Dit artikel is bekroond met de Zilveren WikiKids Award 2018!

Hart- en vaatstelsel

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Het hart en vaatstelsel van de mens.

Het hart- en vaatstelsel of het bloedvatenstelsel is een orgaanstelsel (groep samenwerkende organen met dezelfde functie) in het menselijk lichaam. Het hart- en vaatstelsel is vernoemd naar het hart en de bloedvaten. Het stelsel bestaat hier ook haast alleen maar uit. Door dit orgaanstelsel kunnen voedingsstoffen, zuurstof, hormonen en afvalstoffen door het lichaam vervoerd worden.

Soms zeggen mensen weleens het woord bloedsomloop. In principe is dit haast hetzelfde als het hart- en vaatstelsel. Het enige verschil is dat met bloedsomloop vaak alleen het "rondje" wordt bedoeld waarin het bloed door het lichaam heen loopt. Het hart- en vaatstelsel is eigenlijk groter dan dat. Als je dat zegt bedoel je ook de functies die het stelsel heeft.

Niet alleen mensen hebben een hart- en vaatstelsel. Alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen hebben standaard een hart- en vaatstelsel. Vaak is dit wat simpeler opgebouwd dan bij de mensen. Zo hebben vissen bijvoorbeeld geen kleine bloemsloop (zie De kleine bloedsomloop). Andere dieren kunnen ook een hart- en vaatstelsel hebben, zoals kreeften. Insecten hebben géén hart- en vaatstelsel, net als planten, schimmels en bacteriën.

Bouw

Het hart

Zie Hart voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Het kloppen van het hart. De rode en blauwe pijltjes geven aan hoe het bloed precies stroomt.

Het hart is het grootste en enige orgaan in het hart- en vaatstelsel. Het hart zit in de borstkas achter de longen. Het hart is een soort van pomp die het bloed door het lichaam pompt. Hierdoor is het hart een van de belangrijkste organen in het menselijk lichaam. Het hart is zelfs zo belangrijk, dat als de hersenen niet meer werken het hart nog gewoon een tijdje door pompt. Ons hart kun je in een linker- en rechterhelft verdelen. Het bloed komt aan de rechterkant het hart binnen in de rechterboezem. In de rechterboezem komt de holle ader uit, die bloed bevat dat net het hele lichaam door is geweest. Hierdoor heeft dit bloed bijna geen zuurstof meer. Het bloed wordt als eerste verzameld in de rechterboezem. Vervolgens drukt de rechterboezem zich samen en verplaatst het bloed zich naar de rechterhartkamer. Hier wordt het bloed weer verzameld en vervolgens drukt de kamer zich ook samen. Via de longslagader verlaat het bloed het hart om in de longen zuurstof te halen. Ondertussen gebeurt er ook iets in de linkerkant van het hart. Daar komt bloed met veel zuurstof het hart binnen in de linkerboezem. Dit bloed komt binnen via de longader. Deze boezem drukt te gelijk met de rechterboezem samen en het bloed uit de linkerboezem stroomt naar de linkerkamer. Als de linkerkamer vol zit, drukt deze zich tegelijk met de rechterkamer samen. Het tegelijk samendrukken van de kamers kennen wij als een hartslag. In de linkerkamer verlaat het bloed de kamer via de aorta na samendrukking. Na de samendrukking van de kamers is er even een pauze, de hartpauze. De boezems stromen weer vol en het hele verhaaltje begint opnieuw. De linkerkamer wordt harder samengedrukt dan de rechterkamer. Dit is omdat vanuit de linkerkamer het bloed door het hele lichaam gepompt moet worden. Vanuit de rechterkamer hoeft het alleen naar de longen toe en weer terug. Zo een rondje van het hart af en weer naar het hart toe heet een bloedsomloop. In het menselijk lichaam zijn er twee. De grote bloedsomloop is die door het hele lichaam gaat en de kleine bloedsomloop is slechts naar de longen toe. Hierdoor is ons hart ook een dubbele pomp, vanwege de twee bloedsomlopen. Het hart is dus een heel erg belangrijk orgaan dat het hele lichaam voorziet van voedsel en zuurstof. Toch is ons hart niet groter dan een mango!

Bloedvaten

Alle grote bloedvaten in het lichaam bij elkaar, inclusief het hart.

Het andere deel van het hart- en vaatstelsel zijn de bloedvaten. Vaak hoor je mensen zeggen dat aders en bloedvaten hetzelfde zijn. Dat is niet zo, maar het geeft niet zo heel veel als je het zegt. Aders zijn slechts een groep bloedvaten in het lichaam. Bloedvaten hebben als functie het bloed verdelen in het lichaam en het overal naar toe brengen. Onze bloedvaten zijn dus eigenlijk een soort van autowegen. Al deze bloedvaten kun je grofweg in drie groepen verdelen:

  • Slagaders: Deze dikke, stevige aders zorgen ervoor dat het bloed vanaf het hart naar de organen gaan. In de slagaders is de hartslag te voelen en daarom heten ze ook zo. Vanuit het hart komen twee slagaders, de aorta en de longslagader. Op de longslagader vervoert zuurstofarm bloed naar de longen toe. De aorta is de grootste slagader is ons lichaam en brengt zuurstofrijk bloed naar het lichaam. De aorta splitst zich in steeds kleinere slagaders.
  • Aders: Aders zijn in tegenstelling tot slagaders dun. In aders is geen hartslag te voelen. Aders brengen het bloed van de organen naar hart. Ze doen dus het omgekeerde werk van slagaders. Er gaan twee aders naar het hart toe: de holle ader en de longader. De longader is de enige ader die bloed bevat met veel zuurstof. Voor de rest hebben de aders alleen maar bloed met weinig zuurstof erin. Aders hebben iets bijzonders, ze hebben klepjes. Deze klepjes zorgen ervoor dat het bloed niet terug naar beneden stroomt. Ook de druk vanuit de slagaders zorgt hiervoor.
  • Haarvaten: Slagaders gaan niet direct over in aders. Hier tussen zit het hart en de haarvaten. De haarvaten zitten bij alle organen en zorgen ervoor dat de organen goed zuurstof en voedingsstoffen krijgen. Haarvaten heten niet zo omdat ze in het haar zitten, maar omdat ze heel dun zijn (zoals een haar). De wand van de haarvaten heeft slechts één laagje cellen en er zitten ook nog eens gaatjes in. Je zult vast denken dat dan al het bloed er uit stroomt, maar slechts een deel stroomt eruit en dat is ook de bedoeling. Niet elke cel van ons lichaam ligt namelijk aan een bloedvat. Hierdoor zouden bepaalde cellen nooit zuurstof en voedsel krijgen en dus zouden ze overlijden. Daarom zijn in de haarvaten gaatjes gemaakt door ons lichaam, zodat deze stoffen naar alle cellen kunnen. De stoffen zitten in een bepaald soort vloeistof, weefselvloeistof. Dit is haast hetzelfde als bloed, alleen missen de rode bloedcellen er dus de rode kleur. 99% van de weefselvloeistof komt weer terug in de haarvaten, de rest gaat naar lymfevaten (zie Lymfe, bloed een weefselvloeistof).

Namen van de bloedvaten

De aorta is met 40 centimeter het langste en grootste bloedvat in het menselijk lichaam.

Hoe komt een bloedvat precies aan zijn naam? Dat doe je als volgt. Als eerste kijk je of het bloedvat een slagader, ader of haarvat is (zoals in het kopje hierboven). In geval van een slagader kijk je vervolgens naar welk orgaan het bloed toe stroomt. In geval van een ader kijk je van welk orgaan het bloed af stroomt. Bij haarvaten kijk je welk orgaan ze voeden. Een vrij simpele manier, maar er zijn uitzonderingen qua naam:

  • Poortader: deze ader stroomt van de dunne darm naar de lever. Deze ader vervoert voedingsstoffen die net in de dunne darm zijn opgehaald en in de lever worden gecontroleerd.
  • Aorta: deze slagader is de grootste slagader in ons lichaam. Hij stroomt van het hart af. De slagader bereikt zelf geen organen, hij vertakt zich steeds in kleinere slagaders.
  • Holle ader: deze ader is de grootste ader in ons lichaam. Hij bestaat zelfs uit twee delen, de onderste holle ader en de bovenste holle ader. Deze ader verzamelt al het bloed in het lichaam, om het daarna door te sturen naar het hart.
  • Kransslagaders en kransaders: deze twee bloedvaten zorgen dat het hart zelf voedsel en zuurstof krijgt en voeren het bloed daarna weg. Ze heten zo omdat ze als een soort van krans om het hart heen liggen.

Twee bloedsomlopen

Een plaatje om je een beeld te geven van het hart- en vaatstelsel. In het echt is dit veel uitgebreider.

De kleine bloedsomloop

De kleine bloedsomloop is de kleinste van de twee bloedsomlopen in ons lichaam. Het doel van de kleine bloedsomloop is om zuurstof op te halen in de longen. In de longen wordt ook gelijk de koolstofdioxide uit het bloed gehaald, wat wij weer uit ademen. De kleine bloedsomloop begint bij het verlaten van het linkerdeel van het hart en stopt bij binnenkomst van het rechterdeel van het hart. De longader, de longslagader en de longhaarvaten zijn de drie bloedvaten die bij deze bloedsomloop horen.

De grote bloedsomloop

De grote bloedsomloop is de andere bloedsomloop in ons lichaam. De grote bloedsomloop heeft als doel om overal in het lichaam zuurstof te brengen en koolstofdioxide op te halen. De grote bloedsomloop loopt door het hele lichaam en bestaat uit honderden bloedvaten. De aorta, de holle ader en poortader zijn hier het belangrijkst van. Ook de kransaders en de kransslagaders zijn belangrijk. De grote bloedomloop begint bij de verlating van het rechterdeel van het hart en stopt pas als het het linkerdeel van het hart binnenkomt.

Het bloed

Zie Bloed voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Een rode bloedcel (links), een bloedplaatje (midden) en een witte bloedcel (rechts).

Door het hart en de bloedvaten stroomt bloed. Bloed is een heel belangrijke vloeistof in ons lichaam. Bloed is rood van kleur en in ons lichaam zit 4 tot 5 liter van deze vloeistof. Maar wat is bloed nou eigenlijk? Bloed wordt gebruikt voor het transport van zuurstof, koolstofdioxide, hormonen, water, voedingsstoffen en eventueel medicijnen en alcohol. Daarnaast speelt bloed ook nog een onderdeel in het beschermen van ons lichaam.

Bestandsdelen

Van bloed werd lange tijd gedacht dat het "zomaar" een vloeistof was en niets meer. Tegenwoordig weten we dat in het bloed allerlei bestandsdelen zitten. Deze zijn juist niet opgelost. Het bloed kun je grofweg in tweeën verdelen. 55% van het bloed is vloeistof met opgeloste stoffen erin. Dit heet het bloedplasma. De rest zijn allerlei stofjes die niet opgelost zijn. In ons bloed komen drie bestandsdelen standaard voor:

  • Rode bloedcellen, deze zorgen voor de rode kleur van ons bloed. Rode bloedcellen zien er uit als ronde schijfjes, die in het midden iets dunner zijn dan aan de rand. Vergelijkbaar met een frisbee. Rode bloedcellen worden gemaakt van hemoglobine. Dit wordt weer gemaakt van het ijzer dat we binnenkrijgen (bijvoorbeeld uit spinazie). Rode bloedcellen zorgen ervoor dat het zuurstof door het bloed heen vervoerd wordt. Gedurende de reis door het bloed laten ze het zuurstof los. Hierdoor zit er altijd een beetje zuurstof in het bloedplasma.
  • Witte bloedcellen, deze beschermen ons en het bloed tegen indringers. Er zijn verschillende soorten witte bloedcellen, met elk hun eigen taak. Zo zijn er witte bloedcellen die de indringers opeten, waarbij de witte bloedcellen ook langzaam dood gaan. Andere witte bloedcellen maken antistoffen aan tegen de indringers, zodat je niet of zo min mogelijk ziek ervan wordt. Witte bloedcellen hebben geen vaste vorm.
  • Bloedplaatjes, dit zijn stukje van dode cellen. Hierdoor leven ze niet meer. Bloedplaatjes zorgen ervoor dat als je een wondje hebt, dat hier een korstje overheen komt. Bloedstolling heet dit. Bloedplaatjes komen dan in aanraking met de wand van het bloedvat op de plek van beschadiging. Op de wand zit het eiwit fibrinogeen. Dit is vloeibaar en in contact met een bloedplaatje wordt het een dun draadje van fibrine. Na een paar seconden wordt dit een heel net werk van draadjes die de wond samen met de bloedplaatjes dichten.

Daarnaast komen er nog hormonen in ons bloed voor. Dit zijn stoffen waarmee de cellen in ons lichaam met elkaar communiceren. Insuline is een belangrijk hormoon voor ons bloed, het zorgt ervoor dat ons bloedsuiker een beetje gelijk blijft. Daarnaast komen er nog andere stoffen in je bloed voor:

vanaf je 18de mag je bloed doneren. Hiervoor ontvang je geen geld, maar mensen die heel vaak bloed doneren gaan niet met lege handen naar huis. Ze kunnen een Sanquin Plak krijgen zoals hierboven te zien is.
  • Voedingsstoffen, als je eet krijg je voedingsstoffen binnen. Er zijn een aantal verschillende voedingsstoffen, allemaal met een eigen taak. kooldrydraten zorgen dat onze cellen te eten krijgen, terwijl vitamines ons lichaam beschermen. Het bloed vervoert deze stoffen, zodat ze bij iedere cel aankomen.
  • Koolstofdioxide en zuurstof, van zuurstof zit het meeste in de rode bloedcellen, maar ook een beetje in het bloed. Dit wordt overgedragen aan de cellen, want rode bloedcellen gaan niet langs iedere cel. Koolstofdioxide is een afvalstof van die cellen als het ware in het bloed gooien. In de longen wordt dit weer afgegeven en uiteindelijk uitgeademd.
  • Water, haast al het bloedplasma bestaat uit water. Cellen hebben ook een klein deel van dit water nodig. Als wij een glas water drinken komt dit via de dikke darm in ons bloed terecht. Het water wordt overal afgegeven, aan organen, aan cellen en een deel blijft ons bloed. Water kan niet voor eeuwig in ons lichaam blijven, het moet worden ververst. Water dat een tijdje in ons lichaam is geweest, gaat via het bloed naar de nieren toe. Daar komen afvalstoffen erbij, zoals zout, en uiteindelijk plassen we dit uit.

Alcohol en medicijnen gaan ook door ons bloed. Alcohol blijft zolang in het bloed als de lever nodig heeft om dit af te breken, maar het wordt wel steeds minder. Medicijnen worden ook door de lever afgebroken, maar geven eerst hun werking af. Dit gebeurt dan wel door het hele lichaam.

Lymfe, bloed en weefselvloeistof

Lymfe, bloed en weefselvloeistof zijn drie verschillende woorden, maar het is bijna hetzelfde. Weefselvloeistof en lymfe bevatten dezelfde stoffen als bloed. Alleen bevat bloed wel rode bloedcellen en lymfe en weefselvloeistof niet. Daarnaast is er nog een verschil tussen de vloeistoffen, namelijk de plaats waar ze zich bevinden. Bloed zit in de bloedvaten, daarom heten deze vaten ook zo, en in het hart, lymfe bevind zich in de lymfevaten en weefselvloeistof overal in het lichaam, behalve in de bloed- en lymfevaten. In de wand van sommige aders zitten kleine gaatjes. Hier stroomt bloed doorheen. Dit lijkt vreemd, maar er is een reden voor. In bloed zitten voedingsstoffen en zuurstof. Elke cel heeft dit nodig, maar niet iedere cel ligt aan een bloedvat. Daarom stroomt er een klein beetje bloed naar door de wand van de bloedvaten heen. Dit bloed bevat geen rode bloedcellen, omdat deze niet door de gaatjes heen passen. Hierdoor is het bloed niet meer rood, maar een beetje geelachtig. Vroeger wisten mensen niet dat bloed en weefselvloeistof haast hetzelfde waren, dus gaven ze het twee verschillende namen. 99% van de weefselvloeistof gaat via de gaatjes in de bloedvaten weer terug naar het bloedvat. 1% gaat naar de lymfevaten. Eenmaal in de lymfevaten aangekomen heet de vloeistof ineens lymfe. In de lymfevaten wordt de lymfe weer terug gezogen naar het hart. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zuigkracht vanuit het hart. In de lymfevaten wordt het bloed gezuiverd en worden er witte bloedcellen aan toe gevoegd. De lymfevaten zijn dus erg belangrijk en vormen samen met de milt het lymfevaatstelsel.

Functies

Het hart- en vaatstelsel heeft verschillende functies. Hieronder zie je ze.

Rondbrengen van zuurstof en voedingstoffen en afvalstoffen verwijderen

Hier zie je hoe zuurstof het bloed inkomt en koolstofdioxide (CO²) het lichaam verlaat. Alveoli betekent longblaasje, hier bestaan de longen uit.

Het hart- en vaatstelsel brengt via het bloed zuurstof rond. In de longen wordt dit opgehaald en daarna het hele lichaam rondgebracht. Het zuurstof wordt in de rode bloedcellen opgeslagen. Deze laten het zuurstof tijdens de reis door het bloed rond. Hierdoor zit er altijd een beetje zuurstof buiten de cellen in het bloed buiten de rode bloedcellen. Rode bloedcellen kunnen het hart- en vaatstelsel niet verlaten, terwijl de rest van het bloed dit wel kan. Niet iedere cel ligt aan een bloedvat en dit zou dus betekenen dat niet iedere cel zuurstof zou krijgen. Deze zouden dood gaan. Daarom zit er ook altijd een beetje zuurstof buiten de rode bloedcellen. Als de cellen zuurstof hebben opgenomen gooien ze de koolstofdioxide uit de cel. Dit komt via het bloed in de longen terecht en verlaat door uit te ademen het lichaam.

Voedingstoffen worden opgehaald in de darmhaarvaten. Via de poortader komen deze aan bij de lever. Als een soort van politieagent controleert de lever de stoffen of ze misschien giftig zijn. De lever ziet bijvoorbeeld alcohol als gif. De lever breekt dit af en maakt er een minder gevaarlijke stof van. Maar eerst gaat het "gif" nog een aantal maal het lichaam rond. De minder gevaarlijke stof komt via hetzelfde bloed terecht in de nieren, waar het uiteindelijk samen met het overtollig water en zout wordt uitgeplast. Voedingstoffen hebben ook iedere cel nodig en daarom wordt dit via het bloed rondgebracht. Via de weefselvloeistof kunnen de voedingstoffen het haart en vaatstelsel verlaten. Veel mensen eten meer voedingstoffen dan dat ze nodig hebben. Bepaalde voedingstoffen als vet kunnen worden opgeslagen in het lichaam als reservestof, maar andere blijven in het bloed tot dat ze op zijn. Sommige mineralen, zoals zout, en water moeten soms het lichaam verlaten en dit gebeurt ook via de nieren.

Ziekteverwekkers tegenhouden

Zie Immuunsysteem voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Boven zie je verschillende antigenen en onder zie je twee antistoffen. Je ziet dus dat een antistof precies past op een antigeen en alleen op één bepaald antigeen, niet op een ander.

Ons hart- en vaatstelsel gaat het hele lichaam rond. Dit is handig, maar ook gevaarlijk. Ons lichaam bestaat uit duizenden cellen, die elke dag gecontroleerd moeten worden. Daarvoor is een trucje. Aan de buitenkant van cellen zitten een soort van paspoortjes die laten zien of ze wel of niet bij ons lichaam horen. Deze paspoortjes heten antigenen. Elke cel die bij ons lichaam hoort heeft een antigen dat precies op elkaar lijkt. Alle antigenen van buitenaf zijn anders qua vorm. Witte bloedcellen controleren deze antigenen. Zo kunnen de witte bloedcellen zien of een cel wel in ons lichaam thuis hoort. Witte bloedcellen zijn dus ook een onderdeel van ons immuunsysteem. Als er een ziekteverwekker in ons lichaam zit, komen de witte bloedcellen hier achter. Als eerste proberen ze de ziekteverwekker als het ware op te eten. De witte bloedcellen die de ziekteverwekkers opeten en dus onschadelijk maken heten macrofyten. De macrofyten gaan hierbij ook zelf dood en worden door het lichaam afgebroken. Daarna gaan andere witte bloedcellen antistoffen vormen, de lymfocyten. Een antistof kun je vergelijken met een grijpertje. Dit grijpertje past precies op het antigeen van de desbetreffende ziekteverwekker. Dit grijpertje houdt meerdere cellen vast, waardoor een klontje ontstaat. Dit wordt onschadelijk gemaakt en uiteindelijk uit het lichaam verwijderd.

Van sommige ziekteverwekkers is het antistof bekend. Dit betekent dat je de ziekte al een keer hebt gehad. Hierdoor word je er niet of nauwelijks meer ziek door. Dit heet natuurlijke immuniteit. Dit kun je ook bereiken door middel van een inenting (actieve immunisatie) of een serum (passieve immunisatie). Als er een onbekende ziekte (dat ons lichaam niet herkent) in ons lichaam zit dan duurt het even voordat het lichaam de goede antistof heeft gevonden. Je bent hierdoor even ziek. Soms kan het zijn dat de witte bloedcellen ook eigen cellen gaan aanvallen, dat heet een auto-immuunziekte. Hiervan is diabetes de bekendste.

In de wetenschap

Het hart- en vaatstelsel is niet alleen belangrijk voor mensen, maar ook voor de wetenschap. In de wetenschap zijn voor bepaalde dingen hart- en vaatstelsel nodig. Vaak is dit in de geneeskunde. Dit is de wetenschap die de gezondheid van mensen bestudeert.

Het opsporen van ziekten

Uitbreiding van de pest door Europa. Hoe lichter, hoe later de pest in dat gebied kwam. De groene gebieden hebben geen last gehad van de ziekte.

Waarschijnlijk is het hart- en vaatstelsel het belangrijkst bij het opsporen van ziekten. Als iemand ziek is geworden en de eerste verschijnselen opkomen gaat men naar de dokter. Als de dokter niet weet om welke ziekte het gaat, dan wordt er vaak bloed geprikt. Dit bloed, vaak maar een paar milliliter, gaat naar het laboratorium. Hier wordt het onderzocht. Na ongeveer een week komen de resultaten van het bloed naar de dokter toe. De dokter stelt vervolgens vast om welke ziekte het gaat (een diagnose) en gaat kijken hoe je de ziekte het beste kan bestrijden.

Van sommige ziekten weten we niet heel veel. Vroeger wisten we niet veel van pest of cholera. Deze kwamen vaak in grote epidemieën voor en veel mensen overleden eraan. Tijdens een uitbraak van de pest een aantal eeuwen terug is zelfs de halve Europese bevolking overleden! Tegenwoordig weten we heel veel van de ziekte en er overlijden steeds minder mensen aan. Tegenwoordig weten we weinig over bijvoorbeeld ebola, MS en de ziekte van Alzheimer. Daarom wordt er veel onderzoek gedaan. Sommige mensen overleven deze ziekten. Aan hen wordt gevraagd of ze bloed willen afstaan. Als men namelijk een ziekte heeft overwonnen is er een hele kleine kans dat men nog een keer ziek wordt van dezelfde ziekte. Er zitten antistoffen in het bloed. In het bloed dat is afgestaan zitten de antistoffen tegen een ziekte. Deze worden apart gehouden en zo kan men een medicijn ontwikkelen. Ook kan het helpen bij de ontwikkeling van een vaccin, want hier is kennis voor nodig over de ziekte.

Bloed doneren

De bloeddrukmeter van tegenwoordig.

Een ander iets waarvoor het hart- en vaatstelsel nodig is, is bloed doneren. Als iemand een zwaar ongeluk heeft gehad of een operatie moet ondergaan waarbij het mogelijk is dat er veel bloed wordt verloren, wordt er gebruikt gemaakt van bloed van een ander. Mensen met hemofilie of leukemie hebben vaak onderdelen uit het bloed nodig. Daarvoor is er wel bloed nodig van de gezonde mensen. Deze mensen doneren vrijwillig bloed, als ze hier geschikt voor zijn. Vaak wordt er een halve liter bloed gedoneerd. Dit kan geen kwaad, want het lichaam begint meteen met het bijmaken van bloed. Het gedoneerde bloed wordt ingevroren en wordt weer ontdooit als dit weer nodig is.

De bloeddruk

De bloeddruk is eigenlijk de druk van het bloed op de wanden van de aderen. De bloeddruk is bijna altijd hoger in de slagaders, dan in de aders. In het ziekenhuis, bij de huisarts of bij de GGD wordt weleens je bloeddruk gemeten. Dit gaat als volgt. Er wordt een soort van band om je bovenarm gedaan. Deze band kun je vergelijken met een fietsband. Deze wordt volgepompt met lucht. Vroeger werd dit met de hand gedaan, maar tegenwoordig gaat het automatisch. Als de band vol zit met lucht, ontsnapt er steeds een klein beetje lucht. Hierna kun je op de display van het apparaat aflezen welke bloeddruk je hebt. Er staan altijd twee getallen, de bovendruk en de onderdruk. De bovendruk is de bloeddruk bij het samentrekken van het hart en de onderdruk is hierna. Beide bloeddrukken worden gemeten in mmHg. Dit staat voor millimeters (mm) in kwik (Hg). Vroeger zat namelijk in de meters van het apparaat ook echt kwik, zoals nog steeds in sommige temperatuurmeters. Later bleek dat als de meter per ongeluk zou breken, het kwik giftig zou zijn voor de mens en dus is het vervangen door een elektronisch metertje.

Ziekten en aandoeningen

Een pacemaker. Met het meetlint er boven kun je zien dat het een heel klein dingetje is.

Er zijn er hoop ziekten en aandoeningen met het hart- en vaatstelsel. Deze noemen we hart- en vaatziekten. Jaarlijks sterven er duizenden mensen aan deze ziekten en jaarlijks sterven ook de meeste mensen hieraan. Hart- en vaatziekten zijn erg algemeen en er zijn er honderden van, daarom hieronder een klein overzichtje:

  • Hartritmestoornis, bijna ieder mens heeft een hart dat regelmatig klopt. Soms wel wat sneller en soms wat langzamer, maar dat kan geen kwaad. Bij mensen met een hartritmestoornis is dit niet zo en dat is slecht voor de bloeddruk. Deze krijgen vaak een pacemaker.
  • Hartstilstand, het hart stopt (een tijdje) met kloppen. Binnen drie minuten moet het hart weer gaan kloppen, ander kan dit slecht zijn voor de hersenen. Daarom moet er direct worden gereanimeerd en een ambulance worden gebeld.
  • Slagaderverkalking, als mensen heel veel en vaak vet voedsel eten, kan dit blijven hangen in de slagaders. Als dit vet er een tijdje ligt, wordt het hart (het verkalkt). Hierdoor wordt de slagader steeds nauwer en het hart moet steeds harder gaan pompen.
  • Spataderen, door heel veel staan kunnen mensen last hiervan krijgen. De klepjes in de aderen zijn versleten en de ader zat uit. Dit kan pijnlijk zijn, maar door middel van een operatie kan de ader worden verwijderd of worden hersteld.
  • Trombose, een bloedpropje is ontstaan doordat de bloedplaatje binnen het bloedvat zijn gestold. Dit bloedpropje moet worden verwijderd, anders ontstaat het een verstopping in de bloedvaten, waardoor de persoon kan overlijden.

Links en bronnen

De volgende sites en boeken zijn gebruikt als bron voor dit artikel. Jij kunt deze bronnen ook gebruiken voor meer informatie over dit onderwerp. Achter elke bron staat waarvoor het gebruikt is.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Hart-_en_vaatstelsel&oldid=892955"