Ster (hemellichaam)

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Sterren zijn grote hemellichamen van gloeiend gas.

Kenmerken

Aan de kleur van een ster kun je zien hoe heet hij is. Gele sterren zijn rond de 6000 graden Celcius, rode sterren zijn ongeveer 3000 graden celcius. Blauwe sterren zijn het heetst, ze zijn heter dan 30.000 graden Celcius.

Omdat elke ster een zwaartekrachtsveld heeft, trekt hij alles aan wat er op een bepaalde afstand omheen zit. Op grotere afstand gaan dingen in een baan om de ster heen draaien. Dit is bij alles wat een zwaartekrachtsveld heeft zo. Uitsluitend de bollen die in een baan om een ster draaien heten planeten. Bollen die in een baan om een planeet draaien heten manen. Alles wat door één ster (of soms zelfs twee sterren) bijeen wordt gehouden heet een planetenstelsel.

Onze eigen zon is ook een ster, een middelgrote. Het is de ster die het dichtst bij de Aarde staat. Het planetenstelsel waar wij in leven heet het zonnestelsel.

Hoe ontstaat een ster?

Sterren ontstaan uit gas en stofdeeltjes uit de ruimte, of eigenlijk uit nevels. Soms vormen die stofdeeltjes en het gas samen een hele grote wolk. Die wolk is wel miljarden kilometers groot en dat noemen we een nevel. Ze bestaan grotendeels uit waterstof en helium en deeltjes ijzig ruimtestof. In de nevel komen steeds meer deeltjes en soms worden dat klonten. Een klont kan steeds groter worden. En dan gaat de klont onder invloed van zijn eigen zwaartekracht krimpen. De klont wordt steeds heter en verandert langzaam in een babyster! Deze inkrimpende gaswolk noemen we ook wel een protoster. Ten slotte wordt het heet genoeg voor een kernreactie. Hierdoor wordt het waterstof en de helium omgezet in energie en dan wordt de nevel een ster.

Zo'n nevel met nieuwe sterren erin noemen we een sterrennevel.

Nevels zijn heel erg koud, maar ze bevatten dus wel alle ingrediënten om een ster te vormen.

Sterren geven warmte maar hoe?

Ze splijten waterstof en daaruit ontstaat helium. In die splijting komt er warmte vrij.

Sterrenbeelden

Heel lang geleden zaten de mensen naar de sterrenhemel te turen. En toen zagen ze allemaal figuren. En die figuren die gaven ze namen: Ze dachten van hé!, dat lijkt wel een Jager. Ze kenden een goede jager en die heette 'Orion'. En dus noemden ze het sterrenbeeld Orion. Orion is een van de mooiste sterrenbeelden! En ze dachten hé!, dat lijkt wel een grote beer. Dat is in hun taal 'Ursa Major' de grote beer is heel bekend. Je ziet dan een steelpan,maar de grote beer is nog groter.

Als sterrenbeelden getekend worden zetten ze er altijd lijntjes tussen. Die lijntjes kun je natuurlijk niet echt zien. In totaal zijn er 88 sterrenbeelden. Maar die kun je niet allemaal tegelijk zien,het hangt er van af waar je bent op aarde en hoe laat het is. Dan is een sterrenkaart handig. Op deze kaart kun je zien op welk moment je welk deel van de sterrenhemel je kunt zien.

Wanneer kun je sterren zien?

  1. Het moet donker zijn en er moet weinig licht van een stad zijn. Bijvoorbeeld in de woestijn, daar is geen licht van lantarenpalen en huizen. Het is er dus erg donker. En dan zie je heel veel sterren.
  2. Ook is het belangrijk dat het niet bewolkt is.
  3. Het beste is om op een hoge plek te kijken.

Je kunt in een koepel sterren kijken, maar je kunt het nog beter in de bergen doen. In de bergen ben je heel hoog en er is weinig licht van steden.

Met het blote oog zie je al veel, maar met een verrekijker zie je nog meer. En als je een ster of planeet heel goed wilt bekijken,dan kun je beter een telescoop gebruiken. Als je ook een keer sterren wilt kijken met een telescoop kun je dat doen bij een sterrenwacht.

Verliefde sterren

De twee sterren in een dubbelster zijn natuurlijk niet verliefd. Maar ze blijven wel altijd bij elkaar, net als een verliefd stelletje.

Bewegen sterren?

De sterren bewegen wel, maar ten opzichte van andere sterren bewegen ze nauwelijks hierdoor lijken sterren stil te staan. Ook de zon beweegt. Deze beweegt met 230 km/s door de Melkweg, ons eigen sterrenstelsel. Deze Melkweg beweegt weer door het heelal samen met de vele andere sterrenstelsels.

Bewoonbare zone

De bewoonbare zone is het gebied tussen twee bepaalde afstanden van de ster. Buiten die afstanden is het te warm of te koud en is het van nature zo dat je in één keer doodgaat. Eventueel kun je op grote afstand van een ster een speciale warmtebron hebben om te kunnen overleven, dus vandaar dat hier "van nature" wordt gezegd.

Buiten de bewoonbare zone is het bijvoorbeeld 800 °C of -150 °C. Er zijn maar weinig planeten die zich in de bewoonbare zone bevinden. De enige planeten uit ons zonnestelsel die zich in de bewoonbare zone bevinden zijn de Aarde en Mars. Vandaar dat er geen plannen zijn voor een bemande ruimtevlucht naar Venus en wel voor een naar Mars (deze twee planeten zitten het dichtst in de buurt van de Aarde).

Als een planeet zich buiten de bewoonbare zone bevindt kun je met alle zekerheid wel zeggen dat er geen leven op te vinden is.

Een ster aan het eind van zijn leven

Sterren gaan dood als de voorraad nucleaire brandstof op is. Eerst verbrandt de waterstof, daarna het helium. Als het helium op is, verdwijnt de nucleaire energie die over is snel en dan ontploffen ze, krimpen of koelen ze af. Sterren branden van enkele miljoenen tot vele miljarden jaren lang. De kleinste sterren hebben maar weinig brandstof, maar zij doen daar erg zuinig mee en leven uiteindelijk langer dan de grote sterren. Een kleine ster heeft genoeg gas om 10 miljard jaar te blijven branden.

Als een ster als onze eigen zon geen waterstof in de kern meer heeft, wordt het een rode reus. Bij onze eigen zon zal dat over ca. 5 miljard jaar gaan gebeuren. Een ster die veel groter en zwaarder is dan onze zon ontploft: een supernova. Dan ontploft de ster en blijft er een zwart gat of een neutronenster over.

Videolink

Zie ook

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Ster_(hemellichaam)&oldid=406294"