Gebergte
Een gebergte is een groep bergen bij elkaar.
Hoe ontstaat een gebergte
Een gebergte ontstaat doordat twee aardplaten tegen elkaar aan botsen. Dit komt omdat de aardkorst beweegt. Hierdoor worden steenlagen omhoog geduwd en ontstaat er dus een berg. Het kan ook zijn dat twee platen langs elkaar heen schuiven en dat er hierdoor een gebergte ontstaat.
Verdeling gebergten:
Gebergten kan je onderverdelen in verschillende categorieën.
- hooggebergte > 1500 m.
- middelgebergte 750 – 1500 m.
- laaggebergte 500 – 750 m.
- heuvelland 200 – 500 m.
- laagland 0 – 200 m.
Iedere 1000 meter dat je omhoog gaat wordt het 6 graden kouder.
Eeuwige sneeuw
Hoe hoger je komt hoe kouder het wordt, in het hooggebergte ligt eeuwige sneeuw. Het eeuwige sneeuw ligt in een Firnbekken. Een firnbekken is een lager gedeelte van de bergen, waar eeuwige sneeuw ligt. De firnbekken ligt zo vol dat er geen sneeuw meer bij kan. Langzaamaan verandert de eeuwige sneeuw in ijs. Dit gaat over de rand van het firnbekken, doordat het zo vol ligt. Een ijstong glijdt dan langzaam naar beneden naar het dal. Een firnbekken samen met de ijstong noemen we een gletsjer. Een gletsjer is dus ijs dat het dal inglijdt. Dit gaat niet snel, een gletsjer legt ongeveer een paar centimeter of maximaal 10 meter per dag af. Door het ijs breken stukken gesteente af en deze stenen worden vermalen door het ijs. Al het gletsjerspuin (de stukken gesteente) noem je morenen. Met dat je naar benden gaat wordt het steeds warmer. De gletsjer verandert in ijs en wordt smeltwater. Het smeltwater wordt weer meegenomen door rivieren.
Verwering en erosie
Bergen brokkelen af door het weer en plantenwortels, hierdoor ontstaan losse stenen en gruis op de bergen. Dit heet ook wel verwering. Denk bijvoorbeeld aan het water dat tussen de rotspleten zit, dit bevriest en zet vervolgens uit waardoor het gesteente barst en er kleine losse steentjes ontstaan. Verwering en erosie lijken erg veel op elkaar, echter bij verwering blijft het oppervlak op zijn plek, maar brokkelen er bijvoorbeeld kleine stukjes af. Bij erosie verplaatst het hele oppervlakte zich.
Tussen de bergen liggen dalen, hier stroomt vaak een rivier in. Het water van de bergen stroomt naar de rivier, soms gaat dit via een waterval. Soms komen dan de losse stenen in de riviertjes terecht, ook kan het zijn dat de regen de steentjes meeneemt. Hierdoor ontstaan dan puinwaaiers. Puinwaaiers zijn plaatsen waar rivieren veel verweringsmateriaal achterlaten. Dus een plek waar veel klei, zand en stenen ligt. Dat de rivieren en de gletsjers de stenen meenemen heet erosie. Doordat de stenen tegen elkaar botsen en door het water worden de stenen steeds kleiner en ronder en uiteindelijk wordt het grind, zand en klei. Door sedimentatie blijven er delen van de stenen achter op plekken in de rivier waar de stroomsnelheid niet zo hoog is. Het materiaal is te zwaar en blijft op die plek liggen. Sedimentatie betekent dus: het achterblijven van verweringsmaterialen (stenen, zand en klei) door bijvoorbeeld een rivier. Maar het kan ook door een gletsjer, wind en de zee.
Kenmerken van een oud en jong gebergte
De toppen van een oud gebergte zijn rond, hij heeft afgesleten toppen. Dit heeft te maken met verwering en erosie. Een jong gebergte heeft hoge scherpe toppen, dit gebergte is nog maar weinig aangetast door verwering en erosie. Bij een oud gebergte zijn er ondiepe dalen en een jong gebergte heeft juist diepe dalen. Bij een jong gebergte is het verschil tussen reliëf (hoogteverschillen) dus groot. Als je een jong gebergte hebt wordt de top op een gegeven moment ronder door verwering en erosie, alle losse stenen komen dan in het dal terecht doormiddel van sedimentatie. Hierdoor wordt het dal hoger, de top lager en het reliëf verschil kleiner. Dus een jong gebergte verandert langzaam in een oud gebergte.