Lunge
Een lunge of uitvalspas is een fitnessoefening. Bij een lunge train je de beenspieren, voornamelijk de quadriceps, de hamstrings en de bilspieren. Voor lunges zijn geen gewichten nodig; je maakt gebruik van je lichaamsgewicht. Toch kunnen gevorderden ook extra gewicht toevoegen, bijvoorbeeld door middel van dumbbells.
Lunges zijn niet alleen populair in fitness, maar worden ook tijdens yoga gebruikt.
Hoe doe je een lunge?
Een lunge doe je door rechtop te staan met je voeten naast elkaar. Dit is de startpositie. Vervolgens plaats je rechterbeen naar voren, terwijl je linkerbeen in positie houdt en door je knieën buigt. Je rechterknie steekt voor je uit, terwijl je linkerknie de vloer aanraakt. Vervolgens ga je terug in de startpositie en herhaalt dit met je andere been.
Vaak doe je de oefeningen om en om, zodat iedere keer een andere knie de grond aanraakt. Je gebruikt je armen om de balans te houden.
Variaties
Gevorderden kunnen extra gewicht toevoegen aan de lunge. Dit kan door middel van een dumbbell in iedere hand of een kettlebell.
Soms wordt er ook een weerstandsband gebruikt, maar dit wordt niet aangeraden om te doen. Je kunt daarmee namelijk een blessure aan je knieën veroorzaken.