Johan de Witt

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Johan de Witt in 1652

Johan de Witt was raadspensionaris van Holland tussen 1653 en 1672. Omdat in 1650 Willem II van Oranje onverwacht was gestorven, was er geen opvolger, waardoor iemand anders de leiding van Holland op zich moest nemen. Zijn zoon, de latere Willem III van Oranje, was acht dagen na zijn dood geboren. In 1651 vond de grote vergadering van de Staten-Generaal plaats. Hoewel er niet veel werd besloten, wilde men zonder een stadhouder en Admiraal-generaal verder. Ieder gewest zou zijn eigen zaken gaan regelen. Behalve Friesland en Groningen die nog wel een Oranje als stadhouder hadden; Willem Frederik van Nassau-Dietz. Een opvallend politicus was Johan de Witt. Dankzij zijn talent werd hij eigenlijk meer dan alleen raadspensionaris. Zo kwam Johan de Witt in beeld. Hij zorgde vanaf 1666 mede voor de opvoeding van Willem III (die 'kind van staat' wordt) en was dus tegelijkertijd de raadspensionaris die de macht naar zich toe trok. Deze periode wordt het eerste stadhouderloze tijdperk genoemd. In 1667 wordt zelfs besloten met het Eeuwig Edict, dat het stadhouderschap er niet meer komt. Johan de Witt en de Prins van Oranje konden toen (nog) redelijk met elkaar overweg.

Economische bloei

In die tijd was Holland veruit het belangrijkste gewest van de Nederlanden. Het was een deel van de Gouden eeuw, de tijd van Rembrandt en Johannes Vermeer. Hoewel de economie in het westen enorm groeide, was er in het oosten van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden op het platteland veel armoede. Het geld zat vooral bij de handelaren en ook op de beurs werden goede zaken gedaan. Langs de Vecht en bij de duinen ontstonden buitenverblijven van de kooplieden die ze volhingen met schilderijen van de meesters uit die tijd. In de wintermaanden verbleven regenten en handelaren bijvoorbeeld in de patriciërshuizen langs de grachtengordel in Amsterdam. 's Zomers verhuisden ze de hele boel naar hun buitenverblijven. Vaak werd daarbij gebruik gemaakt van het netwerk van trekschuiten. Een soort openbaar vervoer. Naar voorbeeld van de tuinen van Versaille bij het paleis van Lodewijk XIV ontstonden vergelijkbare tuinen bij de buitenverblijven in barokke stijl.

Uitbreiding van de vloot

Vooral door de dreiging van de Engelsen op zee, moest de eigen handels- en visserijvloot beschermd worden. De Engelsen hadden ook in 1651 de Act of Navigation ingesteld, waardoor alleen zij zelf goederen mochten invoeren in hun land. Voorheen gebeurde dat vooral met Nederlandse schepen. De eerste Engelse oorlog (1652-1654) verliep voor Nederland slecht. De Nederlandse vloot onder leiding van Maarten Harpertszoon Tromp leed verschillende nederlagen. Het keerpunt was de slag bij Ter Heijde (1653). Tromp sneuvelde daar, maar de Engelsen moesten de blokkade van de Hollandse kust opheffen. Deze blokkade was zeer nadelig geweest voor de handel en visserij. Vele mensen leden hierdoor armoede. Johan de Witt werd in die zomer raadspensionaris van Holland en hij wist in 1654 vrede te sluiten met de Engelsen. Tijdens de tweede Engelse oorlog onder Karel II stond de Republiek er beter voor. Karel II was een oom van de jonge prins Willem III van Oranje. Michiel Adriaanszoon de Ruyter haalt in 1666 zijn huzarenstukje uit op de tocht naar Chatham. Een idee van Johan de Witt.

Polders, molens en tulpen

Een andere zaak waar veel geld in was gestoken, waren de verschillende polders, of eigenlijk droogmakerijen. De eerste grote droogmakerij was de Beemster in 1612. Dit gebeurde met poldermolens die het water omhoog pompten. De kennis die hierbij was opgedaan was ook belangrijk voor het onderwaterzetten van land als beveiliging (Inundatie). De (oude) Hollandse waterlinie op de grens van Holland en Utrecht is hier een voorbeeld van. In 1672, het rampjaar, zouden ze die nog hard nodig hebben.

De grond in die polders werd onder andere gebruikt voor de bloembollenteelt. Bijzondere tulpen konden veel geld waard zijn. Hierdoor ontstond de tulpenmanie. In januari 1637 werden tulpenbollen verkocht voor meer dan tien keer het jaarsalaris van een ervaren vakman, en waren ze ongeveer evenveel waard als een Amsterdams grachtenpand. Men ging erin beleggen, maar men hield er onvoldoende rekening mee dat een oogst wel eens kon mislukken. Dit soort zaken laten zien dat de hogere kringen dachten dat het allemaal niet op kon.

Verwaarlozing en de pest

Waar minder geld naar toe ging was het landleger. De Staten-Generaal vonden dat in vredestijd er geen groot leger nodig was. Een andere opmerkelijke verwaarlozing was het slechte onderhoud van de toen nog vooral houten zee-dijken. Men had onvoldoende in de gaten dat de houten palen werden aangevreten door de paalworm. In 1731 stortten een aantal van die dijken in, met overstromingen als gevolg.

Kort daarvoor kreeg de republiek te maken met de veepest. Grote delen van de veestapel gingen verloren.

Verschillende keren sloeg ook de 'gewone' pest weer toe, vooral in de overbevolkte steden. Men had toen nog niet goed door dat de slechte hygiëne mede de oorzaak was van de verspreiding van de pest door ratten. Zo'n 12 tot 14% van de (stedelijke) bevolking kwam te overlijden. Ook dan gebeurt er iets opmerkelijks: de bevolkingsgroei krimpt niet echt. Veel Hugenoten (zo'n 70.000) uit het zuiden trokken later in 1685 naar de Republiek, doordat het protestantisme in het zuiden verboden werd. Vaak nemen ze geld en kennis mee, waar dankbaar gebruik van wordt gemaakt.

Oranjes nog nodig?

Omdat de Nederlanden onder Johan en zijn broer Cornelis de Witt veel economische voorspoed kenden, werd steeds meer de vraag gesteld of de familie van Oranje nog wel belangrijk was. Er begon echter een dreiging voor de Republiek te ontstaan doordat de Engelse Karel II een steeds betere verstandhouding kreeg met de Franse Lodewijk XIV. In 1670 sluiten ze een geheim verdrag om een oorlog tegen de Republiek te beginnen en de Katholieke zaak kracht bij te zetten. Johan de Witt had te laat door dat dit gevaar dreigde. Hij dacht dat de Engelse economie niets had aan een dergelijke oorlog. In 1671 doorzag Johan pas zijn fout. Binnen een jaar werd de oorlogsvloot op volle sterkte gebracht, maar het verzwakte landleger zou een groot probleem worden. Willem III was inmiddels aangesteld tot Kapitein-Generaal. Zo goed en zo kwaad als het ging organiseerde hij de verdediging, omder andere door de troepen te verschansen achter de Hollandse waterlinie. Willem III was op dat moment net 22 jaar.

De 4 fasen van de moord op de gebroeders De Witt in één schilderij

Zijn dood

In 1672 kwam echter een ommekeer, het rampjaar. De Nederlanden werden aangevallen door de Engelsen, de Fransen en enkele bisdommen uit Duitsland. Er ontstond een grote paniek. De landsverdediging werd een probleem doordat er teveel op het leger bezuinigd was. Het volk was redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos. Toen de situatie slecht bleef werd het volk onrustiger. De regenten besloten het Eeuwig Edict op te heffen en stelde Willem III tot stadhouder van Holland en Zeeland aan. Johan de Witt bood zijn ontslag aan en werd vervangen door de nieuwe raadspensionaris Casper Fagel. De Ruyter hield de Engelsen op afstand. De orangisten ofwel de prinsgezinden zagen hun kans schoon. Eind augustus braken er rellen uit in Den Haag. Er ontstond een volkswoede tegen de gebroeders de Witt.

De broer van Johan, Cornelis de Witt, werd opgepakt en in de Gevangenpoort van Den Haag opgesloten. Toen aan Johan de Witt werd verteld dat hij zijn broer mocht opzoeken en ophalen, werd hij opgewacht door een woedende menigte. Beiden werden op een beestachtige manier vermoord. De beroemde filosoof Spinoza heeft nog willen protesteren, maar dat is gelukkig niet gebeurd, want anders had die het ook niet overleefd.

De macht en populariteit van Willem III was enorm toegenomen, maar de problemen waren nog niet voorbij.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Johan_de_Witt&oldid=811403"