Pijn

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Pijn is een gevoel dat ontstaat doordat er een prikkel (je zou kunnen zeggen, een seintje) wordt gegeven aan de hersenen. In je hersenen begint dat een soort alarm te rinkelen wat wij pijn noemen. Eigenlijk is het een waarschuwing vanuit ons lichaam.

Wat is pijn?

Pijn is een lichamelijk gevoel en het is tegelijkertijd een emotie. Het is een onaangename ervaring die in verband staat met beschadiging ergens in het lichaam: een bestaande beschadiging of een dreigende. De oorzaak van de pijn hoeft niet altijd in het lichaam zelf te zitten, pijn is bijvoorbeeld een belangrijk symptoom bij depressie.

Wat is de taak van het centraal zenuwstelsel bij pijn?

Het pijnsignaal gaat de volgende weg in het centraal zenuwstelsel:

  • Pijnsignaal wordt waargenomen en doorgestuurd naar ruggenmerg
  • Vervolgens naar hersenstam, deze zorgt voor aandacht voor de pijn.
  • Vervolgens op meerdere plekken in de grote hersenen aangekomen
  • Eerst via wandebeenkwab voor lokalisatie
  • Tegelijkertijd op meerdere plekken geactiveerd voor emotie en geheugen
  • Zorgt voor snelle hartslag, huilen en kreunen
  • vanuit de grote hersenen daalt het pijnsignaal de zenuwbanen af naar het ruggenmerg
  • Aan einde van deze zenuwcelsluipers komt endorfine vrij (dit is een soort morfine die lichaam zelf aan maakt.)
  • Deze soorten stoffen blokkeren de pijnprikkel zodat die niet aankomt in ruggenmerg of grote hersenen minder pijn.
  • Als je lange tijd pijn hebt kan er gewenning ontstaan en verliest het zijn alarmfunctie
  • Het blijft dan wel aandacht vragen maar de bron is lastig te vinden.

Wat observeer je of vraag je?

  • Soort pijn: is deze scherp, dof, zeurend, stekend, brandend of kloppend.
  • Waar zit de pijn: aanwijzen plek of gebied, mogelijk uitstraling.
  • Intensiteit ervan: subjectief door te vragen maar door objectief door een meetlat te gebruiken of te kijken wat die nog kan.
  • Zijn er dingen die de pijn laten afnemen door koelen of warmte.

Soorten pijn/schadelijke prikkels

Vaak komt pijn door weefselbeschadiging. Daarvoor zijn zintuigen nodig om de sporen van schade te registreren. Beschadigde cellen lekken allerlei stoffen die pijnzintuigjes prikkelen. Het weefsel in inwendige organen, zoals lever, alvleesklier, nier, milt en longen bevat geen pijnzintuigen. Ze ontbreken ook in kraakbeen, hersenen en ruggenmerg. Daarom zijn hersenoperaties zonder anesthesie (verdoving) mogelijk.

Pijn door weefselbeschadiging: wat gebeurt er?

  • Door indringen van buiten of ontstaan weefselschade
  • Cellen lekken allemaal stofjes
  • Deze stoffen prikkelen de de pijnzintuigen
  • Dit gaat naar de hersenen en we worden bewust van de pijn.

Waar zitten de pijnzintuigen?

De pijnzintuigen zitten in:

  • het bindweefsel en slijmvliezen
  • de bewegende delen van bot tot kapsel
  • vliezen in de lichaamholte van buik tot hart
  • spieren
  • holle organen van darmen tot urinewegen
  • wanden van slagaders.

Waar zitten ze niet?

Ze zitten niet in :

  • De inwendige organen
  • Lever, alvleesklier, nieren, milt, longen en hersenen

Gevolgen van pijn op het lichaam

Pijn is niet leuk: heeft gevolgen zoals:

  • Depressie
  • Angst
  • verminderde zelfredzaamheid
  • vermoeidheid
  • isolement
  • minder actief
  • achteruit gaan in cognitief functioneren
  • Verminderde kwaliteit van leven
  • Vicieuze cirkels liggen op de loer.

Pijn door zuurstofgebrek

Zuurstofgebrek in een weefsel veroorzaakt pijn, mits er zintuigjes aanwezig zijn. Door zuurstofgebrek ontstaat er melkzuur in het weefsel. Het opgehoopte melkzuur prikkelt de zenuwen. De pijn komt vaak opzetten bij inspanning en zakt in rust. Voorbeelden zijn angina pectoris en etalagebenen.

  • Er is geen zuurstof voor verbranding in de cellen, dus er ontstaat een andere verbranding.
  • Er wordt melkzuur geproduceerd: dat prikkelt de pijnzintuigen
  • In weefsel moeten dan wel pijnzintuigen aanwezig zijn
  • Pijn komt meestal door inspanning en zakt in rust.

Koliekpijn

Koliekpijn komt door verkramping van de gladde spiercellen in de wand van organen met peristaltiek: maag, darmen, galwegen en urineleiders. Koliekpijn heeft een krampend karakter; het gaat in golven op en af. De patiënt wordt misselijk en er is bewegingsdrang. De patiënt rolt van de pijn

  • Door verkramping van de gladde spiercellen in de wand van een orgaan.
  • Veel voorkomend in de darmen, urinewegen, baarmoeder en galwegen.
  • Krampende pijn in een golvende beweging
  • Je kan niet stil zitten en wordt gek van de pijn en misselijk

Neuropathische pijn

Neuropathische pijn is het gevolg van directe zenuwaantasting. De pijn is brandend en schietend. Er zijn veel oorzaken, zoals gordelroos, ingroei van een tumor, trauma of diabetes. Pijn door prikkeling van een zenuwwortel bij het ruggenmerg heet wortelprikkeling. De pijn straalt uit of schiet in een arm of been, in een gebied dat hoort bij een niveau van het ruggenmerg. Het gaat gepaard met een doof gevoel en tintelingen in datzelfde gebied.

  • Dit is de pijn door een directe beschadiging aan het zenuw.
  • Pijn is vaak brandend en stekend
  • Je mag dan denken aan gordelroos, virus, tumorgroei, diabetes

Wortelprikkeling

  • De zenuwwortel bij het ruggenmerg wordt geprikkeld
  • Pijn schiet uit naar een arm of been in het gebied van het niveau dat in het ruggenmerg is aangedaan
  • Je kan ook tintelingen ervaren

Fantoompijn

Fantoompijn is pijn in een lichaamsdeel dat er niet meer is. Het is pijn die door de grote hersenen ontstaat

  • Dit is de pijn aan een lichaamsdeel dat er niet meer is
  • Meestal een voet of onderbeen of hand of vingers.

Afgeleide pijn

  • Dit is de pijn die in een bepaald orgaan wordt veroorzaakt en daarnaast ook op een andere plek wordt gevoeld.
  • Denk aan pijn op de borst; die kan ook in de linkerarm of bovenbuik gevoeld worden.
  • Of pijn in galblaas: die kan naar de rug uitstralen.

NSAids

Zijn een bijzondere groep perifere pijnstillers

  • Ze remmen de ontstekingsverschijnselen
  • Bijwerkingen:
  • Ze remmen overal in lichaam prostaglandine
  • ze beschadigen bij langdurig gebruik het maagslijmvlies
  • Ze remmen de bloedstolling
  • Daarom worden er bij langdurig gebruik maagbeschermers gegeven.

Organen waar je geen pijn kan voelen

Lang niet alle organen en weefsels in het lichaam bevatten pijnzintuigen. Ze zijn er wel

in:

  • de huid, het bindweefsel en slijmvliezen
  • bewegingsapparaat: botten en vooral het botvlies (periost), gewrichtskapsel,

peesscheden, slijmbeurzen

  • de vliezen in lichaamsholtes: buikvlies, longvliezen, hersenvliezen en hartzakje
  • spieren inclusief de hartspier
  • holle organen (darmen, galbuis, urineleider etc.)
  • de wand van een slagader

Pijn die ontstaat in een bepaald orgaan wordt vaak gevoeld op een typische plaats aan het lichaamsoppervlak. Zo kan pijn op de borst door zuurstofgebrek in de hartspier ook gevoeld worden in de armen. Deze pijn kan verwijzen naar het hart, het heet 'afgeleide pijn'. Een pijnlijke galblaas wordt ook in de rug, tussen de schouderbladen gevoeld, het trekt daar naartoe.

Observeren

De letterlijke woorden van de patiënt vormen het uitgangspunt.

  • de aard van de pijn is belangrijk. Die kan bijvoorbeeld scherp, dof, zeurend, stekend, brandend, kloppend, borend, krampend of drukkend zijn.
  • de plaats van de pijn: af en toe precies aan te wijzen, andere keren moeilijk te lokaliseren. Hierbij hoort ook de uitstraling van de pijn.
  • het tijdsverloop geeft aanwijzingen over de soort oorzaak.
  • de intensiteit van de pijn is subjectieve beleving. Men observeert de beperkingen als gevolg van de pijn. Kan de patiënt niet slikken of lopen? Ligt iemand doodstil? Bij patiënten die niet verbaal kunnen communiceren kan een meetinstrument van waarde zijn.
  • wat heeft een gunstige of ongunstige invloed op de pijn?

Pijnbestrijding

Perifere pijnstillers werken tegen pijn bij weefselbeschadiging. Ze remmen de productie van stoffen die bij een ontsteking vrijkomen. Voorbeelden zijn acetylsalicylzuur, diclofenac, ibuprofen. We noemen ze NSAID's. Ze kunnen de maag aantasten en ze worden ook gebruikt om de bloedstolling af te remmen. Ook paracetamol wordt hier vaak bij genoemd, maar waar dat precies werkt is niet geheel bekend. Paracetamol kent geen bijwerkingen op de maag maar is uitermate giftig voor de lever bij overdosering.

Centrale analgetica (centrale pijnstillers) verhinderen de geleiding van de pijnsignalen in het centrale zenuwstelsel. Het gaat om morfine en stoffen die een vergelijkbare werking hebben: opioïden, ook wel opiaten genoemd. Ze worden veel toegepast bij kanker. Met morfinepreparaten kan men bij kanker in meer dan 90% van de gevallen een goede pijnstilling bewerkstelligen. Dat gaat door op tijd de dosis te verhogen, door eventueel te wisselen van middel, en met hulp van co-analgetica. Morfinepreparaten kunnen oraal en via injectie worden toegediend. Ook kunnen ze met een slangetje bij het ruggenmerg worden toegediend: epiduraal. Durogesic (fentanyl) dient men transdermaal toe: door de huid heen, vanuit een pleister. Misselijkheid, sufheid en verwarring zijn hinderlijke bijwerkingen. Een acute overdosis leidt tot ademdepressie en ademstilstand. Bij langdurig gebruik ontstaat gewenning. Bij abrupt stoppen ontstaan dan lichamelijke onttrekkingsverschijnselen. Dosisverhoging en uitsluipen van het middel zorgen ervoor dat dat te verdragen is. Psychische afhankelijkheid en een sterk verlangen naar het gebruik van het middel, 'hunkeren' ('craving'), komen niet voor als morfine als pijnstiller wordt toegepast. Mensen met een drugsverslaving moeten weten dat als ze morfine nodig hebben na een operatie, dat daar een probleem kan ontstaan. Het mag voor professionals nooit een reden zijn om iemand die pijn heeft geen morfine te geven; als een zorgprofessional om die reden geen morfine geeft aan iemand die het nodig heeft, dan is dat ernstige en verwijtbare onwetendheid, onprofessioneel denken. Andere pijnbestrijdende maatregelen, zoals massage, warmtetoediening, oefentherapie, bestraling en TENS bespreken we hier niet. Co-analgetica staan niet geregistreerd als pijnstiller, maar versterken het effect van toegepaste pijnstillers. Voorbeelden daarvan zijn middelen tegen depressie en tegen epilepsie

  • Perifere pijnbestrijding: werken op de pijn door weefselbeschadiging
  • Wat is hun werking? : remmen het produceren van stoffen die bij ontsteking vrij komen
  • Welke medicijnen kunnen dit zijn?:
  • NSAID ( ontstekingsremmers, Diclofenac en ibuprofen
  • paracetamol.
  • Centrale pijnbestrijding: werken bij kanker , ernstige, hevige pijn, komieke pijn, door zuurstofgebrek.
  • Wat is hun werking?:
  • Zorgen dat de pijnprikkel minder wordt doorgestuurd naar centraal zenuwstelsel
  • Welke medicijnen kunnen dat zijn?:
  • Opiaten zoals morfine en tramadol
  • Lokale anesthetica: werken bij neurologische pijn
  • Wat is hun werking?:
  • Ze blokkeren alle gevoelszenuwen en blokkeren de overdracht van een mogelijke pijnprikkel naar centraal zenuwstelsel.
  • Welke medicijnen horen hier onder?:
  • Bupivacine /lidocaine
  • Bijwerkingen die minder handig zijn: verlaagt de bloeddruk. Daarnaast kan het dat je niet meer kan lopen, staan of plassen.

Waarom kan de een beter tegen pijn dan de ander?

Waarom kan de een beter tegen pijn dan de ander? Uitleg op NPO Kennis.

Zie ook

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Pijn&oldid=852885"