1 januari 2010 was de gemiddelde leeftijd van niet-westerse allochtonen 29,8 jaar (eerste en tweede generatie tezamen), tegen 41,4 jaar voor autochtonen. De gemiddelde leeftijd van alle inwoners van Nederland was 40,1 jaar. Ondanks dit forse leeftijdsverschil is het effect van de aanwezigheid van niet- westerse allochtonen op de gemiddelde leeftijd van de inwoners van Nederland dus bescheiden. Dit geldt, in iets mindere mate, ook voor hun effect op het aandeel ouderen in de bevolking. In 2010 was 15,3 procent van alle inwoners 65 jaar of ouder, tegen 16,8 procent van de autochtonen. Westerse allochtonen zijn door hun veel langere migratie- geschiedenis en lagere vruchtbaarheid met 42,1 jaar juist iets ouder dan autochtonen, en hebben dus geen neer- waartse invloed op de vergrijzing. Binnen deze hoofdgroep zijn vooral de allochtonen van Duitse herkomst boven- gemiddeld grijs: in 2010 was bijna een derde van hen 65 jaar of ouder. +Vooralsnog heeft de aanwezigheid van niet-westerse al- lochtonen veel meer effect op de grijze druk dan op het aan- tal 65-plussers (Stoeldraijer en Garssen, 2011). Momenteel is nog maar 4 procent van de niet-westerse allochtonen 65 jaar of ouder, en vormen ze slechts 3 procent van alle 65-plussers. Niettemin hebben de eerste gastarbeiders van weleer hun 65e verjaardag inmiddels achter de rug en beginnen ze dus bij te dragen aan de vergrijzing. Dit is duidelijk zichtbaar aan de ontwikkeling van het aandeel 65-plussers onder Turkse en Marokkaanse mannen. Lange tijd kwamen er nauwelijks 65-plussers voor in deze groepen, maar sinds het begin van de jaren negentig is sprake van een relatief snelle toename. Momenteel is bijna 6 procent van de Marokkaanse mannen en bijna 5 procent van de Turkse mannen 65 jaar of ouder (grafiek 17a). Ook onder Surinaamse en Antilliaanse mannen neemt de vergrijzing toe, zij het geleidelijker vanwege hun langere migratie- geschiedenis. De cijfers in grafiek 17 zijn tot en met 1995 geschat, hetgeen heeft geleid tot een knik in de grafiek voor Antillianen in 1995. +Bij niet-westerse vrouwen is eveneens sprake van vergrij- zing, maar binnen de herkomstgroepen bestaan in dit opzicht soms opvallende verschillen. Zo zijn er onder Surinamers en Antillianen naar verhouding meer oudere vrouwen dan mannen, vooral omdat Surinaamse en Antil- liaanse vrouwen vaak met een autochtone man zijn getrouwd (en daarvoor naar Nederland zijn gekomen, dan +wel in Nederland zijn gebleven). Huwelijksmigratie komt, vooral in recente decennia, ook veel voor onder Turken en Marokkanen. In deze groepen vinden huwelijken echter hoofdzakelijk binnen de eigen herkomstgroep plaats. Mede doordat deze vrouwen soms beduidend jonger zijn dan hun man, zijn de vrouwen in deze groepen minder sterk ver- grijsd dan de mannen (grafiek 17b). +17. Aandeel 65-plussers, niet-westerse herkomstgroepen + % +7 6 5 4 3 2 1 +0 +1980 1985 +Mannen + % +7 6 5 4 3 2 1 +0 1980 +1985 +2000 2005 2010 +Suriname Turkije +1990 1995 +Vrouwen +1990 1995 +2000 2005 2010 + Niet-westers totaal Marokko +Ned. Antillen + 24 +Centraal Bureau voor de Statistiek +Omdat er nog maar weinig zeer oude niet-westerse alloch- tonen zijn, kan nog niet veel meer dan een indicatie worden gegeven van de mate waarin zij gebruik (zullen) maken van institutionele zorg. Op basis van gegevens voor de leef- tijden van 65 tot 75 jaar komt al wel het beeld naar voren dat de verschillen tussen de niet-westerse herkomstgroepen nog groter zijn dan die tussen allochtonen en autochtonen. Zo wonen onder deze jongere ouderen relatief veel Surina- mers en Antillianen in een instelling, terwijl dit zeldzaam is bij Turken en Marokkanen. Autochtonen nemen in dit opzicht een tussenpositie in. In het algemeen zou men onder niet-westerse allochtonen een naar verhouding hogere mate van institutionalisering mogen verwachten. Niet-westerse ouderen hebben over het geheel genomen immers een slechtere gezondheid dan autochtone ouderen (Schellingerhout, 2004). +Deze verschillen in leefsituatie hangen, behalve met ge- zondheid, ongetwijfeld ook samen met de verschillen in leefsituatie die ook al op jongere leeftijden bestaan. Op alle leeftijden zijn Surinaamse en Antilliaanse vrouwen relatief vaak alleenstaand. Op 65–69-jarige leeftijd geldt dit al voor + +ruim de helft. Van de autochtone vrouwen van deze leeftijd is ruim een kwart alleenstaand. Onder Turkse en Marok- kaanse vrouwen is dit aandeel nog iets kleiner. Surinaamse en Antilliaanse vrouwen wonen dan ook beduidend minder vaak gehuwd samen dan Turkse en Marokkaanse vrouwen. +Opvallend groot zijn de verschillen met betrekking tot de huishoudenspositie ‘overig’, waarmee een samenwoonver- band wordt bedoeld met anderen dan een partner of kind(eren). Bij alle niet-westerse herkomstgroepen komt deze positie veel vaker voor dan bij autochtonen. Van de autochtone 65–69-jarige vrouwen maakt maar 1,3 procent deel uit van een dergelijke samenlevingsvorm, tegen 8,1 procent van de Marokkaanse vrouwen en 15,1 procent van de Turkse vrouwen. Deze cijfers suggereren dat vooral oudere Turkse en Marokkaanse vrouwen, wellicht ondanks grotere gezondheidsproblemen, minder vaak gebruik zullen maken van institutionele huisvesting dan autochtone vrouwen. +9. Een grijzere toekomst door babyboomers en allochtonen +De vergrijzing van Nederland zal in de komende jaren ver- sneld doorzetten. Het jaar 2011 vormt daarbij een mijlpaal: in dat jaar zullen de eersten van de omvangrijke naoorlogse geboortegolf de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. In maar vijf jaar tijd zullen er een half miljoen 65-plussers bijkomen, twee keer zoveel als in de voorgaande vijf jaar. Op het hoogtepunt van de vergrijzing, in 2039, telt Nederland 4,6 miljoen inwoners van 65 jaar of ouder (grafiek 18). +Niet alleen komen er meer ouderen bij, maar die ouderen worden ook steeds ouder. Een halve eeuw geleden was maar een op de 74 inwoners 80 jaar of ouder, nu is dit een op de 25. Omstreeks 2050 zijn maar liefst 1,8 miljoen inwoners 80-plusser en behoort daarmee één op de tien mensen tot de groep die we nu tot de alleroudsten rekenen. Vooral de groei van deze groep zal gevolgen hebben voor +18. Aantal 65-plussers, prognose +de zorgvraag en de behoefte aan voorzieningen voor oude- ren. Van belang daarbij is verder dat ouderen in de toe- komst vaker dan nu geen nakomelingen zullen hebben. Zo zal het aandeel kinderloze vrouwen van 65 jaar naar ver- wachting stijgen van 11 procent (2009) naar 20 procent in 2050 (Van Duin, 2009). +Op het hoogtepunt van de vergrijzing zal de demografische druk – de verhouding tussen het aantal jongeren plus oude- ren en de potentiële beroepsbevolking – ongeveer even groot zijn als begin jaren zestig van de vorige eeuw. De leef- tijdssamenstelling van het niet-werkzame deel van de bevolking is dan echter wel heel anders dan in het verleden. In 2040 zal ruim de helft van de demografische druk worden veroorzaakt door ouderen. Een halve eeuw geleden was dit nog maar een vijfde (Van Duin en Garssen, 2011). +Volgens de nieuwe prognose neemt bij mannen de (perio- de-)levensverwachting op de 65e verjaardag tussen nu en 2060 met 3,9 jaar toe, van 17,8 naar 21,7 jaar (grafiek 19). Bij vrouwen bedraagt deze toename 3,2 jaar, van 20,9 naar 24,2 jaar. Het verschil in de levensverwachting op deze leef- tijd neemt geleidelijk verder af, tot ongeveer 2,5 jaar in 2060. De nu nog zeer scheve geslachtsverhoudingen zullen, vanaf ongeveer 70-jarige leeftijd, geleidelijk minder scheef worden. Zo neemt in de leeftijdsgroep 80–84 jaar het aantal mannen per honderd vrouwen toe van 63 nu naar 85 in 2060. Onder de 95-plussers loopt deze sex ratio op van 21 naar 47. +19. Resterende levensverwachting op 65e verjaardag, prognose + Jaren +26 24 22 20 18 16 14 12 +’00 ’05 ’10 ’15 ’20 ’25 ’30 ’35 ’40 ’45 ’50 ’55 ’60 +Mannen Vrouwen + 5 x mln +4.5 4 +3.5 3 +2.5 2 +1.5 1 0.5 +0 +'00 '05 '10 '15 '20 '25 '30 '35 '40 '45 '50 '55 '60 +65–79 jaar 80 jaar of ouder + Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011 +25 +Niet-westerse allochtonen zijn nog schaars onder de 65-plussers, maar in de komende decennia zal dit snel ver- anderen. Nu is slechts 4 procent van de niet-westerse allochtonen 65 jaar of ouder. Volgens de meest recente prognose is dit in 2020 ruim 6 procent en in 2060 zelfs 22 procent. Tegen die tijd is de niet-westerse bevolking naar verwachting sterker vergrijsd dan de huidige autochtone bevolking (Stoeldraijer en Garssen, 2011). In 2060 is 26 pro- cent van de autochtone bevolking 65 jaar of ouder. De ‘traditionele’ niet-westerse herkomstgroepen, uitgezonderd + +de Antillianen, zijn over een halve eeuw zelfs nog grijzer: van de Turken is dan 29 procent 65-plus, van de Marokka- nen 27 procent en van de Surinamers 35 procent. +In relatieve zin is sprake van een zeer sterke groei van het aantal oudere niet-westerse allochtonen. De totale groep groeit tussen nu en 2060 van 78 duizend naar 708 duizend. Turkse en Marokkaanse 65-plussers vormen dan de groot- ste groepen, met respectievelijk 145 en 138 duizend. Nu zijn het er nog bijna 18 en 17 duizend. De Surinaamse ouderen, die met 21 duizend nu nog de grootste afzonder- lijke groep vormen, groeijen naar verhouding iets minder snel, tot 129 duizend in 2060. +Ondanks deze snelle vergrijzing van de niet-westers alloch- tone bevolkingscomponent zal ook in de toekomst de populatie 65-plussers voor het overgrote deel uit autoch- tonen bestaan (grafiek 20). In 2060 is naar verwachting 73 procent van alle ouderen autochtoon. Nu is dat nog 87 procent. +20. Aantal 65-plussers naar herkomstgroep, prognose +telde ons land 1743 eeuwelingen. Daarmee was op dat moment één op bijna 10 duizend inwoners 100 jaar of ouder. Uit een vooruitberekening blijkt dat dit aantal medio deze eeuw bijna 14 duizend kan bedragen (grafiek 21). In deze groep zal het aandeel van mannen sterk zijn toege- nomen, van bijna een zesde in 2010 naar bijna een derde in 2050. Tegen die tijd is naar verwachting ongeveer één op de circa 1250 inwoners een eeuweling (Garssen en Harmsen, 2010). De (niet onomstreden) verwachting dat de meerderheid van de kinderen die na 2000 in de westerse wereld zijn geboren de 100-jarige leeftijd zullen bereiken (Christensen et al., 2009), lijkt op basis van de CBS-progno- se (die niet verder gaat dan 2060) niet erg waarschijnlijk. Weliswaar is de cohort-levensverwachting iets hoger dan de gepubliceerde cijfers voor de periode-levensverwach- ting, maar niet zodanig dat honderdplussers tegen het eind van deze eeuw niet langer betrekkelijk zeldzaam zullen zijn. +21. Aantal 100-plussers (vooruitberekening) + 16 x mln +14 12 10 +8 +6 +4 +2 +0 +'00 '05 '10 '15 '20 '25 '30 '35 '40 '45 '50 '55 '60 +Vrouwen Mannen + 5 x mln +4.5 4 3.5 3 2.5 2 1.5 1 0.5 0 +'00 '05 '10 '15 '20 '25 '30 '35 '40 '45 '50 '55 '60 +Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Autochtonen + De totale groep ouderen zal, volgens de CBS-huishouden- sprognose, in de toekomst vaker alleenwonen dan momen- teel het geval is. Onder de jongere ouderen, tot bijna 80-ja- rige leeftijd, neemt het aandeel alleenstaanden toe, maar onder de (kleinere groep) alleroudsten juist af. De toename onder de jongere ouderen is vooral het gevolg van de toe- nemende instabiliteit van relaties. De alleroudsten daaren- tegen zullen wat vaker samenwonen, onder invloed van een stijgende levensverwachting (Van Duin en Loozen, 2009). De toename van het aantal alleenstaande ouderen geldt vooral voor mannen, omdat zij hun vrouw steeds vaker zullen overleven. Tussen nu en 2050 neemt het aandeel alleenstaande mannen van 65 jaar of ouder toe van 19 naar 31 procent. Ook bij vrouwen vindt een toename plaats, van 32 naar 39 procent. +Ondanks de forse aanstaande vergrijzing en stijgende levensverwachting zullen mensen van 100 jaar of ouder ook in de komende decennia schaars blijven. Op 1 januari 2010 +Literatuur +Bonneux, L., 2008, Tandje bijschakelen. Levensverwach- ting Nederlanders blijft achter. In: Nimwegen, N. van, J. van Everdingen, J. Geraedts en M. Evenblij (red.), Over bevol- king. Demografische ontwikkelingen in Nederland en daar- buiten, blz. 39–47. Cahier Bio-Wetenschappen en Maat- schappij 27(3). Stichting BWM, Den Haag. +Boyle, P., A. d’Onofrio, P. Maisonneuve, G. Severi, C. Robertson, M. Tubiana en U. Veronesi, 2003, Measuring progress against cancer in Europe: Has the 15% decline targeted for 2000 come about? Annals of Oncology 14(8), blz. 1312–1325. +Bruggink, J.-W., 2009, Ontwikkelingen in (gezonde) levens- verwachting naar opleidingsniveau. Bevolkingstrends 57(4), blz. 72–75. +Christensen, K., G. Doblhammer, R. Rau en J.W. Vaupel, 2009, Ageing populations: The challenges ahead. The Lancet 374, blz. 1196–1208. +26 +Centraal Bureau voor de Statistiek + +Duin, C. van, 2009, In 2050 meer hoogbejaarden zonder nakomelingen. CBS-Webmagazine, 1 april 2009. +Duin, C. van, en S. Loozen, 2009, Huishoudensprognose 2008–2050: uitkomsten. Bevolkingstrends 57(3), blz. 14– 19. +Duin, C. van, en J. Garssen, 2010, Werkelijke levensduur hoger dan levensverwachting. CBS-Webmagazine, 17 de- cember 2010. +Duin, C. van, en J. Garssen, 2011 Bevolkingsprognose 2010–2060: sterkere vergrijzing, langere levensduur. Bevolkingstrends 59(1), blz. 16–23. +European Commission, 2011, Demography Report 2010. Commission Staff Working Document. EC/Eurostat, Brussel/Luxemburg. +Garssen, J., 2005, De toekomst van onze levensverwacht- ing. Bevolkingstrends 53(3), blz. 26–56. +Garssen, J. en J. Hoogenboezem, 2005, Achtergronden van recente ontwikkelingen in de Nederlandse sterfte. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 149(46), blz. 2554–60. +Garssen, J., J. Kardaun en I. Deerenberg, 2006, Enkele ontwikkelingen in de doodsoorzaken sinds 1950. In: Hilten O. van, en A. Mares (red.), Gezondheid en Zorg in Cijfers, blz. 53–69. CBS, Voorburg/Heerlen. +Garssen, J. en J. Hoogenboezem, 2007, Aantal sterfgeval- len blijft dalen. CBS-Webmagazine, 10 september 2007. +Garssen, J. en C. Harmsen, 2010, Meer mannen worden 100. CBS-Webmagazine, 15 september 2010. +Hoogenboezem, J. en J. Garssen, 2009, Kanker nu doodsoorzaak nummer één (Cancer number one cause of death in 2008). CBS-Webmagazine, 4 februari 2009. +Jong, A. de, en C. van Duin, 2010, Regionale prognose 2009–2040: vergrijzing en omslag van groei naar krimp. PBL/CBS, Bilthoven/Den Haag. +Kardal, M., B. Lodder en J. Garssen, 2009, Levensver- wachting stijgt, maar verschil tussen laag- en hoog- opgeleiden blijft groot. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 153(49), blz. 2384–2388. +Knoops, K. en M. van den Brakel, 2010, Rijke mensen leven lang en gezond. Inkomensgerelateerde verschillen in gezonde levensverwachting. TSG Tijdschrift voor Gezond- heidswetenschappen 88(1), blz. 17–24. +Mackenbach, J. en J. Garssen, 2011, Renewed progress in life expectancy: The case of the Netherlands. In: Crimmins, E.M., S.H. Preston en B. Cohen (eds.), International differences in mortality at older ages: Dimensions and sources, blz. 369–384. National Academies Press, Washington DC. +Nicolaas, H. en M. Alders, 2007, Bevolking krimpt in helft van gemeenten. CBS-Webmagazine, 26 maart 2007. +Schellingerhout, R., 2004, Gezondheid en welzijn van allochtone ouderen. SCP, Den Haag. +Shkolnikov, V. en N. Alexander, 1997, The anti-alcohol campaign and variations in Russian mortality. In: Bobadilla, J.L., C.A. Costello en F. Mitchell (eds.), Premature death in the New Independent States, blz. 239–261. National Academy Press, Washington DC. +Stoeldraijer, L. en J. Garssen, 2011, Prognose van de +Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011 +27 +bevolking naar herkomst, strends 59(1), blz. 24–31. +2010–2060. Bevolking- + +Onderbevolking +In de jaren tachtig gold kinderbijslag als `fokpremie' en werd het krijgen van kinderen beschouwd als een begrotelijke privé-hobby, te vergelijken met het bezit van een klassieke sportwagen. Die tijd is definitief voorbij. Nu de Nederlandse bevolking de 16 miljoen is gepasseerd, dreigt de groei door geboorten tot beneden het dieptepunt uit de jaren tachtig te dalen. De gemiddelde vruchtbaarheid van vrouwen is inmiddels gedaald tot beneden 1,7 kind, terwijl voor het op peil houden van de bevolking meer dan 2 kinderen per vrouw zijn vereist. +22 juli 2005 + +Die daling is niet uniek Nederlands. In veel Europese landen wordt nog minder gebaard, met vrijwel alle Oost-Europese landen, Duitsland (1,38 kind per vrouw), Griekenland (1,32) en Italië (1,27) als dieptepunten. + +De achteruitgang van het aantal geboorten is niet alleen nadelig. Nederland is al een van de volste landen ter wereld. Het is woekeren met de ruimte en een flinke bevolkingsgroei zou het nog erger maken. Dankzij het geringe aantal jongeren neemt ondanks de lange recessie de jeugdwerkloosheid weer af. Vooral immigranten van de eerste en tweede generatie krijgen kinderen. Met het stichten van een gezin kunnen immigranten definitief wortel schieten in hun nieuwe land. Doordat jongeren schaars zijn, hebben die allochtone kinderen grotere kans op een baan. In een land met weinig jongeren daalt de criminaliteit. + +Toch geeft de dalende jeugdwerkloosheid ook te denken. Als de economie weer aantrekt, wordt het een arbeidstekort. Omdat te weinig jongeren meebetalen, stijgen nu al de AOW-premies. Het langer doorwerken van ouderen biedt dan beperkt soelaas. Jongeren geven de economie dynamiek en innovatief vermogen. + +Immigratie biedt geen compensatie voor de geboortestaking, omdat de gemiddelde immigrant nauwelijks jonger is dan de gemiddelde autochtoon. Voor een evenwichtige bevolkingsopbouw is het ongunstig de voortplanting voor een groot deel aan immigranten over te laten. Het lage kindertal van hoogopgeleiden baart zorgen omdat juist zij – ondanks de matig gefinancierde Nederlandse onderwijsvoorzieningen – voor een goede opleiding van hun kinderen proberen te zorgen. + +Het is winst dat het kabinet erkent dat kinderen geen privé-hobby zijn en de hele samenleving aangaan. Kinderen beperken de pensioenpremie van degenen die geen kinderen hebben. Toch blijft het in Nederland moeilijk om eigen kinderen te combineren met een loopbaan. Vooral moeders houden het niet vol en haken geheel of gedeeltelijk af. Het kabinet versterkt die trend door in te zetten op betaald of gespaard verlof. Maar het gaat er juist om dat ouders van jonge kinderen net als ieder ander kunnen doorwerken. Dat wordt door ongunstige school- en vakantietijden en een ingewikkelde kinderopvangregeling veel moeilijker gemaakt dan elders in Europa. Juist als kinderen en arbeidskrachten schaars worden, moeten ouders meer buitenshuis kunnen worden ingezet. Kinder- en jongerenopvang is een tweesnijdend zwaard tegen de effecten van vergrijzing. + +Bevolking van Nederland + +Bevolkingsgroei Nederland 1900 t/m 2006 (gebaseerd op gegevens van het CBS) + +Bevolkingsdichtheid per gemeente en buurtniveau in 2007 (bron: CBS) +Nederland telt in 2017 17 miljoen inwoners. De bevolking is in de laatste anderhalve eeuw meer dan vervijfvoudigd. + +1rightarrow blue.svg Zie ook: Nederland#Bevolking +Het bevolkingsaantal zal volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) toenemen tot 17,8 miljoen in het jaar 2040 en 17,9 miljoen in 2060. Het tempo van de groei neemt af, aldus het CBS. Vooral een lager aantal immigranten is daar de oorzaak van. In 2002 is bovendien het aantal asielverzoeken afgenomen tot ongeveer de helft van het jaar daarvoor. Niet al deze asielzoekers worden overigens als immigrant geregistreerd. + +Door vergrijzing zal het aantal sterfgevallen toenemen. Dat gaat een steeds grotere rol spelen in de afname van de bevolkingsgroei. Het aantal geboortes blijft in de prognoses van het CBS vrijwel gelijk. + +Inhoud +Bevolkingsontwikkeling vanaf 1900[1] Bewerken + +Jaar[2] Gemiddelde bevolking +(x 1000) Levend- +geborenen +(x 1000) Sterf- +gevallen +(x 1000) Geboorte- +overschot +(x 1000) Immigratie +(x 1000) Emigratie +(x 1000)[3] Migratie- +saldo +(x 1000) Bevolkings- +groei +(x 1000) Geboorte- +overschot +(%) Migratie- +saldo +(%) Bevolkings- +groei +(%)[4] +1900 5104 163 92 71 28 25 3 75 1,4 0,1 1,5 +1901 5163 168 90 78 26 23 3 84 1,5 0,1 1,6 +1902 5233 169 86 82 25 25 0 84 1,6 0,0 1,6 +1903 5307 170 84 86 26 32 -7 84 1,6 -0,1 1,6 +1904 5384 171 87 84 24 30 -7 79 1,6 -0,1 1,5 +1905 5460 171 85 86 25 30 -5 82 1,6 -0,1 1,5 +1906 5537 171 83 88 26 34 -8 81 1,6 -0,1 1,5 +1907 5616 172 83 88 27 41 -14 75 1,5 -0,2 1,3 +1908 5696 172 87 85 30 38 -8 78 1,5 -0,1 1,4 +1909 5772 171 80 90 32 49 -17 33 1,6 -0,3 0,6 +1910 5858 169 80 89 35 35 0 87 1,5 0,0 1,5 +1911 5951 167 87 80 36 39 -3 77 1,3 -0,1 1,3 +1912 6033 170 75 96 36 41 -4 92 1,6 -0,1 1,5 +1913 6133 174 76 98 40 40 0 98 1,6 0,0 1,6 +1914 6235 177 78 99 56 30 26 127 1,6 0,4 2,0 +1915 6340 167 80 88 38 17 21 110 1,4 0,3 1,7 +1916 6433 173 84 89 57 11 45 134 1,4 0,7 2,1 +1917 6527 173 87 86 60 9 51 142 1,3 0,8 2,2 +1918 6618 168 115 52 23 24 -2 54 0,7 0,0 0,8 +1919 6675 164 90 75 32 54 -22 53 1,1 -0,3 0,8 +1920 6754 193 82 111 42 63 -21 34 1,6 -0,3 0,5 +1921 6865 190 77 113 30 35 -5 112 1,6 -0,1 1,6 +1922 6978 182 80 102 43 34 9 110 1,4 0,1 1,6 +1923 7081 186 71 115 51 40 11 126 1,6 0,2 1,8 +1924 7196 182 71 111 41 50 -9 102 1,5 -0,1 1,4 +1925 7308 179 72 106 38 44 -5 101 1,4 -0,1 1,4 +1926 7416 177 73 104 48 42 6 110 1,4 0,1 1,5 +1927 7522 175 78 97 47 45 2 99 1,3 0,0 1,3 +1928 7621 179 74 105 49 48 0 105 1,4 0,0 1,4 +1929 7728 177 83 94 58 50 8 102 1,2 0,1 1,3 +1930 7825 182 72 111 67 57 10 103 1,4 0,1 1,3 +1931 7936 177 77 100 65 37 28 126 1,3 0,4 1,6 +1932 8062 179 73 105 56 39 17 122 1,3 0,2 1,5 +1933 8183 171 72 99 50 42 8 107 1,2 0,1 1,3 +1934 8290 172 70 102 44 44 -1 102 1,2 0,0 1,2 +1935 8392 170 74 97 34 48 -14 82 1,2 -0,2 1,0 +1936 8475 172 74 98 33 48 -16 82 1,2 -0,2 1,0 +1937 8557 170 76 95 34 45 -12 83 1,1 -0,1 1,0 +1938 8640 178 74 104 33 48 -15 89 1,2 -0,2 1,0 +1939 8729 181 76 105 50 51 -1 105 1,2 0,0 1,2 +1940 8834 185 88 97 20 26 -7 89 1,1 -0,1 1,0 +1941 8923 182 90 92 11 17 -7 84 1,0 -0,1 0,9 +1942 9008 190 86 104 8 43 -34 69 1,2 -0,4 0,8 +1943 9076 209 91 118 9 71 -62 52 1,3 -0,7 0,6 +1944 9129 220 108 112 5 24 -19 92 1,2 -0,2 1,0 +1945 9220 210 141 68 29 16 13 84 0,7 0,1 0,9 +1946 9304 284 80 204 107 67 41 238 2,2 0,4 2,6 +1947 9543 267 78 190 54 66 -11 173 2,0 -0,1 1,8 +1948 9716 248 72 175 46 66 -20 169 1,8 -0,2 1,7 +1949 9884 236 81 155 36 58 -22 142 1,6 -0,2 1,4 +1950 10027 230 76 154 71 51 20 174 1,5 0,2 1,7 +1951 10200 228 78 151 45 67 -22 128 1,5 -0,2 1,3 +1952 10328 232 76 156 34 81 -48 107 1,5 -0,5 1,0 +1953 10436 228 81 147 35 67 -32 115 1,4 -0,3 1,1 +1954 10551 228 80 149 42 61 -19 129 1,4 -0,2 1,2 +1955 10680 229 82 148 52 57 -5 142 1,4 0,0 1,3 +1956 10822 231 85 147 52 63 -11 135 1,4 -0,1 1,2 +1957 10957 234 83 151 50 63 -13 139 1,4 -0,1 1,3 +1958 11096 237 84 152 68 56 12 182 1,4 0,1 1,6 +1959 11278 243 86 156 37 54 -17 139 1,4 -0,2 1,2 +1960 11417 239 88 151 45 58 -13 139 1,3 -0,1 1,2 +1961 11556 247 88 159 55 49 6 165 1,4 0,1 1,4 +1962 11721 246 94 152 66 49 17 169 1,3 0,1 1,4 +1963 11890 250 96 154 55 47 8 152 1,3 0,1 1,3 +1964 12042 251 93 157 67 53 14 170 1,3 0,1 1,4 +1965 12212 245 98 147 77 58 19 165 1,2 0,2 1,4 +1966 12377 240 101 139 82 62 20 158 1,1 0,2 1,3 +1967 12535 239 100 139 56 67 -12 126 1,1 -0,1 1,0 +1968 12661 237 105 132 64 58 6 137 1,0 0,0 1,1 +1969 12798 248 108 140 76 56 20 159 1,1 0,2 1,2 +1970 12958 239 110 129 91 57 33 162 1,0 0,3 1,3 +1971 13119 227 110 117 95 62 33 150 0,9 0,3 1,1 +1972 13270 214 114 101 81 62 19 118 0,8 0,1 0,9 +1973 13388 195 111 84 85 64 21 103 0,6 0,2 0,8 +1974 13491 186 109 77 94 61 33 108 0,6 0,2 0,8 +1975 13599 178 114 64 127 55 72 134 0,5 0,5 1,0 +1976 13734 177 114 63 83 62 21 81 0,5 0,2 0,6 +1977 13814 173 110 63 84 61 23 83 0,5 0,2 0,6 +1978 13898 176 114 61 89 61 28 88 0,4 0,2 0,6 +1979 13986 175 113 62 105 60 45 105 0,5 0,3 0,8 +1980 14091 181 114 67 113 59 53 118 0,5 0,4 0,8 +1981 14209 179 116 63 80 63 17 77 0,4 0,1 0,5 +1982 14286 172 117 55 71 68 3 54 0,4 0,0 0,4 +1983 14340 170 118 52 67 61 6 55 0,4 0,0 0,4 +1984 14395 174 120 55 67 59 8 59 0,4 0,1 0,4 +1985 14454 178 123 55 79 55 24 76 0,4 0,2 0,5 +1986 14529 185 125 59 87 55 33 86 0,4 0,2 0,6 +1987 14615 187 122 64 96 52 44 100 0,4 0,3 0,7 +1988 14715 187 124 62 91 56 35 90 0,4 0,2 0,6 +1989 14805 189 129 60 99 60 39 87 0,4 0,3 0,6 +1990 14893 198 129 69 117 57 60 118 0,5 0,4 0,8 +1991 15010 199 130 69 120 57 63 119 0,5 0,4 0,8 +1992 15129 197 130 67 117 59 58 110 0,4 0,4 0,7 +1993 15239 196 138 58 119 59 60 102 0,4 0,4 0,7 +1994 15342 196 133 62 99 62 37 83 0,4 0,2 0,5 +1995 15424 191 136 55 96 63 33 70 0,4 0,2 0,5 +1996 15494 190 138 52 109 65 43 73 0,3 0,3 0,5 +1997 15567 192 136 57 110 62 48 87 0,4 0,3 0,6 +1998 15654 199 137 62 122 60 62 106 0,4 0,4 0,7 +1999 15760 200 140 60 119 59 60 104 0,4 0,4 0,7 +2000 15864 207 141 66 133 61 72 123 0,4 0,5 0,8 +2001 15987 203 140 62 133 63 70 118 0,4 0,4 0,7 +2002 16105 202 142 60 121 67 55 87 0,4 0,3 0,5 +2003 16193 200 142 58 105 69 36 65 0,4 0,2 0,4 +2004 16258 194 137 57 94 75 19 47 0,4 0,1 0,3 +2005 16306 188 136 52 92 83 9 29 0,3 0,1 0,2 +2006 16334 185 135 50 101 91 10 24 0,3 0,1 0,1 +2007 16358 181 133 48 117 91 26 47 0,3 0,2 0,3 +2008 16405 185 135 49 144 90 53 80 0,3 0,3 0,5 +2009 16486 185 134 51 146 85 61 89 0,3 0,4 0,5 +2010 16575 184 136 48 154 91 63 81 0,3 0,4 0,5 +2011 16656 180 136 44 163 106 57 75 0,3 0,3 0,5 +2012 16730 176 141 35 158 110 48 49 0,2 0,3 0,3 +2013 16780 171 141 30 165 117 48 50 0,2 0,3 0,3 +2014 16829 175 139 36 183 122 61 71 0,2 0,4 0,4 +2015 16901 171 147 23 205 127 78 78 0,1 0,5 0,5 +2016 16979 173 149 24 231 127 103 102 0,1 0,6 0,6 +2017[5] 17082 82 78 4 100 57 43 35 0,0 0,3 0,2 +Leeftijdsopbouw Bewerken + +De leeftijdsopbouw is in Nederland in de loop van de jaren gewijzigd. Sinds deze informatie door het CBS wordt bijgehouden, blijkt dat het relatieve aantal jongeren tot 20 jaar de afgelopen eeuw bijna is gehalveerd. Het aantal ouderen boven de 65 jaar is meer dan verdubbeld van 6 tot bijna 15 procent. De oorzaak hiervan is te vinden in de verbeterde hygiënische omstandigheden waaronder mensen leven, samen met een verder ontwikkelde gezondheidszorg. In vergelijking met 1900 is de zuigelingensterfte met 97% afgenomen.[6] De gemiddelde levensverwachting is de laatste 57 jaar toegenomen met 8,5 jaar.[7] + +Onderwerpen Perioden 1900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 +Inwoners x 1 000 5104 5858 6754 7825 8834 10027 11417 12958 14091 14893 15864 16405 +Mannen x 1 000 2521 2899 3352 3886 4408 4998 5686 6465 6994 7358 7846 8112 +Vrouwen x 1 000 2583 2959 3402 3939 4426 5029 5731 6493 7097 7534 8018 8293 +< 20 jaar % 44,4 44 42,4 40,3 37,5 37,3 37,9 35,9 31,5 25,7 24,4 24 +20 - 45 jaar % 33,9 34,7 35,6 36,6 37,4 35,9 32,9 34 37,2 40,9 37,7 34 +45 - 65 jaar % 15,7 15,2 16 17 18,1 19,1 20,2 20 19,8 20,7 24,4 27,3 +65 - 80 jaar % 5,3 5,4 5,2 5,3 6,1 6,7 7,6 8,4 9,2 9,9 10,4 11 +> 80 jaar % 0,7 0,7 0,8 0,8 0,8 1 1,3 1,7 2,2 2,9 3,2 3,7 +Kentallen Bewerken + +Percentage bevolkingsgroei: 0,60% (2016) +Netto migratie: 4,64 /1000 (2016) +Onderscheid bevolking naar sekse (2001): +zuigelingen: 1,04 m/v +onder 15 jaar: 1,05 m/v +15-64 jaar: 1,03 m/v +65 jaar en ouder: 0,7 m/v +Totale bevolking: 0,98 m/v (2001) +Zuigelingensterfte: 3,6 sterftes op 1.000 levendgeborenen (2011) +Levensverwachting (2001): +totale bevolking: 78,43 jaar +mannen: 75,55 jaar +vrouwen: 81,44 jaar +Vruchtbaarheidspercentage: 1,77 kinderen/vrouw (2008) +Etnische bevolkingssamenstelling Bewerken + +Sinds de jaren 60/70 van de 20e eeuw kent Nederland een forse immigratie. In die jaren kwamen er vooral veel Turken, Marokkanen en Surinamers naar Nederland. Ook wonen er in Nederland veel westerse allochtonen.[8] In 2005 woonden er 3,1 miljoen allochtonen in Nederland. Niet-westerse allochtonen concentreren zich vooral in de grote steden en sinds 2017 vormen bewoners met een immigratie achtergrond een meerderheid in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.[9] Volgens definitie van het CBS valt de groep derde generatie allochtonen onder de groep autochtonen, aangezien beide ouders van deze derde generatie in Nederland geboren zijn: 'Tot de derde generatie behoren personen van wie beide ouders in Nederland geboren zijn, maar van wie ten minste één ouder een migratieachtergrond heeft. Mensen die tot deze generatie behoren, hebben per definitie een Nederlandse achtergrond'. Deze derde generatie allochtonen bestaat uit 859.000 personen. De gegevens in onderstaande tabellen zijn voor 1 januari 2014 door het CBS.[10] + +Bevolkingsgroepen Aantal +Allochtoon 3.594.744 +Autochtoon 13.234.545 +Totaal niet-westerse allochtoon 1.997.584 +Totaal westerse allochtoon 1.597.160 +Totaal Afrika 612.627 +Totaal Amerika 643.290 +Totaal Azië 775.520 +Totaal Europa (exclusief autochtoon) 1.542.277 +Totaal Oceanië 21.030 +Europese Unie (exclusief autochtoon) 984.106 +Totale bevolking 17.000.260 +Land van herkomst Aantal +Afghanistan 43.183 +Albanië 1.771 +Algerije 7.989 +Amerikaans-Samoa 3 +Amerikaanse Maagdeneilanden 13 +Andorra 15 +Angola 8.495 +Anguilla 30 +Antarctica - +Antigua en Barbuda 46 +Argentinië 5.028 +Australië 15.377 +Bahama's 84 +Bahrein 133 +Bangladesh 1.737 +Barbados 133 +België 115.028 +Belize 23 +Benin 416 +Bermuda 42 +Bhutan 370 +Bolivia 1.110 +Botswana 186 +Brazilië 20.997 +Britse Maagdeneilanden 11 +Brits Territorium in de Indische Oceaan 6 +Brunei 638 +Bulgarije 21.153 +Burkina Faso 581 +Burundi 3.275 +Cambodja 1.080 +Canada 14.925 +Centraal-Afrikaanse Republiek 75 +Chili 5.426 +China 64.097 +Colombia 14.759 +Comoren 27 +Congo 1.585 +Congo (Democratische Republiek) 8.297 +Cookeilanden 17 +Costa Rica 899 +Cuba 1.999 +Cyprus 714 +Denemarken 6.092 +Djibouti 196 +Dominica 111 +Dominicaanse Republiek 13.220 +Duitsland 368.512 +Ecuador 3.028 +Egypte 22.205 +El Salvador 602 +Equatoriaal-Guinea 69 +Eritrea 2.595 +Ethiopië 12.596 +Faeröer 8 +Falklandeilanden 5 +Fiji 104 +Filipijnen 18.627 +Finland 4.554 +Frankrijk 39.595 +Frans-Guyana 765 +Frans-Polynesië 17 +Gabon 140 +Gambia 1.070 +Ghana 22.556 +Gibraltar 51 +Grenada 65 +Griekenland 19.217 +Groenland 15 +Guadeloupe 323 +Guam 1 +Guatemala 790 +Guinee 4.111 +Guinee-Bissau 384 +Guyana 4.225 +Haïti 659 +Honduras 624 +Hongarije 20.226 +Hongkong 18.218 +Ierland 8.589 +IJsland 538 +India 26.932 +Indonesië 372.233 +Irak 54.159 +Iran 36.561 +Israël 8.669 +Italië 44.105 +Ivoorkust 1.832 +Jamaica 1.524 +Japan 7.334 +Jemen 652 +Voormalig Joegoslavië 82.290 +— Bosnië-Herzegovina 804 +— Federale Republiek Joegoslavië +— Joegoslavië 80.001 +— Kosovo 20 +— Kroatië 252 +— Macedonië 157 +— Montenegro 8 +— Servië 98 +— Servië en Montenegro 805 +— Slovenië 145 +Jordanië 1.566 +Kaapverdië 21.714 +Kameroen 2.835 +Kanaaleilanden 35 +Katar 94 +Kenia 3.813 +Kiribati 4 +Koeweit 1.659 +Laos 322 +Lesotho 111 +Libanon 5.493 +Liberia 3.086 +Libië 1.246 +Liechtenstein 6 +Luxemburg 1.592 +Macau 116 +Madagaskar 256 +Malawi 396 +Maldiven 21 +Maleisië 5.356 +Mali 316 +Malta 540 +Man 15 +Marokko 374.996 +Marshalleilanden 6 +Martinique 118 +Mauritanië 423 +Mauritius 608 +Mayotte 7 +Mexico 5.254 +Micronesië - +Monaco 78 +Mongolië 639 +Montserrat 10 +Mozambique 926 +Myanmar 1.282 +Namibië 356 +Nauru 4 +Voormalige Nederlandse Antillen en Aruba 146.855 +— Aruba 3.760 +— Caribisch Nederland 12 +— Curaçao 124 +— Sint Maarten 6 +— Nederlandse Antillen (oud) 142.953 +Nepal 1.794 +Nicaragua 659 +Nieuw-Caledonië 17 +Nieuw-Zeeland 5.187 +Niger 380 +Nigeria 11.766 +Niue - +Noordelijke Marianen - +Noord-Korea 104 +Noorwegen 4.328 +Norfolk - +Oman 363 +Oostenrijk 15.631 +Pakistan 20.653 +Palau 2 +Panama 461 +Papoea-Nieuw-Guinea 187 +Paraguay 318 +Peru 5.830 +Pitcairneilanden - +Polen 123.003 +Portugal 23.613 +Puerto Rico 189 +Réunion 66 +Roemenië 18.740 +Rwanda 1.547 +Saint Kitts en Nevis 107 +Saint Pierre en Miquelon - +Saint Vincent en de Grenadines 107 +Salomonseilanden 29 +Samoa 42 +San Marino - +Sao Tomé en Principe 276 +Saoedi-Arabië 1.962 +Senegal 1.765 +Seychellen 120 +Sierra Leone 5.997 +Singapore 4.782 +Sint-Helena 8 +Sint Lucia 75 +Soedan 6.317 +Somalië 37.432 +Voormalig Sovjet-Unie 72.203 +— Armenië 854 +— Azerbeidzjan 718 +— Estland 1.240 +— Georgië 298 +— Kazachstan 225 +— Kirgizië 72 +— Letland 3.642 +— Litouwen 5.091 +— Moldavië 170 +— Oekraïne 1.180 +— Oezbekistan 173 +— Rusland 2.519 +— Rusland (oud) 436 +— Sovjet-Unie 55.233 +— Tadzjikistan 55 +— Turkmenistan 17 +— Wit-Rusland 280 +Spanje 38.955 +Sri Lanka 11.703 +Suriname 348.291 +Swaziland 112 +Syrië 13.744 +Taiwan 2.882 +Tanzania 2.107 +Thailand 18.483 +Timor Leste 18 +Togo 1.847 +Tokelau-eilanden - +Tonga 21 +Trinidad en Tobago 946 +Tsjaad 145 +Voormalig Tsjecho-Slowakije 15.513 +— Slowakije 438 +— Tsjechië 579 +— Tsjecho-Slowakije 14.496 +Tunesië 9.103 +Turkije 396.414 +Turks- en Caicoseilanden 2 +Tuvalu 1 +Oeganda 1.974 +Uruguay 1.117 +Vanuatu 10 +Vaticaanstad - +Venezuela 5.721 +Verenigd Koninkrijk 81.860 +Verenigde Arabische Emiraten 666 +Verenigde Staten van Amerika 35.736 +Verre eilanden van de Verenigde Staten 1 +Vietnam 20.603 +Wallis en Futuna - +Zambia 1.382 +Zimbabwe 1.942 +Zuid-Afrika 18.586 +Zuid-Korea 6.592 +Zuid-Soedan - +Zweden 6.504 +Zwitserland 10.789 +Religie Bewerken +1rightarrow blue.svg Zie Religie in Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp. +Volgens de Religieuze Kaart van Nederland van het CBS was dit de verdeling tussen religies in 2015 in Nederland. + +CBS.[11] + +Religie Percentage +Geen kerkelijke gezindte 50,1% +Rooms-katholiek 23,7% +Nederlands Hervormd 6,5% +Protestants 5,7% +Islam 4,9% +Gereformeerd 3,3% +Hindoeïsme 0,6% +Boeddhisme 0,4% +Jodendom 0,1% +Overige gezindten 4,6% +Talen: Nederlands, Nederlandse Gebarentaal, Fries (Friesland), Papiaments(Bonaire), Engels (Saba en Sint Eustatius) zie ook Talen in Nederland. +Alfabetisme (percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder die kunnen lezen en schrijven) totale bevolking: 99% (schatting 2000) +Nelson Mandela heeft de wereld vergrijst omdat uiteindelijk zijn haar grijs was en omdat hij zo’n voorbeeld was is de hele wereld met hem samen vergrijst. + +De definitie van vergrijzing is, of zou moeten zijn: de verhouding tussen het aantal mensen dat ouder is dan een bepaalde leeftijd en het aantal mensen dat jonger is wordt groter. Nederland is — de facto al sinds 1965 — aan het vergrijzen, zoals te zien is op de deze CBS-pagina. (De groep 100-jarigen lijkt extra snel te groeien, maar dat komt omdat in de grafiek alle 100-plussers bij elkaar opgeteld worden. Achter de 100 had een plusje moeten staan.) + +Er wordt vaak gesproken van dubbele vergrijzing, waarmee meestal wordt bedoeld dat het aantal ouderen toeneemt en het aantal niet-ouderen afneemt doordat het aantal kinderen daalde/daalt ('ontgroening'). Methodologisch gezien is dat echter onjuist, omdat het slechts gaat om de verhouding. Anders gezegd: een toenemend aantal ouderen is geen probleem als het aantal niet-ouderen evenredig toeneemt. De leeftijdsopbouwgrafiek blijft dan dezelfde vorm houden. + +Toch is er sprake van een dubbele vergrijzing, want naast dat de genoemde verhouding ongunstiger is geworden, is ook de levensverwachting toegenomen — tussen 1950 en 2010 met 10 jaar. Beiden hebben invloed op de verhouding tussen het aantal mensen dat ouder is dan bijv. 65 en het aantal mensen dat jonger is. + +AOW-vraagstuk +De vergrijzing is uiteraard ook van invloed op het AOW-vraagstuk. Dat hoeft evenwel toch niet te betekenen dat de pensioenleeftijd verhoogd moet worden. Daarbij speelt namelijk de werkgelegenheid ook een rol. Als die wezenlijk te laag is, heeft het weinig zin om de pensioenleeftijd te verhogen. Men krijgt dan slechts een verschuiving van AOW- naar WW- of bijstandsuitkering. + +Uit zuiver leeftijdsdemografisch oogpunt gezien zou de pensioenleeftijd wel mee moeten groeien met de levensverwachting, maar bij een wezenlijk te lage werkgelegenheid heeft dat dus geen zin. Hooguit zou het zin hebben om de pensioenleeftijd op individueel-vrijwillige basis facultatief te maken, als bepaalde pensioensgerechtigden niet gemist kunnen worden op de werkvloer. + +Men zou dus eerst de werkgelegenheid moeten verhogen. Dat kan door loonmatiging — van in eerste instantie de hogere inkomens en waarbij een behoorlijk bestaansminimum voor de laagste inkomens in acht zou moeten worden genomen — en/of het verlagen van de werkgeverslasten op arbeid. + +Het tegenargument dat met loonmatiging ook de binnenlandse besteding omlaag gaat en de economie daarmee in een neerwaartse spiraal terecht komt houdt geen stand. Immers, bij goedkopere arbeid zullen ook de binnenlandse prijzen geremd + + worden. Daarentegen zal de Nederlandse concurrentiepositie, en daarmee direct of indirect de werkgelegenheid, verbeteren. + +AWBZ-premie +Waar de vergrijzing wel een absolute invloed op heeft is op de hoogte van de AWBZ-premie, waarmee het grootste deel van ouderenzorg betaald wordt. Die premie is in Nederland in het verleden te laag geweest. + +Dat komt waarschijnlijk niet door een gebrek aan rekenkundig inzicht, maar door politiek populisme: men won en wint weinig stemmen met de boodschap dat de AWBZ-premie verhoogd moet worden omdat de bevolking op afzienbare termijn gaat vergrijzen. Dat dient echter wel te gebeuren, zelfs met terugwerkende kracht, als men de AWBZ-gefinancierde zorg op peil wil houden. + +Pieken en dalen +Wat verder van belang is, is dat de groei van het aantal ouderen niet gelijkmatig verloopt. Als men in de grafiek op de eerstgelinkte pagina het aantal 80-jarigen bekijkt, ziet men dat er rond 2027 en 2050 ook nog twee piekgolven voorbij komen. Dat heeft consequenties voor de ouderenzorg en in het bijzonder voor de verzorgingshuiscapaciteit. + +Gezonde levensverwachting +Tot slot is t.a.v. diverse vraagstukken belangrijk te weten dat enerzijds men (ook) steeds langer vrij blijft van beperkingen, en anderzijds het percentage mensen zonder chronische aandoeningen afneemt. Zie daarvoor deze CBS-pagina. + +De verklaring voor deze schijnbare tegenstrijdigheid is dat de levensstijl van de mensen slechter wordt (men wordt o.a. steeds dikker) en men daardoor meer chronische aandoeningen krijgt, maar dat de gezondheidszorg de gevolgen van die chronische aandoeningen sterk weet te beperken. (Zie de pagina Preventiebeleid voor hoe met het vraagstuk levensstijl om te gaan.) + + + + +Urbanisatie + +Verstedelijking of urbanisatie is de geleidelijke uitbreiding van intensief bewoonde gebieden, als gevolg van bevolkingsgroei en veranderingen in het levenspatroon van de bevolking. De mate van verstedelijking wordt uitgedrukt in de urbanisatiegraad. Sinds de 21e eeuw leeft voor het eerst de meerderheid van de wereldbevolking in een stad. De voedselvoorziening wordt daarmee verzorgd door een steeds kleiner deel van de bevolking, wat de kwetsbaarheid van de voedselbevoorrading vergroot. Daarnaast neemt de arbeidsreserve af die in het verleden snelle economische expansies mogelijk maakte. De verhoogde levensstandaard vergroot de ecologische voetafdruk. + +Binnenlandse migratie in Nederland +Urbanisatie (tot 1960) +Suburbanisatie (1960-1975) +Desurbanisatie (1975-1980) +Re-urbanisatie (na 1980) +Inhoud +Geschiedenis en oorzaken Bewerken + + +Geürbaniseerd deel van de bevolking per land, 2006. + +Percentages stads- en plattelandsbewoners op de gehele wereldbevolking. +Hoewel er ook in het verre verleden al zeer grote steden bestonden - zoals Rome anno 100 n.C. met 650.000 inwoners - kon pas ten tijde van de industriële revolutie de grote groei van de steden beginnen. Betere landbouwtechnieken lieten toe met kleinere mankracht grotere opbrengsten te realiseren, waardoor meerdere mensen buiten landbouw tewerkgesteld konden worden. Dankzij ontwikkelingen binnen het domein van vervoer werden de steden minder afhankelijk van hun directe omgeving, want het voedsel voor het groeiende aantal stedelingen kon van grotere afstand aangevoerd worden. Tegelijkertijd eisten fabrieken steeds meer arbeiders. Verstedelijking was dus tegelijkertijd zowel het gevolg als de oorzaak van de industriële revolutie. + +Van de totale bevolking leefde rond 1900 zo'n 225 miljoen mensen in steden, 12 tot 15 procent. Tegen 1950 lag dit rond de 30 procent en rond 2000 was dit met een kleine drie miljard mensen bijna de helft. Deels bestond deze groei uit migratie vanaf het platteland, maar sinds de sanitaire revolutie waren steden in staat te groeien door een eigen geboorteoverschot. De levensverwachting in de steden werd in een aantal gevallen ook hoger dan op het platteland, een groot contrast met vroeger tijden. Rond 1750 reduceerde de sterfte in Londen bijvoorbeeld de bevolkingsgroei in het gehele land met de helft. + +Deze verstedelijking begon in de westerse wereld. Daar werd het eerste stadium van verstedelijking tegen jaren dertig tot vijftig van de twintigste eeuw voltooid. Het Westen werd gevolgd door de Sovjet-Unie en Latijns-Amerika. In sommige Latijns-Amerikaanse landen is zij bijna voltooid, in andere Latijns-Amerikaanse en Aziatische landen is zijn nog volop op de gang met de nodige krottenwijken tot gevolg waar vroegere boeren in hoop op beter leven komen wonen. In China stimuleerde de overheid het platteland, maar na 1980 vond daar de grootste en snelste verstedelijking ooit plaats. In vele Afrikaanse landen is de verstedelijking nog niet begonnen. + +Gevolgen Bewerken +Over de gehele wereld ontstonden steden met soms tientallen miljoenen inwoners. Het leven in de stad vergde andere omgangsvormen dan die in dorpen en had daarmee een grote invloed op alle facetten van het dagelijks leven. In plaats van traditionele plattelandsgezinnen, waar meerdere generaties onder één dak woonden, kwam er een gezin bestaande uit een man, zijn vrouw en hun kinderen. Dat heeft ook in meer individualisme geresulteerd doordat familiebanden losser werden. Persoonlijk vertrouwen kon niet meer aan de basis staan, waarmee een groter beroep werd gedaan op het rechtssysteem, politie en opvoeding. Reacties daarop varieerden van de vorming van straatbendes tot buurtverenigingen. Hoewel op veel van de stadsproblemen nog geen bevredigend antwoord is gevonden, had het stadsleven dusdanig veel voordelen dat het mensen aan bleef trekken. Oorzaken lagen bij werkgelegenheid, onderwijs, gezondheidszorg en uitgaansleven. + +Waar kinderen op het platteland nog bij kunnen dragen in het dagelijks onderhoud door bijvoorbeeld het hoeden van dieren, geldt dit in de stad in veel mindere mate, terwijl meisjes in steden meer kans op onderwijs hebben. Dit alles stimuleerde een geboortedaling die zich rond 1970 zo ver had doorgezet in Duitsland en Japan dat het geboortecijfer dermate laag werd dat de bevolking kromp. Na 1980 was dit ook het geval in Rusland en de Oekraïne. Mogelijk worden steden door deze trend opnieuw demografische zwarte gaten, deze keer niet door een hoog sterftecijfer, maar door een laag geboortecijfer. + +Suburbanisatie Bewerken + +Toch wil het niet zeggen dat de verstedelijking in Europa en Amerika sinds de jaren vijftig gestopt is. Na het eerste stadium komt het tweede, dat onder de naam suburbanisatie bekend is, van suburb, Engels voor buitenwijk. Nu gaat de mensenstroom in de andere richting. Mensen willen uit de stad om gebrek aan ruimte, lawaai, luchtvervuiling en dergelijke te ontvluchten (stadsvlucht). Hoewel mensen dus ogenschijnlijk buiten de stad gaan wonen, is dit proces ook een resultaat en een onderdeel van verstedelijking, want de voorstadsinwoners zijn zeker geen plattelandsmensen van vroeger. Ze doen niet aan landbouw (hoogstens een tuintje met wat bloemen) en ze zijn nog steeds afhankelijk van de stad, die hen "bedient" op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en cultuur. + +Gevolgen voor het milieu Bewerken + + +Stedelijk milieu +Verstedelijking lijkt op het eerste gezicht slecht te zijn voor het milieu. Men ziet veel verkeer, asfalt, productie van fijn stof, en relatief weinig groen. Echter als je kijkt naar het effect van verstedelijking op het milieu vanuit een relatief perspectief dan wordt duidelijk dat het tegenovergestelde juist waar is. In stedelijke gebieden is per inwoner de hoeveelheid asfalt, het aantal personenauto's en het oppervlakte bebouwd terrein een aanzienlijk stuk lager dan in niet-stedelijke gebieden. In onderstaande figuur is duidelijk de relatie te zien van de individuele impact van inwoners van Nederlandse gemeentes op het milieu en stedelijkheid. + +Verstedelijking heeft vaak nadelige gevolgen voor de waterhuishouding in een gebied. De neerslag die er valt kan niet langer in de bodem infiltreren en komt versneld tot afstroming in de rivieren en beken die het gebied doorkruisen. Die krijgen daardoor te maken met hogere debieten, waardoor de kans op overstromingen en dijkdoorbraken in de benedenloop van de rivier groter wordt. Verstedelijking of urbanisatie is de geleidelijke uitbreiding van intensief bewoonde gebieden, als gevolg van bevolkingsgroei en veranderingen in het levenspatroon van de bevolking. De mate van verstedelijking wordt uitgedrukt in de urbanisatiegraad. Sinds de 21e eeuw leeft voor het eerst de meerderheid van de wereldbevolking in een stad. De voedselvoorziening wordt daarmee verzorgd door een steeds kleiner deel van de bevolking, wat de kwetsbaarheid van de voedselbevoorrading vergroot. Daarnaast neemt de arbeidsreserve af die in het verleden snelle economische expansies mogelijk maakte. De verhoogde levensstandaard vergroot de ecologische voetafdruk. + +Binnenlandse migratie in Nederland +Urbanisatie (tot 1960) +Suburbanisatie (1960-1975) +Desurbanisatie (1975-1980) +Re-urbanisatie (na 1980) +Inhoud +Geschiedenis en oorzaken Bewerken + + +Geürbaniseerd deel van de bevolking per land, 2006. + +Percentages stads- en plattelandsbewoners op de gehele wereldbevolking. +Hoewel er ook in het verre verleden al zeer grote steden bestonden - zoals Rome anno 100 n.C. met 650.000 inwoners - kon pas ten tijde van de industriële revolutie de grote groei van de steden beginnen. Betere landbouwtechnieken lieten toe met kleinere mankracht grotere opbrengsten te realiseren, waardoor meerdere mensen buiten landbouw tewerkgesteld konden worden. Dankzij ontwikkelingen binnen het domein van vervoer werden de steden minder afhankelijk van hun directe omgeving, want het voedsel voor het groeiende aantal stedelingen kon van grotere afstand aangevoerd worden. Tegelijkertijd eisten fabrieken steeds meer arbeiders. Verstedelijking was dus tegelijkertijd zowel het gevolg als de oorzaak van de industriële revolutie. + +Van de totale bevolking leefde rond 1900 zo'n 225 miljoen mensen in steden, 12 tot 15 procent. Tegen 1950 lag dit rond de 30 procent en rond 2000 was dit met een kleine drie miljard mensen bijna de helft. Deels bestond deze groei uit migratie vanaf het platteland, maar sinds de sanitaire revolutie waren steden in staat te groeien door een eigen geboorteoverschot. De levensverwachting in de steden werd in een aantal gevallen ook hoger dan op het platteland, een groot contrast met vroeger tijden. Rond 1750 reduceerde de sterfte in Londen bijvoorbeeld de bevolkingsgroei in het gehele land met de helft. + +Deze verstedelijking begon in de westerse wereld. Daar werd het eerste stadium van verstedelijking tegen jaren dertig tot vijftig van de twintigste eeuw voltooid. Het Westen werd gevolgd door de Sovjet-Unie en Latijns-Amerika. In sommige Latijns-Amerikaanse landen is zij bijna voltooid, in andere Latijns-Amerikaanse en Aziatische landen is zijn nog volop op de gang met de nodige krottenwijken tot gevolg waar vroegere boeren in hoop op beter leven komen wonen. In China stimuleerde de overheid het platteland, maar na 1980 vond daar de grootste en snelste verstedelijking ooit plaats. In vele Afrikaanse landen is de verstedelijking nog niet begonnen. + +Er is een grote voorspelling dat er over 60 jaar een superheld komt genaamd SUPEROMA! Dit zou Marinde van Belle worden maar dat is nog niet bekend. + +Een demografische transitie of demografische revolutie is de overgang van een hoog sterfte- en geboortecijfer naar een laag sterfte- en geboortecijfer binnen een bepaalde bevolkingsgroep. + +In West-Europa werd deze overgang gemaakt tussen 1750 en 1960, dus vanaf de tweede helft van de 18e eeuw, in het klimaat van industrialisering dat in de 18de eeuw in Europa kiemde. Een gevolg was de sterke toename van de Europese bevolking in die periode. In de zuidelijke continenten startte de demografische transitie veel later en werd deze ingezet door een verbetering van de gezondheidszorg. De sterfte daalde er sneller dan de vruchtbaarheid, waardoor de toename van de bevolking er ook sterker was. In een groot deel van Afrika is de transitie nog lopend. + +De transitie verloopt per land verschillend, waarbij de nationale geschiedenis (oorlogen etc.) het standaardbeeld kunnen verstoren. De demografische transitie in Nederland kenmerkt zich bijvoorbeeld door een tussen 1880 en 1950 slechts geleidelijk verlagen van de geboorte- en sterftecijfers, met in 1945 en 1946 een geboortegolf vanwege het eind van de Tweede Wereldoorlog. In China wordt de demografische transitie weer sterk beïnvloed door de eenkindpolitiek van de regering. + +Inhoud +Verloop Bewerken + +Voordat de demografische transitie inzet bestaat het volgende beeld. Het sterftecijfer is relatief hoog, ook vooral onder kinderen. Veel kinderen halen de leeftijd van 5 jaar niet eens. Daarom is ook het geboortecijfer hoog. Een andere reden voor een hoog geboortecijfer is de ontoereikendheid van oudedagsvoorzieningen: de kinderen worden geacht later voor de ouders te zorgen en hoe meer kinderen, des te meer zekerheid. Bovendien zijn voorbehoedsmiddelen onbekend, niet beschikbaar, of niet geaccepteerd. Leefomstandigheden, gezondheidszorg en hygiëne zijn slecht, waardoor bij tijd en wijle epidemieën zoals mazelen, cholera en pokken grote hoeveelheden slachtoffers maken en pieken in de sterftecijfers veroorzaken. Ziekten of ernstige verwondingen lopen vaak fataal af. De bevolking groeit hierdoor niet of langzaam. + +De economische ontwikkeling van een land of de industriële revolutie zorgen voor het inzetten van de demografische transitie. Leefomstandigheden, hygiëne en gezondheidszorg verbeteren. Hierdoor verlaagt het sterftecijfer drastisch. Met name de kindersterfte neemt af. Het geboortecijfer blijft hierbij achter en blijft nog steeds hoog. Hierdoor versnelt de bevolkingsgroei. Bovendien is het mogelijk dat dit effect versterkt wordt doordat immigranten op het economische succes afkomen en dus ook het migratiesaldo zijn steentje bijdraagt. De verstedelijking neemt hierdoor toe. Het krijgen van veel kinderen wordt hierdoor ook steeds minder lonend, bovendien kosten kinderen in een moderne economie ook meer en meer geld. Het is mogelijk dat het economisch succes leidt tot het instellen van betere pensioenregelingen waardoor kinderen niet of minder voor hun ouders hoeven te zorgen. Door de verstedelijking krijgen ook nieuwe ideeën hun ingang en vindt ontkerkelijking plaats. Voorbehoedsmiddelen worden meer en meer geaccepteerd en de seksuele revolutie en vrouwenemancipatie doen hun intrede. Door deze redenen daalt in een later stadium ook het geboortecijfer, waardoor de bevolkingsgroei weer afneemt. + +Na het voltooien van de demografische transitie zien we een laag geboortecijfer en een laag sterftecijfer. Een vergrijzingsgolf zal zich inzetten doordat de generatie uit de demografische transitie ('babyboomers') veroudert en zelf een kleinere generatie voortbrengt. Dit kan druk op de sociale voorzieningen veroorzaken. In dit stadium zien staten zich gedwongen hun pensioenstelsels aan te passen of lopen de begrotingstekorten op omdat ze noodgedwongen de pensioentekorten uit de nationale begroting moeten aanvullen. Het is zelfs mogelijk dat door de vergrijzing het sterftecijfer het geboortecijfer overtreft en de bevolking licht gaat dalen. Wanneer de 'babyboomers' zijn overleden is ook de vergrijzing voorbij en kan men de demografische transitie als volledig voltooid zien. + +Europa Bewerken + +1rightarrow blue.svg Zie ook Geschiedenis van Europa#De moderne tijd (± 1800 - ± 1945) +De bevolking van Europa steeg van 163 miljoen in 1740 tot 408 miljoen in 1900. Dankzij betere landbouw- en veeteeltmethoden en de teelt van nieuwe gewassen (maïs, aardappels) namen de opbrengsten sterk toe en kon de groeiende bevolking gevoed worden. Dit werd ook mogelijk gemaakt door een verbetering van het klimaat. Dankzij onder meer verbetering van de hygiëne en verlaging van de huwelijksleeftijd versnelde na 1800 de groei nog. Hoewel Europa in de negentiende eeuw regelmatig geteisterd werd door uitbraken van cholera, kwamen epidemieën, met name dankzij de aanleg van drinkwaterleidingen en rioleringssystemen, na 1870 veel minder voor. Een uitzondering hierop vormde de uitbraak van de Spaanse griep in 1918/1919, waarbij miljoenen Europeanen omkwamen. De demografische transitie werd op gang gebracht door de mechanisering in de landbouw en liep grotendeels parallel aan de industriële revolutie die zorgde voor hogere productie van kleding, gereedschappen en dergelijke. Dit gaf ook uitbreiding van werkgelegenheid. De snel toenemende verstedelijking bood een woonplek aan de expanderende bevolking. + +Er vond dus een moderniseringsproces plaats, waardoor de Europese samenleving drastisch veranderde. Op alle gebieden (economisch, sociaal, politiek, cultureel en religieus) waren de veranderingen groot. + +Theorie van Malthus Bewerken +1rightarrow blue.svg Zie ook Malthusiaanse catastrofe en Malthusiaans plafond +Thomas Malthus schreef in 1798 een pamflet over de demografische revolutie (An Essay on the Principles of Population). Hij beschreef daarin de wetten die de bevolkingsgroei beheersen, de bevolking zou om de 25 jaar verdubbelen in omvang, terwijl het landbouwareaal in dezelfde periode met slechts één eenheid kon toenemen. Hongersnood, ziektes en oorlogen zouden hiervan het gevolg zijn. Malthus noemde dit de repressive check. Om deze door hem voorziene catastrofes af te wenden pleitte hij voor 'preventive checks'. Hiermee doelde hij op het afwenden van crises door aanpassing van het demografisch gedrag van de bevolking. Een voorbeeld hiervan is de 'moral restraint'; het uitstellen van het huwelijk of helemaal niet huwen om nakomelingen te vermijden. + +Rond 1845 leek het erop dat Malthus gelijk zou krijgen; een hongersnood teisterde Europa als gevolg van een massaal om zich heen grijpende aardappelziekte. Ondanks de agrarische- en industriële revolutie duurde het een aantal jaar voordat er weer voldoende voedsel en werk was voor de steeds maar groeiende bevolking. Die moest echter vaak met weinig genoegen nemen en door de bijzondere omstandigheden zoals in Oekraïne en enkele andere delen van Rusland kwamen daar nog tot ver in de twintigste eeuw miljoenen mensen om door hongersnoden. De visie van Malthus stimuleerde de industriële revolutie en de neiging tot geboortebeperking, maar zou later blijken te pessimistisch te zijn. Door bijvoorbeeld de import van nieuwe voedingsgewassen en innovatie in de bewerking van agrarische producten was er in de negentiende eeuw en later in het industrialiserende deel van de wereld geen sprake van verhoogde mortaliteitscijfers door tekorten. En met de verhoging van de productiviteit in de landbouw groeide ook in die sector nog vele tientallen jaren het aantal arbeidsplaatsen. + +Jeugdbult Bewerken +Wanneer de demografische transitie aanvangt en de sterftecijfers beginnen te dalen, zal dit in eerste instantie betekenen dat veel kinderen die voorheen jong overleden volwassen worden. De brede basis van de piramide versmalt hierdoor niet en 'schuift' op naar boven. Dit kan een 'jeugdbult' ('youth bulge') veroorzaken, een oververtegenwoordiging van jongeren in de leeftijd 18-24. Het gevolg hiervan is dat vrij plotseling een grote groep jongeren toetreedt tot een arbeidsmarkt die deze grote toevloed niet kan verwerken. De (jeugd)werkloosheid zal hierdoor explosief toenemen. Bovendien zijn jongeren gevoeliger voor nieuwe denkbeelden en gaan sneller over tot bekritiseren van de oudere generatie die de macht in handen heeft. Hiermee kan de jeugdbult politieke instabiliteit veroorzaken, uiteraard afhankelijk van hoe een land hiermee om kan gaan. De Russische econoom Korotajev wijst de aanwezigheid van een jeugdbult in Arabische landen (met name Egypte) aan als voornaamste oorzaak voor de Arabische Lente. + +Demografische fuik Bewerken +Het begrip 'demografische fuik' ('demographic trap') ziet op situaties waar de demografische transitie tot een vicieuze cirkel leidt. Dit is met name in de volgende twee situaties mogelijk: + +De bevolkingsgroei die wordt veroorzaakt door de demografische transitie kan leiden tot overbevolking en daarmee tot een afname van de levensstandaard. Hierdoor zal het geboortecijfer hoog blijven want kinderen vormen immers een oudedagsvoorziening wanneer er geen goede pensioenregelingen bestaan (omdat hier door de slechte economische omstandigheden bijvoorbeeld geen ruimte voor is). Hierdoor blijft de bevolking onverminderd groeien waardoor de omstandigheden slecht blijven. Dit ziet men vooral wanneer de demografische transitie inzet in een gebied met weinig hulpbronnen en andere economische mogelijkheden. Een typisch voorbeeld van een gebied in een dergelijke demografische fuik is de Gazastrook. Dit is de zogenaamde 'Malthusiaanse val'. +Ook aan het eind van de demografische transitie kan een land in een demografische fuik belanden, veroorzaakt door vergrijzing. Door het weglekken van financiële middelen om de vergrijzingskosten te betalen vermindert de ruimte voor consumptie en hiermee uiteindelijk ook de belastinginkomsten voor de overheid. Deze heeft hierdoor nog minder speelruimte om maatregelen te nemen waardoor de economie nog verder onder druk zal staan. Bovendien zal de zwaarder belaste generatie hierdoor nog minder geneigd zijn om aan kinderen te beginnen, aangezien kinderen duur en de economische vooruitzichten duurzaam somber zijn. Hierdoor zal een nog kleinere generatie worden voortgebracht waardoor de vergrijzing en bevolkingsdaling doorzetten. Een voorbeeld van een land dat zich in deze situatie bevindt is Japan, maar ook voor China, Rusland en de rijke West-Europese landen dreigt een dergelijke situatie te ontstaan in de nabije toekomst. +Joegoslavië +Historisch land + +Grondgebied door de jaren heen van het eerste, tweede en derde Joegoslavië +Joegoslavië was tussen 1918 en 2003 de naam van meerdere opeenvolgende staten in Zuidoost-Europa op de Balkan. De hoofdstad was telkens Belgrado. Vanaf 2003 heette het land Servië en Montenegro, in 2006 viel het uiteen in Servië en Montenegro. + +Inhoud +Koninkrijk Joegoslavië Bewerken + +1rightarrow blue.svg Zie Koninkrijk Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp. +Het eerste Joegoslavië (1917-1942) was een monarchie, die pas vanaf 1930 zo zou heten en uiteindelijk als een koninklijke dictatuur functioneerde, tot zij door de Duitsers werd ontmanteld. Van 1918 tot 1929 heette het het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen en vanaf 1929 tot 1941 het Koninkrijk Joegoslavië. + +Republiek Joegoslavië Bewerken + +1rightarrow blue.svg Zie Socialistische Federale Republiek Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp. +Het tweede Joegoslavië (1943-1992) was het meest bekend: de communistische staat onder leiding van Josip Broz (beter bekend onder zijn schuilnaam en later bijnaam Tito). Deze staat heette van 1943 tot 1945 de Federale Democratische Republiek Joegoslavië, van 1945 tot 1963 de Federale Volksrepubliek Joegoslavië en van 1963 tot 1992 de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië. + +Staatsinrichting (1946-1992) Bewerken +De communisten, sinds 1945 aan de macht, riepen in 1946 na de verkiezingsoverwinning de Federale Volksrepubliek Joegoslavië uit. Staatshoofd werd Ivan Ribar, maar de werkelijke macht lag bij Josip Tito, die in 1953 het ambt van staatshoofd op zich nam.[1] + +Tot 1963 had Joegoslavië een grondwet die sterk op die van de Sovjet-Unie leek. In 1963 werd er een nieuwe grondwet aangenomen waarin Joegoslavië de naam Socialistische Federale Republiek van Joegoslavië kreeg. Staatshoofd van Joegoslavië was de president. Josip Broz Tito, die sinds 1953 dit ambt bekleedde, bleef dit ambt vervullen en werd na de grondwetswijziging van 1974 president voor het leven. De president was tevens voorzitter van het Presidium van het Presidentschap. Dit presidium bestond uit de presidenten van de deelrepublieken, plus de voorzitter van de Joegoslavische Communistenbond. Uit hun midden werd steeds een president gekozen die het ambt één jaar mocht bekleden. Omdat Tito president voor het leven was, ging dit roulerend systeem pas in 1980 - het jaar van Tito's overlijden - in. In vergelijking met andere communistische staten bezat de president een relatief grote macht. + +Naast het presidentschap kende men in Joegoslavië tot 1992 tevens het voorzitterschap van de Federale Uitvoerende Raad, vergelijkbaar met het ambt van minister-president of eerste minister. De Federale Uitvoerende Raad werd uit het midden van het verenigde parlement gekozen. Het ambt van minister was in 1953 afgeschaft en vervangen door dat van secretaris. De secretarissen waren dus lid van het parlement en belast met het uitvoeren van de besluiten. + +Joegoslavië kende een tweekamerparlement (volgens de grondwetswijziging van 1974). In de Bondskamer hadden 220 leden zitting; 30 voor de zes verschillende republieken en 20 voor de twee autonome provincies. Deze vertegenwoordigers werden via getrapte verkiezingen (dat wil zeggen indirect) gekozen. De Kamer van de Republiek en de Autonome Provincies bestond uit 88 leden (12 leden voor iedere republiek, 8 leden voor iedere autonome provincie). Deze Kamer werd gekozen uit het midden van de diverse deelparlementen van de republieken. + +De gemeenteraden hadden twee-kamers: één door burgers gekozen kamer en één door arbeiders- en boeren samengestelde kamer (bestaande uit afgevaardigden van deze beroepsgroepen). + +De deelrepublieken hadden ieder een eigen grondwet, die echter allemaal sterk op elkaar leken. Daarnaast bezat elke republiek een eigen parlement, regering en constitutioneel hof. De autonomie van Kosovo en Vojvodina, was tot de tweede helft van de jaren tachtig groot. De Servische partijvoorzitter van de communistenbond, Slobodan Milošević heeft toen de macht der autonome provincies sterk ingeperkt en zelfs geheel ongedaan gemaakt. + +Joegoslavische Communistenbond Bewerken +De macht van de Joegoslavische Communistenbond (ook Joegoslavische Communistische Liga genaamd) was vrij groot, doch beperkter dan die van de communistische partijen in andere Oost-Europese landen. Tot zijn dood in 1980 was Tito voorzitter van de Joegoslavische Communistenbond. De communistenbond heette tot 1964 Joegoslavische Communistische Partij, maar om het idee te wekken dat de communisten in Joegoslavië minder (partij)bureaucratisch te werk gingen dan hun Sovjet-Russische collega's, werd de naam gewijzigd in communistenbond. + +Hoogste orgaan van de Joegoslavische Communistenbond was officieel het partijcongres, maar de werkelijke macht lag bij de tijdens het partijcongres gekozen centraal comité, waaruit het dagelijks bestuur, het presidium van de communistenbond werd gekozen. + +Socialistische Alliantie Bewerken +De Socialistische Alliantie (ruim 8,5 miljoen leden) was de organisatie die alle massa-organisaties omvatte, namelijk de vakbonden, de vrouwenbonden, arbeidersraden, de kunstenaarsverenigingen en de verenigingen voor intellectuelen. De macht van de Socialistische Alliantie was groter dan die van de massa-organisaties van de omliggende communistische landen, omdat de Joegoslavische Communistenbond vaak bepaalde taken delegeerde aan de Socialistische Alliantie. + +Ondergang Bewerken +1rightarrow blue.svg Zie Oorlogen in Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp. +Met de val van het communisme tussen 1989 en 1992 in Joegoslavië, viel het land in feite (en ook de jure) uiteen. Het uiteenvallen van het land ging in de periode van 1992-1999 gepaard met een serie van bloedige (burger)oorlogen. + +Federale Republiek van Joegoslavië (1992-2003) Bewerken + + +Uiteenvallen Joegoslavië +1rightarrow blue.svg Zie Federale Republiek Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp. +Het derde Joegoslavië (1992-2003) ontstond uit de Joegoslavische Oorlog. Het omvatte Servië en Montenegro. De officiële naam was de Federale Republiek Joegoslavië. Ook werd in de beginjaren wel gesproken over Klein-Joegoslavië. Vrijwel alle republieken gingen verder als onafhankelijke staten behalve Servië en Montenegro, die een nieuwe federatie oprichtten. De naam van het land werd de Federale Republiek Joegoslavië, waarop grote kritiek kwam uit sommige voormalige Joegoslavische republieken. Volgens hen mochten Servië en Montenegro de naam Joegoslavië niet gebruiken, omdat zij daarmee probeerden een continuïteit tussen het oude Joegoslavië en de Servisch-Montenegrijnse rompstaat te creëren - iets wat niet strookte met de internationaal-rechterlijke successie. Op 28 april 1992 werd er een grondwet aangenomen. Het collectieve presidentschap werd vervangen door een gekozen presidentschap. De president trad op als staatshoofd en opperbevelhebber van de strijdkrachten. De president werd door het verenigde parlement gekozen. Aan het hoofd van de Ministerraad stond een federaal premier. + +Het federale parlement bestond uit twee-kamers, de Raad van de Republieken, bestaande uit vertegenwoordigers van de deelrepublieken Servië en Montenegro, en een Raad van Burgers, bestaande uit 138 direct gekozen leden. In deze nieuwe federatie had de Joegoslavische Communistenbond geen monopoliepositie meer. De bond werd daarna opgeheven. De feitelijke opvolger van de communistenbond werd Slobodan Milošević's Servische Socialistische Partij (SSP), die tot de val van Milošević in 2000 een niet-officiële monopoliepositie bezat. Vooral in de beginperiode van Milošević' bewind was de SSP machtig, daarna moest het de macht delen met andere partijen, waaronder die van de echtgenote van Milošević, Mira Markovic, de Unie van Verenigd Links (een orthodox-communistische partij). Na de val van Milošević kwam Vojislav Koštunica (1944) van de sociaaldemocratische Servische Democratische Partij (SSD) aan de macht. + +De Federale Republiek Joegoslavië kwam in 2003 ten einde en werd vervangen door de losse federatie Servië en Montenegro (nieuwe grondwet 4 februari 2003). Op 3 juni 2006 hield deze confederatie ook op met bestaan, nadat Montenegro na een referendum de onafhankelijkheid uitriep. + +Geschiedenis in vogelvlucht Bewerken + +1918: in de nasleep van de ontmanteling van Oostenrijk-Hongarije na de Eerste Wereldoorlog wordt door samengaan van het Koninkrijk Servië enerzijds en de Staat SHS anderzijds het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen gevormd, met de Serviër Peter I als koning. De kiem voor latere conflicten is meteen gelegd, omdat Servië voor een eenheidsstaat pleit terwijl Kroatië meer ziet in een federatie. Servië drijft zijn zin door. Kroatië probeert zich in 1928 los te maken nadat een belangrijke Kroaat in het parlement wordt doodgeschoten. +1919: de noordgrens van het nieuwe Koninkrijk werd geregeld in het Verdrag van Saint-Germain. +1920: de westgrens van het nieuwe Koninkrijk werd geregeld in het Verdrag van Rapallo. + +Joegoslavië rond 1990. +1: Slovenië; +2: Kroatië; +3: Bosnië en Herzegovina; +4: Servië; +4a: Vojvodina; +4b: Kosovo; +5: Montenegro; +6:Macedonië; +A: Adriatische Zee +1924: het verdrag van Rome wijst het door Italië reeds bezette Rijeka definitief toe aan Italië. +1929: Alexander, koning sinds 1921, ontbindt het parlement en het stelt een persoonlijke dictatuur in. Deze periode werd bekend als de zes-januari-dictatuur, ontleend aan de datum waarop de dictatuur werd afgekondigd. +1929: op 3 oktober wordt de landsnaam gewijzigd in Joegoslavië (= Zuid-Slavië) en verdwijnen alle verwijzingen naar de volkeren, die deel uitmaken van het land. De verschillende gebieden worden voortaan naar rivieren vernoemd. +1931: in september verkondigt de koning de geoctrooieerde grondwet, waarmee het Koninkrijk Joegoslavië een erfmonarchie werd onder leiding van het Huis Karađorđević. +1939: Kroatië krijgt meer autonomie. De Joegoslavische regering sluit zich in maart 1941 aan bij de asmogendheden. Serviërs komen hier tegen in opstand, werpen de regering van prins-regent Paul omver en zetten koning Peter II op de troon. Hierop valt Duitsland het land binnen, dat na de capitulatie verdeeld wordt en deels onder Italiaans, Duits, Hongaars en Bulgaars bestuur komt. Zie ook Tweede Wereldoorlog. +1944: communistische partizanen aangevoerd door Tito bevrijden in oktober Belgrado, met hulp van sovjettroepen. Een jaar later worden er verkiezingen gehouden, met slechts één lijst. In 1946 wordt de monarchie afgeschaft en de Federale Volksrepubliek Joegoslavië ingesteld, bestaande uit de zes republieken Servië, Kroatië, Slovenië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Macedonië en twee autonome gebieden: Kosovo en Vojvodina. +1948: breuk met de Sovjet-Unie. Joegoslavië weigert verdere betutteling en kiest voor een onafhankelijke koers binnen het communisme; op buitenlands gebied behoorde het land vanaf het begin in 1961 tot de drijvende krachten achter de Organisatie van Niet-gebonden Landen. +1974: een door Edvard Kardelj geïnspireerde nieuwe federale grondwet wordt aangenomen, die het centralisme vermindert en de republieken meer bevoegdheden toekent. +1980: Tito overlijdt. Tegenstellingen tussen de verschillende nationaliteiten komen verder aan de oppervlakte. Servië wordt steeds dominanter. +1981: oproer in Kosovo. De provincie telt voor elke 1000 inwoners 337 ambtenaren, 228 Serviërs en 109 Albanezen, hoewel bijna 85% van de bevolking Albanees is (1981). 20.000 studenten scanderen Kosovo - republiek. +1985: In 1985 waren er 699 stakingen, tweemaal meer dan in 1984, viermaal meer dan in 1983. De economische situatie verslechtert in snel tempo. +1986: het Sanu-Memorandum verschijnt. In dit door Dobrica Ćosić geïnspireerde en onder leiding van leidende Servische intellectuelen geschreven manifest van de Servische Academie van Kunsten en Wetenschappen wordt het Servische volk als cultureel, economisch en politiek bedreigd afgeschilderd en eisen zij "de totale nationale en culturele eenheid van het Servische volk, ongeacht de republiek of provincie waarin het leeft". +1986: Slobodan Milošević wordt Servisch partijleider. +1988: In de autonome provincie Vojvodina belegeren Servische nationalisten het parlement en eisen het aftreden van de regering. In november verzamelen zich tienduizenden Serviërs in een geregisseerde demonstratie voor het afschaffen van de autonomie van Kosovo. +1989: Milošević wipt zijn vriend en voorbeeld Ivan Stambolić uit het zadel en wordt president van Servië. In de republiek Montenegro belegeren Servische nationalisten het parlement en eisen het aftreden van de regering. Deze treedt af en bondgenoot van Milošević Momir Bulatović neemt de regering over. Staking en protest in Kosovo over het voorstel van Servië de autonomie van Kosovo af te schaffen; in Slovenië worden in één dag 450.000 handtekeningen onder solidariteitsbetuigingen voor de Albanezen opgehaald, meer dan een op de vijf Slovenen ondertekent. Het parlement van Kosovo wordt door Servische tanks omsingeld en gedwongen met de afschaffing van de autonomie in te stemmen, Albanese leiders waaronder Azem Vllasi worden gearresteerd. +1989: Ibrahim Rugova richt in Kosovo de Democratische Liga van Kosovo (LDK) op, die zich vreedzaam wil verzetten tegen de door Milošević uitgeroepen noodtoestand en buitenwerkingstelling van het rechtssysteem in Kosovo. +april 1990: in de republieken Slovenië (twee kiesrondes op 8 april en 12 april), Kroatië (twee kiesrondes op 22 april en 7 mei), Bosnië en Herzegovina (18 november), Macedonië (25 november), Servië en Montenegro (9 december en 23 december) worden vrije verkiezingen gehouden. In Slovenië en Kroatië, de welvarendste landsdelen, winnen pro-onafhankelijkheidspartijen; in Servië en Montenegro winnen de nationalisten Milošević en Momir Bulatović. In Macedonië werd weliswaar de nationalistische VMRO grootste partij maar deze kon geen dominante positie veroveren, terwijl in Bosnië en Herzegovina naar etnische scheidslijnen gestemd werd en Alija Izetbegović er de grootste partij leidde. +mei 1990: op 13 mei 1990 leidde een voetbalwedstrijd tussen GNK Dinamo Zagreb en Rode Ster Belgrado tot etnische conflicten. Het was een soort voorbode van de op til zijnde burgeroorlog. De fans van de Rode Ster riepen: "We zullen Tudjman doden". De Dynamosupporters gooiden met stenen. +23 december 1990: Slovenië houdt een volksraadpleging over de Sloveense soevereiniteit, waarbij de opkomst 93,2% is en zich 88,5% voor een onafhankelijk en zelfstandig Slovenië uitspreekt. +1991: Politiek leiders zoals George Bush en zijn minister James Baker, Jacques Delors, Hans van den Broek en Gianni de Michelis, Lawrence Eagleburger en vele anderen spreken namens hun regeringen hun steun uit voor de centralistische krachten in Joegoslavië en het behoud van de federatie. +1991: in juni verklaren Slovenië en Kroatië zich onafhankelijk. Het federale leger (vnl. bestaande uit Serviërs) grijpt in. Tien dagen oorlog tegen Slovenië die eindigt met het Akkoord van Brioni; tegen Kroatië duurt de oorlog tot begin 1992. In beide gevallen verliest de federale overheid. Tegen de onafhankelijkheid van Macedonië, in september, wordt niet opgetreden. Het leger heeft namelijk de handen vol aan de oorlog tegen de Kroaten. +1992: in februari kiest een meerderheid van de kiezers in Bosnië en Herzegovina voor onafhankelijkheid, in een volgens de Bosnische grondwet ongeldig referendum (een dergelijk besluit kon slechts genomen worden als er een meerderheid binnen alle drie nationale volkeren, Kroaten, Bosniakken en Serviërs, voor zo'n voorstel zou bestaan). Bosnische Serviërs, gesteund door Servië, komen in verzet. Oorlog tot eind 1995, toen de Dayton-akkoorden bereikt werden. +1991-1992: Joegoslavië houdt op te bestaan als subject van internationaal recht. +1992: De deelrepublieken Servië en Montenegro roepen op 27 april een nieuwe Federale Republiek Joegoslavië uit. +1997: Milošević wordt president van Joegoslavië. Het Kosovaarse Bevrijdingsleger UCK treedt nadrukkelijk naar voren in het conflict in Kosovo en verkrijgt veel steun van de bevolking, sinds de in 1989 door de Democratische Liga van Kosovo begonnen vreedzame politiek van verzet nog steeds geen vruchten afwerpt. Het gezag van Liga-leider Ibrahim Rugova brokkelt af ten gunste van het UCK, dat naar onafhankelijkheid streeft. +1998: Gevechten in Kosovo. Tienduizenden Albanezen slaan op de vlucht voor het geweld. In oktober eist de VN-Veiligheidsraad dat er een einde komt aan de gevechten en dat het Servische leger zich terugtrekt uit Kosovo. De Raad stelt een ultimatum, en de NAVO dreigt in te grijpen als er geen gehoor aan wordt gegeven. Uiteindelijk wordt een staakt-het-vuren bereikt; waarnemers van de OVSE zien toe op naleving ervan. +1999: In Kosovo neemt de strijd tussen het Servische leger en politie en de Albanese guerrillabeweging UCK weer in hevigheid toe (Kosovo-oorlog). In Rambouillet en Parijs wordt onderhandeld over de staatkundige toekomst van Kosovo. De delegatie van Albanese Kosovaren gaat akkoord met het verdragsvoorstel van Rambouillet; Servië wijst dat echter af. Servië is ook niet bereid de autonomie die Kosovo vóór 1989 genoot te herstellen. Daarmee zijn de onderhandelingen mislukt. De OVSE-waarnemers worden uit Kosovo geëvacueerd en de strijd escaleert. In maart besluit de NAVO (zonder mandaat van de Veiligheidsraad van de VN) over te gaan tot militair ingrijpen. Aanvankelijk worden er alleen militaire doelen gebombardeerd, maar na enkele weken ook burgerdoelen in Servië. Nadat de bombardementen twee maanden hebben geduurd, geeft Milošević toe aan de eisen van de NAVO. In juni wordt Kosovo door de VN onder internationaal bestuur geplaatst. +2000: in oktober treedt Milošević af na de verkiezingswinst van Vojislav Koštunica. +2000: op 1 november treedt Joegoslavië toe tot de Verenigde Naties. +2001: Voormalig president Milošević werd in de nacht van 31 maart in zijn villa in Dedinje, een voorstad van Belgrado, gearresteerd. 's Namiddags zat hij al in de gevangenis op beschuldiging van genocide, corruptie en machtsmisbruik. Milošević wordt in juni 2001 overgedragen aan het Joegoslavië-tribunaal. +2002: in maart komen de Servische en Montenegrijnse regeringen overeen de federale republiek om te vormen tot een veel lossere unie met de naam Servië en Montenegro. Een belangrijke clausule in het door diplomatie van de Europese Unie bereikte akkoord is dat vóór 2005 geen referenda gehouden mogen worden over onafhankelijkheid (waar vooral het kleine Montenegro naar streeft). De federale en nationale parlementen stemmen met het plan in, en vanaf 4 februari 2003 heet het land Servië en Montenegro. +2004: op 1 mei treedt Slovenië toe tot de Europese Unie. +2006: op 11 maart wordt Slobodan Milošević dood aangetroffen in zijn cel in Den Haag, waar hij wordt berecht voor het Joegoslavië-tribunaal. +2006: op 21 mei kiest 55,4% van de Montenegrijnen voor onafhankelijkheid; nadat de nodige formaliteiten geregeld zijn, zal de confederatie Servië en Montenegro niet meer bestaan. +2008: op 17 februari roept Kosovo eenzijdig de onafhankelijkheid van Servië uit. +2008: Voormalig Bosnisch-Servisch president Radovan Karadžić wordt op 21 juli gearresteerd terwijl hij op weg is naar de buitenstad van Belgrado. Hij zit momenteel vast in Den Haag op beschuldiging van genocide en misdaden tegen de menselijkheid. +2011: De van oorlogsmisdaden verdachte Bosnisch-Servische ex-generaal Ratko Mladić is op 26 mei 2011 bij toeval opgepakt door een speciaal politieteam dat al jaren jacht op hem maakte. +2013: op 1 juli treedt Kroatië toe tot de Europese Unie. +2017: op 22 november wordt Bosnisch-Servische ex-generaal Ratko Mladić in Den Haag veroordeeld tot levenslang voor o.a. genocide. +In de demografie is het bruto geboortecijfer (of de bruto nataliteit) van een bepaalde bevolkingsgroep het aantal bevallingen per 1000 personen per jaar. Het geboortecijfer wordt ook soms gebruikt om te verwijzen naar het gemiddelde aantal kinderen dat een vrouw baart gedurende haar leven. Correcter is om in dat geval te spreken over het totale geboortecijfer. + +Inhoud +Europa Bewerken + +Het geboortecijfer is in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog sterk afgenomen. Factoren die hierbij een rol kunnen spelen, zijn: + +de perceptie dat de kost om kinderen op te voeden ten koste gaat van de rijkdom van de ouders, ondanks de toegenomen welvaart; +de veralgemening van het tweeverdienersmodel; +de bredere verkrijgbaarheid van voorbehoedsmiddelen; +onderwijs tot op latere leeftijd van kind en moeder. +De laatste grote geboortegolf in West-Europa vond plaats in de periode 1945 - 1950; in Nederland duurde deze voort tot aan 1965. Deze periode is ook wel bekend onder de Engelse naam Baby boom. + +In Nederland werden er in 2007 ongeveer 181.000 kinderen geboren. Van 40% hiervan waren de ouders ongetrouwd.[1] + +Geboorteoverschot Bewerken + + +Geboorteoverschot in Nederland. Gemiddeld jaarlijks geboorteoverschot in de periode 1980 tot 2000. + Minder dan 3,0 + 3,0 - 3,5 + 3,5 - 4,5 + 4,5 - 6,0 + 6,0 of meer +Het geboorteoverschot van een land of een bepaald gebied is het verschil tussen het aantal levendgeboren kinderen en het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners. In landen met een hoog geboortecijfer kan dit geboorteoverschot 40 ‰ bedragen, maar het kan ook negatieve waarden aannemen. Dit doet zich sinds het einde van de 20e eeuw voor in vele Europese landen. Zo bedroeg het geboorteoverschot van West-Duitsland in 1979 -2,1 ‰.[2] In dat geval spreekt men van denataliteit. + +Beïnvloeding Bewerken + +Sommige overheden proberen het geboortecijfer te beïnvloeden (nataliteitspolitiek). + +Manipulatie Bewerken +Dictatoriale regimes hebben daarbij omstreden middelen gebruikt of doen dat nog steeds. Zo kende China van ongeveer 1980 tot 2015 een eenkindpolitiek om de bevolkingsgroei terug te dringen, terwijl onder het bewind van Nicolae Ceaușescu in Roemenië het geboortecijfer juist opgestuwd werd na de uitvaardiging van decreet 770. Berucht is ook het nazibeleid in deze, dat doorspekt was van racisme en het streven naar een arisch Lebensraum waartoe grote gebieden veroverd en gekoloniseerd moesten worden. Teneinde daarvoor arische übermenschen te kweken werd het Lebensborn-project opgericht en kregen moeders van grote gezinnen onderscheidingen. + +Het sterftecijfer (of de mortaliteit) is het jaarlijkse aantal sterfgevallen per 1000 mensen. + +Men onderscheidt: + +Het bruto sterftecijfer, het totale jaarlijkse aantal sterfgevallen per 1000 mensen. +Het zuigelingensterftecijfer, het jaarlijkse aantal sterfgevallen van kinderen jonger dan één jaar oud per duizend levendgeborenen. +Merk op dat het bruto sterftecijfer zoals hierboven bepaald en toegepast op een gehele bevolking een misleidende indruk kan geven. Bijvoorbeeld kan het aantal sterfgevallen per 1000 mensen hoger zijn voor ontwikkelde naties dan in minder ontwikkelde landen, ondanks dat de gezondheidsstandaard beter is in ontwikkelde landen. Dit komt doordat in ontwikkelde landen meer oudere mensen zijn, die in een bepaald jaar een hogere kans hebben om dood te gaan dan jongeren, zodat het totale sterftecijfer hoger kan zijn. Een vollediger beeld van mortaliteit wordt gegeven door een "sterftetafel" die afzonderlijke mortaliteit op elke tijd samenvat. Een sterftetafel is noodzakelijk om een goede raming van het levensverwachting te geven. + +Om sterftecijfers in een ziekenhuizen te vergelijken is de Hospital Standardized Mortality Ratio (HSMR) ontwikkeld. + +Inhoud +Statistieken Bewerken + +Nederland in verhouding tot Europa Bewerken +Het sterftecijfer van Nederland is met 8,5 (2013) lager dan het gemiddelde sterftecijfer in de Europese landen. Gemiddeld stierven er in de Europese Unie 9,7 mensen per 1000 inwoners in 2008. In Bulgarije is het sterftecijfer met 14,3 (2013) het hoogst. In Ierland is het sterftecijfer het laagst met 6,4 (2013). + +Sterftecijfers in Nederland Bewerken +Uit de statistieken blijkt dat de meeste sterfgevallen plaatsvinden in de provincie Zeeland, met 9,6 personen per 1000 inwoners (2004, CBS Doodsoorzakenstatistiek). Zeeland heeft een hoog percentage 65-plussers. + +De gemeente met het hoogste sterftecijfer is Warmond, met in de periode 2000-2004 21,5 mensen per 1000 inwoners. + +Flevoland heeft het kleinste aantal sterfgevallen in Nederland. In 2004 stierven er 5,1 per 1000 inwoners. De gemeente Zeewolde heeft 3,3 sterfgevallen per 1000 inwoners en heeft daarmee het laagste gemeentelijke sterftecijfer van Nederland. Het lage sterftecijfer wordt veroorzaakt door een laag aandeel ouderen in Flevoland. + +Zuigelingensterfte Bewerken +De tien landen met het hoogste zuigelingensterftecijfer zijn[1]: + +Land Sterftecijfer +Angola 196 +Afghanistan 166 +Sierra Leone 145 +Mozambique 137 +Liberia 131 +Niger 123 +Somalië 119 +Mali 118 +Tadzjikistan 112 +Guinee-Bissau 109 +Bron: World Factbook 2004 (CIA). + +Verschil sterftecijfer tussen man en vrouw Bewerken +Gemiddeld is de totale sterfte onder mannen ongeveer anderhalf keer zo hoog als onder vrouwen. Uiteraard zijn er verschillen per land. + +In Polen is bijvoorbeeld het sterftecijfer onder mannen 12,2 per 1000 inwoners terwijl onder vrouwen het sterftecijfer 6,8 per 1000 is. + +In Nederland is dat 8,8 en 5,6 per 1000 voor mannen en vrouwen respectievelijk. + +In de EU mag dit verschil geen rol spelen bij pensioenpremies en -uitkeringen. Vanaf eind 2012 ook niet bij premies en uitkeringen van overlijdensrisicoverzekeringen en lijfrenten. + +Tarzan leeft in de jungle die langzamerhand gekapt wordt. Dit is natuurlijk erg jammer en Tarzan is natuurlijk erg cool. Dat is waarom hier een klein stukje over Tarzan staat. + +Tarzan is een fictieve held, die bedacht werd door Edgar Rice Burroughs. Hij verscheen voor het eerst in Tarzan of the Apes in 1912. Dat afgeronde verhaal was een groot succes, met het gevolg dat de schrijver nog 23 avonturen met Tarzan ging schrijven. + +Tarzan +Harikalar Diyari Tarzan 06007 nevit.jpg +Debuut +Tarzan of the Apes +Bedacht door +Edgar Rice Burroughs +Persoonsinformatie +Volledige naam +John Clayton, Lord Greystoke II +Soort +Mens +Geslacht +Man +Nationaliteit +Brits +Specialiteit +Verhoogde zintuigen. Reflexen, behendigheid en spierkracht van ver boven normaal menselijke niveau. +Familie +Huwelijk +Jane Porter +Portaal Portaalicoon Media +Inhoud +Personage Bewerken + +Tarzan is de verweesde zoon van aristocratische Engelse ouders, John en Alice Clayton, ofwel Lord en Lady Greystoke, die eind 19e eeuw stranden aan de westkust van Afrika na een muiterij aan boord van het schip dat hen naar Afrika brengt. Ze proberen te overleven in het oerwoud aan de kust. Wanneer zijn ouders overlijden wordt de mensenbaby door de apin Kala, die net haar eigen jong verloren heeft, geadopteerd en opgevoed. Tarzans echte naam is John Clayton, Lord Greystoke. De naam Tarzan ('blanke huid') krijgt hij van Kala. De enige mensen met wie Tarzan gedurende de eerste 18 jaren van zijn leven in contact komt, zijn de leden van een kannibalenstam. Een van hen, Kulonga, vermoordt Tarzans voedster-pleegmoeder Kala, waarna Tarzan bloedig wraak neemt. + +Jaren later vindt Tarzan in het hutje van zijn echte ouders een aantal kinderboekjes, die zijn ouders met vooruitziende blik mee hadden genomen. Met behulp van de plaatjes en letters leert hij zichzelf lezen en schrijven, maar een menselijke taal leert hij pas veel later - wanneer hij door blanken wordt ontdekt. De eerste mensen die hij leert kennen zijn de jonge Amerikaanse Jane Porter, haar vader en de Franse luitenant-ter-zee Paul D'Arnot. Van die laatste leert hij de eerste menselijke taal spreken, en wel het Frans, en later ook Engels. D'Arnot zal voor de rest van zijn leven ook Tarzans beste vriend blijven, en neemt hem mee naar de beschaafde wereld. + +De Porters zijn samen met nog een groep andere mensen achtergelaten in Afrika door muiters. Tarzan en Jane ontmoeten elkaar en worden op slag verliefd. Wanneer Jane terugkeert naar Amerika, gaat Tarzan haar uiteindelijk achterna. In latere boeken zijn de twee getrouwd en hebben ze een zoon genaamd Jack, wiens naam in de apentaal Korak ('de doder') luidt. + +De meeste van de vele Tarzanfilms die in de loop der jaren gemaakt zijn, doen geen recht aan het oorspronkelijke personage dat schrijver Burroughs schiep, maar hun minder complexe beeld van de wilde 'aapmens' werd spreekwoordelijk. + +Uiterlijk en vaardigheden Bewerken + +Tarzan is in de originele boeken van schrijver Edgar Rice Burroughs (1875-1950) een held met voornamelijk goede eigenschappen. Hij is een grote, zeer atletisch gebouwde blanke man, met grijze ogen en zwart haar. Hij is zeer intelligent en leert makkelijk en snel een nieuwe taal. + +Tarzans opvoeding onder de mensapen en zijn jarenlange leven in de jungle gaven hem vaardigheden welke die van de meeste mensen te boven gaan. Hij heeft extra scherpe zintuigen. Zo kan hij op kilometers afstand een vijand horen aankomen of gevaar ruiken. Hij draagt doorgaans enkel een lendendoek. Bij voorkeur beweegt hij zich voort door zich in de hoge boomterrassen van tak naar tak te slingeren en te springen. Van lianen maakt hij zelden of nooit gebruik, hoewel die in de films vaker te zien zijn. + +In gevechten met wilde dieren komt hij steeds als overwinnaar uit de bus. + +Van alle diersoorten in de jungle kan Tarzan, in tegenstelling tot wat niet-kenners denken, alleen met apen communiceren, al heeft hij ook een speciale band met olifanten, die hem op de een of andere manier enigszins lijken te verstaan. Olifanten komen hem ook te hulp wanneer hij die in noodsituaties te hulp roept. + +Tarzan heeft door het gebruik van bijzondere pillen, die hij verkreeg via een mysterieuze Kavurustam en een behandeling door een zwarte toverdokter, de 'eeuwige jeugd'. In het laatste door Burroughs voltooide Tarzanboek, dat zich afspeelt aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, ziet hij er uit als een man van ergens in de twintig. In werkelijkheid is hij dan echter al tegen de zestig jaar oud. Ook zijn vrouw Jane en zijn trouwe aapje Nkima slikten die pillen regelmatig. Tarzans liefde voor zijn vrouw Jane is onvoorwaardelijk, en hij wijst dan ook geregeld toenaderingspogingen van andere vrouwen af, zelfs wanneer die vrouwen mooier en interessanter dan Jane zijn; in de romans van schrijver Edgar Rice Burroughs zijn dat bijvoorbeeld Koningin Nemone en Hogepriesteres La van de verloren stad Opar. + +Uitwerking Bewerken + +Tarzan is een van de bekendste fictieve personen ter wereld. Behalve in meer dan twee dozijn boeken van Burroughs en een aantal van andere auteurs, duikt hij ook op in veel films, televisieseries, stripseries en hoorspelen. + +Hoewel het auteursrecht op het originele verhaal van Tarzan inmiddels is verlopen in de Verenigde Staten, is de naam Tarzan nog wel auteursrechtelijk beschermd. De rechten zijn in handen van Edgar Rice Burroughs, Inc.. + +Kritiek Bewerken + +Het eerste Tarzanboek was een groot succes, maar de latere boeken werden vaak minder goed ontvangen. Een veel gehoord punt van kritiek was dat de boeken te veel een vaste formule aanhielden die telkens herhaald werd. + +In de jaren zeventig van de twintigste eeuw kwam er kritiek dat de Tarzanverhalen en films racistisch zouden zijn. Burroughs was een kind van zijn tijd, en sommige elementen uit zijn boeken kunnen tegenwoordig racistisch overkomen. Zo worden de Afrikaanse inboorlingen die in de verhalen voorkwamen regelmatig op een stereotype en negatieve manier neergezet. Aan de andere kant wordt de stam der Waziri, die Tarzan onder hen opneemt wanneer hij hen helpt in hun gevecht tegen Arabische slavenhandelaars, door Burroughs beschreven als prachtmensen. Zij spelen in meerdere Tarzan-romans een beduidende rol. Verder deed Burroughs voor die tijd gewaagde uitspraken, die hem niet in dank werden afgenomen door de voorstanders van verschillende rassentheorieën. Critici gaan daar, al dan niet opzettelijk, nogal eens aan voorbij. + +Nevenpersonages Bewerken + +Tarzan heeft in diverse versies intelligente dieren als vriend. De chimpansee Cheetah is daarvan het bekendste voorbeeld. In de originele boeken van Burroughs komt die echter niet voor. Sterker nog, in de boeken komen helemaal geen chimpansees voor. De vaste begeleider van Tarzan, het zeer kleine aapje Nkima, is een druktemaker met een bloeddorstig karakter, maar zeer behulpzaam in noodgevallen. + +Een bij de mens onbekende grote apensoort, grijs van haarkleur, in de boeken de 'Mangani' genoemd, is die waarbij Tarzan opgroeide en waarvan hij later 'koning' werd. De gorilla's ('Bolgani') zijn de doodsvijanden van die apenstam, en dus ook van Tarzan. Met olifanten heeft Tarzan een bijzondere en sterke band. Hij noemt deze diersoort 'Tantor' (dat is dus niet de naam van één specifieke olifant). Jad-Bal-Ja, de 'gouden leeuw', is een reusachtige leeuw met zwarte manen, afgericht door Tarzan die het dier als welpje vond. Samen met hem beleeft Tarzan diverse avonturen. + +Boeken Bewerken + +Door Edgar Rice Burroughs Bewerken +Tarzan of the Apes (1912) +The Return of Tarzan (1913) +The Beasts of Tarzan (1914) +The Son of Tarzan (1915) +Tarzan and the Jewels of Opar (1916) +Jungle Tales of Tarzan (1916, 1917) +Tarzan the Untamed (1919, 1921) +Tarzan the Terrible (1921) +Tarzan and the Golden Lion (1922, 1923) +Tarzan and the Ant Men (1924) +Tarzan, Lord of the Jungle (1927, 1928) +Tarzan and the Lost Empire (1929) +Tarzan at the Earth's Core (1930) +Tarzan the Invincible (1930, 1931) +Tarzan Triumphant (1932) +Tarzan and the City of Gold (1932) +Tarzan and the Lion Man (1933, 1934) +Tarzan and the Leopard Men (1935) +Tarzan's Quest (1935,1936) +Tarzan and the Forbidden City (1938) +Tarzan the Magnificent (1939) +Tarzan and the Foreign Legion (1947) +Tarzan and the Madman (1964) +Tarzan and the Castaways (1965) +Nederlandse uitgaven Bewerken +Met uitzondering van de laatste twee zijn al deze verhalen in een Nederlandse vertaling uitgebracht. De eerste vertalingen verschenen in 1920 bij uitgeverij Blankwaardt & Schoonhoven te Rijswijk, spoedig gevolgd door uitgeverij Gebr. Graauw in Amsterdam en Soerabaja. + +De compleetste serie werd in de jaren 1965 tot en met 1968 uitgebracht door uitgeversmaatschappij West-Friesland te Hoorn, in de zogenaamde Witte Raven-serie. De Nederlandse titels luidden daarbij als volgt: + +Tarzan van de apen +De terugkeer van Tarzan +Tarzan en zijn dieren +De zoon van Tarzan +Tarzan en de juwelen van Opar +Tarzan in het oerwoud +Tarzan de ontembare +Tarzan de verschrikkelijke +Tarzan en de gouden leeuw +Tarzan en het mierenvolk +Tarzan, heerser van het oerwoud +Tarzan en het verloren rijk +Tarzan in de onderwereld +Tarzan de onoverwinlijke +Tarzan triomfeert +Tarzan in de gouden stad +Tarzan en de leeuwman +Tarzan en het luipaardenvolk +Tarzan's waagstuk +Tarzan en de verboden stad +Tarzan de geweldige +Tarzan en het vreemdelingenlegioen +Door andere auteurs Bewerken +Na de dood van Burroughs hebben veel auteurs hun eigen Tarzanverhalen gepubliceerd, vaak zonder toestemming van Burroughs’ nabestaanden of van zijn estate. In sommige gevallen werd zulke publicatie tijdig tegengehouden, maar veel boeken zijn toch in de handel gebracht. + +Tegenwoordig verschijnen er echter weer nieuwe Tarzan verhalen, die met toestemming van de rechthebbenden, ERB.Inc., worden uitgebracht. + +Verfilmingen Bewerken + +De boeken van Burroughs hadden zoveel succes dat Hollywood interesse toonde voor verfilmingen van de boeken. Het verhaal, met held Tarzan, vriendin Jane en wilde dieren in de jungle, sprak het grote publiek aan. + +Volgens de Internet Movie Database zijn er tussen 1918 en 1999 88 films gemaakt over Tarzan. De eerste Tarzanfilm kwam uit in 1918 met Elmo Lincoln als Tarzan. Dat was een stomme film, net als een aantal films die hierop volgden. + +Vanaf 1932 werd Tarzan wereldberoemd, toen de imposant gebouwde zwemkampioen Johnny Weissmuller de rol van Tarzan vertolkte. De succesvolste Tarzanfilms werden gemaakt tussen 1932 en 1948 met Weissmuller als Tarzan en Maureen O'Sullivan als Jane. De beroemdste uitspraak van de verbaal stuntelige Tarzan ten overstaan van de eerste menselijke vrouw die hij in de gedaante van Maureen tegenkwam was: "Me Tarzan, you Jane!" + +Dat is echter een misvatting die een eigen leven is gaan leiden, nadat een slecht geïnformeerde journalist die ooit zo neerschreef. Die woorden werden namelijk nooit zo uitgesproken door Weissmuller. Hij wijst in de bewuste filmscène namelijk naar Jane, en noemt haar naam, om vervolgens naar zichzelf te wijzen en 'Tarzan' te zeggen. Daarna volgt een herhaling van hetzelfde. + +De Weissmuller Tarzan versie week echter enorm af van de oorspronkelijke Tarzan, zoals die bedacht werd door schrijver Burroughs. Dat was deels te wijten aan Burroughs zélf, want die liet per contract met de filmmaatschappij MGM vastleggen, dat men geen enkele verhaallijn, of personage uit zijn oorspronkelijke boeken in de films mocht gebruiken. Alleen de namen Tarzan en Jane mocht men gebruiken, waarbij Jane dan zelfs nog een andere dan de oorspronkelijke achternaam kreeg, Parker, in plaats van Porter. Burroughs zou later, na het zien van een van Weissmullers Tarzanfilms, hoofdschuddend de uitspraak doen "Ik geef hen een prachtige intelligente held, en ze maken er een boerenpummel van". + +In 1935 produceerde schrijver Burroughs zelf een 'filmserial', The New Adventures of Tarzan, later in kortere versie heruitgebracht als (The New Adventures of Tarzan en Tarzan and The Green Goddess (1938). De acteur die in deze films de hoofdrol speelde, olympisch kampioen kogelstoten Herman Brix (die zich later Bruce Bennett zou noemen), geldt tot op de dag van vandaag voor de fans van Burroughs als de meest Burroughs-getrouwe Tarzanacteur ooit. + +In de jaren zestig van de 20e eeuw was er een grote opleving van de populariteit van Tarzan. Boeken en stripverhalen vlogen als warme broodjes over de toonbanken, en Tarzanfilms en -televisieseries volgden. In die periode werden er een aantal van de beste Tarzanfilms gemaakt: Tarzan's Greatest Adventure en Tarzan The Magnificent, met de gespierde Gordon Scott in de hoofdrol, gelden als toppers uit het genre, en staan veel dichter bij het origineel dan de films met Weissmuller en zijn opvolger Lex Barker. Ook de films Tarzan Goes To India (financieel gezien de succesvolste Tarzanfilm ooit) en Tarzan's Three Challenges, zijn schitterende producties in breedbeeld en kleur. Daarna nam de kwaliteit van de films weer snel af. Ron Ely had wel nog veel succes als de intelligentere Tarzan, in de gelijknamige 57-delige televisieserie uit de jaren zestig. + +In 1984 bracht regisseur Hugh Hudson de film Greystoke: The Legend of Tarzan, Lord of the Apes uit. Daarin gaat hij weer meer terug naar Burroughs' verhaal en wordt Tarzan niet meer zo dom uitgebeeld als in de Weissmullerfilms. + +De volgende Tarzanfilm, Tarzan and The Lost City, met Casper Van Dien, was min of meer bedoeld als vervolg op Greystoke. Een te klein budget en een weinig verheffend scenario lieten de film echter floppen. + +In 2016 verscheen een nieuwe Tarzanfilm, groots van opzet, met veel actie en special effects. Alexander Skarsgård vertolkt de rol van Tarzan. Verder staan er nieuwe Tarzanboeken en een televisieserie op stapel, met een gemoderniseerde Tarzan als hoofdpersoon. Die zal het opnemen tegen de bandieten van deze tijd, zoals milieuvervuilers. In de jaren negentig kende een poging in die richting weinig bijval; de televisieserie Tarzan, met Wolf Larson in de titelrol, werd geen succes. + +Andere media Bewerken + +Televisie Bewerken +In 1958 nam filmacteur Gordon Scott, die Tarzan voor- en nadien vertolkte in meerdere televisie- en lange speelfilms, ook drie afleveringen op voor een eventuele televisieserie, die echter nooit van de grond kwam. + +In 1966 verscheen de eerste live-action Tarzan-serie op NBC . Deze serie, met Ron Ely in de hoofdrol, liep van 1966 tot 1968. Een animatieserie van Filmation getiteld Tarzan, Lord of the Jungle, werd uitgezonden van 1976–1977, gevolgd door het programma Batman/Tarzan Adventure Hour (1977–1978), Tarzan and the Super 7 (1978–1980), The Tarzan/Lone Ranger Adventure Hour (1980–1981), en The Tarzan/Lone Ranger/Zorro Adventure Hour) (1981–1982). + +In de jaren 90 verschenen er weer twee live-action Tarzanseries: Tarzán (1991) en Tarzan: The Epic Adventures (1996). Van 2001 tot 2003 zond Disney de animatieserie The Legend of Tarzan uit, die een spin-off was van hun animatiefilm. + +De laatste televisieserie was Tarzan uit 2003, met Travis Fimmel in de hoofdrol. Deze serie werd al na acht afleveringen stopgezet. + +Stripverhaal Bewerken +Van Tarzan verschenen in Amerika tevens series stripverhalen. Deze verhalen zijn gedeeltelijk ook in het Nederlands vertaald en verschenen in verschillende uitgaven, zowel als Lilliput-strip in stripformaat als in het in Europa gangbare stripboekenformaat. + +Toneel Bewerken +Reeds in 1921 werd het originele Tarzanverhaal bewerkt tot een toneelstuk, getiteld Tarzan of the Apes. Hoofdrollen werden vertolkt door Ronald Adair en Ethel Dwyer. + +Omdat in 1943 geen Tarzanfilms vertoond mochten worden werd er in Den Haag een eigen werk opgevoerd. Nederland had op 5 maart 1943 een toneelstuk waarin Louis Bouwmeester, Wim Sonneveld en André Carell (Kesselaar) in meespeelden.[1] In 1976 schreef Richard O'Brien een musical getiteld "T. Zee," die losjes gebaseerd was op Tarzan. + +Op 10 mei 2006 ging de op de Disneyfilm gebaseerde musical Tarzan in première. Deze musical werd opgevoerd in meerdere landen, waaronder Nederland. + +Ontgroening is het afnemen van het aandeel jongeren in de bevolking als gevolg van een afname van het geboortecijfer, vaak door het aflopen van een geboortegolf. Een relatief groot jeugdcohort zal volwassen worden en daarmee tot het middensegment toetreden, en een kleiner jeugdsegment blijft achter. + +Het gevolg van ontgroening is een stijging van de gemiddelde en de mediane leeftijd van de bevolking en een toename van het aandeel werkenden op de totale bevolking. De gevolgen hiervan (kunnen) zijn: + +De kosten van sociale verzekeringen op basis van het omslagstelsel dalen, maar zullen in de toekomst toenemen wanneer deze relatief grote groep werkenden 65 wordt; +Ontgroening leidt tot vergrijzing. In het begin is deze echter marginaal, omdat het aandeel jongeren niet alleen wordt afgezet tegen het aandeel ouderen, maar ook tegen het aandeel van het (grote) middensegment. +De behoefte aan scholen en onderwijzend personeel zal afnemen; +Het zal tijdelijk kunnen leiden tot een groter aanbod op de arbeidsmarkt en dus werkloosheid. +Deze werkloosheid treft vooral de starters op de arbeidsmarkt, waarvan een deel buiten de boot zal vallen. Omdat jongvolwassenen toch al vatbaarder zijn voor nieuwe ideeën en hun onvrede sneller ventileren. Dit kan sociale onrust tot gevolg hebben; zo kan de onrust uit het jaar 1968 worden herleid tot de naoorlogse geboortegolf, en de val van Ceaușescu tot de generatie die door decreet 770 werd gecreëerd. Ook de Arabische Lente kan worden herleid tot een door de demografische overgang gecreëerde ontgroening in veel Arabische landen. +Ontgroening vormt een demografische fase in een land waar de leefomstandigheden sterk zijn verbeterd. Na het sterftecijfer is ook het geboortecijfer gedaald, en de voorheen piramidevormige leeftijdsopbouwdiagrammen van een land zullen nu de urnvorm aannemen. Als het geboortecijfer en sterftecijfer dan stabiliseren, blijft de urnvorm gehandhaafd. De ontgroening (en vergrijzing) is gestopt. Het absolute aantal jongeren kan nog wel blijven dalen, het aandeel jongeren blijft echter gelijk. '
Nieuwe paginagrootte (new_size)
196235
Oude paginagrootte (old_size)
0
Groottewijziging (edit_delta)
196235
Regels toegevoegd in bewerking (added_lines)
[ 0 => 'Beste allemaal, dit is ons serieuze verslag van Aardrijkskunde,', 1 => 'Hoe komt het dat er nog steeds last is van vergrijzing en vergroening ontstaat terwijl er ook overbevolking is? 50.537 woorden. Gemaakt door Jos Zikkerd en Ben Boy (Thema 6)', 2 => false, 3 => false, 4 => false, 5 => false, 6 => false, 7 => false, 8 => false, 9 => false, 10 => false, 11 => false, 12 => 'Dit is ons verslag van aardrijkskunde thema 6. Waarom is er nog steeds last van vergrijzing terwijl er ook overbevolking is? We gaan het uitzoeken. ', 13 => false, 14 => 'Allereerst gaan we kijken naar vergrijzing. In Nederland is de vergrijzing het ergste in de Noordelijke provincies. Ook in de Zuidelijke provincies, is er sprake van vergrijzing. In het westen, bij de randstad, is er weinig last van vergrijzing, vooral langs de vier grote steden niet. Alleen in Rotterdam ligt het gemiddelde inkomen lager dan het gemiddelde van de rest van Nederland. In het oosten is er wel enige sprake van vergrijzing, maar niet met dezelfde mate als in het noorden en zuiden. Nu komt de cruciale vraag die we ons moeten stellen: wat is vergrijzing eigenlijk? Als er sprake is van vergrijzing, betekent dat dat de jonge mensen die geboren worden naar een andere plaats verhuizen en dat de ouderen alleen blijven. In het begin is dat niet een enorm probleem, maar na verloop van tijd sterven de ouderen. Als de ouderen sterven wonen er geen mensen meer op een plaats en spreekt men van zogeheten “spookdorpen.” In Nederland wonen de mensen dus vooral in de randstad. Nu komt de volgende vraag: waarom wonen de meeste mensen in de randstad? Deze vraag is makkelijk te beantwoorden. In de randstad is er veel werk en je krijgt goed betaald. Zoals u als voorbeeld gebruikt: u verdient ongeveer zeventigduizend euro per jaar terwijl iemand die in de Amsterdamse haven steeds kisten van een boot op een andere boot of van land naar boot of van boot naar land moet zetten, honderdduizend euro per jaar verdient. Huizen zijn er wel duurder!', 15 => false, 16 => 'Nu gaan we uitzoeken waarom je meer verdient als je heel simpel werk doet, nu wil ik niet zeggen dat in een haven kisten sjouwen simpel werk is, maar je hebt er geen hoge opleiding voor nodig, terwijl als je hoogopgeleid bent en aardrijkskundedocent bent, je minder verdient. Ik heb een aantal sites onderzocht. Allereerst Centraal Bureau Voor De Statistiek. Hier heb ik gevonden dat er wel degelijk meer wordt verdient in de randstad dan in de rest van Nederland, behalve in Rotterdam dan. Ik heb echter geen bruikbare informatie gevonden om mijn vraag te beantwoorden waarom dat zo is. Hierna heb ik gekeken op reddit.com. Op de pagina die ik bezocht, had een persoon een vraag gesteld over het loon van mensen uit de ICT. Hier staat dat iemand die informatiekunde studeert, een startsalaris van drieduizend euro heeft. De meeste mensen die informatiekunde doen, werken onder hun niveau. Ook blijkt dat dat ongeveer evenveel en soms zelfs meer is dan wat een basisarts verdient terwijl die eigenlijk een hogere opleiding heeft. Ik ben er vanuit gegaan dat de persoon die dit geschreven heeft, gelijk had. Dit kan natuurlijk ook niet het geval zijn. Hieronder citeer ik een aantal antwoorden op de vraag:', 17 => false, 18 => '“In ict liggen lonen over het algemeen hoger, plus het is ook een vrij brede opleiding. Dat is voor bedrijven aantrekkelijk. Bron: ik doe zelf informatiekunde (groningen) en heb afgelopen jaar redelijk wat carrière gerelateerde activiteiten met mijn vereniging gedaan.”', 19 => false, 20 => '“Tja, dit is altijd een lastige discussie met een hoop voors en tegens. Persoonlijk denk ik dat er een hoop artsen zijn die te veel krijgen. Maar laten we eerlijk zijn, ik ben waarschijnlijk niet degene die moet gaan bepalen hoeveel welk beroep moet gaan verdienen.', 21 => 'Maar het punt wat ik nu wel wil maken is dat je het loon van een basisarts niet als maatstaf moet gaan gebruiken voor het loon van een compleet ander ongerelateerd beroep.”', 22 => false, 23 => '“Salarisverschillen zijn een gevoelig onderwerp op deze sub, maar er bestaan nu eenmaal grote verschillen in beloningen voor verschillende vaardigheden.', 24 => 'Software wordt steeds belangrijker voor vrijwel elk bedrijf en de vraag naar goede software ontwikkelaars stijgt enorm snel. Er is op dit moment veel meer vraag dan aanbod, en die vraag is veel bedrijven veel geld waard. Ik werk voor een internationaal technologie bedrijf en naar mijn mening is een startsalaris van 3k per maand een absoluut koopje voor een talentvolle software ontwikkelaar met een computer science achtergrond.', 25 => 'In Amerika verdient de median startende software engineer $77k per jaar. Top 25% verdient meer dan $98k en top 10% verdient meer dan $110k. Na die start stijg je ook nog eens heel snel.', 26 => 'https://www.payscale.com/research/US/Job=Software_Engineer/Salary/4fd947de/Entry-Level', 27 => 'In Nederland zijn er ook startsalarissen die substantieel hoger liggen. ING betaalt haar huidige lichting IT trainees bijvoorbeeld 49k per jaar all-in met een redelijk stijl pad omhoog.', 28 => 'Wanneer je naast technische 'hard skills' ook goed in staat bent om samen te werken met anderen (ook niet ontwikkelaars) en dus goede 'soft skills' hebt ben je simpelweg enorm veel geld waard voor veel bedrijven.', 29 => 'Als een sidenote, ik kwam dit vandaag tegen op /r/programming, misschien vind je het interessant: https://nl.reddit.com/r/programming/comments/8phedd/falsehoods_programmers_believe_about_hiring/?ref=share&ref_source=link', 30 => 'Dat allemaal gezegd hebbende. Ga alleen informatiekunde studeren wanneer je het echt interessant vindt. Je gaat uren en uren en uren 'bezig zijn met software' (=/= exclusief programmeren), dat moet je wel echt leuk vinden.”', 31 => false, 32 => 'Het lijkt misschien alsof ik hier absoluut niets aan heb gehad voor mijn verslag, maar schijn bedriegt. Ik heb niet de exacte reden waarom mensen in de randstad meer verdienen, maar ik heb wel een idee. De antwoorden die op een compleet andere vraag gegeven zijn, kunnen ook verband hebben met mijn vraag. Omdat ik niet echt een specifiek antwoord heb gekregen op mijn vraag, ben ik verder gaan zoeken. Eerst heb ik gekeken op rtlnieuws.nl, waar ik niets vond behalve het artikel: je verdient modaal, maar hoe krijg je dan een huis. Voor mijn vraag heb ik aan dit artikel niets en dus kan ik deze site niet gebruiken. Daarna heb ik gekeken op porterenee.nl, maar daar vond ik niets. Ik vond wel een artikel wat met mijn vraag te maken had, maar het leek me niet betrouwbaar. Na veel onsuccesvolle zoekpogingen, stopte ik met op internet kijken voor antwoord. Ik besloot de vraag zelf te stellen. Zonder opbrengst, want antwoorden waren: “dan kun je net zo goed vragen waarom mensen in Afrika arm zijn en mensen in Europa niet.” ', 33 => 'Uiteraard kon ik daar niets mee. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit een onverklaarbaar verschijnsel is, tenzij ik hier verder op inga. Omdat ik daar niet genoeg tijd voor heb, het schijnt lastig te zijn om hierachter te komen, dus ga ik het niet doen. Wel heb ik hier veel van opgestoken.', 34 => false, 35 => 'De volgende vraag is: wat is ontgroening? Ontgroening is een essentieel onderdeel van ons verslag. Wat is het dan? Nou, dat zal ik uitleggen. In Nederland is er sprake van ontgroening. Vooral in arme landen is er weinig sprake van ontgroening. Omdat de mensen er arm zijn, hebben ze geen dokters. Doordat ze geen dokters hebben, gaan ze eerder dood. Daardoor komen er minder oude mensen bij. Mensen krijgen ook meer kinderen omdat ze anders niet kunnen blijven leven en die komen daar dan wonen. Daarom zie je dat er meer jongeren wonen. Nu is er nog steeds geen antwoord gegeven op mijn vraag: wat is ontgroening? Ontgroening betekent dat er veel jongeren wegtrekken uit een streek. In erg gelovige landen gebeurt dat ook heel weinig omdat de mensen met standplaatsgebondenheid te maken hebben. Later wordt uitgelegd wat dat is. Ontgroening is dus een beetje de oorzaak van vergrijzing: jongeren trekken weg uit een streek; gevolg is dat er veel oudere mensen overblijven. ', 36 => false, 37 => 'Nu een fenomeen uit de vorige alinea: standplaatsgebondenheid. Wat is standplaatsgebondenheid? Standplaatsgebondenheid is dat mensen niet uit hun geboorteplaats weg willen gaan. In gelovige landen is het belangrijk dat je op je eigen plek blijft. Het maakt niet uit als er een kilometer verderop een waterput is en als mensen daarnaartoe verhuizen, ze veel sneller water hebben. Ze blijven op hun eigen plek. Het kan ook zo zijn dat je al je hele leven in Meerssen woont en er gewoon niet weg wil gaan. Dat is ook standplaatsgebondenheid. ', 38 => false, 39 => 'In het begin heb ik het al gezegd: om de vraag te beantwoorden, moeten we eerst een paar andere, simpelere vragen beantwoorden. Eerst komt natuurlijk wat is… dan komt er een fenomeen waarvan we moeten weten wat het is. Daarna komt het verband. Wat heeft ontgroening nu met vergrijzing te maken? Wat hebben die twee met overbevolking te maken? Uiteindelijk kun je op die manier de vraag oplossen. Het is niet veel werk, maar je moet er wel zin in hebben. Nu dus de vraag: wat is overbevolking? De naam zegt het al een beetje: overbevolking. Er is teveel bevolking. Met andere woorden: er wonen teveel mensen op een plaats. We spreken nu wel van vergrijzing en ontgroening in Nederland, maar er is ook sprake van overbevolking. In Nederland en België wonen soms wel zeshonderdvijftig mensen per vierkante kilometer. In andere delen van Europa is dat veel minder. Toch hebben we het hier niet slecht. Hoe komt het dan dat er in Nederland en België veel meer mensen wonen dan in de rest van Europa en zelfs de wereld? Om dat uit te zoeken heb ik weer eenzelfde project gemaakt als bij de vraag waarom mensen in de randstad meer verdienen dan op andere plaatsen in Nederland. Ik heb het eerst op internet opgezocht. Eerst keek ik op de site: republiekalochtonie.nl. Ik vond er een artikel over allochtonen in Nederland. Er wonen erg veel allochtonen in Nederland, vooral uit Polen, maar ook uit andere landen. De reden daarvoor is dat het gastarbeiders zijn. Ze werken in Nederland en doen het werk wat mensen in Nederland zelf niet willen doen omdat ze hoogopgeleid zijn. Dit zou een reden kunnen zijn waarom er in Nederland zoveel mensen wonen: misschien wonen er gewoon veel buitenlanders. Om het zeker te weten, heb ik ook opgezocht hoeveel buitenlanders er in andere landen wonen. Ik heb gekeken op flipvandyke.nl. Het was een goede site en alle landen stonden op een rijtje in procenten. Uitgaand van de procenten, is Nederland niet zo dichtbevolkt met allochtonen. Nederland staat op de vijftiende plek in de lijst met negenentwintig landen met elf komma vijf procent. Het probleem is dus niet dat er zoveel allochtonen wonenden Nederland. Daarom keek ik even op andere sites. Ik heb op scholieren.com gekeken. Er stond een artikel over asielzoekers. Ik heb er niets aan gehad omdat er geen statistieken instaan en omdat ik het niet kan vergelijken met andere landen. Ik heb nog op een aantal sites gekeken, maar heb niets gevonden. ', 40 => false, 41 => false, 42 => 'Vergrijzing', 43 => 'Vergrijzing is een moeilijk woord dat betekent dat de gemiddelde leeftijd van de bevolking in een land stijgt. Dit gebeurt nu in Nederland, er zijn dus steeds meer oudere mensen in ons land en steeds minder kinderen en werkende mensen. De vergrijzing wordt de komende jaren erger en bereikt in Nederland in 2039 haar hoogtepunt met 4,6 miljoen inwoners die 65 jaar of ouder zijn.', 44 => false, 45 => 'De oorzaken van de vergrijzing', 46 => false, 47 => 'De vergrijzing heeft een aantal oorzaken.', 48 => 'Mensen worden steeds ouder, de levensverwachting neemt toe.', 49 => 'Er worden minder kinderen geboren dat vroeger.', 50 => 'Na de tweede wereld oorlog was de babyboom, er werden toen erg veel kinderen geboren. Iedereen die toen geboren is is nu oud.', 51 => 'Al lange tijd komen er veel buitenlanders naar Nederland om hier te wonen, deze mensen worden nu ook oud is ons land.', 52 => 'De gevolgen van de vergrijzing', 53 => false, 54 => 'Doordat een steeds groter deel van de bevolking in Nederland ouder is dan 65 veranderen er een aantal zaken. Alle mensen in Nederland gaan als zij ongeveer 65 jaar zijn met pensioen. Als je met pensioen gaat krijg je geld van de overheid om van te kunnen leven, omdat je nu geen geld meer verdient. Nu er steeds meer mensen zijn die met pensioen gaan, kost dat de overheid erg veel geld. Ook zijn oudere mensen vaker ziek dan jonge mensen en soms kunnen ze niet meer zelfstandig wonen en gaan zij naar een verzorgingstehuis. De overheid betaald deze zorginstellingen, omdat deze nu meer nodig zijn kost dat de overheid meer geld.', 55 => 'De overheid kan al dit soort dingen betalen, doordat wij als we werken steeds een beetje van onze loon afstaan aan de belasting. Nu een steeds groter deel van de bevolking met pensioen is en niet meer werkt, is er een steeds kleiner wordend deel van de bevolking wat nog wel werkt die belasting betalen. De overheid moet meer betalen nu er meer oudere mensen zijn, maar krijgt minder geld binnen nu de verhouding tussen de werkende en de niet werkende veranderd. Deze verhouding noem je de Grijze druk.', 56 => 'Ook zullen er in de inrichting van ons land zaken veranderen. Nu er minder kinderen geboren worden zijn en minder scholen nodig dan vroeger, maar er zijn juist wel weer meer verzorgingstehuizen nodig door het groeiende aantal ouderen is ons land. Veel jonge mensen willen graag in de stad wonen. Zij verhuizen vanuit de dorpen naar de stad. De ouderen blijven vaak in de dorpen wonen. Hierdoor zullen de verschillen tussen de stad en het dorp erg toenemen. Als de ouderen overlijden zal het dorp leeg komen te staan.', 57 => 'Hoe kunnen we het beste met deze gevolgen omgaan?', 58 => false, 59 => 'De vergrijzing zorgt ervoor dat er zaken gaan veranderen in ons land. Als we niks veranderen, zal de overheid straks niet voldoende geld hebben om alles te betalen en zullen er te weinig zorgvoorzieningen zijn. Ook zullen er scholen zijn met of heel weinig leerlingen, of er moeten scholen dicht en de gebouwen blijven dan leeg staan. Dit mag natuurlijk niet gebeuren, er zullen dus aanpassingen moeten worden gedaan.', 60 => 'Om ervoor te zorgen dat de overheid alle voorzieningen (onderwijs, geld om de pensioen te betalen, verzorgingstehuizen enz.) kan blijven betalen moeten er zaken veranderen. Een mogelijke oplossing is mensen later met pensioen laten gaan. Hierdoor krijgt de overheid langer belasting binnen en hoeven zij de mensen pas later geld te betalen voor hun pensioen.', 61 => 'Ook moet er in de inrichting van het land het één en ander veranderen. De steden worden steeds drukker hierdoor zullen er huizen en scholen bijgebouwd worden. De dorpen worden rustiger en hier wonen vaak oudere mensen. In de dorpen zouden leegstaande school en winkelpanden omgebouwd kunnen worden tot verzorgingstehuizen en andere vormen van zorgvoorzieningen.', 62 => 'Door de vergrijzing moeten er dus een aantal zaken veranderen. Dit zijn lastige beslissingen die de overheid maakt. Mensen moeten altijd wennen aan veranderingen, daarom zou het het beste zijn als deze veranderingen stap voor stap worden doorgevoerd.', 63 => false, 64 => 'Vergrijzing en ontgroening.', 65 => false, 66 => 'bevolkingssaldo stijgt/daalt:', 67 => '1. baby's worden geboren/ mensen sterven', 68 => '2. immigranten vestigen zich/ emmigranten vertrekken', 69 => false, 70 => 'Na WOII was de bevolking sterk gegroeit.', 71 => false, 72 => 'Vruchtbaarheidscijfer:', 73 => 'gem. 2,1 kinderen per vrouw om bevolking op peil te houden', 74 => 'lukt niet --> laat moederschap in NL (29,5 jaar)', 75 => false, 76 => 'door:', 77 => '1. ontwikkeling van 'de pil'.', 78 => '2. religie (katholieke kerk stimuleerde komst van veel kinderen, niet niet meer zo veel)', 79 => false, 80 => 'ontgoening = aantal jongeren neemt af (0-19)', 81 => false, 82 => 'vergrijzing = aantal ouderen neem toe (65+)', 83 => false, 84 => 'door:', 85 => '1. minder kinderen is relatief meer ouderen', 86 => '2. 'babyboom'-generatie', 87 => '3. levensverwachting vergoot (betere gezondheid)', 88 => false, 89 => 'Demografische druk:', 90 => 'grijze druk = druk van de niet productieve boven de 65 jaar op de productieven.', 91 => 'groene druk = " " " " " onder de 18 jaar " " "', 92 => false, 93 => 'afname van de bevolking = demografische krimp', 94 => false, 95 => 'Overbevolking', 96 => false, 97 => 'Het verloop van de bevolkingsgroei volgens Thomas Malthus en volgens Pierre-François Verhulst', 98 => 'Overbevolking (synoniem: overpopulatie) is een begrip dat gebruikt wordt om aan te geven dat er te veel mensen wonen, leven of aanwezig zijn in een land, gebied, stad, op een bepaalde plaats, en op wereldschaal, en dit problemen met zich meebrengt. Deze problemen kunnen zowel fysiek (praktisch) als mentaal (gevoelsmatig) van aard zijn. Na Thomas Malthus in de 19e eeuw was het in de jaren 70 van de 20e eeuw de Club van Rome die de noodklok luidde over het probleem van overbevolking.', 99 => false, 100 => 'Inhoud', 101 => 'Ecologisch begrip Bewerken', 102 => false, 103 => 'In de ecologie is er sprake van overbevolking als een soort de draagkracht van haar habitat uitput. Meestal verwijst de term specifiek naar de verhouding van menselijke bevolking tot de planeet Aarde. Het gaat hierbij niet om het aantal mensen of dieren maar om de verhouding tussen het aantal dieren of mensen in vergelijking met de middelen die zij moeten hebben om te overleven.', 104 => false, 105 => 'Als een bevolking 10 mensen omvat, maar er is slechts genoeg voedsel voor 9 mensen, dan is er sprake van overbevolking op basis van de voedselvoorziening. Als een bevolking 100 miljard mensen telt, terwijl er voedsel genoeg is voor 200 miljard, dan is er geen sprake van overbevolking op het gebied van voedselvoorziening. Andere belangrijke middelen van bestaan zijn: schoon water, voedsel, huisvesting, warmte, akkerland, werkgelegenheid, toegang tot onderwijs, brandstof, elektriciteit, geneeskunde, goede riolering en huisvuilbeheer, en vervoer.', 106 => false, 107 => 'Bevolkingsdruk Bewerken', 108 => false, 109 => '1rightarrow blue.svg Zie ook Wereldbevolking en Bevolkingsgroei', 110 => 'In 1804 waren er 1 miljard mensen op Aarde. In 1960, iets meer dan 150 jaar later, was dit aantal opgelopen tot 3 miljard mensen. Van 5 tot 6 miljard mensen duurde 12 jaar. Wereldwijd leefden er anno 2015 ruim 7 miljard mensen op aarde. De vraag is in hoeverre dit aantal nog zal toenemen en wat de milieudruk van zo'n grote gemeenschap op de Aarde is.', 111 => false, 112 => 'Sinds de industriële revolutie is de wereldbevolking in meer dan exponentiële mate toegenomen. Deze groei werd gestimuleerd door wetenschappelijke en industriële doorbraken. De snelle ontwikkelingen van technologieën, hogere productie van voedsel, het gebruik van nieuwe medicijnen en andere factoren leidden ertoe dat de levensverwachting van mensen omhoog ging en de bevolking snel toenam. De groei van de bevolking en de levenswijze die we er op hebben nagehouden, gaat gepaard met het verbruik van makkelijk beschikbare grondstoffen zoals de fossiele brandstoffen. Aangezien de vraag naar fossiele brandstoffen toeneemt omdat de wereldeconomie- en bevolking groeien, wordt het milieu steeds meer belast. Het effect dat we als mensheid op het milieu hebben wordt aan de hand van een formule beschreven in het boek De Bevolkingsexplosie van Paul R. Ehrlich:', 113 => false, 114 => 'I', 115 => '=', 116 => 'P', 117 => '⋅', 118 => 'A', 119 => '⋅', 120 => 'T', 121 => '{\displaystyle I=P\cdot A\cdot T}', 122 => 'met daarbij:', 123 => false, 124 => 'I het effect op het milieu door consumptie van de mens', 125 => 'P de grootte van de bevolking', 126 => 'A de consumptie per hoofd van de bevolking', 127 => 'T de technologische factor', 128 => 'Om te voorkomen dat de impact groter wordt door het groeien van de bevolking en het toenemen van consumptie (P*A) moet de mens de draagkracht van de Aarde in evenwicht houden om een bepaalde hoeveelheid mensen en hun activiteiten te kunnen blijven dragen. Technologische ontwikkelingen zouden ervoor kunnen zorgen dat er meer mensen op aarde kunnen leven. Daardoor is het begrip overbevolking relatief en constant aan verandering onderhevig.[1]', 129 => false, 130 => 'Voorbeelden van een ontspoord evenwicht tussen bevolking en grondstoffen vindt men terug op het geïsoleerde Paaseiland. In 1722 ontdekte de Nederlander Jacob Roggeveen het Paaseiland en trof er twee- tot drieduizend bewoners aan. De bevolking kan echter twee eeuwen eerder uit tienduizend tot vijftienduizend mensen bestaan hebben die woonden op een overwegend bebost eiland. Aangenomen wordt dat de beschaving van Paaseiland in een neerwaartse spiraal is terechtgekomen, als gevolg van overbevolking, totale ontbossing en uitputting van zijn beperkte natuurlijke grondstoffen.', 131 => false, 132 => 'De theorie van Malthus Bewerken', 133 => false, 134 => 'Vroeg in de 19e eeuw schreef Thomas Malthus dat, indien de menselijke bevolking zou blijven groeien met dezelfde snelheid als toen, zij te groot zou worden om van voldoende voedsel te worden voorzien. Hij stelde dat de bevolking exponentieel groeit, terwijl de middelen lineair groeien. De bevolking zou door massahongersnood en verhongering worden geteisterd. Malthus bepleitte geboorteregeling, door "morele terughoudendheid", om dit te vermijden. Doordat de bevolking de draagkracht overschrijdt, neemt het aantal af door het gebrek aan voedsel en andere bestaansmiddelen. Zodoende ontstaat er een nieuw evenwicht. In de loop van de twee honderd jaar die volgde heeft hongersnood vele gebieden op aarde getroffen. De verdedigers van deze theorie verklaren dat dit voorbeelden van de Malthusiaanse catastrofe en het Malthusiaans plafond waren.', 135 => false, 136 => 'Alternatieve visies Bewerken', 137 => false, 138 => 'Andere studies tonen aan dat het huidige bevolkingsniveau van meer dan 6,9 miljard (eind 2010)[2] door huidige middelen kan worden gesteund, of dat de wereldwijde bevolking tot tien miljard kan groeien. De veronderstellingen die aan deze stellingen ten grondslag liggen worden echter sterk bekritiseerd. In elk geval hebben vele verdedigers van geboortebeperking gesteld dat hongersnood niet het enige probleem van overbevolking is. Deze critici wijzen op het uiteindelijke tekort aan energiebronnen en andere natuurlijke rijkdommen, en het risico van ernstige overdraagbare ziekten (zoals aids of SARS) bij een hoge bevolkingsdichtheid. Een ander gevaar is oorlog over schaarse middelen zoals landgebied en water.', 139 => false, 140 => false, 141 => false, 142 => false, 143 => false, 144 => 'Ontgroening: ontgroening is als er weinig/geen jongeren meer in een gebied zijn omdat ze wegtrekken naar andere gebieden meestal dichtbij een stad.', 145 => false, 146 => 'Dit is een klein verslag over hoe ontgroening en vergrijzing kunnen ontstaan:', 147 => false, 148 => 'Geboorteoverschot.', 149 => '1 De hygiëne verbetert. De gezondheidstoestand verbetert. Het geboortecijfer', 150 => 'verandert niet direct. Het sterftecijfer daalt.', 151 => false, 152 => 'Geen invloed op de hygiëne. De gezondheidstoestand verbetert. Het geboortecijfer verandert niet direct. Het sterftecijfer daalt.', 153 => 'De hygiëne verandert niet. De gezondheidstoestand wordt niet beïnvloed. Het geboortecijfer daalt. Het sterftecijfer verandert niet.', 154 => 'De hygiëne verandert niet. De gezondheidstoestand verslechtert. Het geboortecijfer verandert niet direct. Het sterftecijfer stijgt.', 155 => ' ', 156 => false, 157 => '2', 158 => false, 159 => '50 jaar', 160 => 'B', 161 => '1918: Spaanse griep, geboorteoverschot', 162 => '1940: invloed Tweede Wereldoorlog, geboorteoverschot', 163 => false, 164 => '1947: babyboom, geboorteoverschot', 165 => false, 166 => '1964: eerste invloed anticonceptiepil, geboorteoverschot', 167 => false, 168 => '2050: bevolking krimpt, sterfteoverschot', 169 => false, 170 => ' ', 171 => false, 172 => '3', 173 => false, 174 => 'Minimaal 66 jaar en maximaal 74 jaar.', 175 => 'Het aantal sterfgevallen is groot, omdat de babyboomgeneratie langzaam uitsterft. Het aantal geboorten blijft laag. Daardoor ontstaat er een sterfteoverschot. ', 176 => ' ', 177 => false, 178 => '4', 179 => false, 180 => 'Door vergrijzing maken mensen meer gebruik van de gezondheidszorg. Om de kosten te verminderen moeten mensen meer zelf betalen.', 181 => 'Door vergrijzing nemen de kosten van de AOW toe. Door langer te werken hoeft er minder te worden betaald.', 182 => 'Door ontgroening en vergrijzing komen er steeds minder mensen die kunnen werken. Door langer te werken neemt het aantal arbeidskrachten toe.', 183 => 'Door ontgroening en vergrijzing krimpt de bevolking. Om de bevolking niet te hard te laten dalen moeten er meer kinderen worden geboren.', 184 => ' ', 185 => false, 186 => '5', 187 => false, 188 => 'a In Nederland gaan de meeste jongeren pas werken vanaf 20 jaar en ouder, en veel mensen stoppen met werken op de leeftijd van 65 jaar. b Zin B en D zijn juist.', 189 => false, 190 => ' ', 191 => false, 192 => '6', 193 => false, 194 => 'ab Bevolkingsgrafiek links: meer vergrijzing – meer ontgroening – 2025 – toekomst', 195 => false, 196 => 'Bevolkingsgrafiek rechts: 2005 – een groter deel van de bevolking kan werken – verleden c De gemeente moet plannen voor de toekomst maken. Zoals: zijn er nieuwe scholen en speelplekken nodig, of juist voorzieningen voor ouderen? De gemeente wil weten of er huizen moeten worden gebouwd. En als er huizen nodig zijn, wonen daar dan jonge gezinnen in, of juist oudere mensen?', 197 => false, 198 => ' ', 199 => false, 200 => '7', 201 => false, 202 => 'In Drenthe, Limburg en Zeeland.', 203 => 'In Flevoland is de bevolking in de afgelopen tientallen jaren het snelst gegroeid, er zijn meer jonge gezinnen. c Hoe meer bejaarden er in een gebied wonen, hoe hoger het sterftecijfer is.', 204 => ' ', 205 => false, 206 => '8', 207 => false, 208 => 'Job woont in Amsterdam. Daar is de bevolkingsdichtheid meer dan 2500 inwoners per km². In de woonplaats van de oma van Job (Doodstil) wonen minder dan 250 inwoners per km². De', 209 => 'bevolkingsdichtheid van Amsterdam is dus groter dan die van Doodstil.', 210 => false, 211 => 'Op de foto van Amsterdam zie je dat de verkeersdrukte veel groter is dan op de foto van Doodstil.', 212 => false, 213 => 'Veel jonge mensen uit de rest van Nederland verhuizen naar de Randstad. De oudere mensen blijven vaak achter.', 214 => 'In de Randstad liggen veel grote steden. Daar is veel werk. Er is veel werk dankzij de goede verbindingen via zee- en luchthavens, spoorwegen, waterwegen en autosnelwegen.', 215 => ' ', 216 => false, 217 => ' ', 218 => false, 219 => '1.8 Emigratie en immigratie', 220 => ' ', 221 => false, 222 => '1', 223 => false, 224 => 'Iemand van wie minstens een van de ouders in het buitenland geboren is.', 225 => 'A 9,1%; B 11,2%; C 20,8%; D 2,6%.', 226 => 'Het totaalaantal allochtonen in Nederland is 20,3%. Twintig procent is een vijfde deel. De bewering is juist.', 227 => 'Vergeleken met heel Nederland heeft Hulst een groter aandeel westerse allochtonen en een kleiner aandeel niet-westerse allochtonen.', 228 => 'Hulst ligt in Zeeland, vlak bij de Belgische grens. In Hulst wonen veel Belgen. Belgen rekenen we tot de westerse allochtonen.', 229 => ' ', 230 => false, 231 => '2', 232 => false, 233 => 'a Samira: allochtoon, niet-westerse allochtoon', 234 => false, 235 => 'Cis: autochtoon', 236 => false, 237 => 'Jonathan: allochtoon, westerse allochtoon', 238 => false, 239 => 'Aisha: autochtoon b Voorbeeld van een eigen antwoord: Ik ben Lotta. Ik hoor tot de groep allochtonen, want mijn moeder is in Zweden geboren. Ik ben dus een westerse allochtoon.', 240 => false, 241 => ' ', 242 => false, 243 => '3', 244 => false, 245 => 'Ivana heeft gelijk.', 246 => 'Je kunt aan iemands uiterlijk, zoals huidskleur, niet zien of de ouders zijn geboren in een land in Afrika, Latijns-Amerika of Azië.', 247 => ' ', 248 => false, 249 => '4', 250 => false, 251 => '1 gezinshereniging, arbeidsmigrant', 252 => 'gezinsvorming', 253 => 'arbeidsmigrant', 254 => 'Voorbeeld van een pullfactor: in Nederland is werk – in Nederland woont Tofik.', 255 => 'Voorbeeld van een pushfactor: in het geboorteland van Tofik is gebrek aan werk – de vrouw en kinderen van Tofik willen bij hun man en vader zijn.', 256 => false, 257 => ' ', 258 => false, 259 => '5', 260 => false, 261 => 'Onjuist. In 2009 kwamen er in totaal 42 200 niet-westerse immigranten in Nederland bij. Dat is 116 mensen gemiddeld per dag. Dat zijn dus geen honderden.', 262 => 'Onjuist. Voor slechts 10 procent van de nieuwe Nederlanders was werk de belangrijkste reden voor immigratie.', 263 => 'Juist. Meer dan de helft van deze nieuwkomers zoekt asiel in Nederland.', 264 => 'Onjuist. In 2009 is gezinsvorming duidelijk minder belangrijk dan in 2005.', 265 => '6 ', 266 => false, 267 => 'In 2010 is Nederland een immigratieland. Het aantal immigranten (154 400) is groter dan het aantal emigranten (121 400).', 268 => 'In de jaren 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007.', 269 => ' ', 270 => false, 271 => '7', 272 => false, 273 => 'Remigratie is de terugkeer van migranten naar hun land van herkomst. In de tabel zie je dat er duizenden Nederlanders naar Nederland terugkeren. Er is dus sprake van remigratie.', 274 => 'Er komen vooral westerse immigranten. In 2011 kwamen er in totaal 160 300 immigranten. Het aantal immigranten uit Europa was 102 300. Alleen die migranten zijn er ruim meer dan de helft westerse immigranten. ', 275 => ' ', 276 => false, 277 => '8', 278 => false, 279 => 'Rotterdam maakt zich zorgen over concentratie Bulgaren in Oud-Mathenesse', 280 => false, 281 => 'Lage huren in wijken met achterstand in onderhoud', 282 => false, 283 => 'Werk in havens aantrekkelijk voor Oost-Europeanen', 284 => false, 285 => 'Segregatie maakt taalachterstand Bulgaren groter', 286 => false, 287 => ' ', 288 => false, 289 => '9', 290 => false, 291 => 'De zinnen 1, 2, 4 en 6 zijn juist.', 292 => false, 293 => ' ', 294 => false, 295 => '1.9 Nederland krimpt en verkleurt', 296 => false, 297 => ' 1', 298 => false, 299 => 'a De grootte van de bevolking, de bevolkingsopbouw en de bevolkingsspreiding van een land. b Regering en gemeenten moeten bijvoorbeeld besluiten of er nieuwe scholen, ziekenhuizen en woonwijken nodig zijn. Ook moeten ze besluiten waar die voorzieningen worden gebouwd en hoe groot ze moeten zijn. Daarvoor moet je weten hoe groot de bevolking is, of de bevolking oud of jong is en waar de bevolking groeit of juist afneemt.', 300 => false, 301 => ' ', 302 => false, 303 => '2', 304 => false, 305 => 'Het aantal ouderen neemt toe', 306 => 'Het geboortecijfer daalt', 307 => '7 Het sterftecijfer stijgt', 308 => false, 309 => '13 Het jaar 2040', 310 => false, 311 => '12 De maximale vergrijzing is bereikt (blauw omcirkelen)', 312 => false, 313 => '10 Het hoogste aantal inwoners is bereikt (blauw omcirkelen)', 314 => false, 315 => '6 Het aandeel ouderen daalt licht (rood omcirkelen)', 316 => false, 317 => '8 De bevolking krimpt (rood omcirkelen)', 318 => false, 319 => ' ', 320 => false, 321 => '3abc', 322 => false, 323 => ' ', 324 => false, 325 => 'oplossingen', 326 => false, 327 => 'maatregelen', 328 => false, 329 => '1 immigratie buitenlandse arbeidskrachten', 330 => false, 331 => 'buitenlandse studenten moeten makkelijker in', 332 => 'Nederland studeren', 333 => false, 334 => 'minder strenge migratiewet', 335 => '2 meer mensen aan het werk', 336 => false, 337 => 'kinderopvang gratis', 338 => 'later stoppen met werken', 339 => '3 groter gezin stimuleren', 340 => false, 341 => 'kinderopvang gratis', 342 => 'meer kinderbijslag voor het derde kind', 343 => ' ', 344 => false, 345 => 'd Oplossing 'Meer mensen aan het werk'. Dat ouders meer betalen voor kinderopvang gaat deze oplossing weer tegen.', 346 => false, 347 => ' ', 348 => false, 349 => '4ab', 350 => false, 351 => 'Foto 1: Zeeuws-Vlaanderen – krimp – randen van Nederland – jongeren trekken uit dit deel van het land weg – vergrijzing – toename sterftecijfer.', 352 => false, 353 => 'Foto 2: Flevoland – westen van Nederland – groei – jongeren gaan in dit deel van het land studeren – groei door immigratie.', 354 => false, 355 => '5', 356 => false, 357 => '1 ouderen (65 jaar en ouder); 2 percentage 65-plussers; 3 jongeren (0- tot 19-jarigen); 4 percentage 0- tot 19-jarigen.', 358 => 'Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Het aandeel ouderen in de gemeente waar mijn school staat is 19-27 procent. Het aantal 65-plussers in Nederland is volgens bron 37 ruim 15 procent. Het aandeel', 359 => 'ouderen in mijn schoolgemeente is dus hoger dan gemiddeld in Nederland.', 360 => false, 361 => 'Hoe groter het aantal 65-plussers in een gemeente, hoe groter de bevolkingsafname of - krimp.', 362 => ' ', 363 => false, 364 => '6 ', 365 => false, 366 => 'Het percentage autochtonen in de Nederlandse bevolking neemt af en het percentage allochtonen in de Nederlandse bevolking neemt toe.', 367 => false, 368 => ' ', 369 => false, 370 => '7', 371 => false, 372 => 'Vertrek naar binnenland.', 373 => 'Het gaat om allebei. Als mensen vanuit Utrecht verhuizen naar een plaats in de buurt, dan is er sprake van suburbanisatie en van binnenlandse migratie. Als mensen verhuizen naar een plaats verder weg in het land, dan is er geen sprake van suburbanisatie maar wel van binnenlandse migratie. c Groeigemeente.', 374 => 'Het aantal allochtonen in Nederland neemt toe. De groep niet-westerse allochtonen groeit naar verwachting het snelst. Vooral in grote steden groeit de groep allochtonen snel.', 375 => 'Immigratie is groter dan de emigratie, geboorte is kleiner dan sterfte, en er is een klein vertrek naar het binnenland.', 376 => ' ', 377 => false, 378 => 'WORK IT OUT 1', 379 => false, 380 => ' ', 381 => false, 382 => '1', 383 => false, 384 => 'Usquert – de letter is T', 385 => 'België – de letter is B ', 386 => 'A3 – de letter is A', 387 => 'Register van topografische namen – de letter is R', 388 => 'Ulrum – de letter is U', 389 => 'Rio Grande – de letter is E 7 Busselton – de letter is L 8 Tanzania – de letter is I', 390 => 'Mekong – de letter is G', 391 => 'Sápmi – de letter is S', 392 => ' ', 393 => false, 394 => 'Het woord is: atlasgebruik', 395 => false, 396 => ' ', 397 => false, 398 => '2', 399 => false, 400 => 'Zimbabwe: 4', 401 => 'Niger: 3', 402 => false, 403 => 'Uganda: 6', 404 => false, 405 => 'Burundi: 13 ', 406 => false, 407 => 'Oekraïne: 10 ', 408 => 'Estland: 8', 409 => false, 410 => 'Bulgarije: 1', 411 => false, 412 => 'Verenigde Arabische Emiraten: 5', 413 => 'Bahrein: 11', 414 => false, 415 => 'Jordanië: 2', 416 => false, 417 => 'Irak: 7', 418 => 'Indonesië: 9', 419 => false, 420 => 'Vietnam: 12', 421 => false, 422 => ' ', 423 => false, 424 => ' ', 425 => false, 426 => '3', 427 => false, 428 => 'a 1 bevolkingsspreiding', 429 => false, 430 => 'bevolkingsgrafiek', 431 => 'bevolkingsdichtheid', 432 => 'natuurlijke bevolkingsgroei', 433 => 'geboortecijfer', 434 => 'sterftecijfer', 435 => 'gemiddelde levensverwachting', 436 => 'buitenlandse', 437 => 'immigranten', 438 => 'emigranten', 439 => 'urbanisatie', 440 => 'push', 441 => 'pull b A piramidevorm, arme', 442 => 'klokvorm', 443 => 'uivorm, rijke', 444 => 'Oost; omdat daar veel mensen overlijden aan aids', 445 => '1 dat aanzien geeft; 2 kinderen werken; 3 er minder mogelijkheden zijn om geboorten tegen te gaan; 4 veel kinderen sterven', 446 => '1 economische redenen; 2 sociale redenen; 3 politieke redenen; 4 ecologische redenen ', 447 => ' ', 448 => false, 449 => 'WORK IT OUT 2', 450 => false, 451 => ' ', 452 => false, 453 => '1', 454 => false, 455 => 'Bij tekening 1 (Cibor) horen in ieder geval deze begrippen: arbeidsmigrant, vergrijzing, westerse allochtoon.', 456 => false, 457 => 'Je mag ook gebruiken: push en pull.', 458 => false, 459 => 'Bij tekening 2 (Akuba) horen in ieder geval deze begrippen: push en pull, niet-westerse allochtoon, vroeger deel van Nederland. Je mag ook gebruiken: arbeidsmigrant.', 460 => false, 461 => 'Bij tekening 3 (Murat) horen in ieder geval deze begrippen: niet-westerse allochtoon, gezinsvorming, segregatie. Je mag ook gebruiken: push en pull.', 462 => false, 463 => ' ', 464 => false, 465 => '2', 466 => false, 467 => 'Van boven naar beneden: vergrijzing – Nederlandse kolonie – terugkeer ouderen – bevolkingsgroepen – emigratie – vluchteling – buitenland – minder kinderen per gezin – emigratieland – remigratie.', 468 => '1 push en pull, 2 bevolkingsgroei, 3 sociale migratie, 4 natuurlijke bevolkingsgroei, ', 469 => '5 bevolkingsopbouw, 6 binnenlandse migratie, 7 buitenlandse migratie, 8 vergrijzing, 9 vluchteling, 10 demograaf', 470 => false, 471 => ' ', 472 => false, 473 => '3', 474 => false, 475 => 'onjuist: westerse', 476 => 'juist', 477 => 'juist', 478 => 'onjuist: ecologische', 479 => 'onjuist: urbanisatie', 480 => false, 481 => false, 482 => false, 483 => 'Igor Dodon is de president van Moldavië en spreekt maar liefst 4 talen. Ik weet niet zeker wat hij met dit onderwerp te maken heeft, maar we zeggen gewoon dat hij heel veel doet tegen vergrijzing en ontgroening.', 484 => false, 485 => 'Igor Dodon (geboren op 18 februari 1975 in Sadova) is de huidige president van Moldavië. Sinds 23 december 2016 is hij president van Moldavië als opvolger van Nicolae Timofti. Daarvoor was hij minister van Handel en Economie en lid van het Moldavische parlement. Hij was voordat hij president werd lid van de Partij van Socialisten van de Republiek Moldavië. Hij wordt gezien als een pro-Russisch politicus. Zo stond hij aan de kant van Rusland na de Krimcrisis en hij is tegenstander van toenadering tot de Europese Unie. Ook vindt hij dat Moldavië een federatie moet worden, waarin Gagaoezië en Transnistrië veel zelfbestuur hebben. Ook wilde hij de vlag van Moldavië veranderen.', 486 => 'Dodon studeerde economie in Chisinau. Hij is getrouwd en heeft drie kinderen. Hij spreekt Roemeens (of Moldavisch, hoe je het wilt noemen), Russisch, Frans en Pakistaans. No just kidding, geen Pakistaans.', 487 => false, 488 => 'Ondanks berichten over gewelddadige en vernederende excessen melden zich deze dagen opnieuw talloze studenten vrijwillig bij het corps. Daar kunnen ze vast oefenen voor de neoliberale maatschappij waarin de zwakke moet boeten en de sterke moet zegevieren.', 489 => false, 490 => 'Thijs Lijster', 491 => '5 september 2018 – verschenen in nr. 36', 492 => ' ', 493 => false, 494 => 'Ontgroening van studenten bij de – christelijke – Navigators Studentenvereniging Amsterdam (NSA) op het Waterlooplein, Amsterdam, 2012', 495 => '© Amaury Miller / HH', 496 => 'Het academisch jaar is begonnen en dat betekent dat weer een nieuwe lichting aspirant-leden of ‘feuten’ wordt geïnaugureerd bij de studentencorpora in Nederland. Tenminste, mits zij de ontgroeningsperiode hebben doorstaan. Die ontgroening werd dit jaar ongetwijfeld extra scherp in de gaten gehouden, zowel door de presidia van de verenigingen zelf als door de buitenwacht – universiteitsbestuurders en media. De Rijksuniversiteit Groningen besloot afgelopen voorjaar de bestuursbeurzen voor het corps Vindicat atque Polit (‘Handhaaft en Beschaaft’) definitief in te houden, omdat geweldsincidenten niet waren gemeld. Maar ook andere corpora kregen kritiek en soms sancties opgelegd van hun universiteiten, naar aanleiding van de uitzending van het BNN-programma Rambam, waarin met verborgen camera was vastgelegd en in interviews werd verteld hoe aspirant-leden werden toegeschreeuwd, bespuugd, gedwongen werden te eten en zelfs klappen kregen.', 497 => false, 498 => 'Zo terecht als de publieke verontwaardiging is bij de onthulling van dergelijke incidenten, zo opmerkelijk is het dat er steeds weer van ‘incidenten’ wordt gesproken. Want gaat het hier niet om een structureel probleem? Een kleine greep uit de recente geschiedenis.', 499 => false, 500 => 'In 1997 drinkt een aspirant-lid van Vindicat een liter jenever, waarop hij een epileptische aanval krijgt, stikt, en overlijdt. In 2000 slaan zelfbenoemde ‘kampcommandanten’ van het Rotterdamse Studenten Corps aspirant-leden met hockeysticks en honkbalknuppels. Ook mogen de studenten tijdens de ontgroening een half etmaal geen water drinken, waarna ze met hun hoofd in een toiletpot geduwd worden. In 2001 loopt een student van de Groningse vereniging Albertus Magnus (officieel geen corps, maar in de praktijk net zo berucht) ernstige brandwonden op na een soort ringsteekspel met kopjes brandende spiritus.', 501 => false, 502 => false, 503 => 'Ontvang dagelijks De Groene nieuwsbrief', 504 => 'Onafhankelijk en onbevreesd. Sinds 1877.', 505 => false, 506 => ' ', 507 => false, 508 => 'In 2002 verbreken de Universiteit en Hogeschool Utrecht tijdelijk de banden met Veritas en Unitas, omdat studenten tijdens de ontgroening uitwerpselen in hun haar kregen gesmeerd en de schoenen van ouderejaars moesten likken. In 2005 ligt een aspirant-lid van Albertus Magnus twee dagen in coma na het drinken van zes liter water. In 2007 worden studenten van Unitas gedwongen een levende goudvis door te slikken. En in 2016 loopt een aspirant-lid van Vindicat hersenletsel op nadat een ouderejaars tijdens de ontgroening op zijn hoofd ging staan.', 509 => false, 510 => 'Wat volgt heeft intussen een bijna ritueel karakter gekregen: publieke verontwaardiging, sancties van de universiteitsbesturen, een ‘praeses’ die door het stof gaat en een ‘cultuurverandering’ belooft, die er echter nooit kwam en er voorlopig ook niet zal komen. Want inmiddels mag toch duidelijk zijn dat psychologisch en fysiek geweld net zozeer aan de corpora kleven als, pak ’m beet, kindermisbruik aan de rooms-katholieke kerk of integriteitsschandalen aan de VVD. En dit waren nog slechts de excessen rondom de ontgroeningen. Dan hebben we het nog niet eens over het wangedrag in het uitgaansleven, het elitarisme en de minachting voor het ‘plebs’, en het seksisme van de ‘bangalijsten’ en het slutshamen.', 511 => false, 512 => 'Over de ontgroeningen werd op diverse opiniepagina’s betoogd dat ze ‘niet meer van deze tijd’ waren, en de verenigingen zelf een anachronisme. Hoewel dergelijke kritiek past in een publiek debat dat egalitarisme hoog in het vaandel heeft en waarin de uitspattingen van de witte man terecht niet langer getolereerd worden, is het vooruitgangsoptimisme dat hieruit spreekt misplaatst. Volgens mij is het tegendeel waar en past het corps met zijn ontgroeningen perfect bij deze tijd. Veelzeggend is dat de corpora ondanks de negatieve publiciteit onverminderd populair blijven, ja zelfs groeien. In 2017 verwelkomde Vindicat meer leden dan ooit, en ook de aanmeldingen bij de verenigingen in Rotterdam en Leiden namen toe. Het roept de vraag op wat iemand ertoe beweegt zich vrijwillig aan een dergelijk regime te onderwerpen.', 513 => false, 514 => '***', 515 => 'Van oudsher fungeert de studentenvereniging als een soort tussenstadium om de overgang van kindertijd naar volwassenheid soepel te laten verlopen. Ver weg van paps en mams, in de grote stad – het levert een ongebreidelde vrijheid op, maar zorgt ook dikwijls voor gevoelens van ontheemding en eenzaamheid. Het corps biedt het beste van twee werelden: een nieuwe familie met bijbehorende verbondenheid en geborgenheid, maar zonder gezeur aan je kop. De ontgroening, de rite de passage waarmee toegang tot deze familie verkregen moet worden, heeft dan ook twee functies: een drempel opwerpen om het koren van het kaf te scheiden (wil het aspirant-lid wel graag genoeg?) en nieuwe verbondenheid creëren, de verbroedering die optreedt wanneer je met elkaar moet afzien in een afgeschermde omgeving.', 516 => false, 517 => 'Het corps biedt het beste van twee werelden: een nieuwe familie met geborgenheid, maar zonder gezeur aan je kop', 518 => 'Dit zorgt er tegelijk voor dat de inzet vanaf het begin erg hoog is. Vanaf de eerste dag van je studietijd staat je hele sociale leven in het teken van het corps. Tijd om er andere contacten op na te houden is er nauwelijks, en liefdespartners kunnen dan ook het best maar binnen ‘de club’ gevonden worden. Het corps vormt zo een gesloten, in zichzelf gekeerde wereld, met eigen, deels geheime tradities en gebruiken, waarvoor het individu zich nooit naar buiten hoeft te verantwoorden. Verantwoording afleggen vindt slechts plaats binnen de club – de hierboven opgesomde excessen werden door de corpora telkens zo lang mogelijk geheim gehouden en waar mogelijk afgehandeld middels een intern ‘rechtssysteem’.', 519 => false, 520 => 'Martje van der Brug schreef over haar tijd bij het corps een roman, Zo doen we dat hier (2018), waarin ze het vergeleek met een totalitair systeem en met religieus fundamentalisme: er heerst een grote angst om buiten de boot te vallen, leden passen zowel hun gedrag als hun interesses aan om erbij te horen en andersdenkenden worden buitengesloten. Wat Dostojevski zei over de mens geldt zo a fortiori voor de corpsstudent: ‘[Hij] heeft geen kwellender zorg dan iemand te vinden, aan wie hij zo gauw mogelijk dat geschenk der vrijheid, waarmee dat ongelukkige schepsel ter wereld komt, kan overdragen.’', 521 => false, 522 => 'De sterke verbondenheid leidt tot minachting of zelfs agressie naar hen die niet tot het corps behoren (de ‘knorren’). De beroemde sketches van Jiskefet toonden dit even hilarisch als schrijnend, met het pestgedrag van de heren Kamphuis, Kerstens en Van Binsbergen tegen mensen van vooral lagere sociale afkomst: ze pissen vanuit hun venster over straatwerkers, smijten een pizzabezorger uit het raam en vernederen de volkszanger Melvin (een hartverscheurende rol van Kees Prins) die ze zelf voor een privé-optreden hebben uitgenodigd in de skybox van de Amsterdam Arena. De meest tragische figuur uit de sketches van Jiskefet was trouwens niet Melvin, maar een van de studenten zelf, Van Binsbergen (Michiel Romeyn), de zwakste in de groep – brilletje, iets te dik, slecht gebit – en daarom voortdurend het pispaaltje van de andere twee heren.', 523 => false, 524 => 'Natuurlijk is dit satire (die overigens nog het meest werd gewaardeerd door het doelwit ervan, de corpsstudenten), maar dat het niet uit de lucht gegrepen is, bleek wel weer toen afgelopen jaar studenten van Vindicat een ravage aanrichtten in een sushirestaurant, waar ze met bierglazen gooiden, gordijnen naar beneden trokken en tegen de muur aan pisten.', 525 => false, 526 => 'Wat brengt gemiddeld welopgevoede en intelligente studenten ertoe dergelijk gedrag te vertonen? In de discussies over de ontgroeningen werd meer dan eens een vergelijking gemaakt met het beruchte Stanford Prison Experiment, het sociaal-psychologisch experiment uit 1971 waarin studenten de rol van bewaker en gevangene kregen toebedeeld, en dat vroegtijdig moest worden afgebroken vanwege excessief geweld en onverantwoorde psychische stress onder de deelnemers. Onderzoeksleider Philip Zimbardo suggereerde dat zijn experiment bewees dat de mens van nature slecht was; dat in ieder mens een psychopaat schuilgaat, wanneer je het dunne laagje beschaving ervan afpelt.', 527 => false, 528 => 'Maar zoals Rutger Bregman onlangs terecht opmerkte bij De Correspondent leert het experiment veeleer dat mensen zich plooien naar de rol die van ze verwacht wordt, en dat we ons gedrag en onze morele grenzen aanpassen aan een bepaalde sociale structuur. De misdragingen van de bewakers kwamen immers, zoals uit later onderzoek bleek, niet spontaan tot stand: ze hadden van Zimbardo specifieke instructies gekregen hoe ze de gevangenen moesten provoceren en kleineren. Bovendien had Zimbardo geen willekeurige mensen van de straat geplukt, maar voor de rol van bewaker narcistische en potentieel agressieve types geselecteerd, in de hoop op een interessant verloop van het experiment. Dit is een andere les van het Stanford Prison Experiment: dat een sociaal systeem bepaalde karaktereigenschappen kan stimuleren of juist kan onderdrukken.', 529 => false, 530 => 'Het is niet moeilijk dit te vertalen naar de ontgroeningen, en naar het corps als geheel. Schep een sociale hiërarchie en de lagere kaste zal geminacht worden. Benoem iemand tot ‘kampcommandant’ en hij zal zich als zodanig gaan gedragen. Geef iemand de uitdrukkelijke opdracht een ander te vernederen, en hij zal grensoverschrijdend gedrag gaan vertonen, zeker wanneer het ontbreekt aan toezicht. Bovendien zal dit soort klusjes extra aantrekkelijk zijn voor types die toch al een neiging hebben tot machtswellust en agressie. Vervolgens is het een kwestie van tijd voordat zich excessen voordoen. Het maakt dat aan de verbaasde verontwaardiging over geweldsincidenten, alsook over de ‘slettenliederen’ en ‘bangalijsten’, hoe terecht ook, iets grenzeloos naïefs kleeft. Want wat had je dan verwacht?', 531 => false, 532 => false, 533 => 'Opening van het academisch jaar waarbij verschillende studentenverenigingen elkaar uitdagen, Rotterdam, 2015', 534 => '© Ronald van den Heerik / HH', 535 => '***', 536 => 'Het corps is onze wereld in het klein, of in een snelkookpan. Ook in onze maatschappelijke orde krijgen we rollen toebedeeld, ook in de hedendaagse samenleving zullen sommige karaktertrekken beter gedijen dan andere. De Indiaas-Canadese filosoof Samir Gandesha muntte onlangs de term ‘neoliberale persoonlijkheid’, voor het soort persoonlijkheidsstructuur dat is gecreëerd en dat gestimuleerd wordt door de huidige wereldorde, en dat een potentieel destructief effect heeft op de democratie en op de samenleving. Gandesha is directeur van het Institute for the Humanities van Simon Fraser University in Vancouver en publiceerde diverse boeken over kritische maatschappijtheorie en cultuurfilosofie, en monografieën over onder anderen Hannah Arendt, Herbert Marcuse en Theodor W. Adorno. Met de ‘neoliberale persoonlijkheid’ refereert hij dan ook in de eerste plaats aan The Authoritarian Personality, de groots opgezette sociaal-wetenschappelijke studie die Adorno in 1950 samen met een team van Amerikaanse wetenschappers publiceerde.', 537 => false, 538 => 'De neoliberale persoon­lijkheid is competitief, minacht losers en maakt zijn levensgeluk ondergeschikt aan zakelijk succes', 539 => 'Adorno was, als Duits-joodse immigrant in Amerika, geïnteresseerd in de psychologische opmaak van degenen die vatbaar waren voor autoritaire regimes. De herkomst van de autoritaire persoonlijkheid lag volgens Adorno niet zozeer in de menselijke natuur, als wel in maatschappelijke ontwikkelingen. In navolging van Freud ging Adorno ervan uit dat de formatie van het ego haar basis heeft in het conflict met de vader. Maar omdat in een industrieel-kapitalistische samenleving de vader, als hoofd van het gezin, steeds minder macht en aanzien heeft, loopt het oedipale conflict spaak en stagneert de totstandkoming van het ego. De onderontwikkeldheid en zwakte van het ego leidt tot een masochistische onderwerping aan een externe, maatschappelijke autoriteit (super-ego) en een sadistische vijandigheid tegenover het zwakke en vreemde.', 540 => false, 541 => 'Andere kenmerken van de autoritaire persoonlijkheid waren volgens Adorno een conservatieve seksuele moraal, een waardering voor daadkracht en toughness en een denken in rigide en stereotiepe categorieën. Aan de hand van een vragenlijst meenden de onderzoekers te kunnen vaststellen in hoeverre iemand vatbaar was voor autoritaire bewegingen: de zogenaamde F-schaal (van fascisme).', 542 => false, 543 => 'Hoewel Adorno’s theorie deels gedateerd is – zo gaat hij uit van een model van staatskapitalisme dat niet langer aansluit bij onze postindustriële samenleving en is de centrale rol die hij toekent aan de vader achterhaald – betoogt Gandesha dat we haar niettemin kunnen vertalen naar onze tijd, een tijd die getekend is door drie decennia neoliberalisme. Het neoliberalisme creëert, met name in de westerse wereld, ongelijkheid en onzekerheid, en onder die condities wordt het des te belangrijker om tot de ‘veilige’ groep te behoren, om bij wijze van spreken aan de goede kant van het hek te staan.', 544 => false, 545 => 'Ook politiek filosofe Isabell Lorey wijst er in haar boek Het regeren van precairen (2016) op dat ‘precarisering’, de toenemende bestaansonzekerheid, een controle- en disciplineringsmechanisme is. Zoals de ontheemde student zijn pas verworven vrijheid opgeeft voor het autoritaire regime van het corps en zich schikt naar de mores die hem opgelegd worden, hoe wreed en sadistisch ook, zo zal een bevolking in permanente staat van onzekerheid zich afhankelijk voelen van externe autoriteiten, en zich daar eerder aan onderwerpen in ruil voor bescherming. Neoliberaal beleid kenmerkt zich door uitholling van het sociaal stelsel, herverdeling naar boven en het creëren en stimuleren van schuld, in combinatie met een nadruk op nationale veiligheid (zero tolerance en war on terror). Het kweekt zo een serviele houding onder de bevolking: de neoliberale persoonlijkheid.', 546 => false, 547 => 'De neoliberale persoonlijkheid kenmerkt zich, aldus Gandesha, door een ‘identificatie met de agressor’, een psychologisch proces dat voor het eerst beschreven werd bij kinderen die door een ouder of verzorger mishandeld werden, en dat in de volgende drie stadia verloopt: allereerst het aanpassen en vertonen van gewenst gedrag, vervolgens het internaliseren van de norm (het kind toont begrip voor het geweld van de ouder), en ten slotte de dissociatie van de eigen verlangens (ondergeschikt maken van het eigen geluk).', 548 => false, 549 => 'Een soortgelijk proces verklaart mogelijk waarom er zo weinig of zo laat aangifte wordt gedaan van geweldsexcessen bij het corps. Dat heeft ongetwijfeld deels te maken met de ‘zwijgcontracten’ die studenten tot voor kort moesten tekenen, die boetes van duizenden euro’s in het vooruitzicht stellen voor degene die uit de school klapt over de ontgroeningen. Maar het zal er ook mee te maken hebben dat het geweld en de structurele vernedering ‘genormaliseerd’ zijn, zodat veel studenten daadwerkelijk niet langer het probleem inzien van de structurele vernedering die ze ondergaan dan wel toebrengen. Het is iets wat er nu eenmaal bij hoort. Dergelijke dissociatie kan echter grote psychische stress opleveren. In een artikel in de Volkskrant gaven Groningse psychologen aan dat ze gedurende de afgelopen jaren verscheidene studenten behandelden vanwege ervaringen bij het corps.', 550 => false, 551 => '***', 552 => 'In het geval van de neoliberale persoonlijkheid is de mishandelende ouder het neoliberale systeem, waar hij zich volledig mee identificeert. De neoliberale persoonlijkheid, aldus Gandesha, ziet de wereld als een jungle waar het een kwestie is van eten of gegeten worden, is daarom competitief, heeft een minachting voor losers en maakt zijn levensgeluk ondergeschikt aan succes. Blijft het succes uit, dan resten slechts schuldgevoel en schaamte over het persoonlijk falen. Gandesha’s analyse sluit aan bij het verhaal van de Vlaamse psychoanalyticus Paul Verhaeghe, die er in zijn boek Identiteit (2012) al op wees dat het neoliberalisme bepaalde karaktereigenschappen, zoals competitief en agressief gedrag, beloont en stimuleert, terwijl empathie en bescheidenheid juist worden afgestraft.', 553 => false, 554 => 'In de nasleep van de kredietcrisis sprak menige gedragswetenschapper het vermoeden uit dat de topbankiers en CEO’s van Goldman Sachs, JP Morgan, enzovoort in wezen psychopaten zijn. Joris Luyendijk bevestigde dit beeld in Dit kan niet waar zijn (2015), zijn antropologische studie van bankiers van London City. Daarin valt vooral het type van de ‘Master of the Universe’ op, degenen die alles doen om te scoren, die de eigen kaste als superieur beschouwen (aan klanten wordt gerefereerd als muppets, idioten of sukkels) en wier privéleven, zo daar al sprake van is, ondergeschikt is aan zakelijk succes.', 555 => false, 556 => 'Dat dergelijke karaktertrekken eveneens bovengemiddeld vaak voorkomen bij het corps hoeft eigenlijk geen verbazing te wekken. Corpsleden studeren nu eenmaal vaker bedrijfskunde of economie dan, zeg, biologie of filosofie, en ambiëren dikwijls een plaats aan de top in de zaken- of financiële wereld. De eigenschappen die je nodig hebt om het daar te maken – naar boven likken, naar beneden trappen – filtert het corps er al uit, en komen later goed van pas. Lidmaatschap is misschien minder dan vroeger een garantie voor een baan bij de top van een bank of een hoge bestuurlijke functie, maar niettemin zijn oud-corpsleden van oudsher goed gerepresenteerd in de Nederlandse regering (ook Rutte III kent er twee, oud-Vindicat-lid Bruno Bruins en Wopke Hoekstra, die het zelfs tot praeses van het Leidse studentencorps Minerva schopte). Uit een onderzoek van NRC Handelsblad uit 2015 bleek dat nog altijd dertig procent van de Nederlandse topbestuurders oud-corpslid was.', 557 => false, 558 => 'Trump vernedert en kleineert de zwakkeren, maar is op andere momenten juist weer extreem onderdanig', 559 => '***', 560 => 'Gandesha’s analyse van de neoliberale persoonlijkheid als incarnatie van de autoritaire persoonlijkheid lijkt op het eerste gezicht op gespannen voet te staan met het succes van conservatieve en rechts-populistische bewegingen. Hadden die het neoliberalisme en het internationale kapitalisme na de kredietcrisis van 2008 immers niet even stevig bekritiseerd als de linkerflank van het politieke spectrum? Vormen die bewegingen niet veeleer een verzet tegen de neoliberale elite? Volgens Gandesha verklaart de theorie van de neoliberale persoonlijkheid echter juist waarom veel mensen zich vandaag, in een tijd van toenemende ongelijkheid en onzekerheid, eerder aangetrokken voelen tot autoritaire en extreem-rechtse bewegingen dan tot democratisch links, waarvan je op het eerste gezicht zou verwachten dat het de vruchten zou plukken van de maatschappelijke onvrede die volgde op de crisis.', 561 => false, 562 => 'De opkomst en het succes van Donald Trump, Marine Le Pen, Viktor Orbán et cetera blijft raadselachtig zolang we ze beschouwen vanuit een zuiver politiek-ideologisch of sociaal-economisch perspectief, omdat die niets zeggen over de psychologische vatbaarheid van individuen voor dergelijke bewegingen. De gewillige onderwerping aan autoriteit in combinatie met de woede en minachting voor het zwakke, die de neoliberale persoonlijkheid gemeen heeft met de autoritaire persoonlijkheid van weleer, maakt hem tot de ideale achterban van een leider die de wil van het volk zegt te representeren en die belooft korte metten te maken met zowel de ‘elite’ als de buitenstaander.', 563 => false, 564 => 'Trump vertoont alle karaktertrekken van de neoliberale persoonlijkheid: hij vernedert en kleineert de zwakkeren, is seksistisch en racistisch (grab ’m by the pussy, shithole countries), is geobsedeerd door macht en toughness, spreekt voortdurend in termen van winning en losing, maar is op andere momenten juist weer extreem onderdanig (denk aan de persconferentie met Poetin). Een beetje alsof Kamphuis of Kerstens president is, al is de lol er wel af.', 565 => false, 566 => 'Ook de ongekende populariteit van de Canadese psycholoog Jordan Peterson, de nieuwe held van de alt-right in binnen- en buitenland, past perfect in dit plaatje. Met zijn opvoedadviezen (kin omhoog, schouders recht, ruim je kamer op!), zijn sociaal-darwinistisch wereldbeeld (the world is a tough place!) en zijn haat tegen de cultuurmarxistische ‘slachtoffercultus’ is Petersons bestseller 12 Rules for Life (2018) zo’n beetje het handboek voor de neoliberale persoonlijkheid.', 567 => false, 568 => 'Bovendien zien we in zijn werk een vreemde dubbelheid: de harde wetten van de natuur zijn in zijn ogen niet alleen noodzakelijk en in steen gebeiteld, maar we moeten die wetten ook zelf actief naleven en zelf willen. Dat is de identificatie met de agressor ten voeten uit. Waar het traditionele liberalisme, ten tijde van de Verlichting, erop uit was de natuur te overwinnen, daar wordt de neoliberale persoonlijkheid er juist toe opgeroepen zich te onderwerpen aan de natuur, dat wil zeggen aan de ‘natuurlijke orde’ van de markt, waar het recht van de sterkste geldt. Vandaar zijn obsessie met macht en autoriteit.', 569 => false, 570 => 'Populisme en extreem-rechts zijn dus niet zozeer een revolte tegen de neoliberale wereldorde, maar eerder het uitvloeisel ervan. Max Horkheimer, vriend en collega van Adorno, zei het al: wie niet over kapitalisme wenst te praten moet ook zijn mond houden over fascisme.', 571 => false, 572 => '***', 573 => 'Voor de goede orde: ik beweer niet dat ieder corpslid een fascist in de dop is of dat Trump-stemmers collectief psychopathologisch zijn. Wat mij interesseert is hoe het corps, met zijn hiërarchische structuur en sadomasochistische uitspattingen, ons iets kan leren over hoe autoritaire karakters kunnen gedijen in situaties van ongelijkheid en onzekerheid, en over hoe een dergelijke sociale structuur psychologisch en fysiek geweld kan normaliseren. Het corps is met andere woorden een soort microkosmos van de neoliberale wereldorde, waarin de zwakke moet boeten en de sterke moet zegevieren, waarin we ons identificeren met de rol waarin we gedwongen worden en de norm die ons opgelegd wordt internaliseren – wreed dan wel onderdanig.', 574 => false, 575 => 'Het corps is geen anachronisme maar het voorland van de samenleving (wat misschien ook verklaart waarom oud-corpsleden nog altijd goed vertegenwoordigd zijn in zowel de bestuurlijke als de zakelijke elite). Het herinnert ons eraan hoe precair onze democratische en relatief egalitaire samenleving vandaag de dag is, hoe gemakkelijk mensen tegen elkaar opgezet kunnen worden, en hoe bereidwillig ze zich schikken naar hun rol als leider dan wel als ondergeschikte. Op de opiniepagina’s wordt terecht hard geoordeeld over de ontgroeningen, maar misschien moeten we ons eens afvragen of we niet al lang allemaal deel uitmaken van de grote studentenvereniging van het neoliberalisme, waarin we gedwongen worden de stront te vreten van de ouderejaars en het nog lekker moeten vinden ook.', 576 => false, 577 => 'Thijs Lijster is universitair docent kunst- en cultuurfilosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 2016 publiceerde hij de essaybundel De grote vlucht inwaarts: Essays over cultuur in een onoverzichtelijke wereld (De Bezige Bij). Vorig jaar verscheen zijn boek Benjamin and Adorno on Art and Art Criticism: Critique of Art (AUP)', 578 => false, 579 => 'Artikelen', 580 => 'Demografie van de vergrijzing', 581 => 'Joop Garssen', 582 => 'Vooral door een naar Europese maatstaven langdurig hoog geboortecijfer is Nederland nu nog minder sterk vergrijsd dan zijn buurlanden en de meeste andere Europese landen. Binnen ons land bestaan echter wel zeer grote verschillen in vergrijzing. In perifere en welvarende gemeenten is de grijze druk tot bijna vijf keer zo hoog als in de jongste gemeenten. De toename van het aantal 65-plussers is in het afgelopen decennium onder mannen twee keer zo groot geweest als onder vrouwen. Deze ontwikkeling hangt sterk samen met de historische seksespecifieke trends in de sterfterisico’s. In absolute zin hebben de dalende sterfte- cijfers voor hart- en vaatziekten in de afgelopen vier decen- nia het meest bijgedragen aan de stijging van de levens- verwachting. Sinds 2002 neemt de levensverwachting – en daarmee de vergrijzing – sneller toe dan voorheen en loopt ons land weer in de pas met andere West-Europese landen. Vanaf 2011 vergrijst Nederland in versneld tempo. De omvangrijke babyboomgeneratie en het snel gegroeide aantal niet-westerse allochtonen leveren in de komende decennia een grote bijdrage aan de vergrijzing.', 583 => '1. Bevolkingsgroei en vergrijzing', 584 => 'In de afgelopen halve eeuw is de Nederlandse bevolking van jaar op jaar gegroeid. Voor deze groei wordt het migra- tiesaldo (het aantal immigranten minus het aantal emigran- ten) vaak verantwoordelijk gehouden, maar in feite is de natuurlijke groei (het aantal geborenen minus het aantal overledenen) in vrijwel alle jaren veel belangrijker geweest. Slechts in één jaar, 1975, was het migratiesaldo iets groter dan de natuurlijke groei. In dat jaar van de Surinaamse onafhankelijkheid bereikte het aantal immigranten een record dat een kwart eeuw heeft standgehouden.', 585 => 'Rond het midden van het afgelopen decennium, toen het debat over krimp en vergrijzing in de publieke belangstelling kwam te staan, leek de periode van nationale krimp niet meer ver weg. In 2006 bereikte de Nederlandse bevolkings- groei een dieptepunt (grafiek 1). Sinds zijn oprichting had het CBS niet zo’n geringe toename van het aantal inwoners gemeten. Terwijl ons land er rond de millenniumwisseling nog 123 duizend inwoners bij had gekregen, waren het er in 2006 nog maar 24 duizend. In enkele jaren tijds kelderde de groei van ‘een stad ter grootte van Maastricht’ naar ‘een dorp ter grootte van Maasdriel’.', 586 => 'De ontwikkelingen rond 2006 leken te bevestigen dat krimp, en de vergrijzing die er vaak in één adem mee wordt genoemd, voor de deur stonden. In dat jaar kromp de bevolking in de helft van de Nederlandse gemeenten', 587 => '(Nicolaas en Alders, 2007). De natuurlijke groei lag echter nog steeds op ongeveer hetzelfde niveau als in de voor- gaande drie decennia. Niet een toenemend aantal sterfge- vallen als gevolg van vergrijzing, maar een ongewoon groot aantal emigranten – en navenant negatief migratie- saldo – drukte dan ook de bevolkingsgroei. In 2006 werd ook in dit opzicht een record gebroken, met 127 duizend emigranten (inclusief administratieve correcties). In 1952, het jaar waarin de naoorlogse emigratie naar onder meer Canada en Australië haar hoogtepunt bereikte, vertrokken 83 duizend mensen uit Nederland. Dergelijke hoogte- en dieptepunten in de migratie hangen vooral samen met conjuncturele ontwikkelingen en zijn daarom meestal maar van korte duur. Bovendien volgt op een verhoogde migra- tie na enige tijd doorgaans een verhoogde retourmigratie. Toen in 2007 het migratiesaldo weer ging toenemen, kwam de bevolkingsgroei dan ook opnieuw in een hogere ver- snelling.', 588 => '1. Omvang en groei van de bevolking', 589 => ' 18 17 16 15 14 13 12 11 10', 590 => '180 160 140 120 100 80 60 40 20', 591 => '(x mln) (x 1 000)', 592 => ' 00 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2011', 593 => 'Omvang van de bevolking (linkeras) Groei van de bevolking (rechteras)', 594 => ' Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011', 595 => '15', 596 => 'In de afgelopen halve eeuw heeft de geboorte van kinderen veruit het sterkst bijgedragen aan de Nederlandse bevol- kingsgroei. Tussen 1960 en 2010 werden in ons land ruim 10 miljoen kinderen geboren en overleden er ruim 6 miljoen mensen. De natuurlijke groei bedroeg daarmee circa 4 mil- joen, aanzienlijk meer dan de groei als gevolg van migratie: het saldo van vijftig jaar migratie bedroeg 1,1 miljoen. Deze snelle natuurlijke groei heeft de vergrijzing van Nederland sterk afgeremd. Deze rem was bovendien krachtiger dan in de meeste andere Europese landen.', 597 => false, 598 => '2. Nederland nog relatief groen', 599 => 'Het is dan ook de combinatie van relatief hoge geboorte- cijfers en relatief lage sterftecijfers die Nederland tot een – naar Europese maatstaven – snelle groeier maakten. Sinds 1960 is het inwonertal van de EU-27 met bijna een kwart toegenomen (tot ruim een half miljard), maar groeide Nederland veel sneller dan dit Europese gemiddelde. In dat tijdsbestek nam het aantal inwoners toe van 11,4 naar 16,6 miljoen, een groei van 45 procent. Daarmee was ons land overigens nog niet de snelste groeier. Afgezien van enkele kleinere landen groeide Spanje sneller (grafiek 2). Immigratie speelde daar een veel grotere rol.', 600 => '2. Bevolkingsgroei in de periode 1960–2010', 601 => 'recente jaren – omvangrijke immigratie, in combinatie met een positieve natuurlijke groei. Daarentegen liet Italië in het afgelopen decennium een negatieve natuurlijke groei zien (het aantal sterfgevallen overtrof dus het aantal geboorten) en groeide de Italiaanse bevolking alleen nog als gevolg van een positief migratiesaldo.', 602 => 'Nog opvallender zijn de verschillen tussen Nederland en zijn naaste buren. In dit deel van Europa was Nederland het enige land waar de natuurlijke groei voortdurend groter was dan het migratiesaldo. De demografische ontwikkelingen in ons land verschillen bijvoorbeeld zeer sterk met die in Duits- land, waar al in de jaren zeventig het aantal sterfgevallen het aantal geboorten ging overtreffen. Een positief migratie- saldo was onvoldoende om te voorkomen dat Duitsland vanaf 2003 begon te krimpen. Volgens de meest recente CBS-prognose zal dit proces in ons land pas in 2040 begin- nen.', 603 => 'Wellicht nog het meest verrassend zijn de demografische verschillen tussen België en Nederland. In België is het mi- gratiesaldo vaak groter geweest dan de natuurlijke aanwas. Die aanwas was in België altijd veel kleiner dan in ons land, wat heeft geleid tot een opmerkelijk verschil in bevolkings- groei tussen beide landen. In 1900 telde België 6,7 miljoen inwoners, 1,6 miljoen meer dan Nederland. In de jaren der- tig waren beide bevolkingen ongeveer even groot, maar door de voortdurend veel hogere natuurlijke aanwas in Nederland is het inwonertal van ons land nu 5,7 miljoen hoger dan dat van België. Dat onze zuiderbuur in de afge- lopen jaren groei heeft gekend, was dan ook, anders dan in ons land, vooral het gevolg van migratie.', 604 => '3. Aandeel 65-plussers in de bevolking, 2010', 605 => ' IJsland Luxemburg Ierland Spanje Zwitserland Nederland Cyprus Frankrijk Slowakije Griekenland Noorwegen Polen Malta Zweden Finland Denemarken Litouwen Italië Portugal Oostenrijk Verenigd Koninkrijk1) België Roemenië Duitsland Tsjechië Estland Tsjechië Letland Hongarije Bulgarije', 606 => '–10 0 102030405060708090 %', 607 => ' Duitsland Italië Griekenland Zweden Portugal Oostenrijk Bulgarije Letland België Estland Finland Zwitserland Frankrijk Spanje Hongarije Slovenië Verenigd Koninkrijk1) Denemarken Litouwen Nederland Tsjechië Noorwegen Roemenië Malta Luxemburg Polen Cyprus Slowakije IJsland Ierland', 608 => ' 0 5 10 15 20 25 %', 609 => 'Bron: Eurostat.', 610 => '*) Periode 1960–2009.', 611 => 'Uit de nationale groeicijfers komt op het eerste gezicht een duidelijk en vrij eenvoudig te verklaren geografisch patroon naar voren. De meeste Oost-Europese landen – waar politieke en economische omstandigheden hebben geleid tot historisch lage geboortecijfers en hoge sterftecijfers, en een negatief migratiesaldo – bevinden zich onderaan de ranglijst van landen naar bevolkingsgroei. Dit beeld wordt nog duidelijker als we alleen naar het afgelopen decennium kijken. Tussen 2000 en 2010 kromp de bevolking van Bulgarije met bijna 8 procent en liep zelfs in het economisch veel sterkere Polen de bevolking licht terug.', 612 => 'Afgezien van dit opvallende verschil tussen Oost- en West- Europa is het echter moeilijk om consistente regionale patronen te ontwaren. Veel Zuid-Europese landen hebben een bovengemiddeld sterke groei gekend, maar verschillen fors in de wijze waarop die groei tot stand kwam. Zo groei- den Spanje en Zwitserland zeer sterk door een – vooral in', 613 => 'Bron: Eurostat.', 614 => '*) Periode 1960–2009.', 615 => '16', 616 => 'Centraal Bureau voor de Statistiek', 617 => false, 618 => ' Vooral de historische geboortecijfers, en in mindere mate de latere migratieaantallen, hebben geleid tot grote ver- schillen in vergrijzing binnen Europa. Door de lagere ge- boortecijfers in België – in het bijzonder Wallonië – is de vergrijzing daar verder voortgeschreden dan in Nederland (grafiek 3). Beduidend sterker vergrijsd is Duitsland. Daar was in 2010 al 20,7 procent van de bevolking 65 jaar of ouder, tegen 15,3 procent in Nederland. Vooral de lage geboortecijfers, die in de voormalige DDR lange tijd zelfs extreem laag zijn geweest, zijn er de oorzaak van dat Duitsland wat betreft vergrijzingsproblematiek enkele de- cennia voorloopt op Nederland. Ons land vergrijst dus wel, maar in de Europese context zijn we nog steeds relatief groen.', 619 => '3. Vooral grijs aan de randen', 620 => 'Binnen Europa zijn de geografische verschillen in ver­ grijzing dus groot, maar binnen de meeste landen zijn de verschillen nog veel groter. In het geval van Nederland is dit goed zichtbaar in grafiek 4, waarin de tien gemeenten met de hoogste en de laagste grijze druk zijn weergegeven. De grijze druk is de verhouding (in procenten) tussen het aantal 65-plussers en de potentiële beroepsbevolking (bij benade- ring de 20- tot 65-jarigen). Voor heel Nederland bedroeg deze grijze druk 25,6 procent op 1 januari 2011.', 621 => 'In de meest vergrijsde gemeenten is de beschikbare woningvoorraad veelal te duur voor starters en jonge gezin- nen. De meeste huizen worden er gekocht door welgestel- de oudere gezinnen, en blijven doorgaans in bezit tot de bewoners voor een meer beschermde woonvorm kiezen, vaak in dezelfde gemeente. Daarnaast zijn er veel vergrijs- de gemeenten in perifere en landelijke gebieden. Veel jongere mensen vertrekken daarvandaan naar gebieden met meer werkgelegenheid.', 622 => 'In een aantal van de minst vergrijsde gemeenten (zoals Almere, Lelystad en Pijnacker-Nootdorp) is de woning- voorraad door grootschalige nieuwbouw daarentegen juist aantrekkelijk voor jonge gezinnen. Onder deze minst vergrijsde gemeenten bevinden zich ook steden met een grote studentenpopulatie. Het aandeel van de ouderen wordt door hun aanwezigheid gereduceerd. Tot slot is Urk, de gemeente met het hoogste geboortecijfer van ons land, prominent aanwezig onder de minst vergrijsde gemeenten. De andere gemeenten die in de Nederland- se bijbelgordel liggen, behoren weliswaar niet tot de tien minst vergrijsde gemeenten, maar zijn wel alle nog rela- tief jong.', 623 => 'Afgezien van het feit dat de grijze druk het hoogste is in de meest welvarende gemeenten, geldt in het algemeen dat Nederland het sterkst vergrijsd is aan de randen (kaart 1). Bekende voorbeelden zijn de huidige krimpgebieden Zuid- Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Groningen. De laatstgenoemde regio maakt deel uit van een groter bo- vengemiddeld vergrijsd gebied dat ten minste de drie noordelijke provincies beslaat. In de komende decennia zet de vergrijzing overal door, aanvankelijk het snelst aan de randen van het land en daarna in meer centraal gele-', 624 => '4. Top-10 gemeenten met hoogste en laagste grijze druk, 2011', 625 => 'Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011', 626 => '17', 627 => 'Laren (N.H.)', 628 => 'Rozendaal Haren Bloemendaal Bergen (N.H.) Heemstede Wassenaar Renkum Rheden Lochem', 629 => 'Pijnacker-Nootdorp Leiden Lelystad Groningen Amsterdam Zeewolde Houten Utrecht Urk Almere', 630 => '0 10 20 30 40 50 60 %', 631 => 'gen regio’s (De Jong en Van Duin, 2010). In Zuid- en Mid- den-Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Groningen zal rond 2025 al meer dan een kwart van de bevolking 65-plus- ser zijn. Behoudens enkele uitzonderingen is de grijze druk ook dan het hoogst aan de randen van Nederland (kaart 2).', 632 => 'Grijze druk, 2011', 633 => 'lager dan 25% 25 tot 35%', 634 => '35 tot 45% 45% of hoger', 635 => false, 636 => ' Grijze druk, 2025', 637 => 'lager dan 25% 25 tot 35%', 638 => '35 tot 45% 45% of hoger', 639 => 'was van een toenemend aantal geboorten. Tussen 1937 en 1944 steeg het jaarlijks aantal geboorten van 170 naar 220 duizend. Deze historische ontwikkeling wordt weer- spiegeld in de versnellende groei van het aantal 65-plus- sers vanaf 2002 (grafiek 5). Tot op zekere hoogte speelde daarbij ook de sterkere daling van de sterfterisico’s onder ouderen, vanaf ongeveer 2002, een rol.', 640 => 'In de afgelopen vijftig jaar is de vergrijzing van Nederland een heel geleidelijk en daarmee ook weinig opvallend ver- schijnsel geweest. Afgezien van de meest recente jaren groeide de groep 65-plussers jaarlijks met ongeveer 30 dui- zend personen. Met uitzondering van de meest recente periode is het verloop in grafiek 5, die de jaarlijkse groei van het aantal 65-plussers weergeeft, veel gelijkmatiger dan die van de totale bevolkingsgroei in grafiek 1. Migratie speelt op hogere leeftijden immers maar een geringe rol. Omdat de historische geboorteaantallen bekend zijn en de sterfte- risico’s doorgaans maar langzaam veranderen, is de ver- grijzing dan ook een van de best te voorspellen demo- grafische ontwikkelingen. Zo voorspelde de CBS­prognose van 1984 het huidige aantal 65-plussers vrijwel exact, en viel het hoogtepunt van de vergrijzing volgens die prognose in 2035, slechts enkele jaren eerder dan verwacht volgens de meest recente prognose.', 641 => 'De ontwikkelingen verlopen dus geleidelijk, maar dit neemt niet weg dat, wanneer we een halve eeuw terugblikken, de samenstelling van de Nederlandse bevolking ingrijpend is veranderd. Dit geldt in het bijzonder voor de verhouding tussen groen en grijs. In 1960 waren er op elke honderd inwoners 38 jongeren (tot 20 jaar) en 9 ouderen (65 jaar en ouder). Ook nu nog zijn er meer jongeren dan ouderen (23 jongeren tegen 15 ouderen per honderd inwoners), maar de toename van de groep 65-plussers is wel veel sterker geweest dan de toch al aanzienlijke totale bevol- kingsgroei: in vijftig jaar tijd groeide deze groep van één naar 2,5 miljoen.', 642 => 'Lange tijd is de toename van het aantal 65-plussers onder mannen veel geringer geweest dan onder vrouwen. Tot begin jaren negentig verliep deze toename onder vrouwen ongeveer twee keer zo snel als onder mannen. Daarna daalde de groei onder vrouwen opvallend scherp totdat, aan het begin van het nieuwe millennium, de toename van het aantal 65-plussers onder mannen twee keer zo groot was als die onder vrouwen. Sindsdien neemt de jaarlijkse groei bij beide seksen fors toe, maar blijft het aantal oudere mannen sneller stijgen dan het aantal oudere vrouwen. Deze uiteenlopende ontwikkelingen hebben ook gevolgen gehad voor het vrouwenoverschot op hogere leeftijd (grafiek 6). Een halve eeuw geleden vormden vrouwen op hogere leeftijd een lichte meerderheid, maar daarna is de geslachtsverhouding gedurende enkele decennia steeds schever geworden. Het meest opvallend is dit op de hoog- ste leeftijden, waarbij bovendien een onmiskenbaar cohort- effect zichtbaar is. Zo raken vanaf ongeveer 1990 het aantal mannelijke en vrouwelijke zeventigers weer iets meer in evenwicht, en zet dit proces onder tachtigers tien jaar later in. Zeer recent groeit, voor het eerst in lange tijd, ook het aantal mannen van 100 jaar en ouder. Onder de honderd- plussers vormen zij, met een aandeel van een zevende, overigens nog wel steeds een zeer kleine minderheid.', 643 => '4. Vooral geboortecijfers bepalen vergrijzing', 644 => 'Omdat de sterfterisico’s van ouderen gewoonlijk maar heel geleidelijk dalen, wordt de groei van het aantal 65-plussers op de korte termijn vooral bepaald door de geboorteaantal- len van 65 jaar geleden. De Nederlandse bevolkings- prognoses voorspellen dan ook al heel lang een versnelling van de groei van het aantal 65-plussers vanaf 2011, het jaar waarin de eerste babyboomers 65 worden. Minder bekend is het feit dat er ook al vóór de oorlog, vanaf 1937, sprake', 645 => '5. Omvang en groei van het aantal 65-plussers', 646 => '18', 647 => 'Centraal Bureau voor de Statistiek', 648 => '2,8 2,6 2,4 2,2 2,0 1,8 1,6 1,4 1,2 1,0', 649 => '(x mln)', 650 => '(x 1 000)', 651 => '100 90 80 70 60 50 40 30 20 10', 652 => '00 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010', 653 => 'Omvang van de bevolking (linkeras) Groei van de bevolking (rechteras)', 654 => false, 655 => '6. Aantal mannen per 100 vrouwen', 656 => 'stagnatie, waarna de daling opnieuw inzette. Het grootste verschil in het seksepatroon van de sterfterisico’s is zicht- baar bij de zeventigers. Begin jaren negentig was het risico bij vrouwen al bijna gehalveerd ten opzichte van het niveau in 1960, terwijl er bij mannen nog geen enkele winst was geboekt. In recente jaren hebben echter juist de mannelijke zeventigers een forse inhaalslag gemaakt. De daling bij deze groep, maar ook die bij de iets jongere en oudere mannen, hangt onder meer samen met de afname van rookgerelateerde doodsoorzaken. Enkele decennia eerder is, anders dan bij vrouwen, het percentage rokers onder mannen sterk gedaald.', 657 => '5. Levensverwachting meest gestegen door afname hartziekten', 658 => 'De ontwikkeling van de sterfterisico’s op alle leeftijden wordt samengevat in de levensverwachting bij geboorte. Deze maat heeft gewoonlijk betrekking op de levensverwachting die is gebaseerd op de sterfterisico’s in een bepaald jaar. Uit grafiek 8 blijkt dat de (periode-)levensverwachting bij mannen tot begin jaren zeventig', 659 => 'stagneerde of zelfs licht daalde. Een belangrijke reden hiervan was de onrustbarende toename van het aantal verkeers- doden. De nadelige gevolgen van de nieuwe mobiliteit, waarin brommers een belangrijke rol speelden, waren veertig jaar geleden vooral onder mannen onmiskenbaar. Jaarlijks stier- ven toen meer dan 3 duizend mensen in het verkeer, ruim vier keer zoveel als tegenwoordig. Een duidelijke daling van de verkeerssterfte trad op na 1975, het jaar waarin de autogordel en bromfietshelm verplicht werden. Omdat bijna de helft van deze slachtoffers destijds jonger was dan dertig jaar, gingen veel potentiële levensjaren in het verkeer verloren. Het effect hiervan op de levensverwachting was, ondanks het kleine aandeel van de verkeerssterfte in de totale sterfte, dan ook relatief groot: rond 1970 werd hierdoor de levensverwachting bij geboorte bij mannen met 0,9 jaar, en bij vrouwen met bijna 0,4 jaar gereduceerd. Tegenwoordig is dit minder dan 0,2 jaar bij mannen en minder dan 0,1 jaar bij vrouwen.', 660 => '8. Levensverwachting bij geboorte', 661 => ' 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10', 662 => '0', 663 => '1960', 664 => '1970', 665 => '65–69 jaar 80–89 jaar', 666 => '1980 1990 2000 2010', 667 => '70–79 jaar', 668 => '90 jaar of ouder', 669 => ' Het verschil in vergrijzing tussen mannen en vrouwen is voor een belangrijk deel het gevolg van de historische ontwikkeling van hun sterfterisico’s. Voor de totale groep mannen van 65 jaar en ouder was er, tot ongeveer 1990, geen sprake van dalende sterfterisico’s (grafiek 7a). Tot in de jaren zeventig namen deze risico’s, vooral als gevolg van welvaartsziekten, zelfs toe. In dezelfde periode, tot ongeveer 1990, daalden de risico’s bij vrouwen met ruim een kwart (grafiek 7b). Daarna was enige tijd sprake van', 670 => '7. Sterfterisico1) per leeftijd', 671 => ' 120 100 80 60 40 20 0', 672 => '1960=100', 673 => 'Mannen', 674 => ' 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010', 675 => 'Vrouwen', 676 => '1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010', 677 => '65 jaar 75 jaar 85 jaar 95 jaar', 678 => '120 1960=100', 679 => '100 80 60 40 20 0', 680 => ' Jaren', 681 => '84', 682 => '82', 683 => '80', 684 => '78', 685 => '76', 686 => '74', 687 => '72', 688 => '70', 689 => '68', 690 => '’60 ’65 ’70 ’75', 691 => 'Mannen', 692 => '’80 ’85 ’90', 693 => 'Vrouwen', 694 => '’95 ’00', 695 => '’05 ’10', 696 => ' �) Vijfjaars voortschrijdende gemiddelden.', 697 => 'Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011', 698 => '19', 699 => false, 700 => 'Veruit het belangrijkst voor de ontwikkeling van de levens- verwachting was de daling van de sterfte door hart- en vaat- ziekten (Garssen en Hoogenboezem, 2005). Evenals de verkeerssterfte was cardiovasculaire sterfte, en in het bijzonder de sterfte door ischemische hartziekten, een gevolg van de toenemende welvaart die vooral in de jaren zestig een grote invloed had op de leefstijl. Waarschijnlijk voor het eerst in de geschiedenis was één enkele doods- oorzaak verantwoordelijk voor een langdurige daling van de levensverwachting. Binnen de categorie van hart- en vaat- ziekten was het hartinfarct, aanvankelijk aangeduid als ‘managersziekte’ maar al snel toegeschreven aan een ongezonde leefstijl, de hoofdverantwoordelijke voor de stagnatie van de levensverwachting in de jaren zestig. Pas eind jaren zeventig begon het negatieve effect van hart- en vaatziekten op de levensverwachting af te nemen. Het aan- tal door hart- en vaatziekten verloren levensjaren bedroeg destijds maar liefst circa 6,5 bij mannen (grafiek 9). Vooral het hartinfarct werd toen als mannenkwaal gezien, maar het totale verlies aan levensjaren door hart- en vaatziekten was bij vrouwen, met ongeveer 6 jaar, maar weinig lager. De afname van de sterfte is te danken aan een combinatie van preventie (door medicatie en leefstijl) en medische behan- deling. Ook het effect van hersenvaatletsels op de levens- verwachting is afgenomen, maar dit effect is, vooral door de gemiddeld hogere leeftijden waarop deze aandoeningen zich voordoen, naar verhouding minder sterk.', 701 => 'Veertig jaar geleden waren hart- en vaatziekten met grote afstand de belangrijkste doodsoorzaak. Destijds was het aantal sterfgevallen als gevolg van deze ziekten ongeveer twee keer zo groot als het aantal sterfgevallen door kanker. Sindsdien is, onder invloed van de vergrijzing, de sterfte door kanker gestaag toegenomen. Vanaf medio jaren tachtig daalde, onder mannen, de sterfte door hart- en vaat- ziekten vrijwel van jaar op jaar, met een versnelling na 2002. Vooral onder zeventigers was deze daling opvallend sterk (Garssen en Hoogenboezem, 2007). Onder vrouwen is vooral na 2002 een snelle daling van de sterfte door hart- en vaatziekten zichtbaar. Als gevolg hiervan werd kanker in 2008 doodsoorzaak nummer één. Bij vrouwen kwam sterfte door hart- en vaatziekten nog wel iets vaker voor, maar het verschil met kanker was nog maar gering (Hoog- enboezem en Garssen, 2009).', 702 => 'Het effect van kanker (alle vormen tezamen) op de stijging van de levensverwachting is in de afgelopen veertig jaar betrekkelijk gering geweest. Weliswaar is er bij sommige vormen van kanker aanzienlijke winst geboekt, maar elders is sprake van (soms forse) verliezen. Het duidelijkste voor- beeld van een dergelijk verlies is longkanker bij vrouwen. Rond 1970 was het neerwaartse effect van longkanker op de levensverwachting van vrouwen met 0,07 jaar nog zeer gering, maar sindsdien is dit vertienvoudigd. Ook bij prostaat- en dikkedarmkanker (mannen) en bij slokdarm- kanker, alvleesklierkanker, leverkanker en melanoom (beide seksen) is het neerwaartse effect op de levensverwachting toegenomen.', 703 => 'Gunstig was de ontwikkeling van longkanker bij mannen (een afname van het aantal verloren levensjaren van 1,4 eind jaren tachtig naar 1,0), borstkanker (sinds begin jaren negentig, van 0,75 naar 0,57 jaar) en, op een lager niveau', 704 => 'wat betreft het aantal verloren levensjaren, vooral maag- kanker. Voor de afname van de laatstgenoemde vorm van kanker, die ook in de landen om ons heen plaatsvond (Boyle et al., 2003), zijn al wel veel factoren genoemd, maar is nog geen bevredigende verklaring gevonden (Garssen et al., 2006).', 705 => 'Door de gemiddeld lage leeftijd van de slachtoffers gaan ook door zelfdoding relatief veel levensjaren verloren. Bij mannen was sprake van een stijging tot medio jaren tachtig, en daarna een min of meer constant niveau (neerwaarts effect circa 0,3 jaar). Ook bij vrouwen nam het aantal ver- loren levensjaren door zelfdoding toe, maar trad sinds medio jaren tachtig een daling op (van circa 0,25 naar 0,15 jaar).', 706 => 'Accidentele val is vooral een doodsoorzaak die op hoge leeftijd voorkomt, met bijgevolg een betrekkelijk klein effect op de levensverwachting. De laatste jaren overlijden jaar- lijks ongeveer 1,5 duizend 80-plussers ten gevolge van accidentele val. Twee derde van hen is vrouw. Sinds medio jaren negentig is het effect van deze doodsoorzaak licht toegenomen, tot 0,13 jaar bij mannen en 0,15 jaar bij vrouwen.', 707 => '9. Aantal verloren levensjaren (bij geboorte) ten gevolge van hart- en vaatziekten', 708 => ' Jaren', 709 => '8', 710 => '7', 711 => '6', 712 => '5', 713 => '4', 714 => '3', 715 => '2', 716 => '1', 717 => '0', 718 => ' 1969 1974', 719 => '1979 1984', 720 => '1989', 721 => '1994 1999 2004 2009', 722 => 'Ischemische hartziekten, vrouwen', 723 => 'Hersenvaatletsel, mannen', 724 => 'Hersenvaatletsel, vrouwen', 725 => 'Hart- en vaatziekten totaal, mannen', 726 => 'Hart- en vaatziekten totaal, vrouwen', 727 => ' Ischemische hartziekten, mannen', 728 => ' 20', 729 => 'Centraal Bureau voor de Statistiek', 730 => 'Doordat de sterfte in de loop der tijd steeds verder is opge- schoven naar hoge leeftijden, wordt ook het sekseverschil in de levensverwachting voor een steeds groter deel bepaald door de verschillen in sterfterisico’s die er op hogere leeftijden bestaan tussen mannen en vrouwen. In 1960 was het verschil tussen mannen en vrouwen in resterende levensverwachting op de 65e verjaardag slechts 1,5 jaar, tegen een verschil van 3,9 jaar in de levensver- wachting bij geboorte. Tegenwoordig is dit verschil op de 65e verjaardag met 3,2 jaar veel groter, en verklaren – anders dan vroeger – de sterfteverschillen op hogere leef- tijden het overgrote deel van het verschil in levensverwach- ting bij geboorte (3,9 jaar). In de afgelopen twee decennia is het sekseverschil echter wel geleidelijk afgenomen, doordat de sterfterisico’s van oudere mannen nog sneller daalden', 731 => false, 732 => 'dan die van oudere vrouwen (grafiek 10). Gedurende deze hele periode daalden de sterfterisico’s van 65- tot 74-jarige mannen beduidend sterker dan die van even oude vrouwen. Vanaf medio jaren negentig dalen, vooral bij mannen, ook de sterfterisico’s van de 75- tot 84-jarigen. Ten slotte dalen, vanaf ongeveer medio jaren nul, de sterftekansen van de alleroudste mannen en vrouwen.', 733 => 'Naast dit cohorteffect is in de trends ook een periode-effect waarneembaar: de dalingen versnellen vanaf ongeveer 2002 bij beide seksen en in vrijwel alle leeftijdsgroepen. Deze ver- snelling kan, anders dan eerdere dalingen, niet overwegend worden toegeschreven aan rookgerelateerde doodsoorza- ken. Als meest waarschijnlijke kandidaten voor een gedeelte- lijke verklaring van de recente versnelde sterftedaling zijn een verruiming van de zorgbudgetten en een actievere hou- ding in de behandeling van ernstig zieke oudere patiënten genoemd (Mackenbach en Garssen, 2011).', 734 => '10. Kans om te overlijden', 735 => '11. Resterende levensverwachting op 65e verjaardag', 736 => ' Jaren', 737 => '22 20 18 16 14 12', 738 => ' ’60 ’65 ’70 ’75', 739 => 'Mannen', 740 => '’80 ’85 ’90', 741 => 'Vrouwen', 742 => '’95 ’00', 743 => '’05 ’10', 744 => ' %', 745 => '30 25 20 15 10', 746 => '5', 747 => '0', 748 => '1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010', 749 => ' Mannen, 65–74 jaar Mannen, 75–84 jaar Mannen, 85–94 jaar', 750 => 'Vrouwen, 65–74 jaar Vrouwen, 75–84 jaar Vrouwen, 85–94 jaar', 751 => ' 6. Resterende levensverwachting op 65e verjaardag stijgt weer', 752 => 'De grafiek van de resterende levensverwachting op de 65e verjaardag laat zien dat de periode waarin ouderen van hun AOW kunnen genieten gedurende lange tijd maar weinig veranderde (grafiek 11). Zo was er bij vrouwen stagnatie tussen begin jaren tachtig en begin jaren nul. Daarmee leek het argument dat de stijgende levensverwachting een zware wissel trekt op de oudedagsvoorzieningen niet erg steekhoudend. Recent is daar echter verandering in gekomen. Tussen 2002 en 2010 steeg de resterende levensverwachting van 65-jarige vrouwen van 19,3 naar 20,8 jaar, en die van even oude mannen van 15,6 naar 17,6 jaar. Daar komt nog bij dat de werkelijk te verwachten levensduur, die het best wordt benaderd door de cohort- levensverwachting, nog hoger is. In 2010 bedroeg deze cohort-levensverwachting bij vrouwen 22,0 jaar, 1,2 jaar hoger dan de periode-levensverwachting. Bij mannen is de cohort-levensverwachting met 19,1 jaar zelfs 1,5 jaar hoger (Van Duin en Garssen, 2010).', 753 => 'In de jaren dertig en vijftig van de vorige eeuw waren Neder- landers kortstondig wereldkampioen levensverwachting. Bij mannen verslechterde deze positie echter vooral in de jaren zestig en negentig (Garssen, 2005), maar sinds de eeuwwis- seling lijken ze aan een inhaalslag te zijn begonnen. In tien jaar tijd nam bij mannen de levensverwachting op de 65e ver- jaardag toe met 2,4 jaar, een grotere toename dan in vrijwel alle andere Europese landen. In de internationale rangorde zijn zij hierdoor weer iets opgeklommen. De winst in de levensverwachting van mannen was het grootst onder zesti- gers en (vooral) zeventigers, een ontwikkeling die zich ook in enkele andere landen (Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Finland, Denemarken) heeft voorgedaan. In schril contrast hiermee staan een aantal Oost-Europese landen (Bulgarije, Litouwen, Roemenië) waar op de hoge leeftijden weinig vooruitgang is geboekt (European Commission, 2011). Op hun 65e verjaardag lag de levensverwachting van Neder- landse mannen in 2009, met 17,6 jaar, tussen die van Belgische en Duitse mannen (grafiek 12a). Het verschil met Zwitserse mannen, die de ranglijst op de 65e verjaardag aan- voerden, bedroeg 1,4 jaar.', 754 => 'Nederlandse vrouwen voerden nog rond 1980 de ranglijst van landen met een hoge levensverwachting aan. Daarna raakten ze echter achterop. Vooral door de stagnatie van hun levensverwachting in de jaren negentig waren ze rond de eeuwwisseling afgezakt tot de Europese middenmoot. Sinds- dien loopt de ontwikkeling bij Nederlandse vrouwen weer in de pas met die in de meeste andere Europese landen, maar van een positieverbetering is nog geen sprake. In 2009 was hun levensverwachting op de 65e verjaardag 21,1 jaar, hoger dan die van Duitse vrouwen, maar iets lager dan die van Belgische vrouwen (grafiek 12b). Het verschil in levensver- wachting op deze leeftijd bedraagt 2,2 jaar ten opzichte van de Franse vrouwen, die de ranglijst aanvoeren. Bij vrouwen is de achterstand op de Europese koploper daarmee groter dan bij mannen. Waarom Nederlandse vrouwen achterlopen op vrouwen in met Nederland vergelijkbare landen is nog on- duidelijk. Roken en leefstijl verklaren lang niet alles, en ook andere mogelijke oorzaken (zoals minder goede ouderen- zorg en euthanasie) bieden slechts een deelverklaring (Bonneux, 2008).', 755 => 'Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011', 756 => '21', 757 => false, 758 => '12. Levensverwachting op 65e verjaardag, 2009', 759 => 'Hoezeer de levensverwachting wordt beïnvloed door sociaaleconomische factoren blijkt wel uit de grote verschil- len die er bij mannen tussen de Europese landen bestaan. Oost-Europese mannen hebben een levensverwachting die 8 à 9 jaar lager is dan die van onder meer Nederlandse mannen. In veel Oost-Europese landen is de ontwikkeling in het recente of iets minder recente verleden ook uitgespro- ken ongunstig geweest als gevolg van toenemende sociale problematiek. Vooral de alcoholgerelateerde – doorgaans vroegtijdige – sterfte heeft de levensverwachting in Oost- Europa sterk gedrukt (Shkolnikov en Alexander, 1997).', 760 => 'De verschillen tussen landen zijn dus groot, maar ook binnen de landen zijn er opvallend grote verschillen tussen allerlei bevolkingsgroepen. Zo is in ons land de resterende levensverwachting van 65-jarigen met een opleiding op hbo- of universitair niveau ruim 4 jaar hoger dan die van 65-jarigen met alleen basisonderwijs. Een zelfde verschil is gemeten tussen de laagste en de hoogste van vijf onder- scheiden inkomensklassen (Knoops en Van den Bra- kel, 2010). De levensverwachting neemt in alle sociaal- economische groepen toe, maar van een afnemende kloof tussen de groepen lijkt geen sprake te zijn (Kardal et al., 2009; Bruggink, 2009).', 761 => 'Omdat hoogopgeleiden doorgaans fysiek minder belastend werk verrichten en er een gezondere leefstijl op na houden dan laagopgeleiden, hebben zij op 65-jarige leeftijd maar liefst 8 jaren meer voor de boeg in een gezondheid die ze als goed ervaren dan laagopgeleide 65-jarigen (grafiek 13). Het verschil in levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen is bijna 6 jaar.', 762 => 'Aan één of meer chronische ziekten ontkomen echter maar weinig 65-plussers. Deze resterende levensverwachting is relatief kort en laat minder verschil naar opleidingsniveau zien dan de cijfers met betrekking tot de als goed ervaren gezondheid. Gezien hun hogere totale levensverwachting betekent dit dat 65-jarige vrouwen naar verwachting een groter deel van hun resterende leven zullen doorbrengen met een of meer chronische ziekten. Dit geldt ook voor de meeste andere Europese landen (European Commissi-', 763 => '13. Gezonde levensverwachting op 65-jarige leeftijd naar opleidings- niveau, 2005/2008', 764 => ' Mannen', 765 => ' Zwitserland Frankrijk IJsland Spanje Zweden Italië1) Cyprus Griekenland Noorwegen Verenigd Koninkrijk1) Oostenrijk Duitsland Nederland Luxemburg België Finland Ierland Portugal Denemarken Malta Slovenië Tsjechië Polen Slowakije Estland Roemenië Hongarije Bulgarije Litouwen Letland', 766 => '12 14 16 18 20 22 24 jaren', 767 => 'Vrouwen', 768 => 'Frankrijk Spanje Zwitserland Italië1) Finland Luxemburg Zweden Oostenrijk België Noorwegen Nederland IJsland Cyprus Duitsland Ierland Malta Slovenië Portugal Verenigd Koninkrijk1) Griekenland Denemarken Estland Polen Tsjechië Litouwen Letland Hongarije Slowakije Roemenië Bulgarije', 769 => '12 14 16 18 20 22 24 jaren', 770 => ' Laag Hoog', 771 => 'Laag Hoog', 772 => ' 0 5 10 15 20 25', 773 => ' Resterende levensverwachting', 774 => 'W.v. zonder lichamelijke beperkingen In goed ervaren gezondheid', 775 => 'Zonder chronische ziekten', 776 => 'jaren', 777 => ' Bron: Eurostat.', 778 => '22', 779 => 'Centraal Bureau voor de Statistiek', 780 => 'Vrouwen Mannen', 781 => false, 782 => 'on, 2011). Het aantal jaren dat vrouwen in als goed ervaren gezondheid zullen doorbrengen, is niettemin toch wat hoger dan voor mannen.', 783 => '7. Vrouwen in verzorgings- en verpleeghuizen ouder en talrijker', 784 => 'Nog in de jaren zestig en zeventig kozen veel ouderen ervoor om in een bejaardenoord te gaan wonen zonder dat daarvoor een dringende (medische) noodzaak bestond. In de afgelopen decennia is het huisvestingsbeleid echter gericht geweest op het behoud van zelfstandigheid, waar- onder ook het voeren van een eigen huishouden valt. Het effect van dit beleid is duidelijk zichtbaar in de statistieken. Eind jaren tachtig woonden bijna 200 duizend 65-plussers in een instelling, tegen 124 duizend in 2010. Gezien de groei van het aantal ouderen was de afname in relatieve zin nog veel sterker: in genoemde periode daalde het percen- tage 65-plussers in een ‘institutioneel huishouden’ van bijna 11 naar bijna 5.', 785 => 'Een groot deel van de oudere institutionele bevolking woont in een verzorgings- of verpleeghuis. Op elke leeftijd daalt al langere tijd het aandeel mannen en vrouwen dat in een dergelijke instelling is gehuisvest (grafiek 14). Zo halveerde tussen 1995 en 2010 het aandeel van de 90-jarige mannen dat in een verzorgings- of verpleeghuis woont, en daalde het aandeel onder 90-jarige vrouwen van bijna de helft naar minder dan een derde. In 2010 woonde 2,4 procent van alle mannen van 65 jaar of ouder in een verzorgings- of ver- pleeghuis, tegen 6,0 procent van alle vrouwen van deze leeftijd. Ook in absolute zin waren vrouwen sterk in de meerderheid (ruim 86 duizend vrouwen tegen ruim 26 dui- zend mannen).', 786 => 'Mannen die in een verzorgings- of verpleeghuis wonen zijn gemiddeld jonger dan vrouwen. In 2010 was de gemiddelde leeftijd van 65-plussers in een dergelijke instelling 83,5 jaar voor mannen, tegen 86,3 jaar voor vrouwen. Bovendien is', 787 => '14. Aandeel van de bevolking woonachtig in verzorgings- of verpleeghuis', 788 => 'de leeftijd bij vrouwen in de loop der tijd geleidelijk opge- lopen, terwijl deze bij mannen vrijwel constant is gebleven.', 789 => 'De oververtegenwoordiging van vrouwen is niet alleen een logisch gevolg van het feit dat vrouwen langer leven dan mannen en op hogere leeftijden dus ook talrijker zijn. Zeker in oudere echtparen is nog vaak sprake van een asymme- trische zorgrelatie: mannen zijn doorgaans afhankelijker van hun vrouw dan vrouwen van hun man. Zolang beide partners leven, zullen mannen die verzorging nodig hebben deze verzorging vaak bij hun vrouw vinden. Daar komt uiter- aard bij dat mannen vaak als eerste van het paar overlijden. Het gevolg hiervan is dat oudere mannen op hogere leeftijd veel vaker een partner hebben dan oudere vrouwen. Zo wonen ruim zeven op de tien 80-jarige mannen samen, tegen slechts ruim drie op de tien 80-jarige vrouwen (gra- fiek 15).', 790 => '15. Aandeel 65-plussers dat samenwoont', 791 => ' %', 792 => '90 80 70 60 50 40 30 20 10', 793 => '0', 794 => ' 65 70 75', 795 => 'Mannen, 1995 Mannen, 2010', 796 => '80 85', 797 => 'Vrouwen, 1995 Vrouwen, 2010', 798 => '90 95 of ouder', 799 => 'leeftijd', 800 => ' 16. Aandeel 65-plussers dat alleenwoont', 801 => ' %', 802 => '70 60 50 40 30 20 10', 803 => '0', 804 => ' 65 70 75', 805 => 'Mannen, 1995 Mannen, 2010', 806 => '80 85', 807 => 'Vrouwen, 1995 Vrouwen, 2010', 808 => '90 95 of ouder', 809 => 'leeftijd', 810 => ' %', 811 => '70 60 50 40 30 20 10', 812 => '0', 813 => ' 65 70 75', 814 => 'Mannen, 1995 Mannen, 2010', 815 => '80 85', 816 => 'Vrouwen, 1995 Vrouwen, 2010', 817 => '90 95 of ouder', 818 => 'leeftijd', 819 => ' Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011', 820 => '23', 821 => false, 822 => 'Alleenstaande vrouwen blijven gemiddeld langer alleen- wonen dan alleenstaande mannen. Uit grafiek 16 blijkt dat vooral vrouwen ook langer alleen blijven wonen dan in het verleden. Het hoogste aandeel alleenwonende vrouwen werd in 2010 gemeten onder de 85-jarigen (62 procent), waar dit in 1995 nog voor de 81-jarigen gold (56 procent). Door hun gestegen overlevingskansen komen op hoge leef- tijd mannen nu ook iets vaker alleen te staan dan in het verleden. Bij vrouwen vertaalt zich dit juist in een gedaald aandeel alleenstaanden, tot ongeveer 80-jarige leeftijd.', 823 => '8. Op verkleuring volgt vergrijzing', 824 => 'De vergrijzing van Nederland wordt geremd door de aan- wezigheid van niet-westerse allochtonen. Op 1 januari 2010 was de gemiddelde leeftijd van niet-westerse allochtonen 29,8 jaar (eerste en tweede generatie tezamen), tegen 41,4 jaar voor autochtonen. De gemiddelde leeftijd van alle inwoners van Nederland was 40,1 jaar. Ondanks dit forse leeftijdsverschil is het effect van de aanwezigheid van niet- westerse allochtonen op de gemiddelde leeftijd van de inwoners van Nederland dus bescheiden. Dit geldt, in iets mindere mate, ook voor hun effect op het aandeel ouderen in de bevolking. In 2010 was 15,3 procent van alle inwoners 65 jaar of ouder, tegen 16,8 procent van de autochtonen. Westerse allochtonen zijn door hun veel langere migratie- geschiedenis en lagere vruchtbaarheid met 42,1 jaar juist iets ouder dan autochtonen, en hebben dus geen neer- waartse invloed op de vergrijzing. Binnen deze hoofdgroep zijn vooral de allochtonen van Duitse herkomst boven- gemiddeld grijs: in 2010 was bijna een derde van hen 65 jaar of ouder.', 825 => 'Vooralsnog heeft de aanwezigheid van niet-westerse al- lochtonen veel meer effect op de grijze druk dan op het aan- tal 65-plussers (Stoeldraijer en Garssen, 2011). Momenteel is nog maar 4 procent van de niet-westerse allochtonen 65 jaar of ouder, en vormen ze slechts 3 procent van alle 65-plussers. Niettemin hebben de eerste gastarbeiders van weleer hun 65e verjaardag inmiddels achter de rug en beginnen ze dus bij te dragen aan de vergrijzing. Dit is duidelijk zichtbaar aan de ontwikkeling van het aandeel 65-plussers onder Turkse en Marokkaanse mannen. Lange tijd kwamen er nauwelijks 65-plussers voor in deze groepen, maar sinds het begin van de jaren negentig is sprake van een relatief snelle toename. Momenteel is bijna 6 procent van de Marokkaanse mannen en bijna 5 procent van de Turkse mannen 65 jaar of ouder (grafiek 17a). Ook onder Surinaamse en Antilliaanse mannen neemt de vergrijzing toe, zij het geleidelijker vanwege hun langere migratie- geschiedenis. De cijfers in grafiek 17 zijn tot en met 1995 geschat, hetgeen heeft geleid tot een knik in de grafiek voor Antillianen in 1995.', 826 => 'Bij niet-westerse vrouwen is eveneens sprake van vergrij- zing, maar binnen de herkomstgroepen bestaan in dit opzicht soms opvallende verschillen. Zo zijn er onder Surinamers en Antillianen naar verhouding meer oudere vrouwen dan mannen, vooral omdat Surinaamse en Antil- liaanse vrouwen vaak met een autochtone man zijn getrouwd (en daarvoor naar Nederland zijn gekomen, dan', 827 => 'wel in Nederland zijn gebleven). Huwelijksmigratie komt, vooral in recente decennia, ook veel voor onder Turken en Marokkanen. In deze groepen vinden huwelijken echter hoofdzakelijk binnen de eigen herkomstgroep plaats. Mede doordat deze vrouwen soms beduidend jonger zijn dan hun man, zijn de vrouwen in deze groepen minder sterk ver- grijsd dan de mannen (grafiek 17b).', 828 => '17. Aandeel 65-plussers, niet-westerse herkomstgroepen', 829 => ' %', 830 => '7 6 5 4 3 2 1', 831 => '0', 832 => '1980 1985', 833 => 'Mannen', 834 => ' %', 835 => '7 6 5 4 3 2 1', 836 => '0 1980', 837 => '1985', 838 => '2000 2005 2010', 839 => 'Suriname Turkije', 840 => '1990 1995', 841 => 'Vrouwen', 842 => '1990 1995', 843 => '2000 2005 2010', 844 => ' Niet-westers totaal Marokko', 845 => 'Ned. Antillen', 846 => ' 24', 847 => 'Centraal Bureau voor de Statistiek', 848 => 'Omdat er nog maar weinig zeer oude niet-westerse alloch- tonen zijn, kan nog niet veel meer dan een indicatie worden gegeven van de mate waarin zij gebruik (zullen) maken van institutionele zorg. Op basis van gegevens voor de leef- tijden van 65 tot 75 jaar komt al wel het beeld naar voren dat de verschillen tussen de niet-westerse herkomstgroepen nog groter zijn dan die tussen allochtonen en autochtonen. Zo wonen onder deze jongere ouderen relatief veel Surina- mers en Antillianen in een instelling, terwijl dit zeldzaam is bij Turken en Marokkanen. Autochtonen nemen in dit opzicht een tussenpositie in. In het algemeen zou men onder niet-westerse allochtonen een naar verhouding hogere mate van institutionalisering mogen verwachten. Niet-westerse ouderen hebben over het geheel genomen immers een slechtere gezondheid dan autochtone ouderen (Schellingerhout, 2004).', 849 => 'Deze verschillen in leefsituatie hangen, behalve met ge- zondheid, ongetwijfeld ook samen met de verschillen in leefsituatie die ook al op jongere leeftijden bestaan. Op alle leeftijden zijn Surinaamse en Antilliaanse vrouwen relatief vaak alleenstaand. Op 65–69-jarige leeftijd geldt dit al voor', 850 => false, 851 => 'ruim de helft. Van de autochtone vrouwen van deze leeftijd is ruim een kwart alleenstaand. Onder Turkse en Marok- kaanse vrouwen is dit aandeel nog iets kleiner. Surinaamse en Antilliaanse vrouwen wonen dan ook beduidend minder vaak gehuwd samen dan Turkse en Marokkaanse vrouwen.', 852 => 'Opvallend groot zijn de verschillen met betrekking tot de huishoudenspositie ‘overig’, waarmee een samenwoonver- band wordt bedoeld met anderen dan een partner of kind(eren). Bij alle niet-westerse herkomstgroepen komt deze positie veel vaker voor dan bij autochtonen. Van de autochtone 65–69-jarige vrouwen maakt maar 1,3 procent deel uit van een dergelijke samenlevingsvorm, tegen 8,1 procent van de Marokkaanse vrouwen en 15,1 procent van de Turkse vrouwen. Deze cijfers suggereren dat vooral oudere Turkse en Marokkaanse vrouwen, wellicht ondanks grotere gezondheidsproblemen, minder vaak gebruik zullen maken van institutionele huisvesting dan autochtone vrouwen.', 853 => '9. Een grijzere toekomst door babyboomers en allochtonen', 854 => 'De vergrijzing van Nederland zal in de komende jaren ver- sneld doorzetten. Het jaar 2011 vormt daarbij een mijlpaal: in dat jaar zullen de eersten van de omvangrijke naoorlogse geboortegolf de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. In maar vijf jaar tijd zullen er een half miljoen 65-plussers bijkomen, twee keer zoveel als in de voorgaande vijf jaar. Op het hoogtepunt van de vergrijzing, in 2039, telt Nederland 4,6 miljoen inwoners van 65 jaar of ouder (grafiek 18).', 855 => 'Niet alleen komen er meer ouderen bij, maar die ouderen worden ook steeds ouder. Een halve eeuw geleden was maar een op de 74 inwoners 80 jaar of ouder, nu is dit een op de 25. Omstreeks 2050 zijn maar liefst 1,8 miljoen inwoners 80-plusser en behoort daarmee één op de tien mensen tot de groep die we nu tot de alleroudsten rekenen. Vooral de groei van deze groep zal gevolgen hebben voor', 856 => '18. Aantal 65-plussers, prognose', 857 => 'de zorgvraag en de behoefte aan voorzieningen voor oude- ren. Van belang daarbij is verder dat ouderen in de toe- komst vaker dan nu geen nakomelingen zullen hebben. Zo zal het aandeel kinderloze vrouwen van 65 jaar naar ver- wachting stijgen van 11 procent (2009) naar 20 procent in 2050 (Van Duin, 2009).', 858 => 'Op het hoogtepunt van de vergrijzing zal de demografische druk – de verhouding tussen het aantal jongeren plus oude- ren en de potentiële beroepsbevolking – ongeveer even groot zijn als begin jaren zestig van de vorige eeuw. De leef- tijdssamenstelling van het niet-werkzame deel van de bevolking is dan echter wel heel anders dan in het verleden. In 2040 zal ruim de helft van de demografische druk worden veroorzaakt door ouderen. Een halve eeuw geleden was dit nog maar een vijfde (Van Duin en Garssen, 2011).', 859 => 'Volgens de nieuwe prognose neemt bij mannen de (perio- de-)levensverwachting op de 65e verjaardag tussen nu en 2060 met 3,9 jaar toe, van 17,8 naar 21,7 jaar (grafiek 19). Bij vrouwen bedraagt deze toename 3,2 jaar, van 20,9 naar 24,2 jaar. Het verschil in de levensverwachting op deze leef- tijd neemt geleidelijk verder af, tot ongeveer 2,5 jaar in 2060. De nu nog zeer scheve geslachtsverhoudingen zullen, vanaf ongeveer 70-jarige leeftijd, geleidelijk minder scheef worden. Zo neemt in de leeftijdsgroep 80–84 jaar het aantal mannen per honderd vrouwen toe van 63 nu naar 85 in 2060. Onder de 95-plussers loopt deze sex ratio op van 21 naar 47.', 860 => '19. Resterende levensverwachting op 65e verjaardag, prognose', 861 => ' Jaren', 862 => '26 24 22 20 18 16 14 12', 863 => '’00 ’05 ’10 ’15 ’20 ’25 ’30 ’35 ’40 ’45 ’50 ’55 ’60', 864 => 'Mannen Vrouwen', 865 => ' 5 x mln', 866 => '4.5 4', 867 => '3.5 3', 868 => '2.5 2', 869 => '1.5 1 0.5', 870 => '0', 871 => ''00 '05 '10 '15 '20 '25 '30 '35 '40 '45 '50 '55 '60', 872 => '65–79 jaar 80 jaar of ouder', 873 => ' Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011', 874 => '25', 875 => 'Niet-westerse allochtonen zijn nog schaars onder de 65-plussers, maar in de komende decennia zal dit snel ver- anderen. Nu is slechts 4 procent van de niet-westerse allochtonen 65 jaar of ouder. Volgens de meest recente prognose is dit in 2020 ruim 6 procent en in 2060 zelfs 22 procent. Tegen die tijd is de niet-westerse bevolking naar verwachting sterker vergrijsd dan de huidige autochtone bevolking (Stoeldraijer en Garssen, 2011). In 2060 is 26 pro- cent van de autochtone bevolking 65 jaar of ouder. De ‘traditionele’ niet-westerse herkomstgroepen, uitgezonderd', 876 => false, 877 => 'de Antillianen, zijn over een halve eeuw zelfs nog grijzer: van de Turken is dan 29 procent 65-plus, van de Marokka- nen 27 procent en van de Surinamers 35 procent.', 878 => 'In relatieve zin is sprake van een zeer sterke groei van het aantal oudere niet-westerse allochtonen. De totale groep groeit tussen nu en 2060 van 78 duizend naar 708 duizend. Turkse en Marokkaanse 65-plussers vormen dan de groot- ste groepen, met respectievelijk 145 en 138 duizend. Nu zijn het er nog bijna 18 en 17 duizend. De Surinaamse ouderen, die met 21 duizend nu nog de grootste afzonder- lijke groep vormen, groeijen naar verhouding iets minder snel, tot 129 duizend in 2060.', 879 => 'Ondanks deze snelle vergrijzing van de niet-westers alloch- tone bevolkingscomponent zal ook in de toekomst de populatie 65-plussers voor het overgrote deel uit autoch- tonen bestaan (grafiek 20). In 2060 is naar verwachting 73 procent van alle ouderen autochtoon. Nu is dat nog 87 procent.', 880 => '20. Aantal 65-plussers naar herkomstgroep, prognose', 881 => 'telde ons land 1743 eeuwelingen. Daarmee was op dat moment één op bijna 10 duizend inwoners 100 jaar of ouder. Uit een vooruitberekening blijkt dat dit aantal medio deze eeuw bijna 14 duizend kan bedragen (grafiek 21). In deze groep zal het aandeel van mannen sterk zijn toege- nomen, van bijna een zesde in 2010 naar bijna een derde in 2050. Tegen die tijd is naar verwachting ongeveer één op de circa 1250 inwoners een eeuweling (Garssen en Harmsen, 2010). De (niet onomstreden) verwachting dat de meerderheid van de kinderen die na 2000 in de westerse wereld zijn geboren de 100-jarige leeftijd zullen bereiken (Christensen et al., 2009), lijkt op basis van de CBS-progno- se (die niet verder gaat dan 2060) niet erg waarschijnlijk. Weliswaar is de cohort-levensverwachting iets hoger dan de gepubliceerde cijfers voor de periode-levensverwach- ting, maar niet zodanig dat honderdplussers tegen het eind van deze eeuw niet langer betrekkelijk zeldzaam zullen zijn.', 882 => '21. Aantal 100-plussers (vooruitberekening)', 883 => ' 16 x mln', 884 => '14 12 10', 885 => '8', 886 => '6', 887 => '4', 888 => '2', 889 => '0', 890 => ''00 '05 '10 '15 '20 '25 '30 '35 '40 '45 '50 '55 '60', 891 => 'Vrouwen Mannen', 892 => ' 5 x mln', 893 => '4.5 4 3.5 3 2.5 2 1.5 1 0.5 0', 894 => ''00 '05 '10 '15 '20 '25 '30 '35 '40 '45 '50 '55 '60', 895 => 'Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Autochtonen', 896 => ' De totale groep ouderen zal, volgens de CBS-huishouden- sprognose, in de toekomst vaker alleenwonen dan momen- teel het geval is. Onder de jongere ouderen, tot bijna 80-ja- rige leeftijd, neemt het aandeel alleenstaanden toe, maar onder de (kleinere groep) alleroudsten juist af. De toename onder de jongere ouderen is vooral het gevolg van de toe- nemende instabiliteit van relaties. De alleroudsten daaren- tegen zullen wat vaker samenwonen, onder invloed van een stijgende levensverwachting (Van Duin en Loozen, 2009). De toename van het aantal alleenstaande ouderen geldt vooral voor mannen, omdat zij hun vrouw steeds vaker zullen overleven. Tussen nu en 2050 neemt het aandeel alleenstaande mannen van 65 jaar of ouder toe van 19 naar 31 procent. Ook bij vrouwen vindt een toename plaats, van 32 naar 39 procent.', 897 => 'Ondanks de forse aanstaande vergrijzing en stijgende levensverwachting zullen mensen van 100 jaar of ouder ook in de komende decennia schaars blijven. Op 1 januari 2010', 898 => 'Literatuur', 899 => 'Bonneux, L., 2008, Tandje bijschakelen. Levensverwach- ting Nederlanders blijft achter. In: Nimwegen, N. van, J. van Everdingen, J. Geraedts en M. Evenblij (red.), Over bevol- king. Demografische ontwikkelingen in Nederland en daar- buiten, blz. 39–47. Cahier Bio-Wetenschappen en Maat- schappij 27(3). Stichting BWM, Den Haag.', 900 => 'Boyle, P., A. d’Onofrio, P. Maisonneuve, G. Severi, C. Robertson, M. Tubiana en U. Veronesi, 2003, Measuring progress against cancer in Europe: Has the 15% decline targeted for 2000 come about? Annals of Oncology 14(8), blz. 1312–1325.', 901 => 'Bruggink, J.-W., 2009, Ontwikkelingen in (gezonde) levens- verwachting naar opleidingsniveau. Bevolkingstrends 57(4), blz. 72–75.', 902 => 'Christensen, K., G. Doblhammer, R. Rau en J.W. Vaupel, 2009, Ageing populations: The challenges ahead. The Lancet 374, blz. 1196–1208.', 903 => '26', 904 => 'Centraal Bureau voor de Statistiek', 905 => false, 906 => 'Duin, C. van, 2009, In 2050 meer hoogbejaarden zonder nakomelingen. CBS-Webmagazine, 1 april 2009.', 907 => 'Duin, C. van, en S. Loozen, 2009, Huishoudensprognose 2008–2050: uitkomsten. Bevolkingstrends 57(3), blz. 14– 19.', 908 => 'Duin, C. van, en J. Garssen, 2010, Werkelijke levensduur hoger dan levensverwachting. CBS-Webmagazine, 17 de- cember 2010.', 909 => 'Duin, C. van, en J. Garssen, 2011 Bevolkingsprognose 2010–2060: sterkere vergrijzing, langere levensduur. Bevolkingstrends 59(1), blz. 16–23.', 910 => 'European Commission, 2011, Demography Report 2010. Commission Staff Working Document. EC/Eurostat, Brussel/Luxemburg.', 911 => 'Garssen, J., 2005, De toekomst van onze levensverwacht- ing. Bevolkingstrends 53(3), blz. 26–56.', 912 => 'Garssen, J. en J. Hoogenboezem, 2005, Achtergronden van recente ontwikkelingen in de Nederlandse sterfte. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 149(46), blz. 2554–60.', 913 => 'Garssen, J., J. Kardaun en I. Deerenberg, 2006, Enkele ontwikkelingen in de doodsoorzaken sinds 1950. In: Hilten O. van, en A. Mares (red.), Gezondheid en Zorg in Cijfers, blz. 53–69. CBS, Voorburg/Heerlen.', 914 => 'Garssen, J. en J. Hoogenboezem, 2007, Aantal sterfgeval- len blijft dalen. CBS-Webmagazine, 10 september 2007.', 915 => 'Garssen, J. en C. Harmsen, 2010, Meer mannen worden 100. CBS-Webmagazine, 15 september 2010.', 916 => 'Hoogenboezem, J. en J. Garssen, 2009, Kanker nu doodsoorzaak nummer één (Cancer number one cause of death in 2008). CBS-Webmagazine, 4 februari 2009.', 917 => 'Jong, A. de, en C. van Duin, 2010, Regionale prognose 2009–2040: vergrijzing en omslag van groei naar krimp. PBL/CBS, Bilthoven/Den Haag.', 918 => 'Kardal, M., B. Lodder en J. Garssen, 2009, Levensver- wachting stijgt, maar verschil tussen laag- en hoog- opgeleiden blijft groot. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 153(49), blz. 2384–2388.', 919 => 'Knoops, K. en M. van den Brakel, 2010, Rijke mensen leven lang en gezond. Inkomensgerelateerde verschillen in gezonde levensverwachting. TSG Tijdschrift voor Gezond- heidswetenschappen 88(1), blz. 17–24.', 920 => 'Mackenbach, J. en J. Garssen, 2011, Renewed progress in life expectancy: The case of the Netherlands. In: Crimmins, E.M., S.H. Preston en B. Cohen (eds.), International differences in mortality at older ages: Dimensions and sources, blz. 369–384. National Academies Press, Washington DC.', 921 => 'Nicolaas, H. en M. Alders, 2007, Bevolking krimpt in helft van gemeenten. CBS-Webmagazine, 26 maart 2007.', 922 => 'Schellingerhout, R., 2004, Gezondheid en welzijn van allochtone ouderen. SCP, Den Haag.', 923 => 'Shkolnikov, V. en N. Alexander, 1997, The anti-alcohol campaign and variations in Russian mortality. In: Bobadilla, J.L., C.A. Costello en F. Mitchell (eds.), Premature death in the New Independent States, blz. 239–261. National Academy Press, Washington DC.', 924 => 'Stoeldraijer, L. en J. Garssen, 2011, Prognose van de', 925 => 'Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011', 926 => '27', 927 => 'bevolking naar herkomst, strends 59(1), blz. 24–31.', 928 => '2010–2060. Bevolking-', 929 => false, 930 => 'Onderbevolking', 931 => 'In de jaren tachtig gold kinderbijslag als `fokpremie' en werd het krijgen van kinderen beschouwd als een begrotelijke privé-hobby, te vergelijken met het bezit van een klassieke sportwagen. Die tijd is definitief voorbij. Nu de Nederlandse bevolking de 16 miljoen is gepasseerd, dreigt de groei door geboorten tot beneden het dieptepunt uit de jaren tachtig te dalen. De gemiddelde vruchtbaarheid van vrouwen is inmiddels gedaald tot beneden 1,7 kind, terwijl voor het op peil houden van de bevolking meer dan 2 kinderen per vrouw zijn vereist.', 932 => '22 juli 2005', 933 => ' ', 934 => 'Die daling is niet uniek Nederlands. In veel Europese landen wordt nog minder gebaard, met vrijwel alle Oost-Europese landen, Duitsland (1,38 kind per vrouw), Griekenland (1,32) en Italië (1,27) als dieptepunten.', 935 => false, 936 => 'De achteruitgang van het aantal geboorten is niet alleen nadelig. Nederland is al een van de volste landen ter wereld. Het is woekeren met de ruimte en een flinke bevolkingsgroei zou het nog erger maken. Dankzij het geringe aantal jongeren neemt ondanks de lange recessie de jeugdwerkloosheid weer af. Vooral immigranten van de eerste en tweede generatie krijgen kinderen. Met het stichten van een gezin kunnen immigranten definitief wortel schieten in hun nieuwe land. Doordat jongeren schaars zijn, hebben die allochtone kinderen grotere kans op een baan. In een land met weinig jongeren daalt de criminaliteit.', 937 => false, 938 => 'Toch geeft de dalende jeugdwerkloosheid ook te denken. Als de economie weer aantrekt, wordt het een arbeidstekort. Omdat te weinig jongeren meebetalen, stijgen nu al de AOW-premies. Het langer doorwerken van ouderen biedt dan beperkt soelaas. Jongeren geven de economie dynamiek en innovatief vermogen.', 939 => false, 940 => 'Immigratie biedt geen compensatie voor de geboortestaking, omdat de gemiddelde immigrant nauwelijks jonger is dan de gemiddelde autochtoon. Voor een evenwichtige bevolkingsopbouw is het ongunstig de voortplanting voor een groot deel aan immigranten over te laten. Het lage kindertal van hoogopgeleiden baart zorgen omdat juist zij – ondanks de matig gefinancierde Nederlandse onderwijsvoorzieningen – voor een goede opleiding van hun kinderen proberen te zorgen.', 941 => false, 942 => 'Het is winst dat het kabinet erkent dat kinderen geen privé-hobby zijn en de hele samenleving aangaan. Kinderen beperken de pensioenpremie van degenen die geen kinderen hebben. Toch blijft het in Nederland moeilijk om eigen kinderen te combineren met een loopbaan. Vooral moeders houden het niet vol en haken geheel of gedeeltelijk af. Het kabinet versterkt die trend door in te zetten op betaald of gespaard verlof. Maar het gaat er juist om dat ouders van jonge kinderen net als ieder ander kunnen doorwerken. Dat wordt door ongunstige school- en vakantietijden en een ingewikkelde kinderopvangregeling veel moeilijker gemaakt dan elders in Europa. Juist als kinderen en arbeidskrachten schaars worden, moeten ouders meer buitenshuis kunnen worden ingezet. Kinder- en jongerenopvang is een tweesnijdend zwaard tegen de effecten van vergrijzing.', 943 => false, 944 => 'Bevolking van Nederland', 945 => false, 946 => 'Bevolkingsgroei Nederland 1900 t/m 2006 (gebaseerd op gegevens van het CBS)', 947 => false, 948 => 'Bevolkingsdichtheid per gemeente en buurtniveau in 2007 (bron: CBS)', 949 => 'Nederland telt in 2017 17 miljoen inwoners. De bevolking is in de laatste anderhalve eeuw meer dan vervijfvoudigd.', 950 => false, 951 => '1rightarrow blue.svg Zie ook: Nederland#Bevolking', 952 => 'Het bevolkingsaantal zal volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) toenemen tot 17,8 miljoen in het jaar 2040 en 17,9 miljoen in 2060. Het tempo van de groei neemt af, aldus het CBS. Vooral een lager aantal immigranten is daar de oorzaak van. In 2002 is bovendien het aantal asielverzoeken afgenomen tot ongeveer de helft van het jaar daarvoor. Niet al deze asielzoekers worden overigens als immigrant geregistreerd.', 953 => false, 954 => 'Door vergrijzing zal het aantal sterfgevallen toenemen. Dat gaat een steeds grotere rol spelen in de afname van de bevolkingsgroei. Het aantal geboortes blijft in de prognoses van het CBS vrijwel gelijk.', 955 => false, 956 => 'Inhoud', 957 => 'Bevolkingsontwikkeling vanaf 1900[1] Bewerken', 958 => false, 959 => 'Jaar[2] Gemiddelde bevolking', 960 => '(x 1000) Levend-', 961 => 'geborenen', 962 => '(x 1000) Sterf-', 963 => 'gevallen', 964 => '(x 1000) Geboorte-', 965 => 'overschot', 966 => '(x 1000) Immigratie', 967 => '(x 1000) Emigratie', 968 => '(x 1000)[3] Migratie-', 969 => 'saldo', 970 => '(x 1000) Bevolkings-', 971 => 'groei', 972 => '(x 1000) Geboorte-', 973 => 'overschot', 974 => '(%) Migratie-', 975 => 'saldo', 976 => '(%) Bevolkings-', 977 => 'groei', 978 => '(%)[4]', 979 => '1900 5104 163 92 71 28 25 3 75 1,4 0,1 1,5', 980 => '1901 5163 168 90 78 26 23 3 84 1,5 0,1 1,6', 981 => '1902 5233 169 86 82 25 25 0 84 1,6 0,0 1,6', 982 => '1903 5307 170 84 86 26 32 -7 84 1,6 -0,1 1,6', 983 => '1904 5384 171 87 84 24 30 -7 79 1,6 -0,1 1,5', 984 => '1905 5460 171 85 86 25 30 -5 82 1,6 -0,1 1,5', 985 => '1906 5537 171 83 88 26 34 -8 81 1,6 -0,1 1,5', 986 => '1907 5616 172 83 88 27 41 -14 75 1,5 -0,2 1,3', 987 => '1908 5696 172 87 85 30 38 -8 78 1,5 -0,1 1,4', 988 => '1909 5772 171 80 90 32 49 -17 33 1,6 -0,3 0,6', 989 => '1910 5858 169 80 89 35 35 0 87 1,5 0,0 1,5', 990 => '1911 5951 167 87 80 36 39 -3 77 1,3 -0,1 1,3', 991 => '1912 6033 170 75 96 36 41 -4 92 1,6 -0,1 1,5', 992 => '1913 6133 174 76 98 40 40 0 98 1,6 0,0 1,6', 993 => '1914 6235 177 78 99 56 30 26 127 1,6 0,4 2,0', 994 => '1915 6340 167 80 88 38 17 21 110 1,4 0,3 1,7', 995 => '1916 6433 173 84 89 57 11 45 134 1,4 0,7 2,1', 996 => '1917 6527 173 87 86 60 9 51 142 1,3 0,8 2,2', 997 => '1918 6618 168 115 52 23 24 -2 54 0,7 0,0 0,8', 998 => '1919 6675 164 90 75 32 54 -22 53 1,1 -0,3 0,8', 999 => '1920 6754 193 82 111 42 63 -21 34 1,6 -0,3 0,5', 1000 => '1921 6865 190 77 113 30 35 -5 112 1,6 -0,1 1,6', 1001 => '1922 6978 182 80 102 43 34 9 110 1,4 0,1 1,6', 1002 => '1923 7081 186 71 115 51 40 11 126 1,6 0,2 1,8', 1003 => '1924 7196 182 71 111 41 50 -9 102 1,5 -0,1 1,4', 1004 => '1925 7308 179 72 106 38 44 -5 101 1,4 -0,1 1,4', 1005 => '1926 7416 177 73 104 48 42 6 110 1,4 0,1 1,5', 1006 => '1927 7522 175 78 97 47 45 2 99 1,3 0,0 1,3', 1007 => '1928 7621 179 74 105 49 48 0 105 1,4 0,0 1,4', 1008 => '1929 7728 177 83 94 58 50 8 102 1,2 0,1 1,3', 1009 => '1930 7825 182 72 111 67 57 10 103 1,4 0,1 1,3', 1010 => '1931 7936 177 77 100 65 37 28 126 1,3 0,4 1,6', 1011 => '1932 8062 179 73 105 56 39 17 122 1,3 0,2 1,5', 1012 => '1933 8183 171 72 99 50 42 8 107 1,2 0,1 1,3', 1013 => '1934 8290 172 70 102 44 44 -1 102 1,2 0,0 1,2', 1014 => '1935 8392 170 74 97 34 48 -14 82 1,2 -0,2 1,0', 1015 => '1936 8475 172 74 98 33 48 -16 82 1,2 -0,2 1,0', 1016 => '1937 8557 170 76 95 34 45 -12 83 1,1 -0,1 1,0', 1017 => '1938 8640 178 74 104 33 48 -15 89 1,2 -0,2 1,0', 1018 => '1939 8729 181 76 105 50 51 -1 105 1,2 0,0 1,2', 1019 => '1940 8834 185 88 97 20 26 -7 89 1,1 -0,1 1,0', 1020 => '1941 8923 182 90 92 11 17 -7 84 1,0 -0,1 0,9', 1021 => '1942 9008 190 86 104 8 43 -34 69 1,2 -0,4 0,8', 1022 => '1943 9076 209 91 118 9 71 -62 52 1,3 -0,7 0,6', 1023 => '1944 9129 220 108 112 5 24 -19 92 1,2 -0,2 1,0', 1024 => '1945 9220 210 141 68 29 16 13 84 0,7 0,1 0,9', 1025 => '1946 9304 284 80 204 107 67 41 238 2,2 0,4 2,6', 1026 => '1947 9543 267 78 190 54 66 -11 173 2,0 -0,1 1,8', 1027 => '1948 9716 248 72 175 46 66 -20 169 1,8 -0,2 1,7', 1028 => '1949 9884 236 81 155 36 58 -22 142 1,6 -0,2 1,4', 1029 => '1950 10027 230 76 154 71 51 20 174 1,5 0,2 1,7', 1030 => '1951 10200 228 78 151 45 67 -22 128 1,5 -0,2 1,3', 1031 => '1952 10328 232 76 156 34 81 -48 107 1,5 -0,5 1,0', 1032 => '1953 10436 228 81 147 35 67 -32 115 1,4 -0,3 1,1', 1033 => '1954 10551 228 80 149 42 61 -19 129 1,4 -0,2 1,2', 1034 => '1955 10680 229 82 148 52 57 -5 142 1,4 0,0 1,3', 1035 => '1956 10822 231 85 147 52 63 -11 135 1,4 -0,1 1,2', 1036 => '1957 10957 234 83 151 50 63 -13 139 1,4 -0,1 1,3', 1037 => '1958 11096 237 84 152 68 56 12 182 1,4 0,1 1,6', 1038 => '1959 11278 243 86 156 37 54 -17 139 1,4 -0,2 1,2', 1039 => '1960 11417 239 88 151 45 58 -13 139 1,3 -0,1 1,2', 1040 => '1961 11556 247 88 159 55 49 6 165 1,4 0,1 1,4', 1041 => '1962 11721 246 94 152 66 49 17 169 1,3 0,1 1,4', 1042 => '1963 11890 250 96 154 55 47 8 152 1,3 0,1 1,3', 1043 => '1964 12042 251 93 157 67 53 14 170 1,3 0,1 1,4', 1044 => '1965 12212 245 98 147 77 58 19 165 1,2 0,2 1,4', 1045 => '1966 12377 240 101 139 82 62 20 158 1,1 0,2 1,3', 1046 => '1967 12535 239 100 139 56 67 -12 126 1,1 -0,1 1,0', 1047 => '1968 12661 237 105 132 64 58 6 137 1,0 0,0 1,1', 1048 => '1969 12798 248 108 140 76 56 20 159 1,1 0,2 1,2', 1049 => '1970 12958 239 110 129 91 57 33 162 1,0 0,3 1,3', 1050 => '1971 13119 227 110 117 95 62 33 150 0,9 0,3 1,1', 1051 => '1972 13270 214 114 101 81 62 19 118 0,8 0,1 0,9', 1052 => '1973 13388 195 111 84 85 64 21 103 0,6 0,2 0,8', 1053 => '1974 13491 186 109 77 94 61 33 108 0,6 0,2 0,8', 1054 => '1975 13599 178 114 64 127 55 72 134 0,5 0,5 1,0', 1055 => '1976 13734 177 114 63 83 62 21 81 0,5 0,2 0,6', 1056 => '1977 13814 173 110 63 84 61 23 83 0,5 0,2 0,6', 1057 => '1978 13898 176 114 61 89 61 28 88 0,4 0,2 0,6', 1058 => '1979 13986 175 113 62 105 60 45 105 0,5 0,3 0,8', 1059 => '1980 14091 181 114 67 113 59 53 118 0,5 0,4 0,8', 1060 => '1981 14209 179 116 63 80 63 17 77 0,4 0,1 0,5', 1061 => '1982 14286 172 117 55 71 68 3 54 0,4 0,0 0,4', 1062 => '1983 14340 170 118 52 67 61 6 55 0,4 0,0 0,4', 1063 => '1984 14395 174 120 55 67 59 8 59 0,4 0,1 0,4', 1064 => '1985 14454 178 123 55 79 55 24 76 0,4 0,2 0,5', 1065 => '1986 14529 185 125 59 87 55 33 86 0,4 0,2 0,6', 1066 => '1987 14615 187 122 64 96 52 44 100 0,4 0,3 0,7', 1067 => '1988 14715 187 124 62 91 56 35 90 0,4 0,2 0,6', 1068 => '1989 14805 189 129 60 99 60 39 87 0,4 0,3 0,6', 1069 => '1990 14893 198 129 69 117 57 60 118 0,5 0,4 0,8', 1070 => '1991 15010 199 130 69 120 57 63 119 0,5 0,4 0,8', 1071 => '1992 15129 197 130 67 117 59 58 110 0,4 0,4 0,7', 1072 => '1993 15239 196 138 58 119 59 60 102 0,4 0,4 0,7', 1073 => '1994 15342 196 133 62 99 62 37 83 0,4 0,2 0,5', 1074 => '1995 15424 191 136 55 96 63 33 70 0,4 0,2 0,5', 1075 => '1996 15494 190 138 52 109 65 43 73 0,3 0,3 0,5', 1076 => '1997 15567 192 136 57 110 62 48 87 0,4 0,3 0,6', 1077 => '1998 15654 199 137 62 122 60 62 106 0,4 0,4 0,7', 1078 => '1999 15760 200 140 60 119 59 60 104 0,4 0,4 0,7', 1079 => '2000 15864 207 141 66 133 61 72 123 0,4 0,5 0,8', 1080 => '2001 15987 203 140 62 133 63 70 118 0,4 0,4 0,7', 1081 => '2002 16105 202 142 60 121 67 55 87 0,4 0,3 0,5', 1082 => '2003 16193 200 142 58 105 69 36 65 0,4 0,2 0,4', 1083 => '2004 16258 194 137 57 94 75 19 47 0,4 0,1 0,3', 1084 => '2005 16306 188 136 52 92 83 9 29 0,3 0,1 0,2', 1085 => '2006 16334 185 135 50 101 91 10 24 0,3 0,1 0,1', 1086 => '2007 16358 181 133 48 117 91 26 47 0,3 0,2 0,3', 1087 => '2008 16405 185 135 49 144 90 53 80 0,3 0,3 0,5', 1088 => '2009 16486 185 134 51 146 85 61 89 0,3 0,4 0,5', 1089 => '2010 16575 184 136 48 154 91 63 81 0,3 0,4 0,5', 1090 => '2011 16656 180 136 44 163 106 57 75 0,3 0,3 0,5', 1091 => '2012 16730 176 141 35 158 110 48 49 0,2 0,3 0,3', 1092 => '2013 16780 171 141 30 165 117 48 50 0,2 0,3 0,3', 1093 => '2014 16829 175 139 36 183 122 61 71 0,2 0,4 0,4', 1094 => '2015 16901 171 147 23 205 127 78 78 0,1 0,5 0,5', 1095 => '2016 16979 173 149 24 231 127 103 102 0,1 0,6 0,6', 1096 => '2017[5] 17082 82 78 4 100 57 43 35 0,0 0,3 0,2', 1097 => 'Leeftijdsopbouw Bewerken', 1098 => false, 1099 => 'De leeftijdsopbouw is in Nederland in de loop van de jaren gewijzigd. Sinds deze informatie door het CBS wordt bijgehouden, blijkt dat het relatieve aantal jongeren tot 20 jaar de afgelopen eeuw bijna is gehalveerd. Het aantal ouderen boven de 65 jaar is meer dan verdubbeld van 6 tot bijna 15 procent. De oorzaak hiervan is te vinden in de verbeterde hygiënische omstandigheden waaronder mensen leven, samen met een verder ontwikkelde gezondheidszorg. In vergelijking met 1900 is de zuigelingensterfte met 97% afgenomen.[6] De gemiddelde levensverwachting is de laatste 57 jaar toegenomen met 8,5 jaar.[7]', 1100 => false, 1101 => 'Onderwerpen Perioden 1900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010', 1102 => 'Inwoners x 1 000 5104 5858 6754 7825 8834 10027 11417 12958 14091 14893 15864 16405', 1103 => 'Mannen x 1 000 2521 2899 3352 3886 4408 4998 5686 6465 6994 7358 7846 8112', 1104 => 'Vrouwen x 1 000 2583 2959 3402 3939 4426 5029 5731 6493 7097 7534 8018 8293', 1105 => '< 20 jaar % 44,4 44 42,4 40,3 37,5 37,3 37,9 35,9 31,5 25,7 24,4 24', 1106 => '20 - 45 jaar % 33,9 34,7 35,6 36,6 37,4 35,9 32,9 34 37,2 40,9 37,7 34', 1107 => '45 - 65 jaar % 15,7 15,2 16 17 18,1 19,1 20,2 20 19,8 20,7 24,4 27,3', 1108 => '65 - 80 jaar % 5,3 5,4 5,2 5,3 6,1 6,7 7,6 8,4 9,2 9,9 10,4 11', 1109 => '> 80 jaar % 0,7 0,7 0,8 0,8 0,8 1 1,3 1,7 2,2 2,9 3,2 3,7', 1110 => 'Kentallen Bewerken', 1111 => false, 1112 => 'Percentage bevolkingsgroei: 0,60% (2016)', 1113 => 'Netto migratie: 4,64 /1000 (2016)', 1114 => 'Onderscheid bevolking naar sekse (2001):', 1115 => 'zuigelingen: 1,04 m/v', 1116 => 'onder 15 jaar: 1,05 m/v', 1117 => '15-64 jaar: 1,03 m/v', 1118 => '65 jaar en ouder: 0,7 m/v', 1119 => 'Totale bevolking: 0,98 m/v (2001)', 1120 => 'Zuigelingensterfte: 3,6 sterftes op 1.000 levendgeborenen (2011)', 1121 => 'Levensverwachting (2001):', 1122 => 'totale bevolking: 78,43 jaar', 1123 => 'mannen: 75,55 jaar', 1124 => 'vrouwen: 81,44 jaar', 1125 => 'Vruchtbaarheidspercentage: 1,77 kinderen/vrouw (2008)', 1126 => 'Etnische bevolkingssamenstelling Bewerken', 1127 => false, 1128 => 'Sinds de jaren 60/70 van de 20e eeuw kent Nederland een forse immigratie. In die jaren kwamen er vooral veel Turken, Marokkanen en Surinamers naar Nederland. Ook wonen er in Nederland veel westerse allochtonen.[8] In 2005 woonden er 3,1 miljoen allochtonen in Nederland. Niet-westerse allochtonen concentreren zich vooral in de grote steden en sinds 2017 vormen bewoners met een immigratie achtergrond een meerderheid in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.[9] Volgens definitie van het CBS valt de groep derde generatie allochtonen onder de groep autochtonen, aangezien beide ouders van deze derde generatie in Nederland geboren zijn: 'Tot de derde generatie behoren personen van wie beide ouders in Nederland geboren zijn, maar van wie ten minste één ouder een migratieachtergrond heeft. Mensen die tot deze generatie behoren, hebben per definitie een Nederlandse achtergrond'. Deze derde generatie allochtonen bestaat uit 859.000 personen. De gegevens in onderstaande tabellen zijn voor 1 januari 2014 door het CBS.[10]', 1129 => false, 1130 => 'Bevolkingsgroepen Aantal', 1131 => 'Allochtoon 3.594.744', 1132 => 'Autochtoon 13.234.545', 1133 => 'Totaal niet-westerse allochtoon 1.997.584', 1134 => 'Totaal westerse allochtoon 1.597.160', 1135 => 'Totaal Afrika 612.627', 1136 => 'Totaal Amerika 643.290', 1137 => 'Totaal Azië 775.520', 1138 => 'Totaal Europa (exclusief autochtoon) 1.542.277', 1139 => 'Totaal Oceanië 21.030', 1140 => 'Europese Unie (exclusief autochtoon) 984.106', 1141 => 'Totale bevolking 17.000.260', 1142 => 'Land van herkomst Aantal', 1143 => 'Afghanistan 43.183', 1144 => 'Albanië 1.771', 1145 => 'Algerije 7.989', 1146 => 'Amerikaans-Samoa 3', 1147 => 'Amerikaanse Maagdeneilanden 13', 1148 => 'Andorra 15', 1149 => 'Angola 8.495', 1150 => 'Anguilla 30', 1151 => 'Antarctica -', 1152 => 'Antigua en Barbuda 46', 1153 => 'Argentinië 5.028', 1154 => 'Australië 15.377', 1155 => 'Bahama's 84', 1156 => 'Bahrein 133', 1157 => 'Bangladesh 1.737', 1158 => 'Barbados 133', 1159 => 'België 115.028', 1160 => 'Belize 23', 1161 => 'Benin 416', 1162 => 'Bermuda 42', 1163 => 'Bhutan 370', 1164 => 'Bolivia 1.110', 1165 => 'Botswana 186', 1166 => 'Brazilië 20.997', 1167 => 'Britse Maagdeneilanden 11', 1168 => 'Brits Territorium in de Indische Oceaan 6', 1169 => 'Brunei 638', 1170 => 'Bulgarije 21.153', 1171 => 'Burkina Faso 581', 1172 => 'Burundi 3.275', 1173 => 'Cambodja 1.080', 1174 => 'Canada 14.925', 1175 => 'Centraal-Afrikaanse Republiek 75', 1176 => 'Chili 5.426', 1177 => 'China 64.097', 1178 => 'Colombia 14.759', 1179 => 'Comoren 27', 1180 => 'Congo 1.585', 1181 => 'Congo (Democratische Republiek) 8.297', 1182 => 'Cookeilanden 17', 1183 => 'Costa Rica 899', 1184 => 'Cuba 1.999', 1185 => 'Cyprus 714', 1186 => 'Denemarken 6.092', 1187 => 'Djibouti 196', 1188 => 'Dominica 111', 1189 => 'Dominicaanse Republiek 13.220', 1190 => 'Duitsland 368.512', 1191 => 'Ecuador 3.028', 1192 => 'Egypte 22.205', 1193 => 'El Salvador 602', 1194 => 'Equatoriaal-Guinea 69', 1195 => 'Eritrea 2.595', 1196 => 'Ethiopië 12.596', 1197 => 'Faeröer 8', 1198 => 'Falklandeilanden 5', 1199 => 'Fiji 104', 1200 => 'Filipijnen 18.627', 1201 => 'Finland 4.554', 1202 => 'Frankrijk 39.595', 1203 => 'Frans-Guyana 765', 1204 => 'Frans-Polynesië 17', 1205 => 'Gabon 140', 1206 => 'Gambia 1.070', 1207 => 'Ghana 22.556', 1208 => 'Gibraltar 51', 1209 => 'Grenada 65', 1210 => 'Griekenland 19.217', 1211 => 'Groenland 15', 1212 => 'Guadeloupe 323', 1213 => 'Guam 1', 1214 => 'Guatemala 790', 1215 => 'Guinee 4.111', 1216 => 'Guinee-Bissau 384', 1217 => 'Guyana 4.225', 1218 => 'Haïti 659', 1219 => 'Honduras 624', 1220 => 'Hongarije 20.226', 1221 => 'Hongkong 18.218', 1222 => 'Ierland 8.589', 1223 => 'IJsland 538', 1224 => 'India 26.932', 1225 => 'Indonesië 372.233', 1226 => 'Irak 54.159', 1227 => 'Iran 36.561', 1228 => 'Israël 8.669', 1229 => 'Italië 44.105', 1230 => 'Ivoorkust 1.832', 1231 => 'Jamaica 1.524', 1232 => 'Japan 7.334', 1233 => 'Jemen 652', 1234 => 'Voormalig Joegoslavië 82.290', 1235 => '— Bosnië-Herzegovina 804', 1236 => '— Federale Republiek Joegoslavië ', 1237 => '— Joegoslavië 80.001', 1238 => '— Kosovo 20', 1239 => '— Kroatië 252', 1240 => '— Macedonië 157', 1241 => '— Montenegro 8', 1242 => '— Servië 98', 1243 => '— Servië en Montenegro 805', 1244 => '— Slovenië 145', 1245 => 'Jordanië 1.566', 1246 => 'Kaapverdië 21.714', 1247 => 'Kameroen 2.835', 1248 => 'Kanaaleilanden 35', 1249 => 'Katar 94', 1250 => 'Kenia 3.813', 1251 => 'Kiribati 4', 1252 => 'Koeweit 1.659', 1253 => 'Laos 322', 1254 => 'Lesotho 111', 1255 => 'Libanon 5.493', 1256 => 'Liberia 3.086', 1257 => 'Libië 1.246', 1258 => 'Liechtenstein 6', 1259 => 'Luxemburg 1.592', 1260 => 'Macau 116', 1261 => 'Madagaskar 256', 1262 => 'Malawi 396', 1263 => 'Maldiven 21', 1264 => 'Maleisië 5.356', 1265 => 'Mali 316', 1266 => 'Malta 540', 1267 => 'Man 15', 1268 => 'Marokko 374.996', 1269 => 'Marshalleilanden 6', 1270 => 'Martinique 118', 1271 => 'Mauritanië 423', 1272 => 'Mauritius 608', 1273 => 'Mayotte 7', 1274 => 'Mexico 5.254', 1275 => 'Micronesië -', 1276 => 'Monaco 78', 1277 => 'Mongolië 639', 1278 => 'Montserrat 10', 1279 => 'Mozambique 926', 1280 => 'Myanmar 1.282', 1281 => 'Namibië 356', 1282 => 'Nauru 4', 1283 => 'Voormalige Nederlandse Antillen en Aruba 146.855', 1284 => '— Aruba 3.760', 1285 => '— Caribisch Nederland 12', 1286 => '— Curaçao 124', 1287 => '— Sint Maarten 6', 1288 => '— Nederlandse Antillen (oud) 142.953', 1289 => 'Nepal 1.794', 1290 => 'Nicaragua 659', 1291 => 'Nieuw-Caledonië 17', 1292 => 'Nieuw-Zeeland 5.187', 1293 => 'Niger 380', 1294 => 'Nigeria 11.766', 1295 => 'Niue -', 1296 => 'Noordelijke Marianen -', 1297 => 'Noord-Korea 104', 1298 => 'Noorwegen 4.328', 1299 => 'Norfolk -', 1300 => 'Oman 363', 1301 => 'Oostenrijk 15.631', 1302 => 'Pakistan 20.653', 1303 => 'Palau 2', 1304 => 'Panama 461', 1305 => 'Papoea-Nieuw-Guinea 187', 1306 => 'Paraguay 318', 1307 => 'Peru 5.830', 1308 => 'Pitcairneilanden -', 1309 => 'Polen 123.003', 1310 => 'Portugal 23.613', 1311 => 'Puerto Rico 189', 1312 => 'Réunion 66', 1313 => 'Roemenië 18.740', 1314 => 'Rwanda 1.547', 1315 => 'Saint Kitts en Nevis 107', 1316 => 'Saint Pierre en Miquelon -', 1317 => 'Saint Vincent en de Grenadines 107', 1318 => 'Salomonseilanden 29', 1319 => 'Samoa 42', 1320 => 'San Marino -', 1321 => 'Sao Tomé en Principe 276', 1322 => 'Saoedi-Arabië 1.962', 1323 => 'Senegal 1.765', 1324 => 'Seychellen 120', 1325 => 'Sierra Leone 5.997', 1326 => 'Singapore 4.782', 1327 => 'Sint-Helena 8', 1328 => 'Sint Lucia 75', 1329 => 'Soedan 6.317', 1330 => 'Somalië 37.432', 1331 => 'Voormalig Sovjet-Unie 72.203', 1332 => '— Armenië 854', 1333 => '— Azerbeidzjan 718', 1334 => '— Estland 1.240', 1335 => '— Georgië 298', 1336 => '— Kazachstan 225', 1337 => '— Kirgizië 72', 1338 => '— Letland 3.642', 1339 => '— Litouwen 5.091', 1340 => '— Moldavië 170', 1341 => '— Oekraïne 1.180', 1342 => '— Oezbekistan 173', 1343 => '— Rusland 2.519', 1344 => '— Rusland (oud) 436', 1345 => '— Sovjet-Unie 55.233', 1346 => '— Tadzjikistan 55', 1347 => '— Turkmenistan 17', 1348 => '— Wit-Rusland 280', 1349 => 'Spanje 38.955', 1350 => 'Sri Lanka 11.703', 1351 => 'Suriname 348.291', 1352 => 'Swaziland 112', 1353 => 'Syrië 13.744', 1354 => 'Taiwan 2.882', 1355 => 'Tanzania 2.107', 1356 => 'Thailand 18.483', 1357 => 'Timor Leste 18', 1358 => 'Togo 1.847', 1359 => 'Tokelau-eilanden -', 1360 => 'Tonga 21', 1361 => 'Trinidad en Tobago 946', 1362 => 'Tsjaad 145', 1363 => 'Voormalig Tsjecho-Slowakije 15.513', 1364 => '— Slowakije 438', 1365 => '— Tsjechië 579', 1366 => '— Tsjecho-Slowakije 14.496', 1367 => 'Tunesië 9.103', 1368 => 'Turkije 396.414', 1369 => 'Turks- en Caicoseilanden 2', 1370 => 'Tuvalu 1', 1371 => 'Oeganda 1.974', 1372 => 'Uruguay 1.117', 1373 => 'Vanuatu 10', 1374 => 'Vaticaanstad -', 1375 => 'Venezuela 5.721', 1376 => 'Verenigd Koninkrijk 81.860', 1377 => 'Verenigde Arabische Emiraten 666', 1378 => 'Verenigde Staten van Amerika 35.736', 1379 => 'Verre eilanden van de Verenigde Staten 1', 1380 => 'Vietnam 20.603', 1381 => 'Wallis en Futuna -', 1382 => 'Zambia 1.382', 1383 => 'Zimbabwe 1.942', 1384 => 'Zuid-Afrika 18.586', 1385 => 'Zuid-Korea 6.592', 1386 => 'Zuid-Soedan -', 1387 => 'Zweden 6.504', 1388 => 'Zwitserland 10.789', 1389 => 'Religie Bewerken', 1390 => '1rightarrow blue.svg Zie Religie in Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp.', 1391 => 'Volgens de Religieuze Kaart van Nederland van het CBS was dit de verdeling tussen religies in 2015 in Nederland.', 1392 => false, 1393 => 'CBS.[11]', 1394 => false, 1395 => 'Religie Percentage', 1396 => 'Geen kerkelijke gezindte 50,1%', 1397 => 'Rooms-katholiek 23,7%', 1398 => 'Nederlands Hervormd 6,5%', 1399 => 'Protestants 5,7%', 1400 => 'Islam 4,9%', 1401 => 'Gereformeerd 3,3%', 1402 => 'Hindoeïsme 0,6%', 1403 => 'Boeddhisme 0,4%', 1404 => 'Jodendom 0,1%', 1405 => 'Overige gezindten 4,6%', 1406 => 'Talen: Nederlands, Nederlandse Gebarentaal, Fries (Friesland), Papiaments(Bonaire), Engels (Saba en Sint Eustatius) zie ook Talen in Nederland.', 1407 => 'Alfabetisme (percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder die kunnen lezen en schrijven) totale bevolking: 99% (schatting 2000)', 1408 => 'Nelson Mandela heeft de wereld vergrijst omdat uiteindelijk zijn haar grijs was en omdat hij zo’n voorbeeld was is de hele wereld met hem samen vergrijst.', 1409 => false, 1410 => 'De definitie van vergrijzing is, of zou moeten zijn: de verhouding tussen het aantal mensen dat ouder is dan een bepaalde leeftijd en het aantal mensen dat jonger is wordt groter. Nederland is — de facto al sinds 1965 — aan het vergrijzen, zoals te zien is op de deze CBS-pagina. (De groep 100-jarigen lijkt extra snel te groeien, maar dat komt omdat in de grafiek alle 100-plussers bij elkaar opgeteld worden. Achter de 100 had een plusje moeten staan.)', 1411 => false, 1412 => 'Er wordt vaak gesproken van dubbele vergrijzing, waarmee meestal wordt bedoeld dat het aantal ouderen toeneemt en het aantal niet-ouderen afneemt doordat het aantal kinderen daalde/daalt ('ontgroening'). Methodologisch gezien is dat echter onjuist, omdat het slechts gaat om de verhouding. Anders gezegd: een toenemend aantal ouderen is geen probleem als het aantal niet-ouderen evenredig toeneemt. De leeftijdsopbouwgrafiek blijft dan dezelfde vorm houden.', 1413 => false, 1414 => 'Toch is er sprake van een dubbele vergrijzing, want naast dat de genoemde verhouding ongunstiger is geworden, is ook de levensverwachting toegenomen — tussen 1950 en 2010 met 10 jaar. Beiden hebben invloed op de verhouding tussen het aantal mensen dat ouder is dan bijv. 65 en het aantal mensen dat jonger is.', 1415 => false, 1416 => 'AOW-vraagstuk', 1417 => 'De vergrijzing is uiteraard ook van invloed op het AOW-vraagstuk. Dat hoeft evenwel toch niet te betekenen dat de pensioenleeftijd verhoogd moet worden. Daarbij speelt namelijk de werkgelegenheid ook een rol. Als die wezenlijk te laag is, heeft het weinig zin om de pensioenleeftijd te verhogen. Men krijgt dan slechts een verschuiving van AOW- naar WW- of bijstandsuitkering.', 1418 => false, 1419 => 'Uit zuiver leeftijdsdemografisch oogpunt gezien zou de pensioenleeftijd wel mee moeten groeien met de levensverwachting, maar bij een wezenlijk te lage werkgelegenheid heeft dat dus geen zin. Hooguit zou het zin hebben om de pensioenleeftijd op individueel-vrijwillige basis facultatief te maken, als bepaalde pensioensgerechtigden niet gemist kunnen worden op de werkvloer.', 1420 => false, 1421 => 'Men zou dus eerst de werkgelegenheid moeten verhogen. Dat kan door loonmatiging — van in eerste instantie de hogere inkomens en waarbij een behoorlijk bestaansminimum voor de laagste inkomens in acht zou moeten worden genomen — en/of het verlagen van de werkgeverslasten op arbeid.', 1422 => false, 1423 => 'Het tegenargument dat met loonmatiging ook de binnenlandse besteding omlaag gaat en de economie daarmee in een neerwaartse spiraal terecht komt houdt geen stand. Immers, bij goedkopere arbeid zullen ook de binnenlandse prijzen geremd', 1424 => false, 1425 => ' worden. Daarentegen zal de Nederlandse concurrentiepositie, en daarmee direct of indirect de werkgelegenheid, verbeteren.', 1426 => false, 1427 => 'AWBZ-premie', 1428 => 'Waar de vergrijzing wel een absolute invloed op heeft is op de hoogte van de AWBZ-premie, waarmee het grootste deel van ouderenzorg betaald wordt. Die premie is in Nederland in het verleden te laag geweest.', 1429 => false, 1430 => 'Dat komt waarschijnlijk niet door een gebrek aan rekenkundig inzicht, maar door politiek populisme: men won en wint weinig stemmen met de boodschap dat de AWBZ-premie verhoogd moet worden omdat de bevolking op afzienbare termijn gaat vergrijzen. Dat dient echter wel te gebeuren, zelfs met terugwerkende kracht, als men de AWBZ-gefinancierde zorg op peil wil houden.', 1431 => false, 1432 => 'Pieken en dalen', 1433 => 'Wat verder van belang is, is dat de groei van het aantal ouderen niet gelijkmatig verloopt. Als men in de grafiek op de eerstgelinkte pagina het aantal 80-jarigen bekijkt, ziet men dat er rond 2027 en 2050 ook nog twee piekgolven voorbij komen. Dat heeft consequenties voor de ouderenzorg en in het bijzonder voor de verzorgingshuiscapaciteit.', 1434 => false, 1435 => 'Gezonde levensverwachting', 1436 => 'Tot slot is t.a.v. diverse vraagstukken belangrijk te weten dat enerzijds men (ook) steeds langer vrij blijft van beperkingen, en anderzijds het percentage mensen zonder chronische aandoeningen afneemt. Zie daarvoor deze CBS-pagina.', 1437 => false, 1438 => 'De verklaring voor deze schijnbare tegenstrijdigheid is dat de levensstijl van de mensen slechter wordt (men wordt o.a. steeds dikker) en men daardoor meer chronische aandoeningen krijgt, maar dat de gezondheidszorg de gevolgen van die chronische aandoeningen sterk weet te beperken. (Zie de pagina Preventiebeleid voor hoe met het vraagstuk levensstijl om te gaan.)', 1439 => false, 1440 => false, 1441 => false, 1442 => false, 1443 => 'Urbanisatie', 1444 => false, 1445 => 'Verstedelijking of urbanisatie is de geleidelijke uitbreiding van intensief bewoonde gebieden, als gevolg van bevolkingsgroei en veranderingen in het levenspatroon van de bevolking. De mate van verstedelijking wordt uitgedrukt in de urbanisatiegraad. Sinds de 21e eeuw leeft voor het eerst de meerderheid van de wereldbevolking in een stad. De voedselvoorziening wordt daarmee verzorgd door een steeds kleiner deel van de bevolking, wat de kwetsbaarheid van de voedselbevoorrading vergroot. Daarnaast neemt de arbeidsreserve af die in het verleden snelle economische expansies mogelijk maakte. De verhoogde levensstandaard vergroot de ecologische voetafdruk.', 1446 => false, 1447 => 'Binnenlandse migratie in Nederland', 1448 => 'Urbanisatie (tot 1960)', 1449 => 'Suburbanisatie (1960-1975)', 1450 => 'Desurbanisatie (1975-1980)', 1451 => 'Re-urbanisatie (na 1980)', 1452 => 'Inhoud', 1453 => 'Geschiedenis en oorzaken Bewerken', 1454 => false, 1455 => false, 1456 => 'Geürbaniseerd deel van de bevolking per land, 2006.', 1457 => false, 1458 => 'Percentages stads- en plattelandsbewoners op de gehele wereldbevolking.', 1459 => 'Hoewel er ook in het verre verleden al zeer grote steden bestonden - zoals Rome anno 100 n.C. met 650.000 inwoners - kon pas ten tijde van de industriële revolutie de grote groei van de steden beginnen. Betere landbouwtechnieken lieten toe met kleinere mankracht grotere opbrengsten te realiseren, waardoor meerdere mensen buiten landbouw tewerkgesteld konden worden. Dankzij ontwikkelingen binnen het domein van vervoer werden de steden minder afhankelijk van hun directe omgeving, want het voedsel voor het groeiende aantal stedelingen kon van grotere afstand aangevoerd worden. Tegelijkertijd eisten fabrieken steeds meer arbeiders. Verstedelijking was dus tegelijkertijd zowel het gevolg als de oorzaak van de industriële revolutie.', 1460 => false, 1461 => 'Van de totale bevolking leefde rond 1900 zo'n 225 miljoen mensen in steden, 12 tot 15 procent. Tegen 1950 lag dit rond de 30 procent en rond 2000 was dit met een kleine drie miljard mensen bijna de helft. Deels bestond deze groei uit migratie vanaf het platteland, maar sinds de sanitaire revolutie waren steden in staat te groeien door een eigen geboorteoverschot. De levensverwachting in de steden werd in een aantal gevallen ook hoger dan op het platteland, een groot contrast met vroeger tijden. Rond 1750 reduceerde de sterfte in Londen bijvoorbeeld de bevolkingsgroei in het gehele land met de helft.', 1462 => false, 1463 => 'Deze verstedelijking begon in de westerse wereld. Daar werd het eerste stadium van verstedelijking tegen jaren dertig tot vijftig van de twintigste eeuw voltooid. Het Westen werd gevolgd door de Sovjet-Unie en Latijns-Amerika. In sommige Latijns-Amerikaanse landen is zij bijna voltooid, in andere Latijns-Amerikaanse en Aziatische landen is zijn nog volop op de gang met de nodige krottenwijken tot gevolg waar vroegere boeren in hoop op beter leven komen wonen. In China stimuleerde de overheid het platteland, maar na 1980 vond daar de grootste en snelste verstedelijking ooit plaats. In vele Afrikaanse landen is de verstedelijking nog niet begonnen.', 1464 => false, 1465 => 'Gevolgen Bewerken', 1466 => 'Over de gehele wereld ontstonden steden met soms tientallen miljoenen inwoners. Het leven in de stad vergde andere omgangsvormen dan die in dorpen en had daarmee een grote invloed op alle facetten van het dagelijks leven. In plaats van traditionele plattelandsgezinnen, waar meerdere generaties onder één dak woonden, kwam er een gezin bestaande uit een man, zijn vrouw en hun kinderen. Dat heeft ook in meer individualisme geresulteerd doordat familiebanden losser werden. Persoonlijk vertrouwen kon niet meer aan de basis staan, waarmee een groter beroep werd gedaan op het rechtssysteem, politie en opvoeding. Reacties daarop varieerden van de vorming van straatbendes tot buurtverenigingen. Hoewel op veel van de stadsproblemen nog geen bevredigend antwoord is gevonden, had het stadsleven dusdanig veel voordelen dat het mensen aan bleef trekken. Oorzaken lagen bij werkgelegenheid, onderwijs, gezondheidszorg en uitgaansleven.', 1467 => false, 1468 => 'Waar kinderen op het platteland nog bij kunnen dragen in het dagelijks onderhoud door bijvoorbeeld het hoeden van dieren, geldt dit in de stad in veel mindere mate, terwijl meisjes in steden meer kans op onderwijs hebben. Dit alles stimuleerde een geboortedaling die zich rond 1970 zo ver had doorgezet in Duitsland en Japan dat het geboortecijfer dermate laag werd dat de bevolking kromp. Na 1980 was dit ook het geval in Rusland en de Oekraïne. Mogelijk worden steden door deze trend opnieuw demografische zwarte gaten, deze keer niet door een hoog sterftecijfer, maar door een laag geboortecijfer.', 1469 => false, 1470 => 'Suburbanisatie Bewerken', 1471 => false, 1472 => 'Toch wil het niet zeggen dat de verstedelijking in Europa en Amerika sinds de jaren vijftig gestopt is. Na het eerste stadium komt het tweede, dat onder de naam suburbanisatie bekend is, van suburb, Engels voor buitenwijk. Nu gaat de mensenstroom in de andere richting. Mensen willen uit de stad om gebrek aan ruimte, lawaai, luchtvervuiling en dergelijke te ontvluchten (stadsvlucht). Hoewel mensen dus ogenschijnlijk buiten de stad gaan wonen, is dit proces ook een resultaat en een onderdeel van verstedelijking, want de voorstadsinwoners zijn zeker geen plattelandsmensen van vroeger. Ze doen niet aan landbouw (hoogstens een tuintje met wat bloemen) en ze zijn nog steeds afhankelijk van de stad, die hen "bedient" op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en cultuur.', 1473 => false, 1474 => 'Gevolgen voor het milieu Bewerken', 1475 => false, 1476 => false, 1477 => 'Stedelijk milieu', 1478 => 'Verstedelijking lijkt op het eerste gezicht slecht te zijn voor het milieu. Men ziet veel verkeer, asfalt, productie van fijn stof, en relatief weinig groen. Echter als je kijkt naar het effect van verstedelijking op het milieu vanuit een relatief perspectief dan wordt duidelijk dat het tegenovergestelde juist waar is. In stedelijke gebieden is per inwoner de hoeveelheid asfalt, het aantal personenauto's en het oppervlakte bebouwd terrein een aanzienlijk stuk lager dan in niet-stedelijke gebieden. In onderstaande figuur is duidelijk de relatie te zien van de individuele impact van inwoners van Nederlandse gemeentes op het milieu en stedelijkheid.', 1479 => false, 1480 => 'Verstedelijking heeft vaak nadelige gevolgen voor de waterhuishouding in een gebied. De neerslag die er valt kan niet langer in de bodem infiltreren en komt versneld tot afstroming in de rivieren en beken die het gebied doorkruisen. Die krijgen daardoor te maken met hogere debieten, waardoor de kans op overstromingen en dijkdoorbraken in de benedenloop van de rivier groter wordt. Verstedelijking of urbanisatie is de geleidelijke uitbreiding van intensief bewoonde gebieden, als gevolg van bevolkingsgroei en veranderingen in het levenspatroon van de bevolking. De mate van verstedelijking wordt uitgedrukt in de urbanisatiegraad. Sinds de 21e eeuw leeft voor het eerst de meerderheid van de wereldbevolking in een stad. De voedselvoorziening wordt daarmee verzorgd door een steeds kleiner deel van de bevolking, wat de kwetsbaarheid van de voedselbevoorrading vergroot. Daarnaast neemt de arbeidsreserve af die in het verleden snelle economische expansies mogelijk maakte. De verhoogde levensstandaard vergroot de ecologische voetafdruk.', 1481 => false, 1482 => 'Binnenlandse migratie in Nederland', 1483 => 'Urbanisatie (tot 1960)', 1484 => 'Suburbanisatie (1960-1975)', 1485 => 'Desurbanisatie (1975-1980)', 1486 => 'Re-urbanisatie (na 1980)', 1487 => 'Inhoud', 1488 => 'Geschiedenis en oorzaken Bewerken', 1489 => false, 1490 => false, 1491 => 'Geürbaniseerd deel van de bevolking per land, 2006.', 1492 => false, 1493 => 'Percentages stads- en plattelandsbewoners op de gehele wereldbevolking.', 1494 => 'Hoewel er ook in het verre verleden al zeer grote steden bestonden - zoals Rome anno 100 n.C. met 650.000 inwoners - kon pas ten tijde van de industriële revolutie de grote groei van de steden beginnen. Betere landbouwtechnieken lieten toe met kleinere mankracht grotere opbrengsten te realiseren, waardoor meerdere mensen buiten landbouw tewerkgesteld konden worden. Dankzij ontwikkelingen binnen het domein van vervoer werden de steden minder afhankelijk van hun directe omgeving, want het voedsel voor het groeiende aantal stedelingen kon van grotere afstand aangevoerd worden. Tegelijkertijd eisten fabrieken steeds meer arbeiders. Verstedelijking was dus tegelijkertijd zowel het gevolg als de oorzaak van de industriële revolutie.', 1495 => false, 1496 => 'Van de totale bevolking leefde rond 1900 zo'n 225 miljoen mensen in steden, 12 tot 15 procent. Tegen 1950 lag dit rond de 30 procent en rond 2000 was dit met een kleine drie miljard mensen bijna de helft. Deels bestond deze groei uit migratie vanaf het platteland, maar sinds de sanitaire revolutie waren steden in staat te groeien door een eigen geboorteoverschot. De levensverwachting in de steden werd in een aantal gevallen ook hoger dan op het platteland, een groot contrast met vroeger tijden. Rond 1750 reduceerde de sterfte in Londen bijvoorbeeld de bevolkingsgroei in het gehele land met de helft.', 1497 => false, 1498 => 'Deze verstedelijking begon in de westerse wereld. Daar werd het eerste stadium van verstedelijking tegen jaren dertig tot vijftig van de twintigste eeuw voltooid. Het Westen werd gevolgd door de Sovjet-Unie en Latijns-Amerika. In sommige Latijns-Amerikaanse landen is zij bijna voltooid, in andere Latijns-Amerikaanse en Aziatische landen is zijn nog volop op de gang met de nodige krottenwijken tot gevolg waar vroegere boeren in hoop op beter leven komen wonen. In China stimuleerde de overheid het platteland, maar na 1980 vond daar de grootste en snelste verstedelijking ooit plaats. In vele Afrikaanse landen is de verstedelijking nog niet begonnen.', 1499 => false, 1500 => 'Er is een grote voorspelling dat er over 60 jaar een superheld komt genaamd SUPEROMA! Dit zou Marinde van Belle worden maar dat is nog niet bekend.', 1501 => false, 1502 => 'Een demografische transitie of demografische revolutie is de overgang van een hoog sterfte- en geboortecijfer naar een laag sterfte- en geboortecijfer binnen een bepaalde bevolkingsgroep.', 1503 => false, 1504 => 'In West-Europa werd deze overgang gemaakt tussen 1750 en 1960, dus vanaf de tweede helft van de 18e eeuw, in het klimaat van industrialisering dat in de 18de eeuw in Europa kiemde. Een gevolg was de sterke toename van de Europese bevolking in die periode. In de zuidelijke continenten startte de demografische transitie veel later en werd deze ingezet door een verbetering van de gezondheidszorg. De sterfte daalde er sneller dan de vruchtbaarheid, waardoor de toename van de bevolking er ook sterker was. In een groot deel van Afrika is de transitie nog lopend.', 1505 => false, 1506 => 'De transitie verloopt per land verschillend, waarbij de nationale geschiedenis (oorlogen etc.) het standaardbeeld kunnen verstoren. De demografische transitie in Nederland kenmerkt zich bijvoorbeeld door een tussen 1880 en 1950 slechts geleidelijk verlagen van de geboorte- en sterftecijfers, met in 1945 en 1946 een geboortegolf vanwege het eind van de Tweede Wereldoorlog. In China wordt de demografische transitie weer sterk beïnvloed door de eenkindpolitiek van de regering.', 1507 => false, 1508 => 'Inhoud', 1509 => 'Verloop Bewerken', 1510 => false, 1511 => 'Voordat de demografische transitie inzet bestaat het volgende beeld. Het sterftecijfer is relatief hoog, ook vooral onder kinderen. Veel kinderen halen de leeftijd van 5 jaar niet eens. Daarom is ook het geboortecijfer hoog. Een andere reden voor een hoog geboortecijfer is de ontoereikendheid van oudedagsvoorzieningen: de kinderen worden geacht later voor de ouders te zorgen en hoe meer kinderen, des te meer zekerheid. Bovendien zijn voorbehoedsmiddelen onbekend, niet beschikbaar, of niet geaccepteerd. Leefomstandigheden, gezondheidszorg en hygiëne zijn slecht, waardoor bij tijd en wijle epidemieën zoals mazelen, cholera en pokken grote hoeveelheden slachtoffers maken en pieken in de sterftecijfers veroorzaken. Ziekten of ernstige verwondingen lopen vaak fataal af. De bevolking groeit hierdoor niet of langzaam.', 1512 => false, 1513 => 'De economische ontwikkeling van een land of de industriële revolutie zorgen voor het inzetten van de demografische transitie. Leefomstandigheden, hygiëne en gezondheidszorg verbeteren. Hierdoor verlaagt het sterftecijfer drastisch. Met name de kindersterfte neemt af. Het geboortecijfer blijft hierbij achter en blijft nog steeds hoog. Hierdoor versnelt de bevolkingsgroei. Bovendien is het mogelijk dat dit effect versterkt wordt doordat immigranten op het economische succes afkomen en dus ook het migratiesaldo zijn steentje bijdraagt. De verstedelijking neemt hierdoor toe. Het krijgen van veel kinderen wordt hierdoor ook steeds minder lonend, bovendien kosten kinderen in een moderne economie ook meer en meer geld. Het is mogelijk dat het economisch succes leidt tot het instellen van betere pensioenregelingen waardoor kinderen niet of minder voor hun ouders hoeven te zorgen. Door de verstedelijking krijgen ook nieuwe ideeën hun ingang en vindt ontkerkelijking plaats. Voorbehoedsmiddelen worden meer en meer geaccepteerd en de seksuele revolutie en vrouwenemancipatie doen hun intrede. Door deze redenen daalt in een later stadium ook het geboortecijfer, waardoor de bevolkingsgroei weer afneemt.', 1514 => false, 1515 => 'Na het voltooien van de demografische transitie zien we een laag geboortecijfer en een laag sterftecijfer. Een vergrijzingsgolf zal zich inzetten doordat de generatie uit de demografische transitie ('babyboomers') veroudert en zelf een kleinere generatie voortbrengt. Dit kan druk op de sociale voorzieningen veroorzaken. In dit stadium zien staten zich gedwongen hun pensioenstelsels aan te passen of lopen de begrotingstekorten op omdat ze noodgedwongen de pensioentekorten uit de nationale begroting moeten aanvullen. Het is zelfs mogelijk dat door de vergrijzing het sterftecijfer het geboortecijfer overtreft en de bevolking licht gaat dalen. Wanneer de 'babyboomers' zijn overleden is ook de vergrijzing voorbij en kan men de demografische transitie als volledig voltooid zien.', 1516 => false, 1517 => 'Europa Bewerken', 1518 => false, 1519 => '1rightarrow blue.svg Zie ook Geschiedenis van Europa#De moderne tijd (± 1800 - ± 1945)', 1520 => 'De bevolking van Europa steeg van 163 miljoen in 1740 tot 408 miljoen in 1900. Dankzij betere landbouw- en veeteeltmethoden en de teelt van nieuwe gewassen (maïs, aardappels) namen de opbrengsten sterk toe en kon de groeiende bevolking gevoed worden. Dit werd ook mogelijk gemaakt door een verbetering van het klimaat. Dankzij onder meer verbetering van de hygiëne en verlaging van de huwelijksleeftijd versnelde na 1800 de groei nog. Hoewel Europa in de negentiende eeuw regelmatig geteisterd werd door uitbraken van cholera, kwamen epidemieën, met name dankzij de aanleg van drinkwaterleidingen en rioleringssystemen, na 1870 veel minder voor. Een uitzondering hierop vormde de uitbraak van de Spaanse griep in 1918/1919, waarbij miljoenen Europeanen omkwamen. De demografische transitie werd op gang gebracht door de mechanisering in de landbouw en liep grotendeels parallel aan de industriële revolutie die zorgde voor hogere productie van kleding, gereedschappen en dergelijke. Dit gaf ook uitbreiding van werkgelegenheid. De snel toenemende verstedelijking bood een woonplek aan de expanderende bevolking.', 1521 => false, 1522 => 'Er vond dus een moderniseringsproces plaats, waardoor de Europese samenleving drastisch veranderde. Op alle gebieden (economisch, sociaal, politiek, cultureel en religieus) waren de veranderingen groot.', 1523 => false, 1524 => 'Theorie van Malthus Bewerken', 1525 => '1rightarrow blue.svg Zie ook Malthusiaanse catastrofe en Malthusiaans plafond', 1526 => 'Thomas Malthus schreef in 1798 een pamflet over de demografische revolutie (An Essay on the Principles of Population). Hij beschreef daarin de wetten die de bevolkingsgroei beheersen, de bevolking zou om de 25 jaar verdubbelen in omvang, terwijl het landbouwareaal in dezelfde periode met slechts één eenheid kon toenemen. Hongersnood, ziektes en oorlogen zouden hiervan het gevolg zijn. Malthus noemde dit de repressive check. Om deze door hem voorziene catastrofes af te wenden pleitte hij voor 'preventive checks'. Hiermee doelde hij op het afwenden van crises door aanpassing van het demografisch gedrag van de bevolking. Een voorbeeld hiervan is de 'moral restraint'; het uitstellen van het huwelijk of helemaal niet huwen om nakomelingen te vermijden.', 1527 => false, 1528 => 'Rond 1845 leek het erop dat Malthus gelijk zou krijgen; een hongersnood teisterde Europa als gevolg van een massaal om zich heen grijpende aardappelziekte. Ondanks de agrarische- en industriële revolutie duurde het een aantal jaar voordat er weer voldoende voedsel en werk was voor de steeds maar groeiende bevolking. Die moest echter vaak met weinig genoegen nemen en door de bijzondere omstandigheden zoals in Oekraïne en enkele andere delen van Rusland kwamen daar nog tot ver in de twintigste eeuw miljoenen mensen om door hongersnoden. De visie van Malthus stimuleerde de industriële revolutie en de neiging tot geboortebeperking, maar zou later blijken te pessimistisch te zijn. Door bijvoorbeeld de import van nieuwe voedingsgewassen en innovatie in de bewerking van agrarische producten was er in de negentiende eeuw en later in het industrialiserende deel van de wereld geen sprake van verhoogde mortaliteitscijfers door tekorten. En met de verhoging van de productiviteit in de landbouw groeide ook in die sector nog vele tientallen jaren het aantal arbeidsplaatsen.', 1529 => false, 1530 => 'Jeugdbult Bewerken', 1531 => 'Wanneer de demografische transitie aanvangt en de sterftecijfers beginnen te dalen, zal dit in eerste instantie betekenen dat veel kinderen die voorheen jong overleden volwassen worden. De brede basis van de piramide versmalt hierdoor niet en 'schuift' op naar boven. Dit kan een 'jeugdbult' ('youth bulge') veroorzaken, een oververtegenwoordiging van jongeren in de leeftijd 18-24. Het gevolg hiervan is dat vrij plotseling een grote groep jongeren toetreedt tot een arbeidsmarkt die deze grote toevloed niet kan verwerken. De (jeugd)werkloosheid zal hierdoor explosief toenemen. Bovendien zijn jongeren gevoeliger voor nieuwe denkbeelden en gaan sneller over tot bekritiseren van de oudere generatie die de macht in handen heeft. Hiermee kan de jeugdbult politieke instabiliteit veroorzaken, uiteraard afhankelijk van hoe een land hiermee om kan gaan. De Russische econoom Korotajev wijst de aanwezigheid van een jeugdbult in Arabische landen (met name Egypte) aan als voornaamste oorzaak voor de Arabische Lente.', 1532 => false, 1533 => 'Demografische fuik Bewerken', 1534 => 'Het begrip 'demografische fuik' ('demographic trap') ziet op situaties waar de demografische transitie tot een vicieuze cirkel leidt. Dit is met name in de volgende twee situaties mogelijk:', 1535 => false, 1536 => 'De bevolkingsgroei die wordt veroorzaakt door de demografische transitie kan leiden tot overbevolking en daarmee tot een afname van de levensstandaard. Hierdoor zal het geboortecijfer hoog blijven want kinderen vormen immers een oudedagsvoorziening wanneer er geen goede pensioenregelingen bestaan (omdat hier door de slechte economische omstandigheden bijvoorbeeld geen ruimte voor is). Hierdoor blijft de bevolking onverminderd groeien waardoor de omstandigheden slecht blijven. Dit ziet men vooral wanneer de demografische transitie inzet in een gebied met weinig hulpbronnen en andere economische mogelijkheden. Een typisch voorbeeld van een gebied in een dergelijke demografische fuik is de Gazastrook. Dit is de zogenaamde 'Malthusiaanse val'.', 1537 => 'Ook aan het eind van de demografische transitie kan een land in een demografische fuik belanden, veroorzaakt door vergrijzing. Door het weglekken van financiële middelen om de vergrijzingskosten te betalen vermindert de ruimte voor consumptie en hiermee uiteindelijk ook de belastinginkomsten voor de overheid. Deze heeft hierdoor nog minder speelruimte om maatregelen te nemen waardoor de economie nog verder onder druk zal staan. Bovendien zal de zwaarder belaste generatie hierdoor nog minder geneigd zijn om aan kinderen te beginnen, aangezien kinderen duur en de economische vooruitzichten duurzaam somber zijn. Hierdoor zal een nog kleinere generatie worden voortgebracht waardoor de vergrijzing en bevolkingsdaling doorzetten. Een voorbeeld van een land dat zich in deze situatie bevindt is Japan, maar ook voor China, Rusland en de rijke West-Europese landen dreigt een dergelijke situatie te ontstaan in de nabije toekomst.', 1538 => 'Joegoslavië', 1539 => 'Historisch land', 1540 => false, 1541 => 'Grondgebied door de jaren heen van het eerste, tweede en derde Joegoslavië', 1542 => 'Joegoslavië was tussen 1918 en 2003 de naam van meerdere opeenvolgende staten in Zuidoost-Europa op de Balkan. De hoofdstad was telkens Belgrado. Vanaf 2003 heette het land Servië en Montenegro, in 2006 viel het uiteen in Servië en Montenegro.', 1543 => false, 1544 => 'Inhoud', 1545 => 'Koninkrijk Joegoslavië Bewerken', 1546 => false, 1547 => '1rightarrow blue.svg Zie Koninkrijk Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.', 1548 => 'Het eerste Joegoslavië (1917-1942) was een monarchie, die pas vanaf 1930 zo zou heten en uiteindelijk als een koninklijke dictatuur functioneerde, tot zij door de Duitsers werd ontmanteld. Van 1918 tot 1929 heette het het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen en vanaf 1929 tot 1941 het Koninkrijk Joegoslavië.', 1549 => false, 1550 => 'Republiek Joegoslavië Bewerken', 1551 => false, 1552 => '1rightarrow blue.svg Zie Socialistische Federale Republiek Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.', 1553 => 'Het tweede Joegoslavië (1943-1992) was het meest bekend: de communistische staat onder leiding van Josip Broz (beter bekend onder zijn schuilnaam en later bijnaam Tito). Deze staat heette van 1943 tot 1945 de Federale Democratische Republiek Joegoslavië, van 1945 tot 1963 de Federale Volksrepubliek Joegoslavië en van 1963 tot 1992 de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië.', 1554 => false, 1555 => 'Staatsinrichting (1946-1992) Bewerken', 1556 => 'De communisten, sinds 1945 aan de macht, riepen in 1946 na de verkiezingsoverwinning de Federale Volksrepubliek Joegoslavië uit. Staatshoofd werd Ivan Ribar, maar de werkelijke macht lag bij Josip Tito, die in 1953 het ambt van staatshoofd op zich nam.[1]', 1557 => false, 1558 => 'Tot 1963 had Joegoslavië een grondwet die sterk op die van de Sovjet-Unie leek. In 1963 werd er een nieuwe grondwet aangenomen waarin Joegoslavië de naam Socialistische Federale Republiek van Joegoslavië kreeg. Staatshoofd van Joegoslavië was de president. Josip Broz Tito, die sinds 1953 dit ambt bekleedde, bleef dit ambt vervullen en werd na de grondwetswijziging van 1974 president voor het leven. De president was tevens voorzitter van het Presidium van het Presidentschap. Dit presidium bestond uit de presidenten van de deelrepublieken, plus de voorzitter van de Joegoslavische Communistenbond. Uit hun midden werd steeds een president gekozen die het ambt één jaar mocht bekleden. Omdat Tito president voor het leven was, ging dit roulerend systeem pas in 1980 - het jaar van Tito's overlijden - in. In vergelijking met andere communistische staten bezat de president een relatief grote macht.', 1559 => false, 1560 => 'Naast het presidentschap kende men in Joegoslavië tot 1992 tevens het voorzitterschap van de Federale Uitvoerende Raad, vergelijkbaar met het ambt van minister-president of eerste minister. De Federale Uitvoerende Raad werd uit het midden van het verenigde parlement gekozen. Het ambt van minister was in 1953 afgeschaft en vervangen door dat van secretaris. De secretarissen waren dus lid van het parlement en belast met het uitvoeren van de besluiten.', 1561 => false, 1562 => 'Joegoslavië kende een tweekamerparlement (volgens de grondwetswijziging van 1974). In de Bondskamer hadden 220 leden zitting; 30 voor de zes verschillende republieken en 20 voor de twee autonome provincies. Deze vertegenwoordigers werden via getrapte verkiezingen (dat wil zeggen indirect) gekozen. De Kamer van de Republiek en de Autonome Provincies bestond uit 88 leden (12 leden voor iedere republiek, 8 leden voor iedere autonome provincie). Deze Kamer werd gekozen uit het midden van de diverse deelparlementen van de republieken.', 1563 => false, 1564 => 'De gemeenteraden hadden twee-kamers: één door burgers gekozen kamer en één door arbeiders- en boeren samengestelde kamer (bestaande uit afgevaardigden van deze beroepsgroepen).', 1565 => false, 1566 => 'De deelrepublieken hadden ieder een eigen grondwet, die echter allemaal sterk op elkaar leken. Daarnaast bezat elke republiek een eigen parlement, regering en constitutioneel hof. De autonomie van Kosovo en Vojvodina, was tot de tweede helft van de jaren tachtig groot. De Servische partijvoorzitter van de communistenbond, Slobodan Milošević heeft toen de macht der autonome provincies sterk ingeperkt en zelfs geheel ongedaan gemaakt.', 1567 => false, 1568 => 'Joegoslavische Communistenbond Bewerken', 1569 => 'De macht van de Joegoslavische Communistenbond (ook Joegoslavische Communistische Liga genaamd) was vrij groot, doch beperkter dan die van de communistische partijen in andere Oost-Europese landen. Tot zijn dood in 1980 was Tito voorzitter van de Joegoslavische Communistenbond. De communistenbond heette tot 1964 Joegoslavische Communistische Partij, maar om het idee te wekken dat de communisten in Joegoslavië minder (partij)bureaucratisch te werk gingen dan hun Sovjet-Russische collega's, werd de naam gewijzigd in communistenbond.', 1570 => false, 1571 => 'Hoogste orgaan van de Joegoslavische Communistenbond was officieel het partijcongres, maar de werkelijke macht lag bij de tijdens het partijcongres gekozen centraal comité, waaruit het dagelijks bestuur, het presidium van de communistenbond werd gekozen.', 1572 => false, 1573 => 'Socialistische Alliantie Bewerken', 1574 => 'De Socialistische Alliantie (ruim 8,5 miljoen leden) was de organisatie die alle massa-organisaties omvatte, namelijk de vakbonden, de vrouwenbonden, arbeidersraden, de kunstenaarsverenigingen en de verenigingen voor intellectuelen. De macht van de Socialistische Alliantie was groter dan die van de massa-organisaties van de omliggende communistische landen, omdat de Joegoslavische Communistenbond vaak bepaalde taken delegeerde aan de Socialistische Alliantie.', 1575 => false, 1576 => 'Ondergang Bewerken', 1577 => '1rightarrow blue.svg Zie Oorlogen in Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.', 1578 => 'Met de val van het communisme tussen 1989 en 1992 in Joegoslavië, viel het land in feite (en ook de jure) uiteen. Het uiteenvallen van het land ging in de periode van 1992-1999 gepaard met een serie van bloedige (burger)oorlogen.', 1579 => false, 1580 => 'Federale Republiek van Joegoslavië (1992-2003) Bewerken', 1581 => false, 1582 => false, 1583 => 'Uiteenvallen Joegoslavië', 1584 => '1rightarrow blue.svg Zie Federale Republiek Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.', 1585 => 'Het derde Joegoslavië (1992-2003) ontstond uit de Joegoslavische Oorlog. Het omvatte Servië en Montenegro. De officiële naam was de Federale Republiek Joegoslavië. Ook werd in de beginjaren wel gesproken over Klein-Joegoslavië. Vrijwel alle republieken gingen verder als onafhankelijke staten behalve Servië en Montenegro, die een nieuwe federatie oprichtten. De naam van het land werd de Federale Republiek Joegoslavië, waarop grote kritiek kwam uit sommige voormalige Joegoslavische republieken. Volgens hen mochten Servië en Montenegro de naam Joegoslavië niet gebruiken, omdat zij daarmee probeerden een continuïteit tussen het oude Joegoslavië en de Servisch-Montenegrijnse rompstaat te creëren - iets wat niet strookte met de internationaal-rechterlijke successie. Op 28 april 1992 werd er een grondwet aangenomen. Het collectieve presidentschap werd vervangen door een gekozen presidentschap. De president trad op als staatshoofd en opperbevelhebber van de strijdkrachten. De president werd door het verenigde parlement gekozen. Aan het hoofd van de Ministerraad stond een federaal premier.', 1586 => false, 1587 => 'Het federale parlement bestond uit twee-kamers, de Raad van de Republieken, bestaande uit vertegenwoordigers van de deelrepublieken Servië en Montenegro, en een Raad van Burgers, bestaande uit 138 direct gekozen leden. In deze nieuwe federatie had de Joegoslavische Communistenbond geen monopoliepositie meer. De bond werd daarna opgeheven. De feitelijke opvolger van de communistenbond werd Slobodan Milošević's Servische Socialistische Partij (SSP), die tot de val van Milošević in 2000 een niet-officiële monopoliepositie bezat. Vooral in de beginperiode van Milošević' bewind was de SSP machtig, daarna moest het de macht delen met andere partijen, waaronder die van de echtgenote van Milošević, Mira Markovic, de Unie van Verenigd Links (een orthodox-communistische partij). Na de val van Milošević kwam Vojislav Koštunica (1944) van de sociaaldemocratische Servische Democratische Partij (SSD) aan de macht.', 1588 => false, 1589 => 'De Federale Republiek Joegoslavië kwam in 2003 ten einde en werd vervangen door de losse federatie Servië en Montenegro (nieuwe grondwet 4 februari 2003). Op 3 juni 2006 hield deze confederatie ook op met bestaan, nadat Montenegro na een referendum de onafhankelijkheid uitriep.', 1590 => false, 1591 => 'Geschiedenis in vogelvlucht Bewerken', 1592 => false, 1593 => '1918: in de nasleep van de ontmanteling van Oostenrijk-Hongarije na de Eerste Wereldoorlog wordt door samengaan van het Koninkrijk Servië enerzijds en de Staat SHS anderzijds het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen gevormd, met de Serviër Peter I als koning. De kiem voor latere conflicten is meteen gelegd, omdat Servië voor een eenheidsstaat pleit terwijl Kroatië meer ziet in een federatie. Servië drijft zijn zin door. Kroatië probeert zich in 1928 los te maken nadat een belangrijke Kroaat in het parlement wordt doodgeschoten.', 1594 => '1919: de noordgrens van het nieuwe Koninkrijk werd geregeld in het Verdrag van Saint-Germain.', 1595 => '1920: de westgrens van het nieuwe Koninkrijk werd geregeld in het Verdrag van Rapallo.', 1596 => false, 1597 => 'Joegoslavië rond 1990.', 1598 => '1: Slovenië;', 1599 => '2: Kroatië;', 1600 => '3: Bosnië en Herzegovina;', 1601 => '4: Servië;', 1602 => '4a: Vojvodina;', 1603 => '4b: Kosovo;', 1604 => '5: Montenegro;', 1605 => '6:Macedonië;', 1606 => 'A: Adriatische Zee', 1607 => '1924: het verdrag van Rome wijst het door Italië reeds bezette Rijeka definitief toe aan Italië.', 1608 => '1929: Alexander, koning sinds 1921, ontbindt het parlement en het stelt een persoonlijke dictatuur in. Deze periode werd bekend als de zes-januari-dictatuur, ontleend aan de datum waarop de dictatuur werd afgekondigd.', 1609 => '1929: op 3 oktober wordt de landsnaam gewijzigd in Joegoslavië (= Zuid-Slavië) en verdwijnen alle verwijzingen naar de volkeren, die deel uitmaken van het land. De verschillende gebieden worden voortaan naar rivieren vernoemd.', 1610 => '1931: in september verkondigt de koning de geoctrooieerde grondwet, waarmee het Koninkrijk Joegoslavië een erfmonarchie werd onder leiding van het Huis Karađorđević.', 1611 => '1939: Kroatië krijgt meer autonomie. De Joegoslavische regering sluit zich in maart 1941 aan bij de asmogendheden. Serviërs komen hier tegen in opstand, werpen de regering van prins-regent Paul omver en zetten koning Peter II op de troon. Hierop valt Duitsland het land binnen, dat na de capitulatie verdeeld wordt en deels onder Italiaans, Duits, Hongaars en Bulgaars bestuur komt. Zie ook Tweede Wereldoorlog.', 1612 => '1944: communistische partizanen aangevoerd door Tito bevrijden in oktober Belgrado, met hulp van sovjettroepen. Een jaar later worden er verkiezingen gehouden, met slechts één lijst. In 1946 wordt de monarchie afgeschaft en de Federale Volksrepubliek Joegoslavië ingesteld, bestaande uit de zes republieken Servië, Kroatië, Slovenië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Macedonië en twee autonome gebieden: Kosovo en Vojvodina.', 1613 => '1948: breuk met de Sovjet-Unie. Joegoslavië weigert verdere betutteling en kiest voor een onafhankelijke koers binnen het communisme; op buitenlands gebied behoorde het land vanaf het begin in 1961 tot de drijvende krachten achter de Organisatie van Niet-gebonden Landen.', 1614 => '1974: een door Edvard Kardelj geïnspireerde nieuwe federale grondwet wordt aangenomen, die het centralisme vermindert en de republieken meer bevoegdheden toekent.', 1615 => '1980: Tito overlijdt. Tegenstellingen tussen de verschillende nationaliteiten komen verder aan de oppervlakte. Servië wordt steeds dominanter.', 1616 => '1981: oproer in Kosovo. De provincie telt voor elke 1000 inwoners 337 ambtenaren, 228 Serviërs en 109 Albanezen, hoewel bijna 85% van de bevolking Albanees is (1981). 20.000 studenten scanderen Kosovo - republiek.', 1617 => '1985: In 1985 waren er 699 stakingen, tweemaal meer dan in 1984, viermaal meer dan in 1983. De economische situatie verslechtert in snel tempo.', 1618 => '1986: het Sanu-Memorandum verschijnt. In dit door Dobrica Ćosić geïnspireerde en onder leiding van leidende Servische intellectuelen geschreven manifest van de Servische Academie van Kunsten en Wetenschappen wordt het Servische volk als cultureel, economisch en politiek bedreigd afgeschilderd en eisen zij "de totale nationale en culturele eenheid van het Servische volk, ongeacht de republiek of provincie waarin het leeft".', 1619 => '1986: Slobodan Milošević wordt Servisch partijleider.', 1620 => '1988: In de autonome provincie Vojvodina belegeren Servische nationalisten het parlement en eisen het aftreden van de regering. In november verzamelen zich tienduizenden Serviërs in een geregisseerde demonstratie voor het afschaffen van de autonomie van Kosovo.', 1621 => '1989: Milošević wipt zijn vriend en voorbeeld Ivan Stambolić uit het zadel en wordt president van Servië. In de republiek Montenegro belegeren Servische nationalisten het parlement en eisen het aftreden van de regering. Deze treedt af en bondgenoot van Milošević Momir Bulatović neemt de regering over. Staking en protest in Kosovo over het voorstel van Servië de autonomie van Kosovo af te schaffen; in Slovenië worden in één dag 450.000 handtekeningen onder solidariteitsbetuigingen voor de Albanezen opgehaald, meer dan een op de vijf Slovenen ondertekent. Het parlement van Kosovo wordt door Servische tanks omsingeld en gedwongen met de afschaffing van de autonomie in te stemmen, Albanese leiders waaronder Azem Vllasi worden gearresteerd.', 1622 => '1989: Ibrahim Rugova richt in Kosovo de Democratische Liga van Kosovo (LDK) op, die zich vreedzaam wil verzetten tegen de door Milošević uitgeroepen noodtoestand en buitenwerkingstelling van het rechtssysteem in Kosovo.', 1623 => 'april 1990: in de republieken Slovenië (twee kiesrondes op 8 april en 12 april), Kroatië (twee kiesrondes op 22 april en 7 mei), Bosnië en Herzegovina (18 november), Macedonië (25 november), Servië en Montenegro (9 december en 23 december) worden vrije verkiezingen gehouden. In Slovenië en Kroatië, de welvarendste landsdelen, winnen pro-onafhankelijkheidspartijen; in Servië en Montenegro winnen de nationalisten Milošević en Momir Bulatović. In Macedonië werd weliswaar de nationalistische VMRO grootste partij maar deze kon geen dominante positie veroveren, terwijl in Bosnië en Herzegovina naar etnische scheidslijnen gestemd werd en Alija Izetbegović er de grootste partij leidde.', 1624 => 'mei 1990: op 13 mei 1990 leidde een voetbalwedstrijd tussen GNK Dinamo Zagreb en Rode Ster Belgrado tot etnische conflicten. Het was een soort voorbode van de op til zijnde burgeroorlog. De fans van de Rode Ster riepen: "We zullen Tudjman doden". De Dynamosupporters gooiden met stenen.', 1625 => '23 december 1990: Slovenië houdt een volksraadpleging over de Sloveense soevereiniteit, waarbij de opkomst 93,2% is en zich 88,5% voor een onafhankelijk en zelfstandig Slovenië uitspreekt.', 1626 => '1991: Politiek leiders zoals George Bush en zijn minister James Baker, Jacques Delors, Hans van den Broek en Gianni de Michelis, Lawrence Eagleburger en vele anderen spreken namens hun regeringen hun steun uit voor de centralistische krachten in Joegoslavië en het behoud van de federatie.', 1627 => '1991: in juni verklaren Slovenië en Kroatië zich onafhankelijk. Het federale leger (vnl. bestaande uit Serviërs) grijpt in. Tien dagen oorlog tegen Slovenië die eindigt met het Akkoord van Brioni; tegen Kroatië duurt de oorlog tot begin 1992. In beide gevallen verliest de federale overheid. Tegen de onafhankelijkheid van Macedonië, in september, wordt niet opgetreden. Het leger heeft namelijk de handen vol aan de oorlog tegen de Kroaten.', 1628 => '1992: in februari kiest een meerderheid van de kiezers in Bosnië en Herzegovina voor onafhankelijkheid, in een volgens de Bosnische grondwet ongeldig referendum (een dergelijk besluit kon slechts genomen worden als er een meerderheid binnen alle drie nationale volkeren, Kroaten, Bosniakken en Serviërs, voor zo'n voorstel zou bestaan). Bosnische Serviërs, gesteund door Servië, komen in verzet. Oorlog tot eind 1995, toen de Dayton-akkoorden bereikt werden.', 1629 => '1991-1992: Joegoslavië houdt op te bestaan als subject van internationaal recht.', 1630 => '1992: De deelrepublieken Servië en Montenegro roepen op 27 april een nieuwe Federale Republiek Joegoslavië uit.', 1631 => '1997: Milošević wordt president van Joegoslavië. Het Kosovaarse Bevrijdingsleger UCK treedt nadrukkelijk naar voren in het conflict in Kosovo en verkrijgt veel steun van de bevolking, sinds de in 1989 door de Democratische Liga van Kosovo begonnen vreedzame politiek van verzet nog steeds geen vruchten afwerpt. Het gezag van Liga-leider Ibrahim Rugova brokkelt af ten gunste van het UCK, dat naar onafhankelijkheid streeft.', 1632 => '1998: Gevechten in Kosovo. Tienduizenden Albanezen slaan op de vlucht voor het geweld. In oktober eist de VN-Veiligheidsraad dat er een einde komt aan de gevechten en dat het Servische leger zich terugtrekt uit Kosovo. De Raad stelt een ultimatum, en de NAVO dreigt in te grijpen als er geen gehoor aan wordt gegeven. Uiteindelijk wordt een staakt-het-vuren bereikt; waarnemers van de OVSE zien toe op naleving ervan.', 1633 => '1999: In Kosovo neemt de strijd tussen het Servische leger en politie en de Albanese guerrillabeweging UCK weer in hevigheid toe (Kosovo-oorlog). In Rambouillet en Parijs wordt onderhandeld over de staatkundige toekomst van Kosovo. De delegatie van Albanese Kosovaren gaat akkoord met het verdragsvoorstel van Rambouillet; Servië wijst dat echter af. Servië is ook niet bereid de autonomie die Kosovo vóór 1989 genoot te herstellen. Daarmee zijn de onderhandelingen mislukt. De OVSE-waarnemers worden uit Kosovo geëvacueerd en de strijd escaleert. In maart besluit de NAVO (zonder mandaat van de Veiligheidsraad van de VN) over te gaan tot militair ingrijpen. Aanvankelijk worden er alleen militaire doelen gebombardeerd, maar na enkele weken ook burgerdoelen in Servië. Nadat de bombardementen twee maanden hebben geduurd, geeft Milošević toe aan de eisen van de NAVO. In juni wordt Kosovo door de VN onder internationaal bestuur geplaatst.', 1634 => '2000: in oktober treedt Milošević af na de verkiezingswinst van Vojislav Koštunica.', 1635 => '2000: op 1 november treedt Joegoslavië toe tot de Verenigde Naties.', 1636 => '2001: Voormalig president Milošević werd in de nacht van 31 maart in zijn villa in Dedinje, een voorstad van Belgrado, gearresteerd. 's Namiddags zat hij al in de gevangenis op beschuldiging van genocide, corruptie en machtsmisbruik. Milošević wordt in juni 2001 overgedragen aan het Joegoslavië-tribunaal.', 1637 => '2002: in maart komen de Servische en Montenegrijnse regeringen overeen de federale republiek om te vormen tot een veel lossere unie met de naam Servië en Montenegro. Een belangrijke clausule in het door diplomatie van de Europese Unie bereikte akkoord is dat vóór 2005 geen referenda gehouden mogen worden over onafhankelijkheid (waar vooral het kleine Montenegro naar streeft). De federale en nationale parlementen stemmen met het plan in, en vanaf 4 februari 2003 heet het land Servië en Montenegro.', 1638 => '2004: op 1 mei treedt Slovenië toe tot de Europese Unie.', 1639 => '2006: op 11 maart wordt Slobodan Milošević dood aangetroffen in zijn cel in Den Haag, waar hij wordt berecht voor het Joegoslavië-tribunaal.', 1640 => '2006: op 21 mei kiest 55,4% van de Montenegrijnen voor onafhankelijkheid; nadat de nodige formaliteiten geregeld zijn, zal de confederatie Servië en Montenegro niet meer bestaan.', 1641 => '2008: op 17 februari roept Kosovo eenzijdig de onafhankelijkheid van Servië uit.', 1642 => '2008: Voormalig Bosnisch-Servisch president Radovan Karadžić wordt op 21 juli gearresteerd terwijl hij op weg is naar de buitenstad van Belgrado. Hij zit momenteel vast in Den Haag op beschuldiging van genocide en misdaden tegen de menselijkheid.', 1643 => '2011: De van oorlogsmisdaden verdachte Bosnisch-Servische ex-generaal Ratko Mladić is op 26 mei 2011 bij toeval opgepakt door een speciaal politieteam dat al jaren jacht op hem maakte.', 1644 => '2013: op 1 juli treedt Kroatië toe tot de Europese Unie.', 1645 => '2017: op 22 november wordt Bosnisch-Servische ex-generaal Ratko Mladić in Den Haag veroordeeld tot levenslang voor o.a. genocide.', 1646 => 'In de demografie is het bruto geboortecijfer (of de bruto nataliteit) van een bepaalde bevolkingsgroep het aantal bevallingen per 1000 personen per jaar. Het geboortecijfer wordt ook soms gebruikt om te verwijzen naar het gemiddelde aantal kinderen dat een vrouw baart gedurende haar leven. Correcter is om in dat geval te spreken over het totale geboortecijfer.', 1647 => false, 1648 => 'Inhoud', 1649 => 'Europa Bewerken', 1650 => false, 1651 => 'Het geboortecijfer is in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog sterk afgenomen. Factoren die hierbij een rol kunnen spelen, zijn:', 1652 => false, 1653 => 'de perceptie dat de kost om kinderen op te voeden ten koste gaat van de rijkdom van de ouders, ondanks de toegenomen welvaart;', 1654 => 'de veralgemening van het tweeverdienersmodel;', 1655 => 'de bredere verkrijgbaarheid van voorbehoedsmiddelen;', 1656 => 'onderwijs tot op latere leeftijd van kind en moeder.', 1657 => 'De laatste grote geboortegolf in West-Europa vond plaats in de periode 1945 - 1950; in Nederland duurde deze voort tot aan 1965. Deze periode is ook wel bekend onder de Engelse naam Baby boom.', 1658 => false, 1659 => 'In Nederland werden er in 2007 ongeveer 181.000 kinderen geboren. Van 40% hiervan waren de ouders ongetrouwd.[1]', 1660 => false, 1661 => 'Geboorteoverschot Bewerken', 1662 => false, 1663 => false, 1664 => 'Geboorteoverschot in Nederland. Gemiddeld jaarlijks geboorteoverschot in de periode 1980 tot 2000.', 1665 => ' Minder dan 3,0', 1666 => ' 3,0 - 3,5', 1667 => ' 3,5 - 4,5', 1668 => ' 4,5 - 6,0', 1669 => ' 6,0 of meer', 1670 => 'Het geboorteoverschot van een land of een bepaald gebied is het verschil tussen het aantal levendgeboren kinderen en het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners. In landen met een hoog geboortecijfer kan dit geboorteoverschot 40 ‰ bedragen, maar het kan ook negatieve waarden aannemen. Dit doet zich sinds het einde van de 20e eeuw voor in vele Europese landen. Zo bedroeg het geboorteoverschot van West-Duitsland in 1979 -2,1 ‰.[2] In dat geval spreekt men van denataliteit.', 1671 => false, 1672 => 'Beïnvloeding Bewerken', 1673 => false, 1674 => 'Sommige overheden proberen het geboortecijfer te beïnvloeden (nataliteitspolitiek).', 1675 => false, 1676 => 'Manipulatie Bewerken', 1677 => 'Dictatoriale regimes hebben daarbij omstreden middelen gebruikt of doen dat nog steeds. Zo kende China van ongeveer 1980 tot 2015 een eenkindpolitiek om de bevolkingsgroei terug te dringen, terwijl onder het bewind van Nicolae Ceaușescu in Roemenië het geboortecijfer juist opgestuwd werd na de uitvaardiging van decreet 770. Berucht is ook het nazibeleid in deze, dat doorspekt was van racisme en het streven naar een arisch Lebensraum waartoe grote gebieden veroverd en gekoloniseerd moesten worden. Teneinde daarvoor arische übermenschen te kweken werd het Lebensborn-project opgericht en kregen moeders van grote gezinnen onderscheidingen.', 1678 => false, 1679 => 'Het sterftecijfer (of de mortaliteit) is het jaarlijkse aantal sterfgevallen per 1000 mensen.', 1680 => false, 1681 => 'Men onderscheidt:', 1682 => false, 1683 => 'Het bruto sterftecijfer, het totale jaarlijkse aantal sterfgevallen per 1000 mensen.', 1684 => 'Het zuigelingensterftecijfer, het jaarlijkse aantal sterfgevallen van kinderen jonger dan één jaar oud per duizend levendgeborenen.', 1685 => 'Merk op dat het bruto sterftecijfer zoals hierboven bepaald en toegepast op een gehele bevolking een misleidende indruk kan geven. Bijvoorbeeld kan het aantal sterfgevallen per 1000 mensen hoger zijn voor ontwikkelde naties dan in minder ontwikkelde landen, ondanks dat de gezondheidsstandaard beter is in ontwikkelde landen. Dit komt doordat in ontwikkelde landen meer oudere mensen zijn, die in een bepaald jaar een hogere kans hebben om dood te gaan dan jongeren, zodat het totale sterftecijfer hoger kan zijn. Een vollediger beeld van mortaliteit wordt gegeven door een "sterftetafel" die afzonderlijke mortaliteit op elke tijd samenvat. Een sterftetafel is noodzakelijk om een goede raming van het levensverwachting te geven.', 1686 => false, 1687 => 'Om sterftecijfers in een ziekenhuizen te vergelijken is de Hospital Standardized Mortality Ratio (HSMR) ontwikkeld.', 1688 => false, 1689 => 'Inhoud', 1690 => 'Statistieken Bewerken', 1691 => false, 1692 => 'Nederland in verhouding tot Europa Bewerken', 1693 => 'Het sterftecijfer van Nederland is met 8,5 (2013) lager dan het gemiddelde sterftecijfer in de Europese landen. Gemiddeld stierven er in de Europese Unie 9,7 mensen per 1000 inwoners in 2008. In Bulgarije is het sterftecijfer met 14,3 (2013) het hoogst. In Ierland is het sterftecijfer het laagst met 6,4 (2013).', 1694 => false, 1695 => 'Sterftecijfers in Nederland Bewerken', 1696 => 'Uit de statistieken blijkt dat de meeste sterfgevallen plaatsvinden in de provincie Zeeland, met 9,6 personen per 1000 inwoners (2004, CBS Doodsoorzakenstatistiek). Zeeland heeft een hoog percentage 65-plussers.', 1697 => false, 1698 => 'De gemeente met het hoogste sterftecijfer is Warmond, met in de periode 2000-2004 21,5 mensen per 1000 inwoners.', 1699 => false, 1700 => 'Flevoland heeft het kleinste aantal sterfgevallen in Nederland. In 2004 stierven er 5,1 per 1000 inwoners. De gemeente Zeewolde heeft 3,3 sterfgevallen per 1000 inwoners en heeft daarmee het laagste gemeentelijke sterftecijfer van Nederland. Het lage sterftecijfer wordt veroorzaakt door een laag aandeel ouderen in Flevoland.', 1701 => false, 1702 => 'Zuigelingensterfte Bewerken', 1703 => 'De tien landen met het hoogste zuigelingensterftecijfer zijn[1]:', 1704 => false, 1705 => 'Land Sterftecijfer', 1706 => 'Angola 196', 1707 => 'Afghanistan 166', 1708 => 'Sierra Leone 145', 1709 => 'Mozambique 137', 1710 => 'Liberia 131', 1711 => 'Niger 123', 1712 => 'Somalië 119', 1713 => 'Mali 118', 1714 => 'Tadzjikistan 112', 1715 => 'Guinee-Bissau 109', 1716 => 'Bron: World Factbook 2004 (CIA).', 1717 => false, 1718 => 'Verschil sterftecijfer tussen man en vrouw Bewerken', 1719 => 'Gemiddeld is de totale sterfte onder mannen ongeveer anderhalf keer zo hoog als onder vrouwen. Uiteraard zijn er verschillen per land.', 1720 => false, 1721 => 'In Polen is bijvoorbeeld het sterftecijfer onder mannen 12,2 per 1000 inwoners terwijl onder vrouwen het sterftecijfer 6,8 per 1000 is.', 1722 => false, 1723 => 'In Nederland is dat 8,8 en 5,6 per 1000 voor mannen en vrouwen respectievelijk.', 1724 => false, 1725 => 'In de EU mag dit verschil geen rol spelen bij pensioenpremies en -uitkeringen. Vanaf eind 2012 ook niet bij premies en uitkeringen van overlijdensrisicoverzekeringen en lijfrenten.', 1726 => false, 1727 => 'Tarzan leeft in de jungle die langzamerhand gekapt wordt. Dit is natuurlijk erg jammer en Tarzan is natuurlijk erg cool. Dat is waarom hier een klein stukje over Tarzan staat.', 1728 => false, 1729 => 'Tarzan is een fictieve held, die bedacht werd door Edgar Rice Burroughs. Hij verscheen voor het eerst in Tarzan of the Apes in 1912. Dat afgeronde verhaal was een groot succes, met het gevolg dat de schrijver nog 23 avonturen met Tarzan ging schrijven.', 1730 => false, 1731 => 'Tarzan', 1732 => 'Harikalar Diyari Tarzan 06007 nevit.jpg', 1733 => 'Debuut', 1734 => 'Tarzan of the Apes', 1735 => 'Bedacht door', 1736 => 'Edgar Rice Burroughs', 1737 => 'Persoonsinformatie', 1738 => 'Volledige naam', 1739 => 'John Clayton, Lord Greystoke II', 1740 => 'Soort', 1741 => 'Mens', 1742 => 'Geslacht', 1743 => 'Man', 1744 => 'Nationaliteit', 1745 => 'Brits', 1746 => 'Specialiteit', 1747 => 'Verhoogde zintuigen. Reflexen, behendigheid en spierkracht van ver boven normaal menselijke niveau.', 1748 => 'Familie', 1749 => 'Huwelijk', 1750 => 'Jane Porter', 1751 => 'Portaal Portaalicoon Media', 1752 => 'Inhoud', 1753 => 'Personage Bewerken', 1754 => false, 1755 => 'Tarzan is de verweesde zoon van aristocratische Engelse ouders, John en Alice Clayton, ofwel Lord en Lady Greystoke, die eind 19e eeuw stranden aan de westkust van Afrika na een muiterij aan boord van het schip dat hen naar Afrika brengt. Ze proberen te overleven in het oerwoud aan de kust. Wanneer zijn ouders overlijden wordt de mensenbaby door de apin Kala, die net haar eigen jong verloren heeft, geadopteerd en opgevoed. Tarzans echte naam is John Clayton, Lord Greystoke. De naam Tarzan ('blanke huid') krijgt hij van Kala. De enige mensen met wie Tarzan gedurende de eerste 18 jaren van zijn leven in contact komt, zijn de leden van een kannibalenstam. Een van hen, Kulonga, vermoordt Tarzans voedster-pleegmoeder Kala, waarna Tarzan bloedig wraak neemt.', 1756 => false, 1757 => 'Jaren later vindt Tarzan in het hutje van zijn echte ouders een aantal kinderboekjes, die zijn ouders met vooruitziende blik mee hadden genomen. Met behulp van de plaatjes en letters leert hij zichzelf lezen en schrijven, maar een menselijke taal leert hij pas veel later - wanneer hij door blanken wordt ontdekt. De eerste mensen die hij leert kennen zijn de jonge Amerikaanse Jane Porter, haar vader en de Franse luitenant-ter-zee Paul D'Arnot. Van die laatste leert hij de eerste menselijke taal spreken, en wel het Frans, en later ook Engels. D'Arnot zal voor de rest van zijn leven ook Tarzans beste vriend blijven, en neemt hem mee naar de beschaafde wereld.', 1758 => false, 1759 => 'De Porters zijn samen met nog een groep andere mensen achtergelaten in Afrika door muiters. Tarzan en Jane ontmoeten elkaar en worden op slag verliefd. Wanneer Jane terugkeert naar Amerika, gaat Tarzan haar uiteindelijk achterna. In latere boeken zijn de twee getrouwd en hebben ze een zoon genaamd Jack, wiens naam in de apentaal Korak ('de doder') luidt.', 1760 => false, 1761 => 'De meeste van de vele Tarzanfilms die in de loop der jaren gemaakt zijn, doen geen recht aan het oorspronkelijke personage dat schrijver Burroughs schiep, maar hun minder complexe beeld van de wilde 'aapmens' werd spreekwoordelijk.', 1762 => false, 1763 => 'Uiterlijk en vaardigheden Bewerken', 1764 => false, 1765 => 'Tarzan is in de originele boeken van schrijver Edgar Rice Burroughs (1875-1950) een held met voornamelijk goede eigenschappen. Hij is een grote, zeer atletisch gebouwde blanke man, met grijze ogen en zwart haar. Hij is zeer intelligent en leert makkelijk en snel een nieuwe taal.', 1766 => false, 1767 => 'Tarzans opvoeding onder de mensapen en zijn jarenlange leven in de jungle gaven hem vaardigheden welke die van de meeste mensen te boven gaan. Hij heeft extra scherpe zintuigen. Zo kan hij op kilometers afstand een vijand horen aankomen of gevaar ruiken. Hij draagt doorgaans enkel een lendendoek. Bij voorkeur beweegt hij zich voort door zich in de hoge boomterrassen van tak naar tak te slingeren en te springen. Van lianen maakt hij zelden of nooit gebruik, hoewel die in de films vaker te zien zijn.', 1768 => false, 1769 => 'In gevechten met wilde dieren komt hij steeds als overwinnaar uit de bus.', 1770 => false, 1771 => 'Van alle diersoorten in de jungle kan Tarzan, in tegenstelling tot wat niet-kenners denken, alleen met apen communiceren, al heeft hij ook een speciale band met olifanten, die hem op de een of andere manier enigszins lijken te verstaan. Olifanten komen hem ook te hulp wanneer hij die in noodsituaties te hulp roept.', 1772 => false, 1773 => 'Tarzan heeft door het gebruik van bijzondere pillen, die hij verkreeg via een mysterieuze Kavurustam en een behandeling door een zwarte toverdokter, de 'eeuwige jeugd'. In het laatste door Burroughs voltooide Tarzanboek, dat zich afspeelt aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, ziet hij er uit als een man van ergens in de twintig. In werkelijkheid is hij dan echter al tegen de zestig jaar oud. Ook zijn vrouw Jane en zijn trouwe aapje Nkima slikten die pillen regelmatig. Tarzans liefde voor zijn vrouw Jane is onvoorwaardelijk, en hij wijst dan ook geregeld toenaderingspogingen van andere vrouwen af, zelfs wanneer die vrouwen mooier en interessanter dan Jane zijn; in de romans van schrijver Edgar Rice Burroughs zijn dat bijvoorbeeld Koningin Nemone en Hogepriesteres La van de verloren stad Opar.', 1774 => false, 1775 => 'Uitwerking Bewerken', 1776 => false, 1777 => 'Tarzan is een van de bekendste fictieve personen ter wereld. Behalve in meer dan twee dozijn boeken van Burroughs en een aantal van andere auteurs, duikt hij ook op in veel films, televisieseries, stripseries en hoorspelen.', 1778 => false, 1779 => 'Hoewel het auteursrecht op het originele verhaal van Tarzan inmiddels is verlopen in de Verenigde Staten, is de naam Tarzan nog wel auteursrechtelijk beschermd. De rechten zijn in handen van Edgar Rice Burroughs, Inc..', 1780 => false, 1781 => 'Kritiek Bewerken', 1782 => false, 1783 => 'Het eerste Tarzanboek was een groot succes, maar de latere boeken werden vaak minder goed ontvangen. Een veel gehoord punt van kritiek was dat de boeken te veel een vaste formule aanhielden die telkens herhaald werd.', 1784 => false, 1785 => 'In de jaren zeventig van de twintigste eeuw kwam er kritiek dat de Tarzanverhalen en films racistisch zouden zijn. Burroughs was een kind van zijn tijd, en sommige elementen uit zijn boeken kunnen tegenwoordig racistisch overkomen. Zo worden de Afrikaanse inboorlingen die in de verhalen voorkwamen regelmatig op een stereotype en negatieve manier neergezet. Aan de andere kant wordt de stam der Waziri, die Tarzan onder hen opneemt wanneer hij hen helpt in hun gevecht tegen Arabische slavenhandelaars, door Burroughs beschreven als prachtmensen. Zij spelen in meerdere Tarzan-romans een beduidende rol. Verder deed Burroughs voor die tijd gewaagde uitspraken, die hem niet in dank werden afgenomen door de voorstanders van verschillende rassentheorieën. Critici gaan daar, al dan niet opzettelijk, nogal eens aan voorbij.', 1786 => false, 1787 => 'Nevenpersonages Bewerken', 1788 => false, 1789 => 'Tarzan heeft in diverse versies intelligente dieren als vriend. De chimpansee Cheetah is daarvan het bekendste voorbeeld. In de originele boeken van Burroughs komt die echter niet voor. Sterker nog, in de boeken komen helemaal geen chimpansees voor. De vaste begeleider van Tarzan, het zeer kleine aapje Nkima, is een druktemaker met een bloeddorstig karakter, maar zeer behulpzaam in noodgevallen.', 1790 => false, 1791 => 'Een bij de mens onbekende grote apensoort, grijs van haarkleur, in de boeken de 'Mangani' genoemd, is die waarbij Tarzan opgroeide en waarvan hij later 'koning' werd. De gorilla's ('Bolgani') zijn de doodsvijanden van die apenstam, en dus ook van Tarzan. Met olifanten heeft Tarzan een bijzondere en sterke band. Hij noemt deze diersoort 'Tantor' (dat is dus niet de naam van één specifieke olifant). Jad-Bal-Ja, de 'gouden leeuw', is een reusachtige leeuw met zwarte manen, afgericht door Tarzan die het dier als welpje vond. Samen met hem beleeft Tarzan diverse avonturen.', 1792 => false, 1793 => 'Boeken Bewerken', 1794 => false, 1795 => 'Door Edgar Rice Burroughs Bewerken', 1796 => 'Tarzan of the Apes (1912)', 1797 => 'The Return of Tarzan (1913)', 1798 => 'The Beasts of Tarzan (1914)', 1799 => 'The Son of Tarzan (1915)', 1800 => 'Tarzan and the Jewels of Opar (1916)', 1801 => 'Jungle Tales of Tarzan (1916, 1917)', 1802 => 'Tarzan the Untamed (1919, 1921)', 1803 => 'Tarzan the Terrible (1921)', 1804 => 'Tarzan and the Golden Lion (1922, 1923)', 1805 => 'Tarzan and the Ant Men (1924)', 1806 => 'Tarzan, Lord of the Jungle (1927, 1928)', 1807 => 'Tarzan and the Lost Empire (1929)', 1808 => 'Tarzan at the Earth's Core (1930)', 1809 => 'Tarzan the Invincible (1930, 1931)', 1810 => 'Tarzan Triumphant (1932)', 1811 => 'Tarzan and the City of Gold (1932)', 1812 => 'Tarzan and the Lion Man (1933, 1934)', 1813 => 'Tarzan and the Leopard Men (1935)', 1814 => 'Tarzan's Quest (1935,1936)', 1815 => 'Tarzan and the Forbidden City (1938)', 1816 => 'Tarzan the Magnificent (1939)', 1817 => 'Tarzan and the Foreign Legion (1947)', 1818 => 'Tarzan and the Madman (1964)', 1819 => 'Tarzan and the Castaways (1965)', 1820 => 'Nederlandse uitgaven Bewerken', 1821 => 'Met uitzondering van de laatste twee zijn al deze verhalen in een Nederlandse vertaling uitgebracht. De eerste vertalingen verschenen in 1920 bij uitgeverij Blankwaardt & Schoonhoven te Rijswijk, spoedig gevolgd door uitgeverij Gebr. Graauw in Amsterdam en Soerabaja.', 1822 => false, 1823 => 'De compleetste serie werd in de jaren 1965 tot en met 1968 uitgebracht door uitgeversmaatschappij West-Friesland te Hoorn, in de zogenaamde Witte Raven-serie. De Nederlandse titels luidden daarbij als volgt:', 1824 => false, 1825 => 'Tarzan van de apen', 1826 => 'De terugkeer van Tarzan', 1827 => 'Tarzan en zijn dieren', 1828 => 'De zoon van Tarzan', 1829 => 'Tarzan en de juwelen van Opar', 1830 => 'Tarzan in het oerwoud', 1831 => 'Tarzan de ontembare', 1832 => 'Tarzan de verschrikkelijke', 1833 => 'Tarzan en de gouden leeuw', 1834 => 'Tarzan en het mierenvolk', 1835 => 'Tarzan, heerser van het oerwoud', 1836 => 'Tarzan en het verloren rijk', 1837 => 'Tarzan in de onderwereld', 1838 => 'Tarzan de onoverwinlijke', 1839 => 'Tarzan triomfeert', 1840 => 'Tarzan in de gouden stad', 1841 => 'Tarzan en de leeuwman', 1842 => 'Tarzan en het luipaardenvolk', 1843 => 'Tarzan's waagstuk', 1844 => 'Tarzan en de verboden stad', 1845 => 'Tarzan de geweldige', 1846 => 'Tarzan en het vreemdelingenlegioen', 1847 => 'Door andere auteurs Bewerken', 1848 => 'Na de dood van Burroughs hebben veel auteurs hun eigen Tarzanverhalen gepubliceerd, vaak zonder toestemming van Burroughs’ nabestaanden of van zijn estate. In sommige gevallen werd zulke publicatie tijdig tegengehouden, maar veel boeken zijn toch in de handel gebracht.', 1849 => false, 1850 => 'Tegenwoordig verschijnen er echter weer nieuwe Tarzan verhalen, die met toestemming van de rechthebbenden, ERB.Inc., worden uitgebracht.', 1851 => false, 1852 => 'Verfilmingen Bewerken', 1853 => false, 1854 => 'De boeken van Burroughs hadden zoveel succes dat Hollywood interesse toonde voor verfilmingen van de boeken. Het verhaal, met held Tarzan, vriendin Jane en wilde dieren in de jungle, sprak het grote publiek aan.', 1855 => false, 1856 => 'Volgens de Internet Movie Database zijn er tussen 1918 en 1999 88 films gemaakt over Tarzan. De eerste Tarzanfilm kwam uit in 1918 met Elmo Lincoln als Tarzan. Dat was een stomme film, net als een aantal films die hierop volgden.', 1857 => false, 1858 => 'Vanaf 1932 werd Tarzan wereldberoemd, toen de imposant gebouwde zwemkampioen Johnny Weissmuller de rol van Tarzan vertolkte. De succesvolste Tarzanfilms werden gemaakt tussen 1932 en 1948 met Weissmuller als Tarzan en Maureen O'Sullivan als Jane. De beroemdste uitspraak van de verbaal stuntelige Tarzan ten overstaan van de eerste menselijke vrouw die hij in de gedaante van Maureen tegenkwam was: "Me Tarzan, you Jane!"', 1859 => false, 1860 => 'Dat is echter een misvatting die een eigen leven is gaan leiden, nadat een slecht geïnformeerde journalist die ooit zo neerschreef. Die woorden werden namelijk nooit zo uitgesproken door Weissmuller. Hij wijst in de bewuste filmscène namelijk naar Jane, en noemt haar naam, om vervolgens naar zichzelf te wijzen en 'Tarzan' te zeggen. Daarna volgt een herhaling van hetzelfde.', 1861 => false, 1862 => 'De Weissmuller Tarzan versie week echter enorm af van de oorspronkelijke Tarzan, zoals die bedacht werd door schrijver Burroughs. Dat was deels te wijten aan Burroughs zélf, want die liet per contract met de filmmaatschappij MGM vastleggen, dat men geen enkele verhaallijn, of personage uit zijn oorspronkelijke boeken in de films mocht gebruiken. Alleen de namen Tarzan en Jane mocht men gebruiken, waarbij Jane dan zelfs nog een andere dan de oorspronkelijke achternaam kreeg, Parker, in plaats van Porter. Burroughs zou later, na het zien van een van Weissmullers Tarzanfilms, hoofdschuddend de uitspraak doen "Ik geef hen een prachtige intelligente held, en ze maken er een boerenpummel van".', 1863 => false, 1864 => 'In 1935 produceerde schrijver Burroughs zelf een 'filmserial', The New Adventures of Tarzan, later in kortere versie heruitgebracht als (The New Adventures of Tarzan en Tarzan and The Green Goddess (1938). De acteur die in deze films de hoofdrol speelde, olympisch kampioen kogelstoten Herman Brix (die zich later Bruce Bennett zou noemen), geldt tot op de dag van vandaag voor de fans van Burroughs als de meest Burroughs-getrouwe Tarzanacteur ooit.', 1865 => false, 1866 => 'In de jaren zestig van de 20e eeuw was er een grote opleving van de populariteit van Tarzan. Boeken en stripverhalen vlogen als warme broodjes over de toonbanken, en Tarzanfilms en -televisieseries volgden. In die periode werden er een aantal van de beste Tarzanfilms gemaakt: Tarzan's Greatest Adventure en Tarzan The Magnificent, met de gespierde Gordon Scott in de hoofdrol, gelden als toppers uit het genre, en staan veel dichter bij het origineel dan de films met Weissmuller en zijn opvolger Lex Barker. Ook de films Tarzan Goes To India (financieel gezien de succesvolste Tarzanfilm ooit) en Tarzan's Three Challenges, zijn schitterende producties in breedbeeld en kleur. Daarna nam de kwaliteit van de films weer snel af. Ron Ely had wel nog veel succes als de intelligentere Tarzan, in de gelijknamige 57-delige televisieserie uit de jaren zestig.', 1867 => false, 1868 => 'In 1984 bracht regisseur Hugh Hudson de film Greystoke: The Legend of Tarzan, Lord of the Apes uit. Daarin gaat hij weer meer terug naar Burroughs' verhaal en wordt Tarzan niet meer zo dom uitgebeeld als in de Weissmullerfilms.', 1869 => false, 1870 => 'De volgende Tarzanfilm, Tarzan and The Lost City, met Casper Van Dien, was min of meer bedoeld als vervolg op Greystoke. Een te klein budget en een weinig verheffend scenario lieten de film echter floppen.', 1871 => false, 1872 => 'In 2016 verscheen een nieuwe Tarzanfilm, groots van opzet, met veel actie en special effects. Alexander Skarsgård vertolkt de rol van Tarzan. Verder staan er nieuwe Tarzanboeken en een televisieserie op stapel, met een gemoderniseerde Tarzan als hoofdpersoon. Die zal het opnemen tegen de bandieten van deze tijd, zoals milieuvervuilers. In de jaren negentig kende een poging in die richting weinig bijval; de televisieserie Tarzan, met Wolf Larson in de titelrol, werd geen succes.', 1873 => false, 1874 => 'Andere media Bewerken', 1875 => false, 1876 => 'Televisie Bewerken', 1877 => 'In 1958 nam filmacteur Gordon Scott, die Tarzan voor- en nadien vertolkte in meerdere televisie- en lange speelfilms, ook drie afleveringen op voor een eventuele televisieserie, die echter nooit van de grond kwam.', 1878 => false, 1879 => 'In 1966 verscheen de eerste live-action Tarzan-serie op NBC . Deze serie, met Ron Ely in de hoofdrol, liep van 1966 tot 1968. Een animatieserie van Filmation getiteld Tarzan, Lord of the Jungle, werd uitgezonden van 1976–1977, gevolgd door het programma Batman/Tarzan Adventure Hour (1977–1978), Tarzan and the Super 7 (1978–1980), The Tarzan/Lone Ranger Adventure Hour (1980–1981), en The Tarzan/Lone Ranger/Zorro Adventure Hour) (1981–1982).', 1880 => false, 1881 => 'In de jaren 90 verschenen er weer twee live-action Tarzanseries: Tarzán (1991) en Tarzan: The Epic Adventures (1996). Van 2001 tot 2003 zond Disney de animatieserie The Legend of Tarzan uit, die een spin-off was van hun animatiefilm.', 1882 => false, 1883 => 'De laatste televisieserie was Tarzan uit 2003, met Travis Fimmel in de hoofdrol. Deze serie werd al na acht afleveringen stopgezet.', 1884 => false, 1885 => 'Stripverhaal Bewerken', 1886 => 'Van Tarzan verschenen in Amerika tevens series stripverhalen. Deze verhalen zijn gedeeltelijk ook in het Nederlands vertaald en verschenen in verschillende uitgaven, zowel als Lilliput-strip in stripformaat als in het in Europa gangbare stripboekenformaat.', 1887 => false, 1888 => 'Toneel Bewerken', 1889 => 'Reeds in 1921 werd het originele Tarzanverhaal bewerkt tot een toneelstuk, getiteld Tarzan of the Apes. Hoofdrollen werden vertolkt door Ronald Adair en Ethel Dwyer.', 1890 => false, 1891 => 'Omdat in 1943 geen Tarzanfilms vertoond mochten worden werd er in Den Haag een eigen werk opgevoerd. Nederland had op 5 maart 1943 een toneelstuk waarin Louis Bouwmeester, Wim Sonneveld en André Carell (Kesselaar) in meespeelden.[1] In 1976 schreef Richard O'Brien een musical getiteld "T. Zee," die losjes gebaseerd was op Tarzan.', 1892 => false, 1893 => 'Op 10 mei 2006 ging de op de Disneyfilm gebaseerde musical Tarzan in première. Deze musical werd opgevoerd in meerdere landen, waaronder Nederland.', 1894 => false, 1895 => 'Ontgroening is het afnemen van het aandeel jongeren in de bevolking als gevolg van een afname van het geboortecijfer, vaak door het aflopen van een geboortegolf. Een relatief groot jeugdcohort zal volwassen worden en daarmee tot het middensegment toetreden, en een kleiner jeugdsegment blijft achter.', 1896 => false, 1897 => 'Het gevolg van ontgroening is een stijging van de gemiddelde en de mediane leeftijd van de bevolking en een toename van het aandeel werkenden op de totale bevolking. De gevolgen hiervan (kunnen) zijn:', 1898 => false, 1899 => 'De kosten van sociale verzekeringen op basis van het omslagstelsel dalen, maar zullen in de toekomst toenemen wanneer deze relatief grote groep werkenden 65 wordt;', 1900 => 'Ontgroening leidt tot vergrijzing. In het begin is deze echter marginaal, omdat het aandeel jongeren niet alleen wordt afgezet tegen het aandeel ouderen, maar ook tegen het aandeel van het (grote) middensegment.', 1901 => 'De behoefte aan scholen en onderwijzend personeel zal afnemen;', 1902 => 'Het zal tijdelijk kunnen leiden tot een groter aanbod op de arbeidsmarkt en dus werkloosheid.', 1903 => 'Deze werkloosheid treft vooral de starters op de arbeidsmarkt, waarvan een deel buiten de boot zal vallen. Omdat jongvolwassenen toch al vatbaarder zijn voor nieuwe ideeën en hun onvrede sneller ventileren. Dit kan sociale onrust tot gevolg hebben; zo kan de onrust uit het jaar 1968 worden herleid tot de naoorlogse geboortegolf, en de val van Ceaușescu tot de generatie die door decreet 770 werd gecreëerd. Ook de Arabische Lente kan worden herleid tot een door de demografische overgang gecreëerde ontgroening in veel Arabische landen.', 1904 => 'Ontgroening vormt een demografische fase in een land waar de leefomstandigheden sterk zijn verbeterd. Na het sterftecijfer is ook het geboortecijfer gedaald, en de voorheen piramidevormige leeftijdsopbouwdiagrammen van een land zullen nu de urnvorm aannemen. Als het geboortecijfer en sterftecijfer dan stabiliseren, blijft de urnvorm gehandhaafd. De ontgroening (en vergrijzing) is gestopt. Het absolute aantal jongeren kan nog wel blijven dalen, het aandeel jongeren blijft echter gelijk.' ]
Regels verwijderd in bijdrage (removed_lines)
[]
Of de wijziging wel of niet is gemaakt via een Tor-exitnode (tor_exit_node)
0
UNIX-tijdstempel van wijziging (timestamp)
1537431147
Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/Speciaal:Filterlogboek/5951"