Portugees
Het Portugees (português) is een Romaanse taal, die gesproken wordt in Portugal, Brazilië, Angola, Guinee-Bissau, Sao Tomé en Principe, Oost-Timor, Kaapverdië, Mozambique en in andere gebieden, zoals Goa en Malakka. Het is ook de officiële taal van Macau, waar er een minderheid is die Portugees spreekt. Het Portugees is verwant aan het Spaans, het Frans, het Italiaans en het Roemeens. Portugees lijkt vooral erg op Spaans.
De Portugeessprekende landen werken op taalgebied samen in de Gemeenschap van Portugeessprekende landen. Het Portugees wordt voornamelijk in Portugal en Brazilië gesproken, maar in deze gebieden verschilt de spelling, namelijk de Braziliaanse spelling wijkt af van de Portugese. Dat komt door een spellinghervorming.
In totaal spreken zo'n 267 miljoen mensen Portugees wereldwijd. 250 miljoen mensen spreken het Portugees als moedertaal, terwijl 17 miljoen Portugees als vreemde taal spreken. Hierdoor is het Portugees na het Engels, Mandarijn, Spaans en Hindi de meest gesproken taal ter wereld.
De taal
Dit hoofdstuk biedt een globaal overzicht van de belangrijkste eigenschappen van het Portugees qua uitspraak en grammatica.
Alfabet
Hieronder vind je een overzicht van het Portugese alfabet met daarachter de uitspraak van de letters:
De "K", "W" en "Y" komen alleen voor in buitenlandse namen en leenwoorden. Net als in het Frans en Spaans is de "H" een stille klank. Dat betekent dat de "H" (haast) nooit wordt uitgesproken in het Portugees.
Diakritische tekens
Daarnaast heeft Portugees ook een groot aantal speciale tekens:
- Het accent aigu (á, é, ó, é, í) geeft aan waar de klemtoon in een woord zit. Vaak ligt de klemtoon in het Portugees op de laatste lettergreep, maar bij sommige woorden is dat afwijkend. In zo'n geval maakt men gebruik van een accent aigu. Een voorbeeld is het woord água (water). Hierbij weet je dan dat de klemtoon op de eerste lettergreep valt en niet de laatste.
- Het accent grave (à) geeft aan dat twee opeenvolgende klinkers samen uitgesproken moeten worden. Vaak wordt dat teken gebruikt voor het voorzetsel "a" (naar of aan) als het samenvalt met lidwoord of een aanwijzend naamwoord. In zo'n geval wordt de klinker niet anders uitgesproken.
- Het accent circonflexe (â, ê, ô) geeft aan dat een klinker gesloten wordt uitgesproken. Ook heeft die klinker een klemtoon. Een voorbeeld is het woord avô (grootvader).
- De tilde (ã, õ) geeft een neusklank (een nasale klank) aan. Dat betekent dat de klinker via de neus uitgesproken moet worden.
- De cedille (ç) wordt net als in het Frans altijd als een "s" uitgesproken.
Lidwoorden

Geslacht | Enkelvoud | Meervoud |
---|---|---|
Bepaalde lidwoorden | ||
Mannelijk | O hombre De man |
Os hombren De mannen |
Vrouwelijk | A mulher De vrouw |
As mulheres De vrouwen |
Onbepaalde lidwoorden | ||
Mannelijk | Um hombre Een man |
Uns hombren Sommige mannen |
Vrouwelijk | Uma mulher Een vrouw |
Umas mulheres Sommige vrouwen |
In het Portugees zijn er twee bepaalde lidwoorden: o (mannelijk) en a (vrouwelijk). De taal lijkt hierdoor op het Frans en het Spaans, waar zelfstandige naamwoorden ook mannelijk of vrouwelijk zijn. Anders dan in het Frans is er niet één lidwoord voor het meervoud. Mannelijke woorden in het meervoud krijgen os als lidwoord; vrouwelijke lidwoorden in het meervoud krijgen as. Er zijn enkele regels om te bepalen of een woord mannelijk of vrouwelijk is. Toch is dat voor een groot gedeelte willekeurig. Daarom moet je bij de woorden ook leren of het mannelijk of vrouwelijk is.
Daarnaast zijn er ook twee onbepaalde lidwoorden: um (mannelijk) en uma (vrouwelijk). Ook die onbepaalde lidwoorden hebben hun eigen meervoudsvorm: uns (mannelijk) en umas (vrouwelijk). Dat laatste komt in het Nederlands niet voor, omdat je niet Ik wil een koffies kunt zeggen. In het Portugees is Eu quero uns cafés echter een correcte zin. In zo'n geval kun je "uns" vertalen als "sommige" of "enkele".
Voornaamwoorden
In het Portugees zijn er verschillende voornaamwoorden. In onderstaande tabel staan de persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij, etc.) en bezittelijke voornaamwoorden (mijn, jouw, zijn, etc.) weergegeven. Bij de bezittelijke voornaamwoorden valt op dat in het Portugees altijd een lidwoord voor het bezittelijk naamwoord verschijnt. In het Portugees zeg je dus bijvoorbeeld o meu café, wat letterlijk vertaald wordt als "de mijn koffie".
Persoon | Persoonlijke voornaamwoorden |
Bezittelijke voornaamwoorden | |||
---|---|---|---|---|---|
Mannelijk | Vrouwelijk | ||||
Enkelvoud | Meervoud | Enkelvoud | Meervoud | ||
Enkelvoud | |||||
1 | eu (ik) | o meu | os meus | a minha | as minhas |
2 | tu (jij) você (u) |
o teu o vosso |
os teus os vossos |
a tua a vossa |
as tuas as vossas |
3 | ele (hij/het) ela (zij/het) |
o seu | os seus | a sua | as suas |
Meervoud | |||||
1 | nós (wij) | o nosso | os nossos | a nossa | as nossas |
2 | vocês (jullie) | o vosso | os vossos | a vossa | as vossas |
3 | eles (hen, mannelijk) elas (hen, vrouwelijk) |
o seu | os seus | a sua | as suas |
In de tabel vallen een aantal dingen op voor de persoonlijke voornaamwoorden. In het Portugees bestaat er voor de tweede persoon enkelvoud een jij-vorm (tu) en een beleefdheidsvorm (você) zoals in het Nederlands. Bij de derde persoon zie je dat er in het Portugees twee woorden voor het (ele en ela) zijn. In het Portugees kijk je naar het woord waarna het verwijst om te bepalen of dat mannelijk of vrouwelijk moet zijn. Voor de derde persoon meervoud bestaat er ook een mannelijke en vrouwelijke vorm. Eles wordt gebruikt voor groepen die voornamelijk uit mannen bestaan; elas voor groepen die voornamelijk uit vrouwen bestaan. Wanneer een groep gemixt is, gebruik je de mannelijke vorm eles.
Werkwoorden
Net als het Spaans heeft het Portugees een heleboel werkwoordtijden. In onderstaande tabel wordt enkel de onvoltooid tegenwoordige tijd behandeld om het simpel te houden. Portugese werkwoorden worden vervoegd. Doordat iedere werkwoordsvorm zijn eigen uitgang heeft, kan het persoonlijke voornaamwoord vaak weggelaten worden. Portugeestaligen voegen die alleen toe als zij de persoon willen benadrukken. De uitgangen zijn steeds vetgedrukt.
De regelmatige werkwoorden kunnen in drie categorieën ingedeeld worden. Hierbij wordt gekeken naar de uitgang. Portugese werkwoorden kunnen drie uitgangen hebben: -ar, -er en -ir. Op basis van die uitgang kun je dan kijken welke vervoeging je moet hebben. Om dat uit te beelden geeft de tabel de volgende werkwoorden weer: cantar (zingen), comer (eten) en partir (vertrekken). Toch zijn er in het Portugees nog een groot aantal onregelmatige werkwoorden. De belangrijkste onregelmatige werkwoorden zijn ser, estar, ter en haver. "Ser" en "estar" betekenen beide "zijn", maar "ser" verwijst naar permanente kenmerken en "estar" naar tijdelijke kenmerken of locaties. "Ter" en "haver" betekenen beide "hebben", maar "ter" is het hulpwerkwoord "hebben" en "haver" betekent "hebben" als in "bezitten".
Persoon | Regelmatige werkwoorden | Onregelmatige werkwoorden (belangrijkste voorbeelden) | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
cantar (zingen) |
comer (eten) |
partir (vertrekken) |
ser (zijn, permanent) |
estar (zijn, tijdelijk) |
ter (hebben, hulpwerkwoord) |
haver (hebben, bezitten) | |
eu | canto | como | parto | sou | estou | tenho | hei |
tu/você | cantas | comes | partes | és | estás | tens | hás |
ele/ela | canta | come | parte | é | está | tem | ás |
nós | cantamos | comemos | partimos | somos | estamos | temos | havemos |
vocês | cantais | comeis | partis | sois | estais | tendes | haveis |
eles/elas | cantam | comem | partem | são | estão | têm | hão |
Daarnaast heeft het Portugees nog andere onregelmatige werkwoorden. Voorbeelden zijn medir (meten), trazer (brengen), fazer (doen), ir (gaan), saber (weten), vir (komen), dar (geven), querer (willen), poder (kunnen) en dizer (zeggen). In sommige gevallen is het één vorm die afwijkend is. In andere gevallen kunnen alle vormen volledig anders zijn. Onregelmatige werkwoorden moeten van buiten geleerd worden, omdat er geen regels voor zijn.
Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden
In het Portugees komt het bijvoeglijk naamwoord meestal achter het zelfstandig naamwoord te staan. Dat is een belangrijk verschil met het Nederlands. Toch kunnen sprekers ook het bijvoeglijk naamwoord vóór het zelfstandig naamwoord zetten als zij het bijvoeglijk naamwoord willen benadrukken. Bijvoeglijke naamwoorden ook meestal aangepast aan het geslacht van het woord. Bijvoorbeeld: het Portugese woord voor klein is "pequeno/-a". Men spreekt van uma criança pequena (een klein kind), maar van een um carro pequeno (een kleine auto). Wil men benadrukken dat de auto écht klein is, kan men um pequeno carro zeggen.
In de meeste gevallen eindigen bijvoeglijke naamwoorden in een -o of een -a. Toch zijn er ook een aantal uitzonderingen zoals bom/boa (goed) en mau/má (slecht). Ook zijn er enkele bijvoeglijke naamwoorden die niet aan het geslacht worden aangepast. Voorbeelden zijn grande (groot), feliz (vrolijk) en triste (verdrietig).
Net als in het Frans en Spaans hebben Portugese bijwoorden altijd een uitgang. In het Portugees eindigen bijwoorden vrijwel altijd in -mente. Die uitgang wordt dan toegevoegd aan de vrouwelijke vorm van een bijvoeglijk naamwoord. Het woord calmo (rustig) wordt dan calmamente. Toch zijn er ook enkele bijwoorden die niet op -mente eindigen zoals muito (veel), bem (goed) en mal (slecht).
Verspreiding en diversiteit
Officiële taal

Portugees is een officiële taal in negen landen en één afhankelijk gebied. Dat zijn:
Angola
Brazilië
Equatoriaal-Guinea, samen met Frans en Spaans.
Guinee-Bissau
Kaapverdië
Macau, samen met Mandarijn.
Mozambique
Oost-Timor, samen met Tetun.
Portugal
Sao Tomé en Principe
Hoewel het Portugees in deze tien gebieden officieel is, spreekt alleen in Portugal, Brazilië en São Tomé en Principe een meerderheid van de bevolking het Portugees als moedertaal. In de andere gebieden heeft het Portugees meer de status van lingua franca. De gebieden zijn namelijk zeer etnisch divers. In Macau spreekt slechts een zeer kleine minderheid van bevolking Portugees. Toch is het Portugees officieel vanwege historische redenen.
Daarnaast is Portugees nog een van de werktalen van de Mercosur, de Organisatie van Ibero-Amerikaanse landen (OIA), de Unie van Zuid-Amerikaanse Naties, de Organisatie van Amerikaanse Staten, de Afrikaanse Unie, de ECOWAS en de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika. Ook is het Portugees een van de officiële talen van de Europese Unie (EU).
Als vreemde taal

In Latijns-Amerika is Portugees naast het Spaans een belangrijke vreemde taal. Dat komt doordat Brazilië een zeer belangrijk land in de regio is. In Uruguay leren alle kinderen verplicht Portugees op school. Ook in buurlanden als Venezuela kunnen scholieren vaak kiezen om Portugees te leren. Toch komt het vaker voor dat Brazilianen Spaans leren dan omgekeerd. In Afrika zijn er ook een aantal landen waar Portugees een keuzevak is. Voorbeelden zijn Zuid-Afrika, Ivoorkust, Namibië en Congo-Kinshasa. Volgens de minister van Onderwijs van Portugal was het Portugees in 23 landen een (keuze)vak in 2020.
Aan de grenzen met Portugeessprekende landen wordt ook vaak Portugees gesproken. In sommige landen mengt het Portugees zich met de lokale taal. Dat zie je veel Zuid-Amerika. Aan de grenzen met Brazilië mixt het Portugees zich met Spaans. Hierdoor ontstaat een soort van een tussendialect met de naam Portuñol. Dat dialect komt vooral voor op de grens tussen Uruguay en Brazilië. In Europa wordt het Portugees vooral gesproken in landen waar veel Portugezen wonen zoals Spanje, Frankrijk, Luxemburg en België.
In enkele plaatsen in India had Portugal in het verleden koloniën, zoals Goa en Daman en Diu. Ook hadden de Portugezen koloniën op Sri Lanka en Maleisië. Nog steeds kun je hier enkele sprekers van het Portugees vinden, maar dat zijn er een stuk minder dan in het verleden. In sommige gevallen heeft het Portugees zich gemixt met de inheemse talen. Hierdoor zijn creooltalen ontstaan met Portugese invloeden.
Europees-Portugees v. Braziliaans-Portugees
Woord | Europees-Portugees | Braziliaans-Portugees |
---|---|---|
Portugees heeft twee standaarden: het Europees-Portugees en het Braziliaans-Portugees. Beide standaarden zijn in principe juist. Het Braziliaans-Portugees heeft meer sprekers, maar het Europees-Portugees wordt als officiëler gezien. Ondanks de naam wordt het Europees-Portugees niet alleen in Portugal gesproken. Ook de Afrikaanse en Aziatische Portugese gebieden gebruiken het Europees-Portugees. De verschillen tussen het Europees- en Braziliaans-Portugees zijn vergelijkbaar met de verschillen tussen het Nederlands en het Vlaams. De meeste verschillen gaan namelijk over woordenschat en uitspraak. In tegenstelling tot het Nederlands/Vlaams zijn er ook verschillen op het gebied van spelling.
Het Braziliaans-Portugees wordt nasaler (meer door de neus) uitgesproken dan het Europees-Portugees. Ook worden sommige klinkers compleet anders of langer uitgesproken. Het Braziliaans-Portugees is gebaseerd op een oude versie van het Portugees. Het Europees-Portugees is ondertussen veranderd, terwijl het Braziliaans-Portugees die verandering niet ondergaan heeft. Ook zijn er verschillen op het vlak van grammatica en zinsstructuur. In het verleden waren er ook grote verschillen op het gebied van spelling. In 1990 werd besloten om het aantal verschillen flink te verkleinen, maar er bestaan nog steeds enkele verschillen.
Sprekers van het Europees-Portugees en Braziliaans-Portugees kunnen elkaar prima verstaan. Toch kunnen er problemen ontstaan wanneer sprekers snel praten en niet gewend zijn aan het dialect.
Dialecten
In Portugal zijn er verschillende Portugese dialecten. Toch kunnen die dialecten in drie groepen verdeeld worden:
- Noordelijke dialecten: die spreken de "ei" en "ou" zuiver uit. Er is een duidelijk verschil met de "e" en "o". De "b" en "v" worden echter op bijna dezelfde manier uitgesproken. Tot deze groep behoort het dialect dat in Porto gesproken wordt.
- Zuidelijke en centrale dialecten: die dialecten hebben een verschil tussen de "v"- en de "b"-klank. Ook heeft men in die dialecten de neiging om de "ei" als "e" uit te spreken en de "ou" als "o". Tot deze groep behoord het dialect dat in Lissabon gesproken wordt en ook het dialect van de Algarve.
- Azoren en Madeira: deze eilandengroepen hebben hun eigen dialect. Het dialect is gebaseerd op de zuidelijke dialecten, maar ze hebben enkele unieke eigenschappen.
In Azië en Afrika zijn er vaak weinig dialecten, omdat het Portugees eerder als lingua franca gebruikt wordt. Ook lijkt het Portugees hier op de dialecten in het zuiden van Portugal. De kolonisten kwamen namelijk oorspronkelijk uit die regio.
In Brazilië zijn wel verschillende dialecten van het Portugees. De belangrijkste dialecten zijn de dialecten die in São Paulo en Rio de Janeiro worden gesproken. Die dialecten worden vaak gezien als de standaarduitspraak. Ook het dialect van de deelstaat Minas Gerais heeft zo'n status.
Vergelijking met het Spaans
Het Spaans lijkt meer op het Portugees dan andere Romaanse talen. Sprekers van het Spaans kunnen vaak goed Portugees lezen (en ook omgekeerd). De woorden in beide talen lijken namelijk erg op elkaar, maar hebben vaak een iets andere spelling. Zo wordt het woord "goed" in het Portugees geschreven als bom en in het Spaans als bien. Toch zijn er ook woorden compleet anders zijn. Een "straat" wordt in het Portugees rua genoemd, terwijl men in het Spaans van calle spreekt. Op het vlak van gesproken taal hebben Spaans- en Portugeestaligen grotere moeite om elkaar te verstaan. Het verschil tussen Spaans en Portugees is vergelijkbaar met het verschil tussen Nederlands en Duits.

Enkele andere grote verschillen tussen Spaans en Portugees zijn:
- In het Spaans wordt een omgekeerd vraagteken (¿) gebruikt aan het begin van een vraag en een normaal vraagteken aan het einde (?). Ook gebruikt met het omgekeerde uitroepteken (¡) aan het begin van uitgeroepen zin en een normaal uitroepteken aan het einde (!). In het Portugees bestaan het omgekeerde vraagteken en omgekeerde uitroepteken niet. Het Portugees gebruikt in die gevallen dus dezelfde leestekens als het Nederlands.
- In het Spaans komt de ñ voor als teken. In het Portugees bestaat dat tegen niet. Men gebruikt twee letters om de klank uit te beelden (nh). Het Portugees heeft weer diakritische tekens die niet in het Spaans voorkomen. Voorbeelden zijn de cedille (ç), de accent grave (à) en de accent circonflexe (â, ê, ô). De tilde (~) wordt daarnaast gebruikt op de "a" en de "o".
- Het Spaans heeft een regelmatigere uitspraak. Dat betekent dat de taal fonetischer is. Je schrijft vaak woorden zoals je ze zegt, waardoor je de spelling niet apart hoeft te leren. Je kunt vaak gewoon de regels toepassen. Het Portugees heeft meer klanken en bovendien meer uitzonderingen. Hierdoor heeft het Portugees een complexere uitspraak. Ook heeft het Portugees een iets uitgebreidere grammatica. Daarnaast wordt het Portugees nasaler (door de neusholte) uitgesproken dan het Spaans.
Overigens lijkt het Galicisch (een taal die in de Spaanse regio Galicië gesproken wordt) nog meer meer Portugees.
Woorden en zinnen
Cijfers
Hieronder de cijfers 1 t/m 20:
Seizoenen en maanden
Dagen van de week
- Maandag = Segunda-feira
- Dinsdag = Terça-feira
- Woensdag = Quarta-feira
- Donderdag = Quinta-feira
- Vrijdag = Sexta-feira
- Zaterdag = Sábado
- Zondag = Domingo
Voorbeeldzinnen
Hier zijn enkele handige voorbeeldzinnen:
Zin | Uitspraak | Betekenis |
---|---|---|
Oi Olá |
Oj Oh-lah |
Hoi (informeel) Hallo (formeel) |
Bom día Boa tarde Boa noite |
Bon die-oeg Boo-aa tar-dzjie Boo-aa nooi-tjie |
Goedendag/goedemorgen Goedemiddag Goedenavond/goedenacht |
Tudo bem? Como vai (o senhor/senhora)? |
Toedoe beng? Koe-moe vaaj (oe seen-joer/seen-joe-rha)? |
Gaat alles goed? Hoe gaat het (met u, meneer/mevrouw)? |
Tudo bem, e contrigo? Estou bem, e tu? |
Toedoe beng, ie koen-tsjie-goe? Es-tou beng, ie toe? |
Alles goed! En met jou? Alles goed! En met jou? |
Como te chamas? | Koe-moe tie tsjaa-mas? | Hoe heet je? |
Chamo-me ... O meu nome é ... |
Tsjaa-moe-mie... Oe mee noe-meh eh |
Ik heet ... Mijn naam is ... |
Muito prazer! | Moei-toe praa-zehr! | Fijn om je te ontmoeten! |
Quantos anos você tem? | Kwantoes aan-oes voe-ceh teng? | Hoe oud ben je? |
Eu tenho ... anos. | Ee-oe ten-oe ... aan-oes. | Ik ben ... jaar oud. |
És de donde? | Es dee doen-de? | Waar kom je vandaan? |
Eu sou de Holanda/Bélgica | Ee-oe sou de Ol-an-da/Bel-gie-kaa | Ik kom uit Nederland/België |
Desculpa | Des-koel-paa | Sorry |
Por favor Faz favor |
Por fah-vor Fasj fah-vor |
Alsjeblieft |
Obrigado/-a | O-brie-ga-doe/-dah | Bedankt |
Sim | Sieng | Ja |
Não | Naung | Nee |
Até logo Adeus |
A-tee loe-goe A-dee-oes |
Tot ziens Tot ziens |
Portugese woorden in het Nederlands
In het Nederlands zijn er enkele leenwoorden die oorspronkelijk uit het Portugees komen. In sommige gevallen zijn dat leenwoorden uit inheemse talen die via het Portugees in het Nederlands terecht zijn gekomen. Vaak zijn dat woorden die verwijzen naar inheemse planten en dieren. Voorbeelden zijn:
- Albino, een organisme volledig witte kleur.
- Ananas, een vrucht.
- Cashew, een noot.
- Cobra, een slangensoort.
- Flamingo, een vogelsoort.
- Guave, een soort van wortel.
- Mango, een vrucht
- Muskiet (mug), afgeleid van mosquito.
- Parkiet, afgeleid van periquito.
- Piranha, een vissensoort.
- Samba, een dans- en muziekstijl.
- Toekan, een vogelsoort.
- Zebra, een zoogdierensoort.
In sommige gevallen zijn de woorden aangepast aan de Nederlandse spelling.
Aragonees · Aroemeens · Arpitaans · Asturisch · Catalaans · Corsicaans · Dalmatisch · Frans · Friulisch · Galicisch · Gascoons (Aranees) · Istriotisch · Istro-Roemeens |