Winterslaap

Uit Wikikids
Versie door BramPijpers (overleg | bijdragen) op 1 nov 2018 om 17:55 (Toevoeging en aanpassing: waarom houden dieren een winterslaap? en hoe houden ze het uit?. Toevoeging afbeeldingen. Kleine aanpassingen in andere tekst.)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De winterslaap is een biologisch verschijnsel. Veel dieren houden een winterslaap om de koude winter te overleven is. In de lente worden ze weer wakker, waarna ze zich gaan voortplanten.

Waarom houden dieren een winterslaap?

In de winter is het koud en er is minder voedsel te vinden. Om dit te overleven hebben dieren verschillende manieren bedacht. Sommige dieren overwinteren in hun eigen land. Andere dieren trekken naar een warmere plek. Als het weer koud en nat wordt, vliegen veel vogels naar het zuiden om te overwinteren. Dit heet migreren of de vogeltrek. Een andere manier om de winter te overleven is het houden van een winterslaap.

Winterslaap biedt een dier bescherming. Niet alleen tegen het koude weer, maar ook tegen roofdieren. Als dieren in winterslaap zijn geven ze geen lichaamsgeur af, maken ze geen geluid en geen bewegingen. Dit maakt het lastiger voor roofdieren om deze dieren te vinden. Jonge dieren kunnen op deze manier gemakkelijker overleven.

Een ander voordeel van een winterslaap is dat de dieren in de lente pas weer wakker worden. Er is nu weer genoeg eten te vinden en de dieren kunnen zich voortplanten. De jonge diertjes worden dan geboren wanneer er genoeg te eten is. Zo kan de diersoort blijven bestaan.

Wanneer is het tijd voor een winterslaap?

Verschillende diersoorten overwinteren op verschillende tijden. Deze diersoorten hebben allerlei manieren om te weten wanneer het hier precies tijd voor is.

  • Een simpele manier om dit in de gaten te houden is de buitentemperatuur. Zodra het buiten koud wordt gaan dieren zich klaarmaken om te overwinteren. Als de seizoenen warmer of kouder zijn dan normaal kan de winterslaapperiode ook opschuiven of korter duren. Dit is bijvoorbeeld bij een lange zomer en een vroege dooi in de winter.
  • Sommige dieren houden de beschikbaarheid en hoeveelheid voedsel in de gaten. Als er minder voedsel te vinden is weet het dier dat hij zo veel mogelijk moet eten of verzamelen om zich klaar te maken voor de winter.
  • Dieren houden de daglengte in de gaten. Dit is de tijd tussen zonsopkomst en zonsondergang. In de zomer is de daglengte het langst en is er het meeste daglicht. In de winter is de daglengte het kortst en is er het minste daglicht. Voor sommige diersoorten is de kortere periode van daglicht een teken dat de winter eraan komt.
  • Zelfs als een dier dit allemaal niet zou weten (temperatuur, hoeveelheid voedsel en daglengte) is de kans groot dat het alsnog weet wanneer het tijd is voor de winterslaap. Dit komt door een interne biologische klok. Je kunt dit vergelijken met een wekker die afgaat. Het dier voelt door deze 'klok' aan wanneer het tijd is om in winterslaap te gaan.

Welke allemaal?

Veel kleinere zoogdieren, zoals vleermuizen en egels, houden een winterslaap. En ook reptielen en amfibieën die zich in de buurt van water ophouden zoals kikkers en krokodillen. Die duiken dan meestal onder en graven zich in de modder in. Of beestjes die onder de grond zitten zoals wormen. Zelfs insecten zoals wespen en hommels doen aan winterslaap. Die graven zich ook in. Van de wesp overleeft vaak alleen de koningin! De wespenkoningin heeft dan voordat de wespen sterven al eitjes gelegd.

De beer houdt ook een soort winterslaap. Die duurt liefst een half jaar! Maar hij slaapt niet erg diep en sluimert meer. In elk geval is hij tijdens zijn wintersluimering, zo kun je dat wel noemen, ongevaarlijk. Je kunt hem dan rustig aaien. Wat je natuurlijk nooit moet doen als je hem 's zomers tegenkomt!

Er zijn meer dieren zoals de beer die de winter half slapend doorbrengen. Dikwijls zijn ze gezegend met een dikke vacht en die wordt tijdens hun sluimering dikker. Het werkt als een soort deken. Zo houdt de dikke vacht het dier warm.

Voorbereiding

Hol

Zwarte beer in grot

Een warme slaapplek is belangrijk om de winter te overleven. Zo'n plek noemt men ook wel een hibernaculum. Dit betekent: winteronderkomen.

Sommige dieren maken een hol. Het is belangrijk dat het hol het dier beschermt tegen de kou. Het dier legt vaak isolerend materiaal zoals bladeren, stro of modder in het hol. Zo blijft het binnen lekker warm. De grondeekhoorn maakt zijn hol op deze manier.

IJsberen graven tunnels onder de sneeuw en maken daar een hol. Het klinkt gek, maar de sneeuw boven de tunnels zorgt er juist voor dat het hol van de ijsbeer lekker warm blijft.

Andere beren graven een hol bij de wortels van een boom of verschuilen zich in een ondiepe grot. Soms blijven zij hierdoor nog deels onbeschermd tegen het weer.

Vleermuizen in een grot in winterslaap

Vleermuizen overwinteren het liefst in groepjes in grotten of op zolders.

Mensen kunnen ook zelf plekken maken waar dieren kunnen overwinteren. Met boomstammen, takken, stenen en oude dakpannen maak je voor allerlei dieren een hibernaculum. Egels kunnen dan bijvoorbeeld in je achtertuin de winter doorkomen.

Eekhoorn in de winter

Eten

Een dier kan ook van tevoren veel eten om een vetlaag voor de winter aan te leggen. Meestal begint het dier hier al in de zomer mee. De vrouwtjesijsbeer kan wel 200 kilo vet opslaan voor de winterslaap.

Er zijn ook dieren die een wintervoorraad aanleggen. De eekhoorn legt op verschillende plekken kleine voorraadjes eten aan. Deze plekken kan hij in de winter opzoeken voor een snelle snack.

Andere dieren bewaren een voedselvoorraad in hun hol. Dit zijn bijvoorbeeld nootjes, zaden, gedroogde bessen en ander eten dat niet kan bederven. Het dier hoeft zo niet op zoek te gaan naar eten als hij wakker wordt uit zijn slaap.

Hoe houden ze het uit?

Bestand:Bonner zoologische Monographien (1975) (20367841916).jpg
Een hazelmuis in winterslaap wordt koud, stijf en lijkt soms zelfs dood.

Na de voorbereidingen kan het dier beginnen aan zijn winterslaap. Tijdens de winterslaap gebeurt er van alles in het lichaam van een dier. Een zoogdier in winterslaap wordt koud, stijf en lijkt soms zelfs dood te zijn. Het dier is dan in een diepe slaap. Dieren zijn zich tijdens de winterslaap niet bewust van hun omgeving en zijn bijna niet wakker te krijgen.

Elk levend dier op aarde verbrandt de hele tijd energie. Lopen, ademhalen, bloed rondpompen, zelfs denken en slapen kosten energie. Tijdens de winterslaap probeert het dier zo veel mogelijk energie te besparen. Daarvoor laat hij zijn lichaam langzamer werken. Dit kan het dier op verschillende manieren doen:

  • De hartslag van het dier wordt langzamer. De hartslag van de aardeekhoorn (de chipmunk) verlaagt bijvoorbeeld tot 5 slagen per minuut in plaats van de normale 200 slagen per minuut.
  • Het dier haalt minder vaak adem tijdens de winterslaap. Dit doet het dier om minder energie te verbruiken. Er zijn zelfs dieren die helemaal stoppen met ademhalen. Sommige reptielen kunnen hun hele winterslaap doorkomen zonder adem te halen.
  • Dieren in winterslaap kunnen de temperatuur van hun lichaam regelen. Dit heet thermoregulatie. Tijdens de winterslaap verlaagt het dier zijn lichaamstemperatuur om       energie te besparen. De lichaamstemperatuur mag niet te laag worden. Daarom stelt het dier een 'set point' in. Bij het set point weet het dier dat zijn lichaam te koud wordt. Wanneer de lichaamstemperatuur het set point bereikt maakt het dier zichzelf weer wat warmer door een beetje energie te verbranden. Als het dier dit niet doet wordt zijn lichaam te koud en kan hij zelfs doodvriezen. Het set point verschilt per diersoort en hangt af van de lichaamsgrootte van het dier en de omgeving waar het dier woont.
  • Een dier eet en drinkt (bijna) niks tijdens zijn winterslaap. Hij hoeft daardoor ook niet te poepen of te plassen. Zo bespaart het dier energie. Schadelijke stoffen in de plas (ureum) kan het dier in zijn lichaam recyclen. Het dier kan water uit zijn eigen lichaamsvet halen om te voorkomen dat hij uitdroogt.
  • Het dier kan energie uit zijn lichaamsvet halen. Sommige dieren eten voordat ze in winterslaap gaan veel voedsel. Zo bouwen ze een vetlaag op. Deze vetlaag zit bomvol met energie. Dit vet kan door het lichaam worden verbrand en omgezet naar bijvoorbeeld energie of warmte. Er bestaat wit vetweefsel en bruin vetweefsel. Alleen zoogdieren hebben dit bruine vetweefsel. Wit vetweefsel is vooral een opslagruimte voor vetten. Bruin vetweefsel is vooral geschikt voor het opwekken van lichaamswarmte. Dieren met veel bruin vetweefsel kunnen zichzelf daardoor sneller opwarmen. 

De taken van het lichaam worden tijdens de winterslaap voor een groot deel geregeld door het hormoonstelsel. Het hormoonstelsel bestaat uit een aantal klieren die hormonen afgeven in het lichaam. Deze hormonen besturen veel verschillende taken in het lichaam zoals de lichaamstemperatuur en de hartslag. Tijdens de winterslaap maken sommige klieren meer of minder hormonen. Zo kunnen klieren en hormonen allerlei taken voor de winterslaap regelen.

  • De hypofyse (ook wel het hersenaanhangsel genoemd) is een klier die zich midden in het hoofd onder de hersenen bevindt. De hypofyse maakt hormonen die te maken hebben met aanmaken van vet in het lichaam, het verlagen van de lichaamstemperatuur, het vertragen van de hartslag en het vertragen van de ademhaling.
  • De alvleesklier is een klier in de buik en zorgt ervoor dat het hormoon insuline in het bloed komt. Als het dier heeft gegeten kan het door insuline glucose (suiker) uit het bloed opnemen in zijn lichaam. Glucose is een belangrijke brandstof om het lichaam warm te houden. Het dier kan ook een voorraad glucose opslaan in zijn lever of spieren. Zo'n voorraad glucose heet dan glycogeen. Het dier heeft dan een voorraad brandstof voor tijdens de winterslaap.
  • De schildklier is een klier in de hals en regelt de stofwisseling. Bij stofwisseling wordt een stof door cellen in het lichaam omgezet naar iets anders. Als het dier iets eet zet het lichaam dit eten bijvoorbeeld om in energie. Wanneer het dier in winterslaap is zal de schildklier een beetje krimpen en minder actief worden. Daardoor hoeft de schildklier niet meer zo hard te werken om stoffen om te zetten. Zo bespaart het dier energie.
  • De epifyse (ook wel de pijnappelklier genoemd) is een klier in de hersenen die melatonine maakt. Melatonine is een stofje dat ervoor zorgt dat je slaperig wordt als het donker wordt. In het najaar is er minder daglicht. Een dier maakt dan meer melatonine aan zodat het langer kan slapen. Meer melatonine zorgt bij zoogdieren in de winter ook voor de groei van een dikke, warme wintervacht. Als er in het voorjaar weer meer daglicht komt maakt het lichaam minder melatonine aan. De wintervacht van het dier valt dan weer uit.

De vogeltrek

Bestand:Vogeltrek.png
Vogeltrekroutes

De vogels hebben zo hun eigen manier om de winter door te komen. Hun "winterslaap" heet de vogeltrek. De vogels - voor zover het trekvogels zijn - trekken in de herfst naar het zuiden.

Sommige mensen willen weten waar vogels heen gaan tijdens de vogeltrek. Dan gaan ze vogels vangen en dan meten ze het gewicht en dan krijgen de vogels een bandje met een nummer om een van hun pootjes. Of soms een zendertje om hun route te kunnen volgen.

Winterslaap in de zomer

In warme of droge gebieden houden sommige dieren hun winterslaap in de zomer. Zij doen dit om aan de warmte en de droogte te ontsnappen. Deze zomerslaap noemen we estivatie.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Winterslaap&oldid=530216"