Beamer
Een beamer is een soort projector. Beamer is een Nederlands bedacht woord maar komt eigenlijk van het Engelse woord beam(straal/lichtbundel). De eerste videoprojectoren verschenen in 1989 en waren flinke (en dure) apparaten die nog met drie projectielenzen werkten (een voor de kleur groen, een voor rood en een voor blauw). Op het scherm werden de kleuren gemengd tot alle kleuren. Een beamer toont op het digibord wat op de computer staat. Je kan ook thuis kijken. Dan heb je een witte doek of een projectiescherm nodig. De beamer gaat er dan op projecteren.
Mensen gebruiken een beamer ook om thuis een thuisbioscoop te maken.
De werking is vergelijkbaar met een episcoop of diaprojector. Het plaatje komt nu van een soort schermpje: het Liquid Crystal Display of de modernere chip met Digital Light Processing dat wordt aangestuurd vanaf een computer. In beide systemen worden de kleurenbeelden vanaf de computer in drie kleuren gescheiden (ook hier groen, rood en blauw). Via spiegels gaan deze lichtstralen met beelden naar een prisma dat de kleuren als het ware weer bundeld tot alle kleuren door de lens naar het projectiescherm of digibord. Nog modernere beamers werken met lasers.
Wanneer je een TV- of computerscherm van zeer dichtbij bekijkt, dan zie je groene, blauwe en rode pixels telkens in groepjes van drie staan. Zo'n pixel kan aan of uit (zwart). Branden van elk groepje alle drie de pixels dan krijg je wit (licht). Groen en blauw geeft geel, blauw en rood geeft violet. Ga je met je ogen verder van het beeldscherm af, dan zie je de afzonderlijke pixels niet meer en gaan de kleuren zich mengen. Branden er veel groepjes van drie dan krijg je een lichter beeld, branden er weinig dan een donker beeld. Dat gebeurt dus ook op het projectiescherm.