Eerste Stadhouderloze Tijdperk
Het Eerste Stadhouderloze Tijdperk is een veelgebruikte term voor een periode in de geschiedenis van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588 tot 1795). In de periode van 1650 tot 1672 werd er door gewesten Holland, Zeeland en Utrecht en die van 1650 tot 1675 door Gelre en Overijssel geen stadhouder (bestuurder) benoemd.
De gewesten Friesland, Stad en Lande en Drenthe hadden toen wel een stadhouder en hebben dus in deze tijd geen stadhouderloos tijdperk gekend.
Andere grondgebieden die tegenwoordig tot Nederland horen, zoals Brabant en Limburg, hadden ook een bestuurdersloze periode.
Politieke verhoudingen

Het Eerste Stadhouderloze Tijdperk begon na het overlijden van Willem II van Oranje-Nassau. Willem II was al op jonge leeftijd met Maria Henriëtte Stuart, de dochter van de Engelse koning Karel I, getrouwd. Hun zoon Willem III werd acht dagen na de dood van zijn vader geboren. Voor enkele regenten was dit dé kans om de rol van stadhouder af te schaffen. Willem II had vlak voor zijn dood door een staatsgreep een militaire dictatuur gevestigd en de leiders van de regenten in Slot Loevestein als politieke gevangenen laten opsluiten. De periode er na kreeg dan ook later als bijnaam de Ware Vrijheid.
De groep die vóór de regenten was noemde men de "Loevesteiners" of de "Staatsen". Dit waren voornamelijk mensen uit de gegoede burgerij (handelaren en zo). Veel mensen uit de adel, de ambachtslieden en het gewone volk waren echter op de hand van Oranje en noemden zich de orangisten of "prinsgezinden". Friesland en Zeeland verzetten zich tegen de overheersende rol van Holland en waren dus meestal voor Oranje. Aan de andere kant steunden ze als "kustprovincies" Holland in het verdedigen van hun handelsbelangen tegen de "boeren- of landprovincies" die veel meer op de landbouw gericht waren. Er was ook een religieus verschil: de regenten waren gematigd calvinistisch, de ambachtslieden waren streng puriteins en zagen de stadhouders als hoogstaande lieden van de Ware Religie. De adel, die vaak nog katholiek was, sloot zich bij de tolerante regenten aan. De kustgewesten van de Republiek vormden echter een uitzondering ten opzichte van de rest van Europa waar de welvaart vrijwel direct op de landbouw gebaseerd was. Daar had de adel het meeste geld in handen door de boeren te belasten; dat geld gaf men dan weer uit in de steden en zo bestond er een natuurlijk bondgenootschap tussen adel en burgerij. Maar in Holland en Zeeland kwam het meeste geld binnen door de overzeese handel. De stadhouders konden zo de spanningen tussen stad en platteland en tussen rijke burgers en de arme massa uitbuiten om hun politieke macht te vergroten. Dat moesten ze echter ook weer voorzichtig doen anders zouden de kooplieden vertrekken en elders een nieuw handelsimperium opzetten, zoals in 1585 door toedoen van de Spanjaarden de handel zich verplaatst had van Antwerpen naar Amsterdam en Middelburg. De regenten als de politieke bestuurders waren vaak de gebeten hond — omdat ze soms op de hand van Oranje waren als dat zo uitkwam en de andere keer weer niet. Soms ontstonden er spanningen waarbij de bevolking bij een weinig geliefde regent de dure huisraad kort en klein sloeg en ze het op straat of in de gracht wierpen. Op hun beurt deden de regenten een stapje terug in ordehandhaving. In andere landen was het normaal om bij ieder opstootje de voornaamste oproerkraaiers te hangen, wurgen of radbraken; in de Republiek beperkte men zich meestal tot boetes of de schandpaal. Evenzo werden na een machtswisseling de tegenstanders niet uitgemoord, wat in andere lande wel gebeurde.
Door de dood van Willem II waren de orangisten hun natuurlijke leider kwijt. Bovendien ontstond er een onderlinge strijd en vielen ze als groep uiteen. Sommigen verzamelden zich rond de weduwe van Frederik Hendrik, Amalia van Solms, anderen steunden Maria Stuart, en weer anderen de stadhouder van Friesland en Groningen (en Drenthe), Willem Frederik van Nassau-Dietz. Deze verdeeldheid werd door de regenten gebruikt om hun eigen positie te versterken maar het duurde door de zeer verwarde binnen- en buitenlandse toestand even voordat de verhoudingen zich weer in evenwicht gebracht hadden.
De Nederlanden belandden zo in een chaos. Bovendien kreeg de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te maken met allerlei onenigheden op gebied van buitenlandse handel en politiek. Door de onhandige aanpak van de Staten van Holland om tot een overeenkomst met de Engelsen te komen pakte helemaal verkeerd uit. De Engelsen voelden zich beledigd en dit zou leiden tot de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654).
Toen Johan de Witt raadpensionaris werd van de Staten van Holland zag hij kans om steeds meer macht naar zich toe te trekken. Holland had het merendeel van de kosten van vloot en leger opgebracht en eistte als het ware de Hollandse politieke lijn op, die de andere gewest maar moesten volgen. Ondertussen versloegen de Engelsen de Staatse vloot in de Driedaagse Zeeslag en de Zeeslag bij Nieuwpoort.
Daarna begonnen de Engelsen een blokkade van de Nederlandse kust. Met als gevolg een grote onrust bij de bevolking, want de handel en visserij lagen stil en de voedselprijzen rezen de pan uit. In Zeeland en West-Friesland namen in verschillende steden de orangisten de macht over. Door de Slag bij Ter Heijde wist men de blokkade te breken en keerde de rust langzaam weer. In deze slag bij Nieuwpoort sneuvelde ook de orangistische admiraal Maarten Tromp en de bevolking geloofde niet meer in de eindoverwinning in de oorlog. Dit was vooral in het nadeel van de orangisten, want die waren er de grootste voorstanders van geweest.
In 1654 sloot Johan de Witt de Vrede van Westminster (1654) met Engeland. Hierbij werd een geheim bijvoegsel aanvaard, de Akte van Seclusie. In deze akte beloofden de Staten van Holland dat zij nooit meer een nakomeling van Willem II tot stadhouder van Holland zouden kiezen, dit deed de Witt vooral om de Engelse leider Oliver Cromwell tegemoet te komen. Die had namelijk koning Karel I van Engeland afgezet en laten onthoofden. Zijn dochter Mary was getrouwd met stadhouder Willem II, waarvan zij een zoon gebaard had, Willem III. Cromwell vreesde dat een oranjeheerser de Stuarts weer opnieuw op de troon zou kunnen brengen. De Witt was zich ervan bewust dat de andere provincies deze geheime bepaling niet zouden accepteren. Het vredesoverleg dreigde dan ook vast te lopen als hij de geheimhoudingstruc niet zou gebruiken. De Staten Generaal keurde het verdrag goed zonder van de geheime akte weet te hebben. Engeland was bereid akkoord te gaan nadat de Staten van Holland de Akte aanvaard hadden. In de Republiek vonden velen — het geheim kon niet al te lang bewaard blijven — dat de overeenkomst verdacht veel in het voordeel van De Witt uitwerkte. Men protesteerde dan ook openlijk tegen de Witt omdat hijzelf de bedenker van de Akte van Seclusie zou zijn. Met veel moeite wist De Witt hem aanvaard te krijgen, maar wel ten koste van nieuwe onrust. De Witt dreigde met strenge maatregelen om de ongeregeldheden de kop in te drukken (dat wil zeggen: met toepassing van de doodstraf), maar vrijwel geen enkele vroedschap durfde of wilde daartoe overgaan.
Willem II was een voorstander geweest om alle aandacht te richten op het landleger. Hij wilde namelijk een nieuwe oorlog tegen Spanje om ook de Zuidelijke Nederlanden te veroveren. Hierdoor was de vloot verder verwaarloosd. De Witt daarentegen richtte zich op een sterke zeemacht. In korte tijd was de Republiek hierdoor weer een vooraanstaande zee-natie geworden. De uitbreiding van de vloot ging echter ten koste van het landleger: het veldleger werd tot een minimum teruggebracht, de garnizoenen verkleind en de vestingwerken verwaarloosd.
Tweede Engelse Oorlog
In 1660 kwam er toch een Stuart op de troon. De nieuwe koning Karel II van Engeland. Die probeerde de Nederlande te destabiliseren (uit evenwicht te brengen). Door de plotselinge dood van Mary Stuart, kwam de opvoeding van de nog jonge Willem III bij haar broer Karel II te liggen. De Engelse koning gebruikte dit ook om zijn invloed in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te versterken. Men trachtte zelfs om de bezittingen van de West-Indische Compagnie over te nemen. Voor de Witt was hiermee de maat vol. Hij besloot dat hij niet meer over zich heen liet lopen, en liet Michiel de Ruyter de bezittingen in West-Afrika heroveren en begon aan een campagne om de koloniën in Amerika weer zeker te stellen. In februari 1665 verklaarde Karel II daarom de oorlog. De Tweede Engelse Oorlog. Bovendien liet De Witt Willem III tot Kind van Staat verklaren, en nam zo dus de opvoeding over. Doordat hiermee Willem zijn vaste vrienden verloor, ontstond er een vijandigheid tussen hem en de Witt.
In juli 1666 werd de Engelse vloot door De Ruyter verslagen tijdens de Vierdaagse Zeeslag. Ondertussen liepen de binnenlandse spanningen hoog op. De Witt kwam er bij toeval achter dat de Engelsen bezig waren een orangistische samenzwering tegen hem op te zetten. Met de Tocht naar Chatham, het meest spectaculaire maritieme succes uit de Nederlandse militaire geschiedenis waarbij de hoofdmacht van de Engelse vloot in een gewaagde aanval in zijn eigen marinebasis vernietigd werd, dwong de Republiek de Engelsen de Vrede van Breda te tekenen. Bovendien was Karel II bankroet door de vele schulden die hij had opgebouwd. Republiek veroverde in 1667 Suriname — een kolonie die winst maakte.
De Franse koning Lodewijk XIV zag zijn kans schoon om met de verslagen en arme Engelse Karel II een geheim verbond te sluiten. Hij spinde erop om die eigenzinnige Hollanders een lesje te leren, en mogelijk de prins van Oranje voor zijn karretje te spannen. Ondertussen hadden de prinsgezinden ook niet stil gezeten en Willem III geholpen. Eind 1668 reisde Willem in het geheim naar Middelburg, waar hij door de Staten van Zeeland in hun midden ontvangen werd als Eerste Edele. In 1670 werd Willem ondanks z'n 22 jaar volwassen verklaard en werd hij lid van de Raad van State. De Witt stribbelde nog tegen om Willems positie te beperken tot die van waarnemer en adviseur maar de prins kreeg vol stemrecht.
Het rampjaar 1672
De Witt had niet door dat Frankrijk en Engeland plannetjes bedachten om de Republiek aan te pakken. Ondanks dat het gonsde van de oorlogsgeruchten, nam hij geen tegenmaatregelen. Hoewel met de in uitstekende conditie zijnde vloot werd geoefend, kon het leger door de jarenlange verwaarlozing zijn gevechtskracht niet snel vergroten. De problemen bleven dan ook niet uit. De Republiek kreeg oorlog met vier landen: Frankrijk en Engeland, maar ook de bisdommen Keulen en Münster. Dit zou de geschiedenis in gaan als het Rampjaar 1672. Gezamenlijk vielen zij de Republiek aan. De Franse opmars leidde tot een algemene paniek. Rijke burgers ontvluchtten met hun bezittingen de steden waar een algeheel oproer uitbrak. De Witt raakte bij een aanslag op 25 juni zwaargewond, zodat hij zijn functie voorlopig moest neerleggen, en zijn broer Cornelis de Witt werd gevangengenomen op beschuldiging van een moordcomplot tegen Willem.
Op 4 juli werd Willem tot stadhouder van Holland benoemd, op 15 juli van Zeeland. Ondertussen had men, met Willems goedkeuring, al een delegatie naar Lodewijk gestuurd om vredesaanbod voor elkaar te krijgen. De samenwerking tussen de Engelsen en Fransen rammelde. Willem liet de Hollandse waterlinie onder water zetten waardoor de opmars van de Fransen stil kwam te staan en Holland zo verdedigd kon worden. Willem zelf liet zich niet voor het karretje van de Engelsen en Fransen spannen. Hoewel de Witt herstellende was probeerde Willem hem af te zetten. Vrienden van Willem smeedden een complot om de raadpensionaris te laten vermoorden. Toen deze zijn gevangen genomen broer in de gevangenis in Den Haag bezocht, werden zij beide opgepakt en daadwerkelijk op gruwelijke wijze vermoord onder het toeziend oog van een opgehitste menigte. Of Willem zelf van dit complot wist is nog altijd onduidelijk.
Willem was daarmee onbetwist stadhouder van Holland en Zeeland, maar het zou nog een tijd duren voordat hij die positie ook in de andere drie voorheen stadhouderloze provincies terug zou verkrijgen. De gehoopte verbetering in het land voor de orangisten bleef echter uit. De enigen die profiteerden waren de persoonlijke vrienden van de stadhouder die nu de beste baantjes kregen en zelf regent werden. Die nieuwe posities werden volop uitgebuit voor zelfverrijking. Het beleid van Willem III was dan ook zwak. Toen Willem in 1702 kwam te overlijden zonder directe erfgenaam was er in het land dan ook weinig verzet tegen een Tweede Stadhouderloze Tijdperk.